52000PC0061

Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Gemeenschap van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn /* COM/2000/0061 def. - CNS 2000/0037 */

Publicatieblad Nr. C 177 E van 27/06/2000 blz. 0083 - 0090


Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting namens de Gemeenschap van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Bij Besluit 77/586/EEG van de Raad heeft de Gemeenschap de Overeenkomst inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging alsmede de Aanvullende Overeenkomst bij de op 29 april 1963 in Bern ondertekende Overeenkomst nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging (ICBR) gesloten. De andere partijen zijn Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en Zwitserland.

2. Internationale samenwerking op het gebied van de waterbescherming is beslist noodzakelijk in het geval van de Rijn, die het grondgebied van meerdere landen doorstroomt en waarvan de wateren op diverse wijzen intensief worden gebruikt. Een alomvattend saneringsprogramma, waartoe op de ministerconferentie van 30 september 1987 te Straatsburg werd besloten en dat de naam "Actieprogramma Rijn" meekreeg, wordt momenteel ten uitvoer gelegd. Het omvat welomschreven doelstellingen inzake drinkwater, ecosystemen en sedimenten die tegen 2000 moeten zijn gerealiseerd; in 1989 werden daaraan aanvullende doelstellingen toegevoegd met het oog op de bescherming van de Noordzee.

3. Ter gelegenheid van de 25e vergadering van de coördinatiegroep van de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn hebben de vertegenwoordigers van de oeverstaten, in het licht van het huidige en toekomstige belang van vraagstukken in samenhang met de bescherming van deze rivier, de noodzaak vastgesteld van een nieuw Verdrag inzake de bescherming van de Rijn waarin met complementaire beleidslijnen rekening wordt gehouden, zoals:

_ de instandhouding, verbetering en bevordering van de stabiliteit van het Rijnecosysteem;

_ het verzekeren van de natuurlijke functies van de stromende wateren;

_ het zuinig en doeltreffend gebruik van water, met name om de drinkwaterreserves te sparen;

_ het voorkomen, verminderen en vermijden van grensoverschrijdende industriële en stedelijke verontreiniging, met name door toxische, moeilijk afbreekbare, kankerverwekkende, mutagene en aan bioaccumulatie onderhevige stoffen;

_ de vermindering van diffuse verontreiniging, ook via het grondwater;

_ de preventie en bestrijding van accidentele verontreiniging.

4. Omdat het nieuwe ontwerp-verdrag betrekking heeft op milieuaspecten die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen, heeft de Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, aan de desbetreffende onderhandelingen deelgenomen overeenkomstig de door de Raad verstrekte onderhandelingsrichtsnoeren.

5. Op 22 januari 1998 hebben de verdragspartijen in het kader van de 12e ministerconferentie van de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn te Rotterdam overeenstemming bereikt over de tekst van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn. Bij diezelfde gelegenheid hebben de verdragspartijen besloten tot de vaststelling van een nieuw "Programma voor de duurzame ontwikkeling van de Rijn", waarmee wordt beoogd om in het kader van het nieuwe verdrag de initiatieven die in het huidige "Actieprogramma Rijn" worden ontplooid, ook na 2000 voort te zetten en te consolideren.

Bij het opstellen van dit geactualiseerde programma zal met name rekening worden gehouden met de toekomstige kaderrichtlijn van de Europese Unie inzake het waterbeleid, alsmede met de ondervinding die is opgedaan in het kader van bepaalde communautaire programma's zoals bijvoorbeeld IRMA, dat een reeks meerjarige maatregelen ter voorkoming van overstromingsschade omvat.

6. Op de vergadering van de coördinatiegroep van de ICBR van 13 oktober 1998 werd besloten dat de verdragspartijen het nieuwe verdrag gelijktijdig zouden ondertekenen tijdens een officiële plechtigheid die Zwitserland, de als depositaris optredende staat, begin 1999 zou organiseren. Met het oog hierop heeft de Europese Commissie in februari 1999 een voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening namens de Gemeenschap van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn (COM(1999)51) aangenomen en bij de Raad ingediend. Na het voorstel van de Commissie te hebben onderzocht, heeft de Raad in maart 1999 conclusies aangenomen luidens welke de Raad besloot dat het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn door de Gemeenschap diende te worden ondertekend onder voorbehoud van latere sluiting. Op 12 april 1999 heeft de Europese Gemeenschap te Bern tegelijk met alle andere verdragspartijen het nieuwe Vedrag inzake de bescherming van de Rijn ondertekend.

7. Sedert de ondertekening van het verdrag heeft het Secretariaat van de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging (ICBR) de verdragspartijen meermaals uitgenodigd om de procedures met het oog op de bekrachtiging van het verdrag in te leiden, zodat dat verdrag zo spoedig mogelijk in werking kan treden. De Commissie verzoekt de Raad derhalve te besluiten dat het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn door de Gemeenschap wordt ondertekend.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting namens de Gemeenschap van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 174, lid 4, en artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] ...

Gezien het advies van het Europees Parlement [2],

[2] ...

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Gemeenschap heeft bij Besluit 77/586/EEG [3] de Overeenkomst inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging alsmede de Aanvullende Overeenkomst bij de op 29 april 1963 in Bern ondertekende Overeenkomst nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging gesloten.

[3] PB L 240 van 19.9.1977, blz. 35.

(2) De oeverstaten hebben op de 25e vergadering van de coördinatiegroep van de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn de noodzaak van een nieuw Verdrag inzake de bescherming van de Rijn, en van het aanvatten van onderhandelingen met het oog daarop, vastgesteld.

(3) De Europese Commissie heeft namens de Gemeenschap aan deze onderhandelingen deelgenomen overeenkomstig de door de Raad verstrekte onderhandelings richtsnoeren, en deze onderhandelingen zijn in januari 1998 afgerond.

(4) In het licht van de resultaten van deze onderhandelingen heeft de Raad in maart 1999 besloten dat de Gemeenschap het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn diende te ondertekenen onder voorbehoud van latere sluiting en heeft hij machtiging verleend tot de ondertekening ervan namens de Gemeenschap. Het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn is op 12 april 1999 te Bern (Zwitserland) ondertekend.

(5) Met het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn wordt beoogd, de multilaterale samenwerking met het oog op de duurzame ontwikkeling van het Rijnecosysteem te versterken teneinde de verontreiniging van deze stroom te voorkomen en te beheersen, het milieu te beschermen, de duurzame benutting van de hydrologische hulpbronnen te garanderen, de kwaliteit van de sedimenten te verbeteren, hoge waterstanden te voorkomen en in het kader van een geïntegreerde benadering te zorgen voor bescherming tegen overstromingen, rekening houdend met de ecologische eisen, alsook bij te dragen tot de sanering van de Noordzee.

(6) Het beleid van de Gemeenschap op milieugebied is hoofdzakelijk gericht op een hoog beschermingsniveau; het is gebaseerd op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief optreden, het beginsel dat milieuschade moet worden hersteld, bij voorkeur aan de bron, en het beginsel dat de vervuiler betaalt. Bij de tenuitvoerlegging van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn dienen de verdragspartijen zich in het bijzonder door dezelfde beginselen te laten leiden.

(7) De sluiting van bedoeld verdrag door de Europese Gemeenschap draagt bij tot de totstandbrenging van de doelstellingen en beginselen van artikel 174 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

BESLUIT:

Artikel 1

Het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van dat verdrag is als bijlage aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om overeenkomstig artikel 17 van bedoeld verdrag het goedkeuringsinstrument neder te leggen bij de regering van de Zwitserse Bondsstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

Verdrag inzake de bescherming van de Rijn

De Regeringen

van de Bondsrepubliek Duitsland,

van de Franse Republiek,

van het Groothertogdom Luxemburg,

van het Koninkrijk der Nederlanden,

van de Zwitserse Bondsstaat

en de Europese Gemeenschap,

geleid door de wens om vanuit een integrale visie te werken aan een duurzame ontwikkeling van het ecosysteem van de Rijn die recht doet aan het waardevolle karakter van de rivier, oevers en oevergebieden,

met de bedoeling hun samenwerking tot behoud en verbetering van het ecosysteem Rijn te versterken,

onder verwijzing naar het Verdrag van 17 maart 1992 inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren alsmede naar het Verdrag van 22 september 1992 inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan,

rekening houdend met de in het kader van de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging en de Aanvullende Overeenkomst van 3 december 1976 uitgevoerde werkzaamheden,

overwegende dat de door de Overeenkomst van 3 december 1976 inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging en door het actieprogramma "Rijn" van 30 september 1987 bereikte verbeteringen van de waterkwaliteit dienen te worden voortgezet,

zich bewust van het feit dat de sanering van de Rijn ook noodzakelijk is om het ecosysteem van de Noordzee in stand te houden en te verbeteren,

zich bewust van het feit dat de Rijn een belangrijke Europese vaarweg is en voor uiteenlopende doelen wordt gebruikt,

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit Verdrag wordt verstaan onder

a) "Rijn"

de Rijn vanaf het uitstromen uit het Bodenmeer en, in Nederland, de armen Bovenrijn, Bijlands Kanaal, Pannerdensch Kanaal, IJssel, Nederrijn, Lek, Waal, Boven-Merwede, Beneden-Merwede, Noord, Oude Maas, Nieuwe Maas en Scheur alsmede de Nieuwe Waterweg tot aan de basislijn, zoals in artikel 5 juncto artikel 11 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee gedefinieerd, het Ketelmeer en het IJsselmeer;

b) "Commissie"

de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (IRC).

Artikel 2 Toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van dit Verdrag omvat

a) de Rijn;

b) het grondwater dat in wisselwerking met de Rijn staat;

c) de aquatische en terrestrische ecosystemen die in wisselwerking met de Rijn staan of waarvan de wisselwerking met de Rijn hersteld zou kunnen worden;

d) het stroomgebied van de Rijn, voorzover de belasting door stoffen nadelige effecten heeft voor de Rijn;

e) het stroomgebied van de Rijn, voorzover van belang voor het voorkomen van hoogwaterproblemen en de bescherming tegen overstromingen langs de oevers van de Rijn.

Artikel 3 Doelstellingen

Met dit Verdrag streven de Verdragspartijen de volgende doelstellingen na:

1. duurzame ontwikkeling van het ecosysteem van de Rijn, met name door

a) behoud en verbetering van de waterkwaliteit van de Rijn en daarmee ook van het zwevend stof en de sedimenten, alsmede het grondwater, waarbij met name

_ verontreiniging door schadelijke stoffen en nutriënten uit puntbronnen (bijv. industrie en gemeenten), uit diffuse bronnen (bijv. landbouw en verkeer), ook via het grondwater, en uit de scheepvaart zoveel mogelijk moet worden voorkomen, verminderd of beëindigd;

_ de veiligheid van installaties wordt gewaarborgd en verbeterd en bedrijfsstoringen en calamiteiten worden voorkomen;

b) bescherming van populaties van organismen en van de soortendiversiteit, alsmede vermindering van de belasting van organismen met schadelijke stoffen;

c) behoud, verbetering en herstel van de natuurlijke functie van stromend water; het veiligstellen van een afvoerbeheer dat rekening houdt met de natuurlijke verplaatsing van erosiemateriaal en door het bevorderen van de wisselwerkingen tussen rivier, grondwater en oevergebieden en het behoud, beschermen en herstellen van oevergebieden als natuurlijke overstromingsgebieden;

d) behoud, verbetering en herstel van zo natuurlijk mogelijke leefgebieden voor in het wild levende dieren en planten in het water, op de bodem en aan de oevers van de rivier en in aangrenzende gebieden, met inbegrip van de verbetering van de leefomstandigheden voor vissen en het herstel van hun vrije migratie;

e) het veiligstellen van een ecologisch verantwoord en rationeel beheer van de watervoorraden;

f) rekening te houden met ecologische randvoorwaarden bij het aanbrengen van technische voorzieningen voor het waterbeheer, zoals bijv. in het kader van bescherming tegen hoogwater, de scheepvaart en het gebruik van waterkracht;

2. veiligstellen van het gebruik van Rijnwater voor de drinkwatervoorziening;

3. verbetering van de sedimentkwaliteit ten behoeve van het zonder schade storten of verspreiden van baggerspecie;

4. geïntegreerde voorzorgsmaatregelen en beschermingsmaatregelen tegen hoogwater met inachtneming van de ecologische randvoorwaarden;

5. vermindering van de belasting van de Noordzee afgestemd op de andere maatregelen ter bescherming van dit zeegebied.

Artikel 4 Principes

De Verdragspartijen laten zich daarbij leiden door de volgende principes:

a) het voorzorgsprincipe;

b) het principe van preventie;

c) het principe de aantasting van het milieu in de eerste plaats bij de bron te bestrijden;

d) het principe "de vervuiler betaalt";

e) het "stand-still"-principe;

f) het principe van compensatie van omvangrijke technische ingrepen;

g) het principe van duurzame ontwikkeling;

h) het toepassen en verder ontwikkelen van de stand van de techniek en van de beste milieupraktijk;

i) het principe van het niet verschuiven van belasting van het ene milieucompartiment naar het andere.

Artikel 5 Plichten van de Verdragspartijen

Teneinde de in artikel 3 genoemde doelstellingen te verwezenlijken en met inachtneming van de in artikel 4 genoemde beginselen verplichten de Verdragspartijen zich tot het volgende:

1. Zij versterken hun samenwerking en informeren elkaar wederzijds in het bijzonder over de op hun grondgebied ter bescherming van de Rijn uitgevoerde maatregelen.

2. Zij voeren de door de Commissie vastgestelde internationale meetprogramma's en onderzoekprojekten betreffende het ecosysteem Rijn op hun grondgebied uit en informeren de Commissie over de resultaten daarvan.

3. Zij verrichten onderzoek met het doel de oorzaken en de veroorzakers van verontreinigingen vast te stellen.

4. Zij nemen de autonome maatregelen die zij voor hun grondgebied noodzakelijk achten en garanderen in elk geval dat

a) het lozen van afvalwater dat de waterkwaliteit kan beïnvloeden onderworpen is aan een voorafgaande vergunning of aan een algemeen verbindende regeling waarin grenswaarden voor de emissies worden vastgelegd;

b) het lozen van gevaarlijke stoffen geleidelijk wordt verminderd met het doel dergelijke stoffen niet meer te lozen;

c) toezicht wordt gehouden op de naleving van de vergunningen of van de algemeen verbindende regelingen en op het lozen;

d) de vergunningen of de algemeen verbindende regelingen regelmatig worden getoetst en aangepast, voorzover substantiële vorderingen bij de ontwikkeling van de techniek dit mogelijk maken of de toestand van het ontvangende water dit vereist;

e) de gevaren van verontreiniging ten gevolge van ongevallen of bedrijfsstoringen door middel van regelingen zoveel mogelijk worden verminderd en voorzorgsmaatregelen voor noodsituaties worden getroffen;

f) technische ingrepen die het ecosysteem Rijn ernstig kunnen aantasten onderworpen zijn aan een voorafgaande vergunning waaraan voorschriften zijn verbonden of aan een algemeen verbindende regeling.

5. Zij treffen de voor hun grondgebied vereiste maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de besluiten van de Commissie overeenkomstig artikel 11.

6. Zij informeren bij bedrijfsstoringen of ongevallen waarvan de gevolgen de waterkwaliteit van de Rijn kunnen bedreigen, of bij naderend hoogwater onverwijld de Commissie en de Verdragspartijen die daardoor getroffen kunnen worden overeenkomstig de door de Commissie gecoördineerde waarschuwings- en alarmplannen.

Artikel 6 Commissie

1. Voor de tenuitvoerlegging van dit Verdrag blijven de Verdragspartijen in de Commissie samenwerken.

2. De Commissie bezit rechtspersoonlijkheid. In het bijzonder bezit zij op het grondgebied van de Verdragspartijen de rechtsbevoegdheid en handelingsbekwaamheid die naar nationaal recht wordt toegekend aan rechtspersonen. Zij wordt vertegenwoordigd door de voorzitter.

3. Op vraagstukken met betrekking tot het arbeidsrecht en op sociale vraagstukken is het recht van het land van de zetel van toepassing.

Artikel 7 Organisatie van de Commissie

1. De Commissie bestaat uit de delegaties van de Verdragspartijen. Iedere Verdragspartij benoemt afgevaardigden, van wie er een als delegatieleider wordt aangewezen.

2. De delegaties kunnen zich laten bijstaan door deskundigen.

3. Het voorzitterschap van de Commissie wordt afwisselend door iedere delegatie voor de duur van drie jaar uitgeoefend volgens de in de preambule vermelde volgorde van de Verdragspartijen. De delegatie die het voorzitterschap bekleedt wijst de voorzitter van de Commissie aan. De voorzitter treedt niet op als woordvoerder van zijn delegatie.

Indien een Verdragspartij afziet van uitoefening van het voorzitterschap, wordt dit bekleed door de eerstvolgende Verdragspartij.

4. De Commissie stelt een huishoudelijk en financieel reglement vast.

5. De Commissie neemt besluiten over maatregelen met betrekking tot de interne organisatie, de noodzakelijk geachte werkstructuur en de jaarlijkse begroting.

Artikel 8 Taken van de Commissie

1. Teneinde de in artikel 3 omschreven doelstellingen te verwezenlijken vervult de Commissie de volgende taken:

a) Zij bereidt internationale meetprogramma's en onderzoeken van het ecosysteem Rijn voor en evalueert de resultaten daarvan, waarbij zij kan samenwerken met wetenschappelijke instellingen.

b) Zij stelt voorstellen op voor afzonderlijke maatregelen en actieprogramma's, indien nodig inclusief economische instrumenten en rekening houdend met de daarbij te verwachten kosten.

c) Zij coördineert de waarschuwings- en alarmplannen van de Verdragsluitende Staten voor de Rijn.

d) Zij toetst de doeltreffendheid van de genomen maatregelen in het bijzonder op basis van de rapportages van de Verdragspartijen en van de resultaten van meetprogramma's en onderzoeken met betrekking tot het ecosysteem Rijn.

e) Zij voert andere taken uit, die haar door de Verdragspartijen worden opgedragen.

2. Hiertoe neemt de Commissie besluiten overeenkomstig de artikelen 10 en 11.

3. De Commissie brengt jaarlijks aan de Verdragspartijen verslag uit van haar activiteiten.

4. De Commissie informeert het publiek over de toestand van de Rijn en over de resultaten van haar werkzaamheden. Zij kan rapporten opstellen en openbaar maken.

Artikel 9 Plenaire vergaderingen van de Commissie

1. De Commissie komt eenmaal per jaar op uitnodiging van de voorzitter in plenaire vergadering bijeen.

2. Buitengewone plenaire vergaderingen worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste twee delegaties bijeengeroepen.

3. De voorzitter stelt de agenda voor. Iedere delegatie heeft het recht die onderwerpen op de agenda te doen plaatsen die zij behandeld wenst te zien.

Artikel 10 Besluitvorming van de Commissie

1. Besluiten van de Commissie worden genomen met eenparigheid van stemmen.

2. Iedere delegatie heeft één stem.

3. Indien in artikel 8, eerste lid, onder b), bedoelde maatregelen die door de Verdragspartijen dienen te worden uitgevoerd, onder de bevoegdheid vallen van de Europese Gemeenschap, oefent de Europese Gemeenschap, in afwijking van het tweede lid, haar stemrecht uit met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van haar Lidstaten die Partij zijn bij dit Verdrag. De Europese Gemeenschap oefent haar stemrecht niet uit wanneer de Lidstaten hun stemrecht uitoefenen en omgekeerd.

4. Stemonthouding door niet meer dan één delegatie staat eenparigheid van stemmen niet in de weg. Dit geldt niet voor de delegatie van de Europese Gemeenschap. De afwezigheid van een delegatie geldt als stemonthouding.

5. Het huishoudelijk reglement kan voorzien in een schriftelijke procedure.

Artikel 11 Tenuitvoerlegging van de besluiten van de Commissie

1. De Commissie richt haar besluiten over maatregelen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b), in de vorm van aanbevelingen aan de Verdragspartijen. De tenuitvoerlegging geschiedt overeenkomstig het nationale recht van de Verdragspartijen.

2. De Commissie kan bepalen dat deze besluiten

a) binnen een gegeven tijdschema door de Verdragspartijen moeten worden uitgevoerd;

b) volgens een gecoördineerde procedure moeten worden uitgevoerd.

3. De Verdragspartijen brengen regelmatig aan de Commissie verslag uit over

a) de maatregelen van wetgevende, regelgevende of andere aard die zij hebben getroffen om uitvoering te geven aan de bepalingen van het Verdrag en aan de door de Commissie genomen besluiten;

b) de resultaten van de uitvoering van de onder a) genoemde maatregelen;

c) de problemen die ontstaan bij de tenuitvoerlegging van de onder a) genoemde maatregelen.

4. Indien een Verdragspartij de besluiten van de Commissie niet of slechts gedeeltelijk kan uitvoeren, stelt zij de Commissie daarvan binnen een bepaalde, door de Commissie per geval te bepalen termijn, in kennis en zet haar redenen uiteen. Elke delegatie kan om overleg verzoeken; aan dit verzoek dient binnen een termijn van twee maanden te worden voldaan.

De Commissie kan op grond van de verslagen van de Verdragspartijen of op grond van het overleg besluiten tot maatregelen om de tenuitvoerlegging van de besluiten te bevorderen.

5. De Commissie houdt een lijst bij van haar aan de Verdragspartijen gerichte besluiten. De Verdragspartijen vullen jaarlijks, uiterlijk twee maanden voor de plenaire vergadering van de Commissie, de lijst van de Commissie aan door de stand van zaken aan te geven met betrekking tot de uitvoering van de besluiten van de Commissie.

Artikel 12 Secretariaat van de Commissie

1. De Commissie heeft een permanent secretariaat, dat de hem door de Commissie gedelegeerde taken uitoefent en dat wordt geleid door een hoofd.

2. De Verdragspartijen leggen de zetel van het secretariaat vast.

3. De Commissie benoemt het hoofd van het secretariaat.

Artikel 13 Verdeling van de kosten

1. Elke Verdragspartij draagt de kosten van haar vertegenwoordiging in de Commissie en haar werkstructuur, en elke Verdragsluitende Staat draagt de kosten van het onderzoek en de maatregelen die hij op zijn grondgebied uitvoert.

2. De verdeelsleutel van de Verdragspartijen ter dekking van de kosten van de jaarlijkse begroting worden in het huishoudelijk en financieel reglement van de Commissie vastgelegd.

Artikel 14 Samenwerking met andere staten, andere organisaties en externe deskundigen

1. De Commissie werkt met andere intergouvernementele organisaties samen en kan aan hen aanbevelingen richten.

2. De Commissie kan als waarnemers erkennen:

a) staten die belang hebben bij de werkzaamheden van de Commissie;

b) intergouvernementele organisaties waarvan de werkzaamheden verband houden met het Verdrag;

c) niet-gouvernementele organisaties voorzover er sprake is van raakvlakken met hun belangen of taken.

3. De Commissie wisselt informatie uit met niet-gouvernementele organisaties voorzover er sprake is van raakvlakken met hun belangen of taken. In het bijzonder hoort de Commissie alvorens zij besluiten neemt deze organisaties, indien het besluiten betreft die van groot belang kunnen zijn voor deze organisaties, en informeert deze nadat de besluiten zijn genomen.

4. De waarnemers kunnen de Commissie informatie of rapporten voorleggen die voor de doelstellingen van het Verdrag van belang zijn. Zij kunnen worden uitgenodigd om zonder stemrecht deel te nemen aan vergaderingen van de Commissie.

5. De Commissie kan besluiten zich te laten bijstaan door deskundige vertegenwoordigers van de erkende niet-gouvernementele organisaties of door andere deskundigen en dezen uit te nodigen voor vergaderingen van de Commissie.

6. In het huishoudelijk en financieel reglement worden de voorwaarden voor de samenwerking alsmede de vereiste voorwaarden voor toelating en deelneming geregeld.

Artikel 15 Werktalen

De werktalen van de Commissie zijn Duits, Frans en Nederlands. De modaliteiten worden in het huishoudelijk en financieel reglement geregeld.

Artikel 16 Geschillenbeslechting

1. Indien tussen Verdragspartijen een geschil ontstaat met betrekking tot de interpretatie of toepassing van dit Verdrag, streven deze ernaar tot een oplossing te komen door onderhandeling of via een andere methode van geschillenbeslechting die de Partijen bij het geschil aanvaardbaar achten.

2. Indien het geschil langs deze weg niet kan worden beslecht, wordt, tenzij de Partijen bij het geschil anders beslissen, op verzoek van een van hen een scheidsrechterlijke procedure gevoerd overeenkomstig de bepalingen van de Bijlage bij dit Verdrag, die onderdeel uitmaakt van dit Verdrag.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Elke Verdragpartij deelt de Regering van de Zwitserse Bondsstaat mede dat voldaan is aan de nationale vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag. De Regering van de Zwitserse Bondsstaat bevestigt de ontvangst van deze mededelingen en stelt daarvan tevens de andere Verdragspartijen in kennis. Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de ontvangst van de laatste mededeling.

Artikel 18 Opzegging

1. Na het verstrijken van een tijdvak van drie jaar na de inwerkingtreding kan dit Verdrag te allen tijde door elke Verdragspartij worden opgezegd door middel van een aan de Regering van de Zwitserse Bondsstaat te richten schriftelijke verklaring.

2. Een opzegging wordt van kracht aan het einde van het jaar dat volgt op de opzegging.

Artikel 19 Intrekking en handhaving van het geldende recht

1. Onverminderd het tweede en derde lid houden bij de inwerkingtreding van dit Verdrag op van kracht te zijn:

a) de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging;

b) de Aanvullende Overeenkomst van 3 december 1976 bij de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging;

c) de Overeenkomst van 3 december 1976 inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging.

2. De ingevolge de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging en de Aanvullende Overeenkomst van 3 december 1976, alsmede de Overeenkomst van 3 december 1976 inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging aangenomen besluiten, aanbevelingen, grenswaarden en andere regelingen blijven zonder wijziging van hun juridische status van toepassing, voorzover deze door de Commissie niet uitdrukkelijk worden ingetrokken.

3. De verdeling van de kosten ten behoeve van de jaarlijkse begroting overeenkomstig artikel 12 van de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging, zoals gewijzigd door de Aanvullende Overeenkomst van 3 december 1976, blijft van kracht totdat de Commissie in het huishoudelijk en financieel reglement een verdeling heeft vastgelegd.

Artikel 20 Authentieke tekst en nederlegging

Dit Verdrag, dat in de Duitse, Franse en Nederlandse taal is opgesteld, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek, zal worden nedergelegd bij de Regering van de Zwitserse Bondsstaat, die daarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift zal doen toekomen aan elke Verdragspartij.

Gedaan te ,

Voor de Regeringen

van de Bondsrepubliek Duitsland:

van het Koninkrijk der Nederlanden;

van de Franse Republiek:

van de Zwitserse Bondsstaat:

van het Groothertogdom Luxemburg:

Voor de Europese Gemeenschap:

BIJLAGE

Scheidsrechtspraak

1. Tenzij de Partijen bij het geschil anders besluiten, wordt de scheidsrechterlijke procedure gevoerd met inachtneming van de bepalingen van deze Bijlage.

2. Het scheidsgerecht bestaat uit drie leden. Zowel de klagende als de aangeklaagde Partij wijst een scheidsman aan; de beide aldus aangewezen scheidsmannen wijzen in onderlinge overeenstemming de derde scheidsman aan, die het voorzitterschap van het gerecht op zich neemt.

Indien binnen twee maanden na de benoeming van de tweede scheidsman de voorzitter van het scheidsgerecht niet is aangewezen, gaat de President van het Internationaal Gerechtshof, op verzoek van de meest gerede partij, binnen een volgende periode van twee maanden, over tot de benoeming.

3. Indien binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek bedoeld in artikel 16 van het Verdrag, één van de Partijen bij het geschil niet is overgegaan tot de door haar te verrichten aanwijzing van een lid van het gerecht, kan de andere Partij zich wenden tot de President van het Internationaal Gerechtshof, die de voorzitter van het scheidsgerecht aanwijst binnen een volgende termijn van twee maanden. Zodra de voorzitter van het scheidsgerecht is benoemd, verzoekt hij de Partij die nog geen scheidsman heeft aangewezen dit te doen binnen een termijn van twee maanden. Na het verstrijken van deze termijn wendt hij zich tot de President van het Internationaal Gerechtshof, die binnen een volgende termijn van twee maanden overgaat tot de benoeming.

4. Indien in de in de voorgaande leden bedoelde gevallen de President van het Internationaal Gerechtshof verhinderd mocht zijn of indien hij onderdaan is van een van de Partijen bij het geschil, dient de aanwijzing van de voorzitter van het scheidsgerecht of de benoeming van de scheidsman te geschieden door de vice-president van het Gerechtshof of door het in dienstjaren oudste lid van het Hof dat niet verhinderd is en dat geen onderdaan is van een van de Partijen bij het geschil.

5. De voorgaande bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing om in vacatures te voorzien.

6. Het scheidsgerecht beslist overeenkomstig de regels van het internationale recht en, in het bijzonder, overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag.

7. Het scheidsgerecht beslist, zowel ten aanzien van de procedure als van de zaak zelf, met meerderheid van stemmen van zijn leden; wanneer één van de door de Partijen aangewezen leden van het gerecht niet aanwezig is of zich van stemming onthoudt, verhindert dit het gerecht niet uitspraak te doen. Indien de stemmen staken, is de stem van de voorzitter doorslaggevend. De beslissingen van het gerecht zijn bindend voor de Partijen. Deze dragen de kosten van de scheidsman die zij hebben aangewezen en verdelen de andere kosten gelijkelijk. Ten aanzien van de andere punten stelt het scheidsgerecht zelf zijn procedureregels vast.

8. In geval van een geschil tussen twee Verdragspartijen waarvan er één Lidstaat is van de Europese Gemeenschap, die zelf Verdragspartij is, richt de andere Partij het verzoek zowel aan deze Lidstaat als aan de Gemeenschap, die gezamenlijk binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het verzoek, aan die Partij ter kennis brengen of de Lidstaat, de Gemeenschap, dan wel de Lidstaat en de Gemeenschap gezamenlijk Partij zullen zijn bij het geschil. Indien een dergelijke kennisgeving niet wordt gedaan binnen de genoemde termijn, worden de Lidstaat en de Gemeenschap voor de toepassing van het bepaalde in deze Bijlage geacht een en dezelfde Partij te vormen bij het geschil. Hetzelfde geldt wanneer de Lidstaat en de Gemeenschap gezamenlijk Partij zijn bij het geschil.

Protocol van ondertekening

Bij de ondertekening van het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn zijn de delegatieleiders van de IRC overeengekomen dat

1. het Verdrag onverlet laat:

a) de Overeenkomst van 3 december 1976 inzake de bescherming van de Rijn tegen verontreiniging door chloriden;

b) de briefwisseling van 29 april/13 mei 1983 met betrekking tot de genoemde Overeenkomst, in werking getreden op 5 juli 1985;

c) de Verklaring van 11 december 1986 van de delegatieleiders van de Regeringen die de Overeenkomstsluitende Partijen zijn van de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging;

d) het Aanvullend Protocol van 25 september 1991 bij de Overeenkomst van 3 december 1976 inzake de bescherming van de Rijn tegen verontreiniging door chloriden;

e) de Verklaring van 25 september 1991 van de delegatieleiders van de Regeringen die de Overeenkomstsluitende Partijen van de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging zijn;

2. de "stand van de techniek" en de "beste beschikbare technologie" synonieme begrippen zijn en dat deze begrippen, evenals het begrip "beste milieupraktijk" in het kader van het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn dienen te worden begrepen zoals zij in het Verdrag van 17 maart 1992 inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren (Bijlagen I en II) en in het Verdrag van 22 september 1992 inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Aanhangsel 1) zijn omschreven;

3. Koblenz de zetel van het secretariaat blijft;

4. voor het bijleggen van een geschil tussen lidstaten de Europese Gemeenschap dat geen andere staat betreft, artikel 219 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is.

Gedaan te , op

Voor de Regeringen

van de Bondsrepubliek Duitsland:

van het Koninkrijk der Nederlanden;

van de Franse Republiek:

van de Zwitserse Bondsstaat:

van het Groothertogdom Luxemburg:

Voor de Europese Gemeenschap:

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. TITEL VAN DE MAATREGEL

Verdrag inzake de bescherming van de Rijn

2. BEGROTINGSLIJN

B7 - 8110

3. RECHTSGRONDSLAG

_ Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging en Aanvullende Overeenkomst van 3 december 1976;

_ Overeenkomst van 3 december 1976 inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging;

_ diverse internationale verdragen waarbij de Gemeenschap partij is, en met name het Verdrag van 17 maart 1992 betreffende de bescherming en het gebruik van de grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren alsmede het Verdrag van 22 september 1992 inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR-verdrag);

_ het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn, dat door de Europese Gemeenschap en de andere verdragspartijen op 12 april 1999 te Bern werd ondertekend.

4. OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

4.1 Algemeen doel van de maatregel

Met het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn wordt beoogd de duurzame ontwikkeling van het Rijnecosysteem te garanderen, de productie van drinkwater uit Rijnwater veilig te stellen, de kwaliteit van de sedimenten te verbeteren (zodat baggerspecie zonder schade aan het milieu gestort of verspreid kan worden), hoge waterstanden te voorkomen en in het kader van een geïntegreerde benadering te zorgen voor bescherming tegen overstromingen, rekening houdend met de ecologische eisen, alsmede bij te dragen tot de sanering van de Noordzee in combinatie met andere maatregelen ter bescherming van deze zee. In het kader van dit verdrag coördineert de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn (ICBR) de werkzaamheden die voor het realiseren van de doelstellingen van het verdrag noodzakelijk zijn. Zij wordt bijgestaan door een secretariaat dat te Koblenz (Duitsland) gevestigd is.

De Gemeenschap is Partij bij het huidige Verdrag inzake de bescherming van de Rijn; haar participatie in het nieuwe verdrag zal haar in staat stellen, de internationale samenwerking bij de bescherming van de wateren van de Rijn, die intensief worden gebruikt, voort te zetten.

Zo draagt de Gemeenschap bij tot het bereiken van de doelstellingen van het EG-Verdrag door bevordering van de instandhouding, de bescherming en de verbetering van de milieukwaliteit, de bescherming van de menselijke gezondheid, het voorzichtig en verstandig gebruik van de waterreserves en de bevordering op internationaal niveau van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale milieuproblemen.

4.2 Looptijd en wijze van vernieuwing of verlenging

Jaarlijkse bijdrage van de Gemeenschap gedurende de hele looptijd van het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn. (Het verdrag geldt voor onbeperkte duur.)

5. INDELING VAN DE UITGAVEN

5.1 Niet-verplichte uitgaven

5.2 Gesplitste kredieten

6. AARD VAN UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Gezamenlijke financiering met andere openbare en/of particuliere bronnen.

7. FINANCIËLE GEVOLGEN

Jaarlijks wordt een raming gemaakt van de middelen die het secretariaat nodig heeft. Krachtens het thans vigerende verdrag beloopt de bijdrage van de Gemeenschap aan het totale jaarlijkse budget van de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn 13%. In 1999 bedroeg de financiële bijdrage van de Europese Gemeenschap 168.595 DM (86.201,25 EUR, aangewezen op begrotingslijn B7-8110) ; in 2000 zal deze bijdrage 174.869 DM (89.409 EUR) belopen.

Zodra de bekrachtiging van het nieuwe verdrag een feit is, draagt elke verdragspartij een deel van de kosten welke aan de activiteiten van het secretariaat van de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn verbonden zijn, overeenkomstig de verdeelsleutel van punt 9 van het nieuwe huishoudelijk en financieel reglement van de ICBR. Deze verdeelsleutel bepaalt dat de Europese Gemeenschap een bijdrage van 2,5% levert; Zwitserland dient 12% voor zijn rekening te nemen, en het resterende bedrag wordt als volgt over de overige verdragspartijen omgeslagen: 32,5% voor de Bondsrepubliek Duitsland, 32,5% voor de Franse Republiek, 32,5% voor het Koninkrijk der Nederlanden en 2,5% voor het Groothertogdom Luxemburg.

Voorts is bepaald dat de Europese Gemeenschap naast genoemde toelage voor de huishoudelijke uitgaven van het secretariaat en binnen de grenzen van haar financiële mogelijkheden ook een aanvullende bijdrage betaalt waardoor de totale bijdrage van de Gemeenschap op het niveau wordt gebracht van de communautaire bijdrage aan de begroting voor het jaar dat aan de vankrachtwording van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn voorafging. De totale bijdrage van de Gemeenschap mag echter niet meer bedragen dan het percentage dat werd vastgesteld in de Aanvullende Overeenkomst van 3 december 1976 bij de op 29 april 1963 in Bern ondertekende Overeenkomst nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging (namelijk 13%).

Bijgevolg zullen de bekrachtiging en inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn resulteren in een geleidelijke vermindering van de bijdrage van de Europese Gemeenschap van 13 naar 2,5%.

8. BEPALINGEN OM FRAUDE TEGEN TE GAAN

De bepalingen inzake de door de Gemeenschap uitgeoefende controle op het gebruik van haar financiële bijdragen aan verdragen van dit type zijn van toepassing.

9. ELEMENTEN VAN DE KOSTEN-BATENANALYSE

9.1 Specifieke en kwantificeerbare doelstellingen

_ Algemene doelstelling: de noodzakelijke voorwaarden tot stand brengen voor een betere samenwerking tussen de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn met het oog op de bevordering van de instandhouding, de bescherming en de verbetering van de milieukwaliteit, de bescherming van de menselijke gezondheid, het voorzichtig en verstandig gebruik van de waterreserves en de bevordering op internationaal niveau van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale milieuproblemen.

_ Specifieke doelstellingen: de duurzame ontwikkeling van het Rijnecosysteem garanderen, de productie van drinkwater uit Rijnwater veiligstellen, de kwaliteit van de sedimenten verbeteren (zodat baggerspecie zonder schade aan het milieu gestort of verspreid kan worden), hoge waterstanden voorkomen en in het kader van een geïntegreerde benadering zorgen voor bescherming tegen overstromingen, rekening houdend met de ecologische eisen, alsook bijdragen tot de sanering van de Noordzee in combinatie met andere maatregelen ter bescherming van deze zee.

9.2 Verantwoording van de maatregel

De internationale rivierverdragen vormen een doeltreffend instrument bij de internationale samenwerking in de strijd tegen grensoverschrijdende water verontreiniging.

Een gemeenschappelijke benadering bij de vaststelling der prioriteiten, de keuze van de te nemen maatregelen en de tenuitvoerlegging daarvan bevordert de doeltreffendheid en werkt kostenverlagend.

De actieve participatie van de Gemeenschap is in het verleden nuttig en noodzakelijk gebleken. Gezien de in het nieuwe verdrag omschreven nieuwe doelstellingen en de noodzaak om toe te zien op de samenhang met de communautaire wetgeving in het algemeen en de eisen van de toekomstige kaderrichtlijn inzake het waterbeleid in het bijzonder, zal dit ook in de toekomst het geval zijn. Overigens is de deelname van de Gemeenschap in overeenstemming met de krachtlijnen van het vijfde milieuactieprogramma « Op weg naar duurzame ontwikkeling », waarin internationale samenwerking als één van de prioriteiten van de Gemeenschap wordt erkend.

9.3 Follow-up en evaluatie van de maatregel

Het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn van 1976 heeft in hoge mate bijgedragen tot de verbetering van de waterkwaliteit in het Rijnecosysteem door de doeltreffende bestrijding van de verontreiniging der oppervlaktewateren door gevaarlijke stoffen: het zuurstofgehalte van de wateren van de Rijn is toegenomen en de lozingen van de belangrijkste verontreinigende stoffen zijn met de helft verminderd. Wel moeten de inspanningen worden voortgezet met betrekking tot diffuse verontreinigingsbronnen en ter beperking van de concentraties van gevaarlijke stoffen zoals zware metalen en gehalogeneerde organische verbindingen van industriële oorsprong.

10. HUISHOUDELIJKE UITGAVEN (AFDELING III, DEEL A VAN DE BEGROTING)

10.1. Effect op de omvang van het personeelsbestand

Voor deze maatregel hoeft het aantal personeelsleden niet te worden uitgebreid. De middelen waarover DG ENV thans beschikt, volstaan om in de behoeften te voorzien.

10.2. Financieel effect van de vereiste extra personele middelen

N.v.t.

10.3. Effect op de andere huishoudelijke uitgaven

Er moet worden gerekend op 15 dienstreizen per jaar voor deelneming aan de vergaderingen van de Commissie, van de hoofden van de delegaties en van de comités van deskundigen (in de zetel van het secretariaat te Koblenz of in een andere stad op het grondgebied van een der verdragspartijen): 400 EUR x 15 = 6000 EUR.