52000PC0791(01)



Publicatieblad Nr. 096 E van 27/03/2001 blz. 0289 - 0300


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Franse overzeese departementen

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Inleiding

Op verzoek van de Europese Raad van Keulen heeft de Commissie op 14 maart 2000 een verslag goedgekeurd over de maatregelen ter uitvoering van artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag betreffende de ultraperifere regio's [1]. Dit verslag is ingediend bij de Raad en het Europees Parlement en is ook toegezonden aan het Comité van de Regio's en aan het Economisch en Sociaal Comité. In juni heeft de Europese Raad van Feira de Commissie verzocht de Raad geëigende voorstellen voor te leggen.

[1] COM(2000) 147 def.

Op grond van het genoemde verslag moet de Commissie in 2000 verslagen over de tenuitvoerlegging sedert 1992 van het landbouwmaatregelenpakket van de POSEI-programma's in deze regio's indienen met eventueel de nodige voorstellen tot wijziging van de Raadsverordeningen. Drie van de hierbij gevoegde verordeningsvoorstellen hebben betrekking op deze maatregelen.

2. Het landbouwonderdeel van de POSEI-programma's

De Raad heeft in 1989 voor de Franse overzeese departementen en daarna in 1991 voor de Azoren en Madeira enerzijds en de Canarische Eilanden anderzijds "Programma's van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter van deze regio's afgestemde maatregelen (POSEI) [2] goedgekeurd.

[2] POSEIDOM - Beschikking 89/687/EEG - PB L 399 van 30.12.1989, blz. 39. POSEIMA - Beschikking 91/315/EEG - PB L 171 van 29.6.1991, blz. 10. POSEICAN - Beschikking 91/314/EEG - PB L 171 van 29.06.1991, blz. 5.

Het GLB is volledig van toepassing op de landbouwproductie van de ultraperifere gebieden via de gemeenschappelijke marktordeningen (GMO's) en een belangrijk landbouwmaatregelenpakket in het kader van de Verordeningen (EEG) nr. 3763/91 (POSEIDOM) [3], nr. 1600/92 (POSEIMA) [4] en nr. 1601/92 (POSEICAN) [5] van de Raad, die een aanpassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan de eigen kenmerken van deze regio's mogelijk moeten maken.

[3] Verordening (EEG) nr. 3763/91 van de Raad, PB L 356 van 24.12.1991, blz. 1.

[4] Verordening (EEG) nr. 1600/92 van de Raad, PB L 173 van 27.6.1992, blz. 1.

[5] Verordening (EEG) nr. 1601/92 van de Raad, PB L 173 van 27.6.1992, blz. 13.

De landbouwmaatregelen in de POSEI-programma's zijn afgestemd op de permanente handicaps (reliëf en klimaat, verwijderde ligging, geringe omvang van de bedrijven) en op de specifieke belemmeringen (geen schaalvoordelen, afhankelijkheid van bepaalde producten, zeer hoge productiekosten). De maatregelen worden uit het EOGFL-Garantie gefinancierd (ongeveer 200 mln EUR per jaar). De maatregelen zijn tweeërlei: enerzijds is er een specifieke voorzieningsregeling, anderzijds zijn er specifieke maatregelen voor de plaatselijke landbouwproductie. Bovendien worden afwijkingen van de veterinaire en de fytosanitaire maatregelen en op structuurgebied toegestaan en is een logo ingevoerd.

3. Beoordeling van het landbouwonderdeel van de POSEI-programma's

De Franse, de Portugese en de Spaanse autoriteiten hebben de Commissie verslagen over de tenuitvoerlegging van deze programma's toegezonden, samen met voorstellen voor door hen gewenste wijzigingen in de betrokken Raadsverordeningen.

In het kader van SEM 2000 heeft de Commissie externe adviesbureaus opgedragen het landbouwonderdeel van POSEIDOM, POSEIMA en POSEICAN te evalueren. Daarbij is onderzocht in hoeverre de doelstellingen van de programma's bereikt zijn en welke verbeteringen in de programma's kunnen worden aangebracht.

Op basis daarvan heeft de Commissie overzichten (1992/1998) voorgelegd van de resultaten die zijn bereikt bij de tenuitvoerlegging van de in de betrokken verordeningen vastgestelde maatregelen; daarin is rekening gehouden met de opgedane ervaring en het effect van de uitgevoerde maatregelen.

Over het geheel genomen hebben deze maatregelen een gunstig effect gesorteerd.

Blijkens de resultaten van de specifieke voorzieningsregeling (SVR) verloopt het beheer van deze regeling nu vlotter, en de voorzieningsbalansen geven een zekere stabilisatie van de plaatselijke behoeften te zien. De voorziening van de POSEI-regio's is gegarandeerd en de prijzen zijn lager doordat ervoor is gezorgd dat de verschillende voorzieningsbronnen met elkaar concurreren. De regeling heeft de economische ontwikkeling van de betrokken regio's gunstig beïnvloed.

Als gevolg van de door de hervorming van het GLB teweeggebrachte veranderingen en van de verplichtingen die de Gemeenschap heeft op grond van de jongste GATT-overeenkomsten (Uruguay-Ronde), waardoor de wereldmarktprijzen en de prijzen in de Gemeenschap dichter bij elkaar zijn komen te liggen, zijn de met name op de uitvoerprijzen gebaseerde bedragen per eenheid van de steun bij aankoop van producten uit de Gemeenschap gedaald voor een aantal producten, waaronder granen. Daardoor is ongerustheid ontstaan over de vraag of het nog wel mogelijk is de aan de verwijderde ligging en aan het insulaire karakter van de betrokken regio's verbonden extra kosten te compenseren en zo de productiekosten te drukken. De Commissie heeft, met inachtneming van de beperkingen die uit de huidige voorschriften voortvloeien, getracht om de effecten van deze veranderingen in de internationale context op te vangen.

Blijkens deze analyse is één van de zwakke punten van de huidige regeling dat er geen objectieve criteria zijn om de te compenseren extra kosten te kwantificeren. Door de regeling zijn de gevolgen van de extra aanschafkosten in een naar gelang van het product en de economische omstandigheden verschillende mate opgevangen.

Uit het onderzoek van de maatregelen voor plaatselijke producten kan worden opgemaakt dat deze maatregelen uitkomst hebben gebracht voor bepaalde problemen in verband met de productiekosten. Samen met de GLB-steun hebben deze maatregelen het mogelijk gemaakt de plaatselijke productie in kwalitatief of kwantitatief opzicht te verbeteren. De doeltreffendheid van de maatregelen hangt af van de structuur van de betrokken sector en van de mate waarin deze in staat is van de geboden mogelijkheden gebruik te maken. De maatregelen zijn des te efficiënter gebleken naarmate zij beter waren aangepast aan de plaatselijke omstandigheden, onderling coherenter waren, beter aansloten bij de specifieke voorzieningsregeling, en naarmate de op de context afgestemde toepassing ervan de synergie met de algemene GLB-steun heeft versterkt. Te logge en te ingewikkelde maatregelen (zoals bijvoorbeeld de initiatiefprogramma's voor groenten en fruit), zijn op een mislukking uitgelopen.

4. Hoofdlijnen van de herziening

De Commissie wil binnen het raam van de kredieten die volgens de financiële vooruitzichten beschikbaar zijn, de bereikte resultaten consolideren en aanpassen en het huidige landbouwpakket voor deze gebieden verbeteren. Daarmee vermijdt de Commissie extra begrotingsuitgaven.

Ook wil de Commissie het beheer van de regelingen vereenvoudigen en deze doorzichtiger en kosteneffectiever maken. Tegelijk is zij voornemens strenger de hand te houden aan de voorschriften en daartoe de controles te verscherpen.

Wat de specifieke voorzieningsregeling (SVR) betreft, blijft zij vasthouden aan de grondgedachte van het systeem, namelijk in deze gebieden te zorgen voor een zodanige voorzieningssituatie dat de productiekosten er vergelijkbaar zijn met die in de rest van de Unie, zodat deze gebieden kunnen meeprofiteren van de voordelen van de Interne Markt, waarvan zij deel uitmaken, hoeveel zij er door hun specifieke kenmerken een aparte geografische en economische plaats innemen.

Voorgesteld wordt de lijst van voor de SVR in aanmerking komende producten te herzien. Met name zullen, om de instandhouding van traditionele veeteeltsectoren die de behoeften niet kunnen dekken, te bevorderen, in bepaalde gevallen extra inputs voor diervoeder (luzerne, perskoeken) in de lijst worden opgenomen.

Ter wille van een vlotter beheer van de regeling wordt voorgesteld de bevoegdheid tot herziening van deze lijst aan de Commissie over te dragen en het beheer van de voorzieningsbalansen te vereenvoudigen.

Er wordt een aanpassing voorgesteld van de middelen voor het bereiken van de SVR-doelstelling, namelijk verlaging van de extra voorzieningskosten van deze regio's en drukken van de prijzen door de verschillende voorzieningsbronnen met elkaar te laten concurreren. Voortaan wordt namelijk voorgeschreven dat bij de steunverlening rekening wordt gehouden met de kosten voor het vervoer naar deze ultraperifere gebieden vanuit de rest van de Unie. Deze minimumvoorziening moet in het perspectief van de doelstelling deze gebieden te laten profiteren van de voordelen van de Interne Markt, de regeling stabieler en begrijpelijker maken.

Wat de maatregelen voor de verschillende takken van de landbouwproductie betreft, zijn de voorgestelde verbeteringen het resultaat van het onderzoek naar de eigen plaatselijke behoeften van elke regio. De Commissie streeft ernaar een geïntegreerde ontwikkeling tot stand te brengen die meer dan tevoren het resultaat is van overleg in partnerschap.

Wanneer is gebleken dat bepaalde maatregelen voor de landbouwproductie niet afgestemd waren op de werkelijke situatie in de betrokken regio's (zoals bijvoorbeeld in verband met het rundvlees- en zuiveltekort op de Canarische Eilanden en Madeira), zal het stimulerende effect en de doeltreffendheid ervan worden vergroot. Met name worden de specifieke subsidiabiliteitsvoorwaarden aangepast.

Andere bijsturingen betreffen de aanpassing van bepaalde steunniveaus of voor steun in aanmerking komende hoeveelheden (bijvoorbeeld de voor productiesteun in aanmerking komende hoeveelheid in de DOM geproduceerde melk).

Ter wille van de uniformiteit moet de in POSEIMA en in POSEICAN opgenomen regeling voor rundvlees worden gelijkgetrokken met de voor de DOM geldende regeling en moeten de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1254/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees dienovereenkomstig worden aangepast.

Nieuwe maatregelen worden uitgevoerd om met inachtneming van de POSEI-doelstellingen rekening te houden met specifieke omstandigheden en plaatselijke behoeften, met name in de sector groenten en fruit op de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira. De maatregelen in deze sector zijn gebaseerd op de geslaagde experimenten met de steun voor de afzet ter plaatse.

Dankzij een bedrijfskolommatige aanpak per sector of programma's die de gehele branche omvatten, zullen de bedrijfskolommen beter kunnen worden gestructureerd.

Om het probleem in verband met de quotaoverschrijding op de Azoren op te lossen, zal de Commissie binnenkort een voorstel voor een quotaopkoopregeling indienen.

5. Conclusie

Zoals in artikel 299, lid 2, bepaald is, hebben de voorgenomen wijzigingen ten doel beter rekening te houden met de bijzondere kenmerken van deze ultraperifere gebieden. De wijzigingen betreffen de drie door de Raad goedgekeurde verordeningen en hebben het nieuwe artikel 299, lid 2, van het Verdrag als rechtsgrond.

Het functioneren van de interne markt en de toepassing van het gemeenschappelijk beleid worden door deze wijzigingen niet doorkruist.

De begrotingsconsequenties van deze wijzigingen worden hoofdzakelijk gecompenseerd door de besparingen ten gevolge van de uitvoering van de hervorming van het GLB in het kader van Agenda 2000, en met name door de te verwachten geringere uitgaven voor de voorzieningsregeling (granen, rundvlees, zuivel).

Met deze verordeningsvoorstellen houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Franse overzeese departementen, de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira worden de nu geldende regelingen herwerkt. Evenals in het verleden moeten alle uitzonderingsbepalingen in de verordening voor de betrokken regio worden ondergebracht. Daartoe wordt een titel IV "Afwijkingsbepalingen inzake structuurmaatregelen" ingevoegd.

In deze titel is een bepaling opgenomen waarvan de tekst identiek is aan die in een bij de Raad ingediend voorstel voor een verordening tot wijziging van de nu geldende Verordeningen (EEG) nrs. 3763/91, 1600/92 en 1601/92. Rekening houdend met de tijd die nodig is voor een doeltreffende uitvoering van de structuurprogramma's, moeten deze uitzonderingsbepalingen op structuurgebied dringend worden goedgekeurd. Derhalve is het onontbeerlijk dat de Raad deze afwijkende bepalingen vooraf in een verordening tot wijziging van de huidige regeling vaststelt en dat deze wijzigingen daarna worden opgenomen in de herwerkte verordeningen houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Franse overzeese departementen, de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira.

2000/0313 (CNS)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de Franse overzeese departementen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 36, artikel 37 en artikel 299, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie [6],

[6] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Europees Parlement [7],

[7] PB C van , blz. .

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Raad heeft bij Besluit 89/687/EEG van 26 juni 1991 een programma van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter van de Franse overzeese departementen afgestemde maatregelen vastgesteld (POSEIDOM) [8] dat past in het beleid van de Gemeenschap ten gunste van haar ultraperifere regio's. Dit programma is erop gericht de economische en sociale ontwikkeling van deze regio's te bevorderen en deze regio's te laten profiteren van de voordelen van de interne markt, waarvan zij volledig deel uitmaken, ondanks de objectieve factoren die hen een uit geografisch en economisch oogpunt aparte positie geven. Dit programma bevestigt de toepassing van het GLB in deze regio's en voorziet in de vaststelling van specifieke maatregelen. Dit programma voorziet met name in maatregelen ter verbetering van de omstandigheden voor de productie van en de handel in landbouwproducten van die departementen en maatregelen om de gevolgen van hun uitzonderlijke geografische situatie en de daarmee gepaard gaande problemen, zoals nadien erkend bij artikel 299, lid 2, van het Verdrag, te compenseren.

[8] PB L 399 van 30.12.1989, blz. 39.

(2) De uitzonderlijke geografische ligging van de DOM ten opzichte van hun bronnen voor de voorziening met essentiële producten voor menselijke consumptie, voor verwerking, en voor verbruik als productiemiddel in de landbouw, heeft tot gevolg dat in deze regio's extra aanvoerkosten moeten worden gemaakt, en bovendien ondervinden de marktdeelnemers en producenten van de DOM als gevolg van objectieve factoren in verband met het insulaire karakter extra problemen die hun activiteiten in ernstige mate hinderen. Dit is met name het geval voor de voorziening met granen, die in de DOM helemaal niet worden geproduceerd en ook niet kunnen worden geproduceerd, zodat deze gebieden voor de voorziening met deze granen volledig afhankelijk zijn van externe bronnen. Deze handicaps kunnen worden ondervangen door de prijzen van de genoemde essentiële producten te verlagen. Zo is het dienstig om, ten einde de voorziening van de DOM met plaatselijke producten te garanderen en de extra kosten in verband met de verwijderde ligging en het insulaire karakter van de DOM op te vangen, een specifieke voorzieningsregeling in te stellen.

(3) Hiertoe moet, in afwijking van artikel 23 van het Verdrag, de invoer van de betrokken producten uit derde landen worden vrijgesteld van de geldende invoerrechten. Ter bevordering van de regionale samenwerking en de regionale ontwikkeling, die passen in het kader van het stelsel van algemene tariefpreferenties van de Gemeenschap en van de verplichtingen die binnen de context van de overeenkomsten met de ACS-landen zijn aangegaan, moet de invoer van de genoemde producten uit de ontwikkelingslanden in de DOM voorrang krijgen. In geval van moeilijkheden kan de vrijstelling van invoerrechten echter bij uitzondering ook worden toegepast op de invoer uit andere derde landen.

(4) Om de nagestreefde prijsverlaging in de DOM op doeltreffende wijze te realiseren en de extra kosten in verband met de verwijderde ligging en het insulaire karakter op te vangen en om tegelijkertijd het concurrentievermogen van de communautaire producten te handhaven en verstoring van de traditionele handelsstromen te voorkomen, moet steun worden verleend voor de levering van communautaire producten in de DOM. Bij deze steun wordt rekening gehouden met de extra kosten van vervoer naar de DOM, met de prijzen die gelden bij de uitvoer naar derde landen en, wanneer het landbouwproductiemiddelen of voor verwerking bestemde producten betreft, met de extra kosten vanwege het insulaire karakter.

(5) Aangezien de specifieke voorzieningsregeling slechts geldt voor de voorziening van de DOM, heeft dit systeem geen nadelige effecten voor de interne markt. Bovendien mogen de economische voordelen van de specifieke voorzieningsregeling niet leiden tot verlegging van het handelsverkeer voor de betrokken producten. Derhalve dient herverzending of wederuitvoer van deze producten vanuit de DOM te worden verboden, tenzij de Commissie dit toestaat. Er moet echter worden bepaald dat dit verbod niet geldt voor het handelsverkeer tussen de DOM. Ten aanzien van verwerkte producten geldt dit verbod evenmin voor de traditionele uitvoer en verzending.

(6) De economische voordelen van de specifieke voorzieningsregeling moeten doorwerken in de productiekosten en moeten de prijzen tot in het stadium van de eindgebruiker en de prijzen voor de consument doen dalen. Derhalve dient de toekenning van die voordelen afhankelijk te worden gemaakt van daadwerkelijke doorberekening naar de volgende stadia en moeten terzake de nodige controlemaatregelen worden genomen.

(7) Voor Guyana is bij Verordening (EEG) nr. 3763/91 van de Raad [9] gelet op de toenmalige ontwikkelingen op landbouwgebied, een specifieke maatregel genomen om de rijstteelt te ontwikkelen. Deze maatregel is aan het einde van het verkoopseizoen 1996 afgelopen, waarbij door de betrokken lidstaat geen verzoek tot verlenging is ingediend, zodat de maatregel is ingetrokken. Er bestaat een maatregel om een deel van de plaatselijke productie in Guadeloupe, Martinique en in de rest van de Unie af te zetten en te verkopen. Aangezien niet de hele lokale productie in Guyana zelf verbruikt kan worden, en de mogelijkheden om de rijst ter plaatse op te slaan zeer gering zijn, moet deze laatste voor het evenwicht van de bedrijfskolom vitale maatregel worden voortgezet onder dezelfde voorwaarden als volgens de thans geldende regelgeving.

[9] PB L 356 van 24.12.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1257/1999 (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80).

(8) De traditionele veeteelt moet worden gesteund om te voorzien in de lokale consumptiebehoeften van deze departementen. Hiertoe moet worden afgeweken van sommige in de gemeenschappelijke marktordeningen opgenomen bepalingen betreffende de productiebeperking, om rekening te houden met de mate van ontwikkeling van de plaatselijke productie en de plaatselijke productieomstandigheden, die totaal anders zijn dan in de rest van de Gemeenschap. Bovendien kan deze doelstelling worden nagestreefd door rasverbeteringsprogramma's te financieren, die onder andere de aankoop van raszuivere fokdieren omvatten, door de aankoop van commercieel beter aan de lokale omstandigheden aangepaste rassen, door de toekenning van toeslagen voor zoogkoeien en voor de slacht, en door steun voor de ontwikkeling van de koemelkproductie.

(9) Voor de periode 1996-2000 zijn bij wijze van overgangsmaatregel communautaire middelen uitgetrokken voor de financiering van regionale programma's op Martinique en Réunion voor de productie van en de handel in lokale producten van de sectoren veeteelt en zuivel. Voor de betrokken sectoren is de lokale zelfvoorzieningsgraad nog laag. Of de communautaire steun op doelmatige wijze kan worden ingezet is afhankelijk van het vermogen van de verschillende bedrijfskolommen om strategieën uit te stippelen en toe te passen die zijn toegesneden op de plaatselijke context inzake economische ontwikkeling, landinrichting en professionalisering van de verschillende actoren. Deze steun moet tijdelijk worden voortgezet om ervoor te zorgen dat de betrokken sector zich moderniseert, kwalitatief sterker wordt en meer produceert. Deze bepaling wordt ook van toepassing verklaard op Guyana en Guadeloupe voor zover ter plaatse brancheorganisaties worden opgericht.

(10) In de sectoren groenten en fruit en bloemen en planten, zijn maatregelen ingesteld om de productiviteit van de bedrijven en de kwaliteit van de producten te verbeteren, om de bedrijfskolommen te structureren, om de productie van plaatselijke verwerkte producten te ontwikkelen, om de productie van bepaalde traditionele producten (vanille, etherische oliën...) te handhaven, en om plaatselijke handel in dergelijke producten, de verwerking ervan en het elders in de handel brengen ervan te bevorderen. Dankzij deze maatregelen kon de aanzet worden gegeven tot een verbetering van de concurrentiepositie van de lokale producten op de groeimarkten, betere afstemming van de productie op de eisen van de consument en op de nieuwe distributiekanalen, en positionering van deze producten in de rest van de Gemeenschap, en deze inspanningen dienen te worden voortgezet.

(11) Bij Verordening (EEG) nr. 525/77 van de Raad [10] is een steunregeling voor de productie van ananasconserven ingesteld die alleen op Martinique is toegepast. Rekening houdend met het specifieke karakter van deze regeling en van de productieregio, moet deze regeling om redenen van harmonisatie van wetgeving en administratie worden opgenomen in de onderhavige verordening en moet Verordening (EEG) nr. 525/77 worden ingetrokken. Het voortbestaan van de bedrijfskolom ananas kan alleen worden gegarandeerd als alle actoren van deze bedrijfskolom bij de desbetreffende actie worden ingeschakeld. De ananasteelt is uit economisch en sociaal oogpunt voor het eiland Martinique bijzonder belangrijk. De productiekosten van deze teelt zijn hoog en de verwerkte producten op basis van ananas hebben te lijden van de concurrentie van derde landen. De activiteit op het gebied van verwerking moeten verder worden ondersteund, de kleine landbouwbedrijven moeten in stand worden gehouden, de voorziening van de industrie moet worden verzekerd, en de rol van de telersverenigingen moet worden versterkt, terwijl er tegelijkertijd voor moet worden gezorgd dat de productie op middellange termijn sterker kan worden gericht op een betere valorisatie en, eventueel, op de markt voor verse ananassen.

[10] PB L 73 van 21.3.1977, blz. 46.

(12) De rietsuikersector is essentieel voor de economie van de DOM. De handicaps van de DOM blijven aanzienlijk (verwijderde ligging, insulariteit, moeilijk toegankelijk bergachtig terrein, geringe omvang en sterke verspreiding van de landbouwbedrijven, beperkt aantal fabrieken, hoge plaatselijke vervoerskosten, gebrekkig weggennet) en brengen extra kosten met zich. Ook bestaan er specifieke handicaps ten opzichte van de productie van suikerbieten op het Europese continent, met name wat de inzameling van het suikerriet betreft. Om ervoor te zorgen dat de sector zich voorspoedig ontwikkelt en om de genoemde problemen te ondervangen, moeten maatregelen worden genomen ter compensatie van de extra kosten voor het vervoer van het suikerriet van de velden naar de leveringscentra.

(13) Rum is een product waarvan het economische belang en de afzet essentieel zijn voor de DOM. De geleidelijke afschaffing van bepaalde voordelen die dit product momenteel geniet, zou ernstige gevolgen hebben voor het inkomen van de betrokken producenten. Met name moeten de maatregelen ter ondersteuning van de suikerrietteelt en de directe verwerking van suikerriet tot "rhum agricole" en suikerstroop worden voortgezet, omdat deze maatregelen een positief effect hebben op de instandhouding van de productie van suikerriet dat wordt geleverd aan de distilleerderijen, die daardoor hun investeringen in het productieapparaat kunnen plannen en rationaliseren, en omdat deze maatregelen de inkomens van de suikerriettelers positief beïnvloeden en hen ertoe aanzetten om op hun beurt hun productieapparaat te verbeteren, zodat zij een bepaald rendement en een bepaalde kwaliteit kunnen garanderen.

(14) De landbouwproducenten in de DOM moeten worden aangemoedigd om kwaliteitsproducten te leveren en de afzet van deze producten moet worden bevorderd. In dit verband kan het gebruik van een door de Gemeenschap ingesteld logo nuttig zijn.

(15) De landbouw in de DOM kampt met bijzondere fytosanitaire problemen die verband houden met het klimaat en met het feit dat de tot nu toe aangewende middelen om plantenziekten te bestrijden ontoereikend zijn. Het is belangrijk dat programma's voor de bestrijding van schadelijke organismen worden uitgevoerd en dat de bijdrage van de Gemeenschap voor de uitvoering van die programma's wordt vastgesteld.

(16) Uit structureel oogpunt vertonen bepaalde in de Franse overzeese departementen gelegen landbouwbedrijven of verwerkende bedrijven of handelsondernemingen ernstige gebreken en kampen zij met specifieke moeilijkheden. Voor sommige soorten investeringen moet derhalve kunnen worden afgeweken van de bepalingen die de verlening van bepaalde bij Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad [11] vastgestelde soorten steun voor structuurverbetering beperken of verbieden.

[11] PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

(17) Bij artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1257/1999 is bepaald dat steun voor de bosbouw slechts wordt verleend voor bossen en gronden die eigendom zijn van particuliere personen of verenigingen daarvan, of van gemeenten of verenigingen daarvan. De meeste bossen en beboste oppervlakten in deze departementen zijn eigendom van andere overheden dan gemeenten. Derhalve moeten de voorwaarden van dit artikel 29 worden versoepeld.

(18) Om de specifieke nadelen van de agrarische productie in de DOM te ondervangen die het gevolg zijn van de afgelegen ligging en de insulariteit van deze departementen, hun geringe oppervlakte, het reliëf en het klimaat, en de economische afhankelijkheid van een klein aantal producten, kan een afwijking worden toegestaan van het vaste beleid van de Commissie om geen steun voor de bedrijfsvoering toe te staan in de sectoren productie, verwerking en afzet van landbouwproducten die vallen onder bijlage I van het Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze verordening worden specifieke maatregelen vastgesteld om voor bepaalde landbouwproducten het afgelegen en insulaire karakter van de Franse overzeese departementen (DOM) te compenseren.

TITEL I Specifieke voorzieningsregeling

Artikel 2

1. Voor de in bijlage I genoemde landbouwproducten die in de DOM essentieel zijn om te voorzien in de behoeften voor menselijke consumptie en voor verwerking, en als productiemiddel voor de landbouw, wordt een specifieke voorzieningsregeling ingesteld.

2. De jaarlijkse behoeften voor de voorziening met de in bijlage I genoemde producten worden in een geraamde voorzieningsbalans gekwantificeerd. De behoeften van de verwerkings- of de verpakkingsbedrijven die producten leveren die bestemd zijn voor de plaatselijke markt of die traditioneel worden geëxporteerd of naar de rest van de Gemeenschap verzonden, kunnen in een aparte voorzieningsbalans worden geraamd.

Artikel 3

1. Bij rechtstreekse invoer, in de DOM, van producten van oorsprong uit derde landen waarvoor de specifieke voorzieningsregeling geldt en die afkomstig zijn uit de landen en gebieden van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2820/98, wordt voor de in de voorzieningsbalans vastgestelde hoeveelheden geen recht toegepast.

Wanneer zich buitengewone moeilijkheden voordoen voor de voorziening van de DOM, kan de vrijstelling van rechten worden verruimd tot producten uit andere derde landen. Wanneer de Franse bevoegde autoriteiten gebruik maken van deze mogelijkheid delen zij dit onverwijld aan de Commissie mee.

Producten die in de rest van het douanegebied van de Gemeenschap voorwerp zijn geweest van actief veredelingsverkeer of douaneopslag, worden voor de toepassing van deze titel als rechtstreeks ingevoerde producten beschouwd.

2. Om ervoor te zorgen dat wordt voorzien in de overeenkomstig artikel 2 vastgestelde behoeften, wat hoeveelheden, prijs en kwaliteit betreft, en dat daarbij een even groot deel van de producten uit de Gemeenschap komt als voorheen, wordt steun verleend voor de voorziening van de DOM met communautaire producten uit openbare voorraden van in het kader van interventiemaatregelen opgeslagen producten, of met producten die beschikbaar zijn op de markt van de Gemeenschap.

Bij de vaststelling van het steunbedrag wordt rekening gehouden met de extra kosten van vervoer naar de markten van de DOM, met de prijzen die worden toegepast bij uitvoer naar derde landen en, wanneer het te verwerken producten of landbouwproductiemiddelen betreft, met de extra kosten die het gevolg zijn van de afgelegen ligging of het insulaire karakter van deze departementen.

3. De in dit artikel bedoelde regeling wordt op zodanige wijze ten uitvoer gelegd dat met name rekening wordt gehouden met:

-de specifieke behoeften van de DOM en, wanneer het te verwerken producten of landbouwproductiemiddelen betreft, nauwkeurige kwaliteitseisen;

-de traditionele handelsstromen uit en naar de rest van de Gemeenschap,

-de mogelijkheden van voorziening met producten uit nabijgelegen ontwikkelingslanden,

-en het economische aspect van de voorgenomen steun.

4. De in dit artikel bedoelde voorzieningsregeling wordt slechts toegepast als het economisch voordeel dat voortvloeit uit de vrijstelling van het invoerrecht of uit de steun bij levering uit de rest van de Gemeenschap daadwerkelijk aan de eindgebruiker wordt doorgegeven.

5. De producten waarvoor de in deze titel bedoelde specifieke voorzieningsregeling wordt toegepast, mogen achteraf niet worden uitgevoerd naar derde landen en niet worden verzonden naar de rest van de Gemeenschap, tenzij de Commissie dit toestaat. De daarvoor geldende voorwaarden, die door de Commissie worden vastgesteld, omvatten met name terugbetaling van de op grond van de specifieke voorzieningsregeling ontvangen steun voor de in artikel 3, lid 2, bedoelde producten, of betaling van de invoerrechten voor de in artikel 3, lid 1, bedoelde producten. Het in dit lid bedoelde verbod geldt niet voor de handelsstromen tussen de DOM onderling.

In geval van verwerking van deze producten in de DOM geldt het voornoemde verbod niet voor traditionele uitvoer of voor traditionele verzending van de betrokken verwerkte producten naar de rest van de Gemeenschap. In het geval van traditionele uitvoer wordt geen restitutie toegekend.

6. De uitvoeringsbepalingen van deze titel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2. Deze bepalingen omvatten met name:

-de vaststelling van de steun voor leveranties uit de Gemeenschap,

-adequate voorschriften om te garanderen dat deze steun werkelijk aan de eindgebruiker wordt doorgegeven,

-eventuele toepassing van het bepaalde in artikel 3, lid l, tweede alinea,

-zo nodig, de invoering van een stelsel van invoer- of leveringscertificaten.

De Commissie stelt volgens de in de eerste alinea bedoelde procedure voorzieningsbalansen op; zij kan deze balansen en de in bijlag I opgenomen lijst met producten volgens dezelfde procedure herzien op grond van de ontwikkeling van de behoeften in de DOM.

TITEL II Maatregelen ten gunste van de lokale productie

Hoofdstuk I Rijst

Artikel 4

1. Voor een jaarlijkse hoeveelheid van maximaal 12 000 ton volwitte-rijstequivalent wordt communautaire steun verleend voor in Frans-Guyana geoogste rijst waarvoor seizoenscontracten zijn gesloten met het oog op afzet en verkoop ervan op Guadeloupe en Martinique, en in de rest van de Gemeenschap. Voor de afzet en de handel in de rest van de Gemeenschap wordt steun verleend voor maximaal 4 000 ton.

De contracten moeten worden gesloten tussen, enerzijds, producenten uit Guyana, en anderzijds, naar gelang van het geval, op Guadeloupe of Martinique of elders in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersonen.

De steun is gelijk aan 10% van de waarde van de op Guadeloupe of Martinique of elders in de Gemeenschap in de handel gebrachte en verkochte producten, geleverd franco eerste loshaven. Dit percentage wordt verhoogd tot 13% wanneer de contractsluitende partij voor de producenten een telersvereniging of een groepering van telersverenigingen is.

De steun wordt uitgekeerd aan de koper die de producten in het kader van seizoenscontracten in de handel brengt.

2. De bepalingen ter uitvoering van deze titel worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 19, lid 2.

Hoofdstuk II Veehouderij en zuivelproducten

Artikel 5

1. In de sector veehouderij wordt steun verleend voor de levering aan de DOM van raszuivere dieren, van dieren van commercieel geschikte rassen en van producten, van oorsprong uit de Gemeenschap.

2. Bij de vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de steun wordt met name rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de DOM om de bedrijfskolommen op te starten en de veestapel genetisch te verbeteren en om dieren van de op grond van de lokale omstandigheden meest geschikte rassen aan te schaffen. De steun wordt toegekend voor de levering van goederen die aan de communautaire voorschriften voldoen.

3. Bij de vaststelling van de steun worden de volgende factoren in aanmerking genomen:

-de met de geografische ligging van de DOM samenhangende condities voor de voorziening, en met name de kosten daarvan,

-de prijzen van de goederen op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt,

-de vrijstelling, in voorkomend geval, van rechten bij invoer uit derde landen,

-het economische aspect van de voorgenomen steun.

4. Het bepaalde in artikel 3, leden 4 en 5, is van toepassing op goederen waarvoor de steun op grond van lid 1 wordt toegekend.

5. De lijst van de in lid 1 bedoelde producten, de bedragen van de in lid 1 bedoelde steun en de uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2.

Artikel 6

1. Ter ondersteuning van de traditionele rundveehouderij en voor de kwalitatieve verbetering van de rundvleesproductie wordt, voor maximaal het consumptieve verbruik in de DOM dat wordt geraamd in een periodieke balans, de onder a) en b) genoemde steun verleend.

Bij het opstellen van die balans wordt ook rekening gehouden met de op grond van artikel 5 geleverde fokdieren.

a) Producenten van rundvlees ontvangen een toeslag op de bij artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 1254/1999 ingestelde zoogkoeienpremie. Deze toeslag bedraagt 50 EUR per zoogkoe die op de datum van indiening van de aanvraag van de premie in het bezit is van de producent;

b) Producenten van rundvlees ontvangen een toeslag op de bij artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 1254/1999 ingestelde slachtpremie. Deze toeslag bedraagt 25 EUR per dier.

2. De bepalingen die

a) in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 zijn vastgesteld inzake het regionale maximum voor de speciale premie;

b) in artikel 6 van genoemde verordening zijn vastgesteld inzake het individuele maximum voor de premie per zoogkoe;

c) op grond van artikel 11 van genoemde verordening zijn vastgesteld inzake het nationale maximum voor slachtpremies;

d) bij artikel 12 van genoemde verordening zijn vastgesteld inzake het veebezettingsgetal van het bedrijf

gelden niet voor de DOM, niet voor de speciale premie, de premie per zoogkoe en de slachtpremie, en evenmin voor de premietoeslagen bedoeld in lid 1 onder a) en b).

3. De in lid 1 genoemde basispremies en premietoeslagen worden jaarlijks toegekend voor maximaal 10 000 mannelijke runderen, 35 000 zoogkoeien en 20 000 geslachte runderen.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2. Deze bepalingen omvatten de vaststelling van de in lid 1 genoemde balansen, de eventuele herziening daarvan op grond van de ontwikkeling van de behoeften, en

a) wat de speciale premie voor mannelijke runderen betreft:

-"bevriezing" van het aantal dieren waarvoor de speciale premie in het jaar 1994 in de DOM is toegekend, binnen het in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1254/99 bedoelde regionale maximum,

-toekenning van de basispremie voor maximaal 90 dieren per leeftijdstranche, per kalenderjaar en per bedrijf;

b) wat de premie voor zoogkoeien betreft:

-voor zover nodig, regels om de rechten te waarborgen van producenten aan wie een premie is toegekend op grond van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1254/1999,

-de mogelijke vorming van een speciale reserve voor de DOM en vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toewijzing of nieuwe toewijzing van rechten, rekening houdende met de doelstellingen voor de veehouderijsector; de grootte van deze reserve wordt bepaald met inachtnemening van het in lid 3 vastgestelde plafond en het voor het jaar 1994 toegekende aantal premies;

c) wat de slachtpremie betreft:

-"bevriezing" van het aantal dieren waarvoor de slachtpremie in het jaar 2000 in de DOM is toegekend, binnen het in artikel 38, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2342/1999 bedoelde nationale maximum.

De uitvoeringsbepalingen kunnen extra voorwaarden voor de toekenning van de toeslagen omvatten.

De Commissie kan, volgens dezelfde procedure, de in lid 3 bedoelde plafonds herzien.

Artikel 7

1. Er wordt steun verleend voor de ontwikkeling van de koemelkproductie voor maximaal het consumptieve verbruik in de DOM dat wordt geraamd aan de hand van een periodieke balans. De hoeveelheden melk die worden gebruikt voor de productie van magere melk voor vervoedering komen niet voor steun in aanmerking.

Deze steun wordt aan de producenten en producentenverenigingen toegekend voor de hoeveelheden die aan de melkfabrieken worden geleverd. De steun wordt betaald via de zuivelfabrieken.

De steun bedraagt 8,45 EUR per 100 kg volle melk.

De steun wordt ieder jaar betaald voor maximaal 40 000 ton melk.

2. De regeling inzake de extra heffing ten laste van de koemelkproducenten die is ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten [12] is niet van toepassing in de DOM.

[12] PB L 405 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 749/2000 van de Commissie (PB L 90 van 12.4.2000, blz. 4).

3. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen van dit artikel en de in lid 1 bedoelde balans vast overeenkomstig de procedure van artikel 19, lid 2. Volgens diezelfde procedure kan de Commissie de in lid 1, vierde alinea, bedoelde maximumhoeveelheid herzien.

Artikel 8

1. Van 2001 tot en met 2005 wordt steun verleend voor de uitvoering van een algemeen programma voor ondersteuning van de productie van en de handel in lokale producten van de sectoren veeteelt en zuivelproducten in de departementen Réunion en Martinique.

Dit programma kan maatregelen omvatten zoals acties voor verbetering van de kwaliteit en de hygiëne, voor de afzet, organisatie van de bedrijfskolom, rationalisatie van de productie- en afzetstructuur, en voor technische bijstand. Het programma mag niet inhouden dat aanvullende premies worden toegekend naast de premies die op grond van de artikelen 6 en 7 worden uitgekeerd.

Dit programma wordt opgesteld en uitgevoerd in nauw overleg tussen enerzijds de door de lidstaat aangewezen bevoegde autoriteiten en anderzijds de bestaande brancheorganisaties die erkend zijn als de meest representatieve van de betrokken sectoren.

2. De ontwerpprogramma's, met een maximumlooptijd van vijf jaar, worden door de bevoegde autoriteiten aan de Commissie voorgelegd; de Commissie keurt deze ontwerpen goed volgens de procedure van artikel 19, lid 2. Volgens diezelfde procedure kan de Commissie de toepassing van dit artikel uitbreiden tot de departementen Guadeloupe en Guyana, voor zover in deze departementen brancheorganisaties worden opgericht.

3. De Franse autoriteiten leggen ieder jaar een verslag voor over de uitvoering van het programma.

Hoofdstuk III Groenten en fruit, bloemen en planten

Artikel 9

1. Voor groenten, fruit, en bloemen en levende planten van de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, pepers van GN-code 0904, alsmede specerijen van GN-code 0910 die lokaal zijn geoogst of geteeld en die bestemd zijn voor de voorziening van de markt van de DOM, wordt steun verleend. Deze steun wordt niet verleend voor andere bananen dan "plantains" van GN-code 0803 00 11.

Deze steun wordt verleend voor producten die voldoen aan de bij de communautaire regelgeving vastgestelde gemeenschappelijke normen of, als die niet bestaan, aan specificaties die in de leveringscontracten zijn opgenomen.

De steun wordt slechts toegekend als leveringscontracten met een looptijd van een of meer verkoopseizoenen zijn gesloten tussen, enerzijds, individuele telers of in de artikelen 11, 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit [13] bedoelde telersverenigingen, en, anderzijds, ondernemers uit de distributie- of de horecasector, of instellingen.

[13] PB L 297 van 20.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1257/1999 (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80).

De steun wordt voor maximaal de per categorie producten vastgestelde jaarlijkse hoeveelheden verleend aan bovengenoemde telers of telersverenigingen.

Het bedrag van de steun wordt voor elk van de nader te bepalen categorieën producten forfaitair vastgesteld op basis van de gemiddelde waarde van de betrokken producten. Voor de steun wordt een verschillend bedrag vastgesteld naargelang de ontvanger een teler is of een van de telersverenigingen als bedoeld in de artikelen 11, 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 2200/96.

2. Voor de productie van groene vanille van GN-code ex 0905 bestemd voor de productie van gedroogde vanille (zwart) of vanille-extracten wordt steun ten bedrage van 6,04 EUR per kg toegekend.

Deze steun wordt uitgekeerd voor een maximale jaarlijkse hoeveelheid van 75 ton.

3. Voor de productie van etherische oliën van geranium en vetiver van de GN-codes 3301 21 tot en met 3301 90 90 wordt steun ten bedrage van 44,68 EUR per kg verleend.

Deze steun wordt uitgekeerd voor een jaarlijkse maximumhoeveelheid van 30 ton geraniumolie en 5 ton vetiverolie.

4. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2. De in lid 1 bedoelde categorieën producten en steunbedragen worden volgens dezelfde procedure vastgesteld en, in voorkomend geval, worden de in de leden 2 en 3 bedoelde maximumhoeveelheden eveneens volgens die procedure herzien.

Artikel 10

1. Voor de productie van verwerkte groenten en fruit die zijn verkregen uit in de DOM geoogste producten wordt steun verleend.

De productiesteun wordt uitgekeerd aan de verwerker die de teler voor de grondstof tenminste de minimumprijs heeft betaald op grond van contracten die zijn gesloten tussen enerzijds de telers of de erkende telersverenigingen in de zin van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad, en anderzijds de verwerkers of rechtsgeldig opgerichte verwerkersverenigingen of groeperingen daarvan. De lidstaat stelt een minimumprijs voor de grondstof vast op basis van de productiekosten daarvan.

2. Het steunbedrag wordt voor elk van de te bepalen categorieën producten forfaitair vastgesteld op basis van de prijs van de gebruikte lokale grondstof en de invoerprijs van diezelfde grondstof.

3. De steun wordt uitgekeerd voor per productcategorie vastgestelde jaarlijkse maximumhoeveelheden.

4. De lijst van verwerkte producten waarvoor de steun wordt verleend en de uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2. Volgens diezelfde procedure worden de in lid 2 bedoelde productcategorieën en steunbedragen en de in lid 3 bedoelde maximumhoeveelheden vastgesteld.

Artikel 11

1. De Franse autoriteiten dienen bij de Commissie een programma in voor de ondersteuning van de bedrijfskolom ananas op Martinique.

Dit programma omvat stimuleringsmaatregelen om de teelt van, de handel in en de verwerking van ananassen te verbeteren, om het concurrentievermogen van de bedrijfskolom te helpen versterken, om deze te herstructureren, en om kleine bedrijven in stand te houden. Dit programma komt niet in aanmerking voor de steun op grond van de artikelen 9, 10 en 12.

2. De ontwerpprogramma's, met een looptijd van maximaal vijf jaar, worden, vergezeld van een uitvoeringsbalans betreffende het vorige programma, door de Franse autoriteiten aan de Commissie voorgelegd, en worden volgens de procedure van artikel 19, lid 2 goedgekeurd.

Artikel 12

1. Er wordt steun verleend voor de sluiting van seizoenscontracten voor de afzet van en de handel in de in artikel 9, lid 1, bedoelde producten. Deze steun wordt uitgekeerd voor een in het handelsverkeer gebrachte hoeveelheid van ten hoogste 3 000 ton per product per jaar en per departement.

De contracten worden gesloten tussen, enerzijds, individuele telers of de in de artikelen 11, 13, en 14, van Verordening (EG) nr. 2200/96 bedoelde telersverenigingen en, anderzijds, elders in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke personen of rechtspersonen.

2. De steun bedraagt 10% van de waarde van de in de handel gebrachte productie, franco gebied van bestemming geleverd.

3. De steun wordt verleend aan de koper die zich ertoe verbindt om de producten uit de DOM in het kader van de in lid 1 bedoelde contracten in de handel te brengen.

4. Als de in lid 1 bedoelde acties worden uitgevoerd door joint ventures waaraan, met het oog op het in de handel brengen van producten uit de DOM, wordt deelgenomen door telers uit deze departementen of telersverenigingen of groeperingen daarvan, en elders in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersonen, en de partners zich ertoe verbinden om gedurende ten minste drie jaar de kennis en de know-how te delen die nodig zijn om het doel van het samenwerkingsverband te bereiken, wordt het in lid 2 bedoelde steunbedrag verhoogd tot 13% van de waarde van de jaarlijks gezamenlijk in de handel gebrachte productie.

5. De in dit artikel bedoelde steun wordt, onder de voorwaarden van de leden 1 tot en met 4, ook verleend voor:

-verwerkte producten op basis van in de DOM geoogste groenten en fruit,

-etherische oliën van geranium en vetiver van de GN-codes 3301 21 tot en met 3301 90 90,

-gedroogde (zwarte) vanille van GN-code ex 0905 en vanille-extracten van GN-code 3301 90 90,

waarvoor seizoenscontracten voor de afzet en de handel worden gesloten.

Voor meloenen van GN-code ex 0807 10 90 kan echter in een departement steun worden verleend voor een hoeveelheid van meer dan 3 000 ton, voor zover de totale hoeveelheid waarvoor de DOM steun ontvangen, niet wordt overschreden.

6. De bepalingen ter uitvoering van deze titel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2.

Hoofdstuk IV Suiker en bedrijfskolom suikerriet-suiker-rum

Artikel 13

1. Voor het vervoer van het suikerriet van de velden waar het wordt geoogst naar de leveringscentra wordt steun verleend aan de telers die een leveringscontract hebben gesloten met de verwerkende industrie.

2. Het steunbedrag wordt door de Franse autoriteiten vastgesteld op basis van de afstand en andere objectieve criteria in verband met vervoer; de steun mag niet meer bedragen dan de helft van de door de Franse autoriteiten voor ieder departement forfaitair vastgestelde vervoerskosten per ton.

Artikel 14

1. Er wordt steun verleend voor de directe verwerking van in de DOM geteeld suikerriet tot suikerstroop of tot "rhum agricole" als omschreven in artikel 1, lid 4, onder a), punt 2, van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken [14].

[14] PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3378/94 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 366 van 31.12.1994, blz. 1).

De steun wordt, naar gelang van het geval, uitgekeerd aan de fabrikant van suikerstroop of de distilleerder, op voorwaarde dat deze aan de suikerrietteler een nader te bepalen minimumprijs heeft betaald.

2. De steun wordt uitgekeerd:

-wat de productie van suikerstroop betreft, voor een jaarlijkse maximumhoeveelheid van 250 ton,

-wat de productie van "rhum agricole" betreft, voor een totale maximumhoeveelheid van 75 600 hl zuivere alcohol.

Artikel 15

De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk, het steunbedrag en de in artikel 14, lid 1, bedoelde minimumprijs worden overeenkomstig de procedure van artikel 19, lid 2, vastgesteld.

Hoofdstuk V Logo

Artikel 16

1. De voorwaarden voor het gebruik van het logo dat is ingevoerd om ruimere bekendheid te geven aan al dan niet verwerkte kwaliteitsproducten van de landbouw die specifiek zijn voor de DOM als ultraperifere regio's, worden door de bedrijfsorganisaties voorgesteld. De Franse autoriteiten delen deze voorstellen, met hun advies, ter goedkeuring mee aan de Commissie.

Het gebruik van het logo wordt gecontroleerd door een overheidsinstantie of een door de bevoegde Franse autoriteiten erkende dienst.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden, zo nodig, vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2.

TITEL III Fytosanitaire maatregelen

Artikel 17

1. De Franse autoriteiten dienen bij de Commissie programma's in voor de bestrijding van organismen die schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten. In deze programma's worden met name de doelstellingen, de uit te voeren maatregelen, en de duur en de kosten van deze maatregelen vermeld. De op grond van dit artikel ingediende programma's mogen niet gelden voor de bescherming van de bananenteelt.

2. De Gemeenschap bepaalt haar financiële bijdrage voor deze programma's op grond van een technische analyse van de situatie in de regio.

3. Besluiten over de toekenning van de financiële bijdrage van de Gemeenschap en de hoogte van die bijdrage worden genomen volgens de procedure van artikel 19, lid 2. Volgens diezelfde procedure wordt bepaald welke maatregelen in aanmerking komen voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap.

4. Deze financiële bijdrage kan tot 60% van de financierbare uitgaven bedragen. De bijdrage wordt uitbetaald op grond van de door de Franse autoriteiten verstrekte documenten. Indien nodig kan de Commissie onderzoeken organiseren en voor haar rekening laten uitvoeren door de in artikel 21 van Richtlijn 2000/29/EG bedoelde deskundigen.

TITEL IV Afwijkingsbepalingen inzake structuurmaatregelen

Artikel 18

1. In afwijking van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen [15] geldt als maximum voor het totale steunbedrag, uitgedrukt in procenten van het in aanmerking komende investeringsvolume, een percentage van 75 % voor investeringen voor met name stimulering van diversificatie, herstructurering of oriëntatie op duurzame landbouw van economisch zeer kleine bedrijven, nader te definiëren in het programmacomplement als bedoeld in artikel 19, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen [16].

[15] PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

[16] PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

2. In afwijking van artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1257/1999 geldt als maximum voor het totale steunbedrag, uitgedrukt in procenten van het in aanmerking komende investeringsvolume, een percentage van 65 % voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten die hoofdzakelijk lokaal zijn geproduceerd in en door kleine en middelgrote bedrijven van sectoren die nader moeten worden gedefinieerd in het programmacomplement als bedoeld in artikel 19, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad.

3. De in artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1257/1999 vastgestelde beperking geldt niet voor bossen en voor bebost areaal op de DOM.

4. De maatregelen die op grond van dit artikel voor deze departementen worden overwogen, worden beschreven in de enkelvoudige programmeringsdocumenten als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1260/1999.

TITEL V Algemene slotbepalingen

Artikel 19

1. De Commissie wordt bijgestaan door het comité van beheer voor granen, dat is ingesteld bij artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1766/1992 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen [17] of het comité van beheer dat is ingesteld bij de verordening houdende een gemeenschappelijke marktordening voor de betrokken producten.

[17] PB L 181 van 1.1.1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1666/2000 (PB L 193 van 29.7.2000, blz. 1).

Voor producten die vallen onder Verordening (EEG) nr. 827/68 en voor producten die onder geen enkele gemeenschappelijke marktordening vallen, wordt de Commissie bijgestaan door het comité van beheer voor hop, dat is ingesteld bij artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 1696/1971 van de Raad van 26 juli 1971 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop [18].

[18] PB L 175 van 4.8.1971, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 191/2000 (PB L 23 van 28.1.2000, blz. 4).

Voor aangelegenheden betreffende het logo en in de andere gevallen waarvan sprake in deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door het comité van beheer voor verse groenten en fruit, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2200/1996 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit [19].

[19] PB L 297 van 20.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1257/1999 (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80).

Voor de uitvoering van Titel III wordt de Commissie bijgestaan door het permanent plantenziektenkundig comité, dat is ingesteld bij Besluit 76/894/EEG van de Raad van 23 november 1976 tot instelling van een permanent plantenziektenkundig comité [20].

[20] PB L 340 van 9.12.1976, blz. 25.

Voor de uitvoering van Titel IV wordt de Commissie bijgestaan door het comité voor de landbouwstructuur en de plattelandsontwikkeling, dat is ingesteld bij artikel 50 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen [21].

[21] PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

2. Wanneer wordt verwezen naar dit lid, wordt de beheersprocedure toegepast van artikel 4 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [22], met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, lid 3, daarvan.

[22] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

Voor de uitvoering van Titel III wordt echter de procedure toegepast van artikel 18 van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en het verspreiden in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen [23].

[23] PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

3. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt bepaald op één maand.

Artikel 20

Voor de landbouwproducten die vallen onder bijlage I van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waarvoor de artikelen 87 tot en met 89 van genoemd Verdrag van toepassing zijn, kan de Commissie in de sectoren productie, verwerking en afzet toestaan dat steun voor de bedrijfsvoering wordt verleend om de specifieke kostennadelen van de landbouwproductie op de DOM te ondervangen die verband houden met de afgelegen ligging en de insulariteit van deze departementen.

Artikel 21

De in deze verordening vastgestelde maatregelen, met uitzondering van die van artikel 18, zijn interventies ter regulering van de landbouwmarkten in de zin van artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid [24].

[24] PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

Artikel 22

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze verordening worden nageleefd, met name ten aanzien van de controlemaatregelen en de administratieve sancties, en stellen de Commissie van deze maatregelen in kennis.

De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19, lid 2.

Artikel 23

1. Frankrijk dient bij de Commissie jaarlijks een verslag in over de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde maatregelen.

2. Na het vijfde jaar waarin de regeling is toegepast, brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een algemeen verslag uit waarin het effect wordt aangegeven van de maatregelen die op grond van deze verordening zijn uitgevoerd.

Artikel 24

Verordening (EG) nr. 3763/91 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 3763/91 gelden als verwijzing naar deze verordening en moeten worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Verordening (EG) nr. 525/77 wordt ingetrokken.

Artikel 25

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE I

Producten die in aanmerking komen voor de in de artikelen 2 en 3 bedoelde voorzieningsregeling:

-Granen en graanproducten bestemd voor voeding of vervoedering

-Hop

-Pootaardappelen

-Voor de verwerkende industrie bestemde plantaardige oliën

-Vruchtenpulp, vruchtenpuree en geconcentreerde vruchtensappen, andere dan die welke op grond van artikel 14 voor verwerkingssteun in aanmerking komen

-Voor vervoedering gebruikte bereidingen van de GN-codes 2309 90 31, 2309 90 33, 2309 90 41, 2309 90 43, 2309 90 51 en 2309 90 53 [25]

[25] Geldt alleen voor het departement Guyana, totdat de installaties voor de fabricage in bedrijf zijn gesteld; voor ingevoerde producten geldt de vrijstelling van invoerrechten uitsluitend voor de heffingen die op grond van artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 zijn vastgesteld.

-Tarwezemelen van GN-code 2302 30 [26].

[26] De in de artikelen 2 en 3 bedoelde voorzieningsregeling geldt alleen voor het eiland Réunion en voor producten van oorsprong uit de ACS-landen, tot een jaarlijkse maximumhoeveelheid van 8000 ton.

BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 3763/91 // Deze verordening

Artikel 1 // Artikel 1

// Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1 // Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2 // Artikel 3, lid 1

Artikel 2, lid 3 // Artikel 3, lid 1

Artikel 2, lid 4, eerste alinea // Artikel 3, lid 2, eerste alinea

Artikel 2, lid 4, tweede alinea // Artikel 3, lid 2, tweede alinea

Artikel 2, lid 5 // Artikel 3, lid 4 en lid 6

Artikel 2, lid 6 // Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 1 // Bijlage I

Artikel 3, lid 2 // Geschrapt

Artikel 3, lid 3 // Artikel 4

Artikel 4 // Artikel 5

Artikel 5, lid 1 // Artikel 6, lid 1

Artikel 5, lid 1, onder a) // Geschrapt

Artikel 5, lid 1, onder b) // Artikel 6, lid 1, onder a)

// Artikel 6, lid 1, onder b)

Artikel 5, lid 2, onder a) // Artikel 6, lid 2, onder a)

Artikel 5, lid 2, onder b) // Artikel 6, lid 2, onder b)

// Artikel 6, lid 2, onder c)

Artikel 5, lid 2, onder c) // Artikel 6, lid 2, onder d)

Artikel 5, lid 3, eerste alinea // Artikel 6, lid 3

Artikel 5, lid 3, tweede alinea // Artikel 6, lid 4

Artikel 5, lid 3, derde alinea // Artikel 6, lid 4, tweede alinea

Artikel 5, lid 4 // Artikel 6, lid 4

Artikel 5, lid 5 // Geschrapt

Artikel 6 // Artikel 7

Artikel 7 // Geschrapt

Artikel 8, lid 1 // Artikel 3, lid 5, eerste alinea

// Artikel 3, lid 5, tweede alinea

Artikel 8, lid 2 // Artikel 3, lid 5, derde alinea

Artikel 8, lid 3 // Artikel 3, lid 5, tweede alinea

Artikel 9 // Geschrapt

Artikel 9 bis // Artikel 8

Artikel 10 // Geschrapt

Artikel 11 // Artikel 17

Artikel 12 // Geschrapt

Artikel 13 // Artikel 9

Artikel 14 // Artikel 10

// Artikel 11

Artikel 15 // Artikel 12

Artikel 16 // Geschrapt

Artikel 17 // Artikel 13

Artikel 18 // Artikel 14

Artikel 19 // Artikel 15

Artikel 20 // Artikel 16

Artikel 21 // Artikel 18

// Artikel 20

Artikel 22 // Artikel 21

Artikel 22 bis // Artikel 19

// Artikel 22

Artikel 23 // Artikel 23

// Artikel 24

Artikel 24 // Artikel 25

Bijlage // Bijlage I

// Bijlage II