52000IE0367

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Strategie voor de Interne Markt en aanbevelingen voor de herijking van de gerichte acties"

Publicatieblad Nr. C 140 van 18/05/2000 blz. 0036 - 0042


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Strategie voor de Interne Markt en aanbevelingen voor de herijking van de gerichte acties"

(2000/C 140/10)

Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 27 januari 2000 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 23 (derde alinea) van zijn reglement van orde een advies uit te brengen over de "Strategie voor de Interne Markt en aanbevelingen voor de herijking van de gerichte acties".

De afdeling voor "Interne markt, productie en consumptie", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 maart 2000 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Little.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 371 zitting (vergadering van 30 maart 2000) het volgende advies uitgebracht, dat met 112 stemmen vóór, 4 stemmen tegen, bij 3 onthoudingen is goedgekeurd.

1. Achtergrond

1.1. De Mededeling van de Commissie(1) van 24 november 1999 bevat een voorstel voor een strategie ten aanzien van de Interne Markt voor de komende vijf jaar. De Commissie is van mening dat de strategische doeleinden daarbij behoren te zijn:

- verbetering van de kwaliteit van het bestaan van de burgers;

- vergroting van efficiency van de producten- en kapitaalmarkten;

- verbetering van het ondernemingsklimaat;

- gebruikmaking van de prestaties van de Interne Markt in een zich veranderende wereld.

De schriftelijke versie van de Mededeling werd op 7 december ter bespreking aan de Raad Interne Markt en daarna aan de Europese Raad in Helsinki voorgelegd.

1.2. Gehoor gevend aan de "jaarcyclus voor de internemarktstrategie" (fig. 1 op bladzijde 6) stelde de Waarnemingspost Interne Markt (WIM) het Comité voor telkens tijdig advies uit te brengen over de Interne Markt gezien vanuit een horizontaal perspectief, dat de Commissie in de maand april in overweging dient te nemen alvorens voorstellen voor wijzigingen in de gerichte acties vast te stellen. In het advies zouden zienswijzen worden opgenomen over het "scorebord voor de Interne Markt", dat ieder jaar in november wordt gepubliceerd, en over het Verslag van Cardiff (over het functioneren van product- en kapitaalmarkten), dat ieder jaar in januari/februari wordt gepubliceerd.

1.3. Voor de jaarcyclus 2000 is men het er binnen het Comité over eens geworden dat een initiatiefadvies wordt opgesteld dat bestaat uit aanbevelingen met het oog op de herijking van de gerichte acties samen met een reactie op het document inzake de strategie voor de interne markt en standpunten over de andere in de vorige paragraaf genoemde documenten.

2. Algemene opmerkingen over de Mededeling van de Commissie inzake de strategie voor de Interne Markt

2.1. Het Comité stelt de Mededeling van de Commissie zeer op prijs. Het komt aan veel verwachtingen tegemoet en komt in sterke mate overeen met de oproep van het Comité in zijn vierde vervolgadvies over het actieprogramma voor de interne markt. Alhoewel het Comité voorstelde strategische doelstellingen voor de komende drie jaar vast te leggen, erkent het de logica om uit te gaan van een periode van vijf jaar, die overeenkomt met de mandaatsperiode van de nieuwe Commissie.

2.2. Hoofdpunt van kritiek van het Comité op de strategie in grote lijnen betreft het aspect van de uitbreiding van de EU, dat volgens het Comité onvoldoende is uitgewerkt. Het is een gegronde doelstelling om te streven naar een interne markt die kan bijdragen aan een succesvolle uitbreiding van de EU, maar een dergelijk streven alleen is niet voldoende.

2.2.1. Het is van vitaal belang de huidige interne markt van de vijftien lidstaten te stroomlijnen en zodanig voor te bereiden dat het in de behoeften kan voorzien van een markt die te zijner tijd twee keer zoveel landen zal omvatten en met een bevolking die met 30 % zal zijn toegenomen. Er dient gestreefd te worden naar een vrijwel volledige overname van de internemarktregelgeving door de vijftien EU-lidstaten op het moment van de aanstaande uitbreiding van de EU.

2.2.2. Het is voorts van essentieel belang dat de kandidaat-lidstaten op het moment van toetreding niet alleen in staat zijn om de regelgeving ten aanzien van de Interne Markt over te nemen maar inderdaad het gehele "acquis communautaire". De structurele hervorming die in de kandidaat-lidstaten reeds waarneembaar is zal zelfs worden versneld met de komst van de Interne Markt. Om ervoor te zorgen dat deze soepel functioneert, is het van wezenlijk belang dat rekening wordt gehouden met de economische en sociale gevolgen van deze structurele hervorming voor de Interne Markt. De kandidaat-lidstaten zou de mogelijkheid geboden kunnen worden van een overgangsperiode, zoals beschreven in het advies van het Comité inzake de Interne Markt en de Uitbreiding(2).

2.2.3. Het is ook voor de EVA-landen belangrijk om bij het vervolg dat gegeven wordt aan de tenuitvoerlegging van noodzakelijke maatregelen voor de implementatie van de nieuwe strategie aan dezelfde voorwaarden te moeten voldoen als de vijftien EU-lidstaten.

2.3. Een groot gedeelte van de inhoud van de strategische en operationele doelstellingen gaat over verschillende aspecten van de interne markt, waarvoor volgens de Commissie beleidsontwikkeling en actie noodzakelijk waren. Zoals echter met veel strategische plannen het geval is, dient men eerst overtuigd te worden van het feit dat tenuitvoerlegging van de strategie realistisch is.

2.4. Het Comité stelt met tevredenheid vast dat, één uitzondering daargelaten, de iets te algemene formulering van sommige van de aangegeven doelstellingen in het Commissiedocument zijn vervangen door meer realistische bewoordingen. De uitzondering betreft de strategische doelstelling "verbetering van de kwaliteit van het bestaan van de burgers". De interne markt zelf zal op dit punt niet aan de verwachtingen kunnen voldoen omdat burgers ervoor zouden kunnen kiezen geen gebruik te maken van eventueel beschikbare mogelijkheden. Het Comité blijft bezorgd omdat het nagenoeg onmogelijk zou zijn om vast te stellen of een dergelijke doelstelling is bereikt of niet. Het lijkt erop dat een dergelijke doelstelling is ontwikkeld en voorgesteld om in het beginstadium "indruk te maken" in plaats van de totstandbrenging van een duidelijk meetbaar doel te formuleren.

2.4.1. Het Comité heeft in het verleden verschillende keren gewezen op het gebrek aan succes bij het identificeren van door de interne markt tot stand gebrachte economische voordelen en sociale ontwikkelingen. In zijn meest recente antwoord aan het Comité heeft de Commissie erkend dat "het moeilijk is om effecten van de interne markt via macro-indicatoren te bepalen omdat deze de gezamenlijke impact van economische, politieke en technologische ontwikkelingen weerspiegelen".

2.4.2. De economische gevolgen en sociale ontwikkelingen die aan de interne markt worden toegeschreven, zijn overzichtelijker wanneer men kijkt naar de hoedanigheid waarin de respectieve burgers optreden: werkgevers, werknemers of consumenten. De gevolgen zijn dan veel gemakkelijker te begrijpen en te meten. Ook kan dan gebruik worden gemaakt van reeds bestaande modellen voor de registratie van sociale indicatoren, diverse wetenschappelijke onderzoeken of in enkele lidstaten reeds gebruikte formules voor het meten van de gevolgen van economische ontwikkelingen voor de burgers in hun hoedanigheid van ondernemer, consument of werknemer.

2.5. De voorgestelde jaarlijkse cyclus van toezicht, dialoog, onderzoek en evaluatie wordt door het Comité onderschreven, maar het plaatst een aantal kanttekeningen bij de noodzaak om twee "scoreborden" per jaar te publiceren. De publicatie van één scorebord zou logisch zijn aangezien het hier gaat om een jaarlijks proces. Bovendien is gebleken dat de Commissie aanvullende middelen zoekt om met de nieuwe strategie te kunnen doorgaan terwijl de kosten voor ieder "scorebord" niet onaanzienlijk zijn.

2.6. Behoudens de hierboven geformuleerde kanttekeningen steunt het Comité het voorstel voor een strategie voor de interne markt zoals gepresenteerd in de Mededeling van de Commissie.

2.7. Het Comité gelooft dat het van cruciaal belang is dat gepaste aandacht wordt besteed aan het fundamentele belang van de Interne Markt tijdens de komende Intergouvernementele Conferentie, waar het zwaartepunt zal liggen bij de voorbereidingen op de uitbreiding van de Europese Unie. Dit is belangrijk voor het daadwerkelijk verwezenlijken van de economische voordelen van de interne markt als geheel.

3. Bijzondere opmerkingen over de gerichte acties op korte termijn van de Strategie

3.1. Om de strategische en operationele doelstellingen te kunnen bereiken, heeft de Commissie 111 gerichte acties geselecteerd waarbij uitgegaan wordt van een periode van 18 maanden. De Commissie is van mening dat dit de continuïteit ten goede zal komen en dat de voorbereidende werkzaamheden de mogelijkheden zullen optimaliseren om deze doelstellingen binnen het aangegeven tijdsbestek te verwezenlijken.

3.2. De presentatie van een dergelijke veelomvattende lijst van gerichte acties is op zichzelf een nuttig instrument, maar volgens het Comité gaat het om een contradictio in terminis wanneer men alle acties als "prioriteiten op de korte termijn" zou bestempelen.

3.3. Volgens het Comité is het onrealistisch, te verwachten dat alle doeleinden binnen de periode van achttien maanden kunnen worden gerealiseerd; het is genoegzaam bekend hoe moeilijk het in bepaalde gevallen is om op Raadsniveau tot overeenstemming te komen. Een dergelijke bezorgdheid bestaat ook ten aanzien van actie die op nationaal niveau nodig is en waar nalatigheid bij de omzetting en de consequente toepassing van wetgeving (in enkele gevallen zelfs niet-toepassing ervan) doet veronderstellen dat de bescherming van nationale belangen nog altijd voorrang heeft.

3.4. Omdat de periode van 18 maanden wordt opgedeeld in perioden van zes maanden, is er sprake van ingesloten prioriteiten binnen het geheel van de gerichte acties. Het is het Comité echter niet duidelijk geworden of de opname van een actie in het tijdschema samenhangt met het belang dat hieraan gehecht wordt in de werkprogramma's van het voorzitterschap, of dat zulks gewoon gebeurt op basis van de minimumtijd die nodig is voor de uitvoering ervan.

3.5. Het wordt algemeen erkend dat de Commissie zich niet dient uit te spreken over politieke prioriteiten. Het Comité meent echter dat economische en sociale prioriteiten iets anders zijn en dat de Commissie vanuit dat standpunt daarom zou moeten proberen de belangrijkste prioriteiten te bepalen. Vervolgens dient dan de nadruk te worden gelegd op het bereiken van die doelstellingen.

3.5.1. Het Comité heeft specifieke adviezen uitgebracht over ongeveer de helft van de 46 gerichte acties die de vorm aannemen van wetgevingsvoorstellen. Hoewel het Comité over het algemeen ook de overige acties ondersteunt, wenst het niet dezelfde prioriteit aan alle acties toe te kennen. De zienswijzen van het Comité over de prioriteiten zijn in hoofdstuk 6 opgenomen waarin aanbevelingen worden gedaan voor de eerste herijking van de gerichte acties.

4. Opmerkingen bij scorebord nummer 5

4.1. Algemeen

4.1.1. Scorebord 5 voor de interne markt van de Commissie is gedateerd op 3 december 1999 en werd gepubliceerd kort voordat de "Strategie voor de Europese interne markt" door de Raad Interne Markt en tijdens de Top van Helsinki werd besproken.

4.1.2. Het verslag geeft gedetailleerde informatie over vier facetten van de Interne Markt, namelijk:

- regelgeving;

- feedback door bedrijfsonderzoek;

- toezicht op de prijzen;

- toezicht op het actieplan financiële diensten.

4.1.3. Het Comité is ingenomen met de duidelijke en op feiten gerichte presentatie; de verstrekte informatie over bovenvermelde thema's wordt als bijzonder nuttig beschouwd. Het onderzoek naar de vooruitgang die door individuele lidstaten is geboekt, kan zeer bruikbaar zijn voor het opvoeren van de druk op lidstaten die duidelijk in gebreke blijven.

4.1.4. Het Comité is echter van mening dat dit scorebord niet dezelfde positieve impuls zal geven voor de nodige actie zoals dat bij de scoreborden 1-3 wèl het geval was. Het heeft niet langer het actieplan voor de achttien maanden tot en met 31 december 1998 als uitgangspunt en ook ontbreekt een omvattend overzicht van de vooruitgang die is geboekt op de Interne Markt.

4.1.5. Het Comité heeft geen bijzondere opmerkingen gemaakt over scorebord nummer 4 dat in juni 1999 werd gepubliceerd omdat het van mening was dat de beschreven situatie niet significant verschilde van de in de beoordeling van de Commissie over het actieplan voor de Interne Markt(3) beschreven situatie, waarover het Comité in mei 1999 een advies uitbracht(4). Zoals reeds gezegd in par. 2.5, twijfelt het Comité aan het nut van het uitbrengen van twee scoreborden per jaar.

4.1.6. Het is volgens het Comité van essentieel belang dat de vooruitgang die door de kandidaat-lidstaten wordt geboekt op weg naar de uiteindelijke overname van de interne-marktregels en -praktijken in het kader van de jaarlijkse audit wordt bekeken. De Commissie wordt verzocht in de toekomst dergelijke vooruitgang met behulp van scoreborden van commentaar te voorzien.

4.2. Regelgeving (deel B)

4.2.1. De duidelijke en informatieve presentatie van gegevens over de tenuitvoerlegging van wetgeving op het gebied van de Interne Markt is nog steeds één van de meest indrukwekkende onderdelen van het scorebord. Het is zelfs uitgebreid met statistieken van de EVA. Het Comité deelt desalniettemin de bezorgdheid van de Commissie over het langzame tempo waarin recente wetgeving ten uitvoer wordt gelegd en de weinig positieve vooruitzichten voor het uit de weg ruimen van achterstand bij de omzetting.

4.2.2. Het aantal inbreukprocedures dat is ingeleid, blijft hoog en zou volgens het Comité zelfs hoger uitvallen als de gerechtelijke procedures niet zo lang zouden duren.

4.2.3. Het Comité ziet met belangstelling de globale beoordeling van het SLIM-initiatief tegemoet. Het is het voorts met de Commissie eens dat de politieke steun voor vereenvoudiging van de wetgeving in principe niet gepaard gaat met de wil om daadwerkelijk tot vereenvoudiging over te gaan.

4.3. Feedback vanuit het bedrijfsleven (deel C)

4.3.1. De resultaten van de laatste enquête die in het bedrijfsleven werd gehouden, zijn interessante lectuur en wijken niet wezenlijk af van de eigen bevindingen van het Comité.

4.3.2. Een nieuw onderwerp dat het Comité in het bijzonder toejuicht, is de beoordeling van de mate van tevredenheid met de Interne Markt door het bedrijfsleven in iedere lidstaat. De verbeteringen van de afgelopen twee jaar worden niet in twijfel getrokken en zelfs gewaardeerd, maar de aangegeven graad van tevredenheid in 1999 is bedroevend laag (EU-gemiddelde slechts 61,8 %).

4.3.3. Het Comité stemt in met de conclusie van de Commissie dat niet alle obstakels het presteren van ondernemingen in dezelfde mate beïnvloeden. Volgens het Comité komt de hiermee samenhangende noodzaak van het stellen van prioriteiten niet uit de verf in de erg lange maar ongedifferentieerde lijst van gerichte acties in de nieuwe strategie.

4.4. Vooruitgang in het kader van het actieplan voor financiële diensten (bijlage 1)

4.4.1. De vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van het in april 1999 goedgekeurde actieplan(5) blijft grotendeels beperkt tot activiteiten van de kant van de Commissie in de vorm van het opstellen en voorleggen van wetsvoorstellen en andere documentatie. Bepaalde politieke struikelblokken bij het omzetten van voorstellen in wetgeving worden in het verslag benadrukt.

4.4.2. Het Comité heeft geen advies uitgebracht over het actieplan zelf, maar een groot deel van de hierin behandelde thema's komen aan de orde in diverse adviezen die het heeft opgesteld of die het momenteel voorbereidt. Hoewel het Comité achter de grote lijnen van het actieplan staat, is het zeer teleurgesteld over het gebrek aan politieke vastbeslotenheid, waardoor de voltooiing van het plan, ondanks de lange looptijd ervan, zeer twijfelachtig wordt.

5. Opmerkingen over het verslag van Cardiff (Verslag over het functioneren van de communautaire goederen- en kapitaalmarkten)(6)

5.1. Betekenis van het verslag

5.1.1. Het Commissiedocument is een uitvoerig verslag, meer dan 30 bladzijden statistiek als bijlage en 30 bladzijden werkdocument van de Commissie. Het doel van het verslag is het leveren van input voor de voorbereiding van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Tevens moet het dienen als uitgangspunt voor verdere Commissievoorstellen voor het actualiseren van de gerichte acties die in de Strategie voor de Interne Markt zijn opgenomen.

5.1.2. Er is gekozen voor een tweeledige aanpak, waarbij op de eerste plaats het presteren van de goederen- en kapitaalmarkten wordt beoordeeld om op EU-niveau fouten in de regelgeving te kunnen identificeren, en waarbij op de tweede plaats beleidsvoorstellen worden geformuleerd om de kwaliteit van de regelgeving te verbeteren en hindernissen voor het efficiënt functioneren van de markten weg te nemen.

5.1.3. Het verslag gaat alleen nader in op aangelegenheden die in het Cardiff I-verslag van afgelopen jaar werden besproken. Cardiff II wordt buiten beschouwing gelaten. De bewering van de Commissie dat zij het aantal verslagen heeft teruggebracht, is enigszins dubbelzinnig!

5.2. Algemeen

5.2.1. Het is niet zinvol om in dit advies uitvoerig op het Cardiff-verslag in te gaan, aangezien het in dit advies vooral gaat om de aanbevelingen van het Comité voor het voorjaarsoverzicht 2000. De opmerkingen blijven dan ook beperkt tot die aspecten van het verslag die betrekking hebben op de tweede in het verslag genoemde doelstelling.

5.2.2. De in het verslag opgenomen hervormingsvoorstellen voor de goederen- en kapitaalmarkten kunnen over het algemeen de goedkeuring van het Comité wegdragen. Veel van deze voorstellen sluiten aan bij eerdere Commissieverslagen, met name die over de strategie voor de Interne Markt, maar er zijn ook nieuwe initiatieven naar voren geschoven, die positief door het Comité worden ontvangen.

5.2.3. In het verslag onderstreept de Commissie de urgentie van bepaalde onderwerpen en geeft daarmee aan dat - hopelijk - een gelijksoortige aanpak zal worden gevolgd in het voorjaarsoverzicht 2000. Een dergelijke benadering zou stroken met de oproep die het Comité in dit advies doet om voor de 111 gerichte acties prioriteiten te bepalen.

5.2.4. Het Comité is van mening dat de globale presentatie van het verslag waardering verdient en dat de basisinformatie bijzonder nuttig is voor een nog uit te voeren diepgaand onderzoek. Het Comité wil echter een kanttekening plaatsen en doet dat bij de term "economische hervorming", dat naar zijn mening te vaak in de tekst wordt genoemd zonder dat het bijdraagt tot duidelijkheid. In sommige gevallen lijkt het een synoniem te zijn voor hervorming van de goederen- en kapitaalmarkten en in andere gevallen lijkt het te verwijzen naar een breder macro-economisch beleidsspectrum. Het impliceert tevens dat een economische hervorming altijd een positieve ontwikkeling is zonder het precies te definiëren en zonder het te motiveren.

5.3. Bijzondere opmerkingen

5.3.1. Marktprestaties

5.3.1.1. Het verslag richt zich begrijpelijk op de beoordeling van de marktprestaties vanuit economisch oogpunt. Het is bemoedigend te zien dat de statistieken een toegenomen integratie van de goederenmarkten vertonen. Zij laten zien dat de groei van de intracommunautaire handel in industrieproducten hoger ligt dan die van het BBP. Aan de andere kant stelt het Comité vast dat de toegenomen buitenlandse investeringen in de EU onevenwichtig over de lidstaten zijn verdeeld.

5.3.1.2. Het Comité deelt de bezorgdheid dat nog onvoldoende wordt tegemoet gekomen aan de speciale financieringsbehoeften van het MKB. De Commissie stelt vast dat de 60 % risicokapitaal dat afkomstig is van pensioensfondsen in de Verenigde Staten dubbel zo hoog is als het niveau op de meest ontwikkelde EU-markt. Er wordt echter niet nader bekeken in hoeverre dit te wijten is aan obstakels als gevolg van regelgeving (die beslist in sommige lidstaten bestaan), aan verschillende uitgangspunten wat betreft risicobeoordeling, culturele verschillen die MKB's die op zoek zijn naar risicokapitaal ontmoedigen en andere factoren. Het Comité vestigt de aandacht op de voorstellen over dit onderwerp in zijn advies over de mededeling van de Commissie getiteld "Europese kapitaalmarkten voor het midden- en kleinbedrijf: vooruitzichten en potentiële hinderpalen voor de vooruitgang"(7).

5.3.1.3. Het Comité bevestigt het belang dat wordt gehecht aan de tenuitvoerlegging van het actieplan voor financiële diensten en staat in principe achter de recente voorstellen(8) van de Commissie ter verbetering van de toegang tot risicokapitaal.

5.3.2. Horizontale kwesties

5.3.2.1. Het Comité is erg ingenomen met de uitspraak over ondernemerschap alsook met de nadruk die wordt gelegd op de problemen die de oprichting en ontwikkeling van kleine bedrijven in de weg staan. In veel lidstaten moet nog veel werk worden verzet om nieuwe innovatieve bedrijven aan te moedigen die voor nieuwe werkgelegenheid zouden kunnen zorgen. De aandacht wordt hier gevestigd op de initiatieven die het Comité voorstelt in zijn advies over de mededeling van de Commissie inzake concurrentievermogen van de Europese ondernemingen in de context van de mondialisering(9).

5.3.2.2. Het Comité heeft zich voortdurend ingezet voor vermindering van staatssteun, en heeft zich achter eerdere Commissie-initiatieven geschaard om dit te bereiken. De Commissie legt momenteel terecht nadruk op vermindering van de steun aan sectoren en aan ad-hoc steunmaatregelen als percentage van het geheel van steunmaatregelen. Het Comité is van mening dat de landbouwsteun in de globale statistieken dient te worden opgenomen om een compleet beeld van de situatie te geven.

5.3.2.3. Vooruitgang op weg naar één interne markt voor overheidsopdrachten wordt niet noodzakelijkerwijs gestaafd door de gegevens van de Commissie: een toename van het aantal uitnodigingen tot inschrijving geeft op zichzelf geen inzicht in de ontwikkelingen inzake transnationale gunning van contracten. Meer informatie en een uitgebreidere analyse zouden nuttig zijn. Het Comité is van mening dat er haast is geboden met de tenuitvoerlegging van bestaande richtlijnen op dit terrein en dat de Commissie snel met voorstellen moet komen ter verbetering van de procedures voor de gunning van overheidsopdrachten.

5.3.3. Hervorming van de markt voor dienstverlening

5.3.3.1. Het Comité is het met de Commissie eens dat er vaart gezet dient te worden achter de goedkeuring en tenuitvoerlegging van het regelgevingskader en een strikte handhaving van de concurrentieregels binnen de nutssector.

5.3.3.2. Wat betreft de Commissievoorstellen voor de distributiesector meent het Comité dat er geen motieven zijn voor een minder restrictieve houding ten aanzien van de vorming van grotere verkoopkanalen voor de detailhandel, en om die reden steunt het Comité de voorgestelde hervorming niet.

5.3.3.3. Het Comité is van mening dat onvoldoende vooruitgang is geboekt op het terrein van de algemene dienstverlening inzake verzekeringen, aangezien er voor het MKB op dit terrein momenteel gewoonweg geen Interne Markt bestaat.

6. Aanbevelingen voor het overzicht van gerichte acties voor het voorjaar 2000

6.1. Algemeen

6.1.1. Het Comité ziet de noodzaak ervan in om op een breder front verder te werken aan een coherent beleid op Europees niveau voor meer marktefficiency zodat de Interne Markt de burgers en het bedrijfsleven concrete voordelen kan bieden.

6.1.2. Zonder zich negatief te willen uitspreken over dergelijke brede horizontale verantwoordelijkheden gelooft het Comité dat een meer geconcentreerde aanpak waarbij de nadruk gelegd wordt op een aantal hoofdonderwerpen, grotere voordelen binnen een kortere periode zou opleveren. Om op het terrein van deze hoofdonderwerpen ervoor te zorgen dat de doelstellingen binnen de overeengekomen termijn worden gehaald, zou de Commissie moeten proberen de volledige commitment van zowel de Raad Interne Markt als de Europese Raad te verkrijgen.

6.1.3. De mening van het Comité over de belangrijkste prioriteiten wordt in de paragrafen 6.2 tot en met 6.9 beschreven.

6.2. Handhaving

6.2.1. Stroomlijning van de regelgeving is van vitaal belang voor de interne markt; hieraan wordt reeds via een serie activiteiten (o.m. SLIM) gewerkt ten einde de interne markt zo efficiënt mogelijk vorm te geven en handelsbelemmeringen en concurrentiedistorsies te voorkomen. Ook waar het gaat om milieubescherming en bescherming van gezondheid en veiligheid moet de interne markt goed functioneren. Gelet op de betekenis van deze terreinen voor de burger - ook het EG-Verdrag spreekt van een "hoog beschermingsniveau" - moet naar zo streng mogelijke gemeenschappelijke normen worden gestreefd. Strengere nationale normen op het gebied van milieu en gezondheid zijn verenigbaar met het Verdrag, maar mogen niet zijn ingegeven door protectionistische motieven. Het Comité acht het garanderen van een efficiënte tenuitvoerlegging en een coherente handhaving van de EU-wetgeving absoluut essentieel. Een consequente handhaving is natuurlijk ook erg belangrijk op andere terreinen, met name om te voorkomen dat het MKB zich in een benadeelde situatie geplaatst ziet.

6.2.2. December 2000 is als streefdatum vastgelegd voor de goedkeuring van het Commissievoorstel voor een verordening inzake de modernisering van het systeem voor toezicht op en handhaving van het mededingingsrecht. Ondanks het feit dat het Comité in zijn recente advies(10) over het voorstel in principe zijn steun uitsprak, heeft het de aandacht gevestigd op een aantal moeilijkheden en gevaren die moeten worden aangepakt door middel van specifieke programma's en ondersteunende maatregelen vóór de eigenlijke tenuitvoerlegging.

6.3. Vrij verkeer van personen

6.3.1. Het is het Comité opgevallen dat vrij verkeer van personen over de nationale grenzen heen - niet alleen voor werk - voor veel EU-burgers nog niet altijd mogelijk is. Verschillen in de sociale zekerheidsstelsels ontmoedigen het vrije verkeer van personen en creëren moeilijkheden voor het personeel van multinationale organisaties.

6.3.2. Controles en administratieve formaliteiten zijn weliswaar noodzakelijk, maar vrij verkeer van personen is noodzakelijk om de burger te laten zien dat de Interne Markt inderdaad bestaat. Om een vrij verkeer van werknemers mogelijk te maken, is het nodig dat werkgevers én werknemers op de hoogte zijn van de relevante procedures en de wetgeving inzake wederzijdse erkenning tussen lidstaten. Het Comité heeft reeds opgeroepen tot follow-up maatregelen in het kader van het actieplan van voormalig commissaris Flynn, dat echter niet wordt genoemd in de Mededeling van de Commissie over de strategie voor de Interne Markt. Hierover bereidt het Comité momenteel een initiatiefadvies voor.

6.4. Belastingheffing

6.4.1. In een eerder stadium heeft het Comité al zijn volle steun gegeven aan de initiële gerichte acties waarop de Commissie nu de nadruk legt. Om echter de ruim geformuleerde doelstellingen - wegwerken van fiscale hindernissen en oneerlijke fiscale concurrentie - op de langere termijn te kunnen halen, dient rekening te worden gehouden met bepaalde principes en moeten voorbereidende werkzaamheden op gang worden gebracht.

6.4.2. De lidstaten hebben de neiging, hun belastingen aan te passen om concurrerend te blijven en investeringen uit het buitenland aan te trekken. Het Comité is evenwel van mening dat gevallen van oneerlijke belastingconcurrentie bestreden moeten worden, omdat anders de interne markt niet naar behoren zou functioneren. De studie over de belastingen op ondernemingen, die op verzoek van de Raad medio 2000 door de Commissie zal worden gepresenteerd, zou een nuttige analyse van de belastinggrondslagen in de verschillende lidstaten kunnen opleveren en kunnen helpen bij het identificeren van anomalieën op fiscaal gebied.

6.4.3. Ondertussen dient niet te worden gestreefd naar een minimumtarief van de vennootschapsbelasting, omdat een nominaal tarief dat geen rekening houdt met de belastbare basis geen goed totaaloverzicht geeft.

6.4.4. De belasting op de factor arbeid moet ook worden gezien tegen de achtergrond van de werkloosheidsbestrijding op de interne markt.

6.4.5. Harmonisatie van energieheffingen op Europees niveau dient te worden doorgevoerd daar waar duidelijke en directe voordelen voor het milieu binnen het bereik liggen. Bovendien dient zij op zodanige wijze te worden uitgevoerd dat geen schadelijke effecten ontstaan voor het Europese concurrentievermogen.

6.4.6. Het Comité is van mening dat, geruime tijd vóór de uitbreiding van de EU, daadwerkelijk vooruitgang moet worden geboekt bij de ontwikkeling van een BTW-stelsel dat bevorderlijk is voor de Interne Markt en gebaseerd is op het beginsel van het land van herkomst. Het wijst er in dit verband nog op dat de Raad zijn verbintenis om een definitief BTW-stelsel in te voeren, nog steeds niet gestand heeft gedaan, zodat het fenomeen belastingfraude steeds ernstigere vormen aanneemt.

6.5. Verbeterde regelgeving

6.5.1. Het Comité is ingenomen met de inspanningen die zowel de Commissie als de lidstaten zich getroosten om tot een verbeterde regelgeving te komen. Het uitgangspunt voor een doeltreffende vereenvoudiging van de wetgeving dient echter een onafhankelijke beoordeling te zijn van de gevolgen van iedere wet. De EU zou een voorbeeld moeten nemen aan de ervaring die de Verenigde Staten, Canada, Australië en het Verenigd Koninkrijk op dit terrein hebben opgedaan.

6.5.2. De evaluatieprocedure zou moeten worden omgezet in een instrument dat de wetgevers reeds in een vroeg stadium waarschuwt voor de financiële consequenties voor de betrokken partijen van geplande maatregelen. Op basis van volledig inzicht in de mogelijke gevolgen kan daarna een politiek besluit worden genomen. De evaluatie kan in handen worden gelegd van een onafhankelijke instantie. Het zou wellicht mogelijk zijn om gebruik te maken van de ervaringen van het begrotingsbureau van het Amerikaanse Congres in Washington.

6.5.3. Het Comité heeft zijn twijfels over de resultaten van het lopende experiment met bedrijvenpanels. De willekeurige selectie van ondervraagden garandeert geen representativiteit en kan leiden tot oppervlakkige antwoorden zonder een echt onafhankelijke evaluatie.

6.6. Liberalisering van de markten

6.6.1. Gezonde concurrentie die in het voordeel is van de burger kan alleen worden bereikt door niet-discriminerende toegang in alle lidstaten en garanties voor de omzetting van Europees recht. Het Comité is voor liberalisering in de energiesector en op de telecommunicatiemarkten met inachtneming van gemeenschappelijke doelstellingen, o.m. voorzieningscontinuïteit en brede toegang tot communicatietechnologie. Juist in de informatiemaatschappij is brede toegang tot communicatiekanalen voorwaarde voor het handhaven en verbeteren van het concurrentievermogen.

6.6.2. Het Comité is voorts van mening dat de hoogste prioriteit moet worden gegeven aan goedkeuring van een wetgevingspakket voor de gunning van overheidsopdrachten. Het Comité roept de Commissie op haar voorstellen zo spoedig mogelijk te presenteren.

6.7. Staatssteun

6.7.1. Staatssteun kan tot concurrentievervalsing leiden. Daarom dient de Commissie maatschappelijke erkende criteria te formuleren om tot een systematische herijking van de staatssteun te komen. Staatssteun moet aan de hand hiervan opnieuw worden bekeken en gevallen van staatssteun die ongewenste mededingingseffecten hebben, moeten worden geëlimineerd. Daarbij moet worden bedacht dat er sectoren met een bijzondere maatschappelijke betekenis zijn (o.m. onderwijs en opleiding) waar op basis van andere maatstaven te werk moet worden gegaan Het Comité is buitengewoon ingenomen met de recente aankondiging dat een "scorebord" voor staatssteun zal worden gepubliceerd door de Commissie.

6.8. Financiële diensten

6.8.1. Voltooiing van de interne markt voor financiële diensten staat hoog op het prioriteitenlijstje van bedrijven en burgers als gebruikers van deze tak van dienstverlening. Beleggers zouden zonder belangrijke beperkingen op de gehele interne markt moeten kunnen opereren zodat het gehele aanwezige potentieel tot ontwikkeling kan worden gebracht.

6.8.2. Om dit te bereiken is uniforme regelgeving noodzakelijk op het gebied van boekhoudkundige verslaglegging en beursnoteringen. Bovendien dient absolute prioriteit te worden gegeven aan de totstandbrenging van een doeltreffend en goedkoop stelsel voor transnationaal betalingsverkeer voor kleine bedragen.

6.9. Wettelijk kader

6.9.1. Het Statuut van de Europese Vennootschap is momenteel geblokkeerd op het niveau van de Raad en pogingen van verschillende eerdere voorzitterschappen om tot een compromis te komen, zijn mislukt. Het Comité roept de Commissie, en uiteraard ook de Raad op om met een nieuw initiatief te komen ten einde overeenstemming te bereiken. Gelijksoortige overwegingen spelen een rol bij een Europees statuut voor coöperaties, onderlinge maatschappijen en verenigingen.

Brussel, 30 maart 2000.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

B. Rangoni Machiavelli

(1) De strategie voor de Europese Interne Markt, COM(1999) 624 def.

(2) PB C 329 van 17.11.1999, blz. 3.

(3) COM(1999) 74 fin.

(4) PB C 209 van 22.7.1999, blz. 28-34.

(5) COM(1999) 232 fin.

(6) COM(2000) 26 def.

(7) PB C 235 van 27.7.1998, blz. 13.

(8) COM(1999) 493.

(9) PB C 329 van 17.11.1999, blz. 49-57.

(10) PB C 51 van 23.2.2000, blz. 55-56.