Mededeling van de Commissie e-Learning - Het onderwijs van morgen uitdenken /* COM/2000/0318 def. */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE e-Learning - Het onderwijs van morgen uitdenken Inleiding 1. Waarom Europa dringend in actie moet komen 2. Ambitieuze doelstellingen voor Europa Doelstellingen voor de infrastructuur: Doelstellingen voor de verhoging van het kennisniveau van de bevolking Doelstellingen voor de aanpassing van de onderwijs- en opleidingssystemen aan de kennismaatschappij 3. eLearning, vier krachtlijnen voor de kennismaatschappij 3.1. Een betere uitrusting 3.2. Een betere scholing op alle niveaus 3.3. De ontwikkeling van multimediadiensten en -inhoud van hoge kwaliteit 3.4. De ontwikkeling van een netwerk van kenniscentra 4. Het implementatiekader 4.1. eLearning: de implementatie door de lidstaten 4.2. eLearning, een ondersteunend communautair kader Conclusie Inleiding Tijdens de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 zijn de staatshoofden en regeringsleiders tot de vaststelling gekomen dat "de Europese Unie zich door de mondialisering en de uitdagingen van een nieuwe kenniseconomie voor ingrijpende veranderingen geplaatst ziet". Daarom hebben zij de Unie een belangrijk strategisch doel gesteld: "de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang". Om deze doelstelling te verwezenlijken is een sterke betrokkenheid van alle actoren van het onderwijs- en opleidingsproces nodig. Het gaat om veel mensen: van de 117 miljoen mensen jonger dan 25 jaar in de Europese Unie gaan er 81 miljoen naar school; daarnaast zijn er ongeveer 5 miljoen leraren en volgen verscheidene miljoenen mensen een opleiding. In de toekomst zal het economische en sociale prestatievermogen in toenemende mate afhangen van de wijze waarop de burgers en de economische en sociale krachten het potentieel van de nieuwe technologieën benutten, ze optimaal in de economie inpassen en de ontwikkeling van een kennismaatschappij mogelijk maken. In dit licht is de opvoering van de inspanningen op het gebied van onderwijs en opleiding in de Europese Unie - om de digitale technologieën met succes te integreren en hun potentieel ten volle te benutten - een noodzakelijke voorwaarde voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Raad van Lissabon. De voornaamste en meest dringende van deze doelstellingen is zo vlug mogelijk van de mogelijkheden van de nieuwe economie, waaronder met name internet, te profiteren. Daarom hebben de staatshoofden en regeringsleiders de Raad en de Commissie gevraagd om "een alomvattend actieplan eEurope op te stellen [..], met gebruikmaking van een open coördinatiemethode op basis van benchmarking van nationale initiatieven in combinatie met het recente eEurope-initiatief van de Commissie en haar mededeling 'Strategieën voor banen in de informatiemaatschappij'". Het in die zin ontwikkelde eEurope-actieplan groepeert een aantal strategische actieterreinen en stelt voor elk daarvan de problemen en de voorgestelde oplossingen vast. Twee van deze actieterreinen, "Europese jongeren in het digitale tijdperk" en "Sneller internet voor onderzoekers en bedrijven" betreffen met name het onderwijs; de drie andere houden nauw verband met beroepsopleiding en levenslang leren. Dit stemt volledig overeen met het belang dat de Raad hecht aan "onderwijs en opleiding gericht op het leven en werken in de kennismaatschappij". Voor dit kerngebied van het Europese sociale model is een hele reeks doelstellingen vastgesteld en de Raad Onderwijs is verzocht na te denken over toekomstige concrete doelstellingen voor de onderwijssystemen, waarbij de gemeenschappelijke zorgen en prioriteiten voorrang moeten krijgen. In deze context is het eLearning-initiatief uitgewerkt. eLearning wil geen nieuwe of parallelle processen tot stand brengen, noch andere initiatieven vervangen. eLearning groepeert de verschillende deelacties van eEurope en de werkgelegenheidsrichtsnoeren die zijn vastgesteld in het proces van Luxemburg en in andere communautaire acties zoals onderzoek, om zo voor een coherent geheel en een efficiënte communicatie met de onderwijssector te zorgen. Tenslotte vormt eLearning een belangrijk onderdeel van de algemene bezinning op de geslaagde integratie van de nieuwe informatietechnologieën in het onderwijs en de opleiding waartoe de Raad heeft aangezet. Het door de Europese Commissie voorgestelde eLearning-initiatief doet een beroep op het onderwijs, de culturele sector en de economische en sociale actoren in Europa om de ontwikkeling van de onderwijs- en opleidingssystemen en de overgang van Europa naar de kennismaatschappij te bespoedigen. Bij deze overgang moeten de Europese burgers in de eerste plaats leren omgaan met de nieuwe hulpmiddelen die toegang geven tot kennis, en moet de "digitale cultuur" worden verbreid en aan de verschillende leeromstandigheden en doelgroepen worden aangepast. Zoals de industriële samenlevingen ernaar streefden alle burgers basisvaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen te leren, zo houdt de opkomst van de kennismaatschappij in dat elke burger de nodige "digitale cultuur" moet hebben, alsook de nodige basisvaardigheden om over gelijke kansen te beschikken in een wereld met steeds meer digitale contacten. Dit is een belangrijk vereiste om het ontstaan van nieuwe sociale breuklijnen te voorkomen en integendeel de sociale samenhang van onze samenlevingen en de inzetbaarheid te versterken. Het is ook van groot belang dat het innovatiepotentieel van de nieuwe technologieën ten dienste wordt gesteld van de vereisten en de kwaliteit van het levenslang leren. Er kan een nieuwe leeromgeving worden gecreëerd, die zelfstandigheid, flexibiliteit, interdisciplinair leren en contacten tussen culturele en kenniscentra stimuleert door alle burgers toegang te bieden tot de mogelijkheden van de kennismaatschappij. Voor de Europeanen zelf is het een historische kans om elkaars cultuur, taal, erfgoed en verwezenlijkingen beter te leren kennen, nieuwe vormen van samenwerking op het gebied van onderwijs en cultuur aan te gaan en zo meer inhoud te geven aan hun gemeenschappelijke culturele en onderwijsruimte. Indien binnen de onderwijs- en opleidingssystemen de wil tot aanpassing en modernisering bestaat, kunnen de hinderpalen snel in overleg uit de weg worden geruimd. Op alle niveaus moet rond ambitieuze krachtlijnen en doelstellingen dringend tot actie worden overgegaan. Om de door de Europese Raad van Lissabon vastgestelde nieuwe strategische doelstelling "waarin concurrentievermogen en sociale samenhang worden gecombineerd" te verwezenlijken, moet daarom een globale strategie worden gevolgd waarin de onderwijs- en culturele sector een belangrijke rol krijgt toebedeeld, met name in het kader van de Europese Sociale Agenda die op de Europese Raad van december 2000 in Nice zal worden goedgekeurd. Iedereen die een opleiding volgt, moet toegang krijgen tot informatie- en communicatietechnologie en scholing in het gebruik ervan, met name voor leerdoeleinden. Er moeten multimediadiensten en -inhoud van hoge kwaliteit beschikbaar zijn en alle actoren moeten worden aangezet om deze doelstellingen te helpen verwezenlijken. 1. Waarom Europa dringend in actie moet komen Terwijl wereldwijd de basis wordt gelegd voor een nieuwe economie en maatschappijen zich ontwikkelen tot informatie- en kennismaatschappijen, geeft Europa - dat toch over een van de hoogste onderwijs- en opleidingsniveaus en over het nodige investeringsvermogen beschikt - tegenover de Verenigde Staten blijk van zwakheden en een aanzienlijke achterstand in het gebruik van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, en dit voornamelijk op vier gebieden: - Het tekort aan uitrusting en software: in de meeste Europese landen is er een tekort aan zowel hard- als software. Dit geldt zowel voor de scholen en universiteiten als voor de technische opleidingscentra (openbaar en privé) en de opleiding in de bedrijven (met name in het MKB). In het onderwijs op school verschilt het uitrustingsniveau van de lagere scholen bijvoorbeeld zeer sterk, van 1 computer per 400 leerlingen tot 1 per 25 leerlingen. - Europa heeft een verontrustend gebrek aan gekwalificeerd personeel, met name aan leraren en opleiders die de informatie- en communicatietechnologie beheersen. Binnen vijf jaar zal één baan op twee afhankelijk zijn van de nieuwe technologieën. Het gebrek aan deskundigen in de nieuwe technologieën in Europa kwam in 1998 overeen met 500 000 banen. Indien deze tendens niet wordt gestopt, zullen dat er in 2002 1,6 miljoen zijn. - Het percentage leraren dat reële vaardigheden in de nieuwe technologieën heeft, waardoor zij deze volledig in hun onderwijspraktijk kunnen integreren, is op Europees niveau niet precies bekend maar het gaat, ook in de meest geavanceerde landen van Europa, nog steeds om een kleine minderheid. - Europa produceert een te klein deel van de educatieve software, producten en multimediadiensten waarover de beroepsopleiding en het onderwijs beschikken. Op een wereldmarkt die in 2000 op 2 miljard dollar wordt geschat [1], komt vandaag de dag 80 % van de on-linehulpbronnen uit de Verenigde Staten [2]. De Europese educatieve multimedia-industrie is ondergekapitaliseerd door het grote aantal kleine bedrijfjes, en de relaties tussen de onderwijs- en opleidingssector en deze industrie zijn onvoldoende sterk om levensvatbare diensten op te leveren die echt aan de behoeften van het onderwijs en de beroepsopleiding beantwoorden. [1] Bron: IDC (International Data Corporation). [2] Bron: Observatoire des ressources pour la formation. - De ontwikkeling van voldoende en aan de behoeften van de Europese samenleving aangepaste software, inhoud en diensten vormt een belangrijke uitdaging voor Europa. Want hoe kan er in Europa een kennismaatschappij ontstaan als het zijn burgers en economische en sociale actoren geen kennisinhoud kan bieden- - De hoge kosten van telecommunicatie in Europa vormen een hinderpaal voor een intensief gebruik van internet en de ontwikkeling van de digitale cultuur. Alle initiatieven om deze kosten in Europa te verlagen, in het bijzonder voor onderwijs- en opleidingsinstellingen - zoals in de Verenigde Staten is gebeurd - zullen beslissend zijn voor de snelheid van de overgang naar de kennismaatschappij. Uit deze vaststellingen blijkt dat op het gebied van onderwijs, opleiding en cultuur op alle niveaus dringend iets moet gebeuren en dat het onderwijs- en opleidingsbeleid en het onderzoeksbeleid beter op elkaar moeten aansluiten. 2. Ambitieuze doelstellingen voor Europa Om Europa in staat te stellen zijn achterstand in te halen en de kansen die de nieuwe technologieën bieden aan te grijpen om het kennisniveau van zijn burgers te verhogen, zijn economische concurrentiekracht te vergroten en meer banen te scheppen, heeft de Europese Raad van Lissabon - ambitieuze doelen gesteld voor de ontwikkeling van de onderwijs- en opleidingssystemen, waarvan enkele reeds zijn terug te vinden in de richtsnoeren van het proces van Luxemburg en in het actieplan eEurope; - de Raad Onderwijs gevraagd na te denken over de toekomstige concrete doelstellingen voor de onderwijssystemen, met name over de gemeenschappelijke zorgen en prioriteiten, en daarover in het voorjaar van 2001 een uitvoeriger verslag bij de Raad in te dienen. - de Raad en de Commissie gevraagd een globaal eEurope-actieplan op te stellen, dat op de Europese Raad van juni 2000 zal worden gepresenteerd en waarin een open coördinatiemethode wordt gehanteerd, die berust op de beoordeling van de resultaten van de nationale initiatieven. Om op alle niveaus meer synergie tot stand te brengen, beoogt het eLearning-initiatief de conclusies van de Europese Raad van Lissabon te implementeren en het globale eEurope-actieplan concreet gestalte te geven en aan te vullen op het gebied van onderwijs en opleiding. Het zal samenhang brengen in de acties op dat gebied en alle betrokken actoren samenbrengen rond ambitieuze doelstellingen. Het doet ook een beroep op onderzoek naar beter gerichte acties op het gebied van levenslang leren. Het ligt ook in het verlengde van de Resolutie [3] betreffende educatieve multimediasoftware op het gebied van onderwijs en opleiding die de Raad op 6 mei 1996 op initiatief van de Commissie heeft goedgekeurd. [3] PB C 195 van 6.7. 1996, blz. 8. Deze resolutie heeft bijgedragen tot de bewustwording van wat op het Europese niveau op het spel staat en tot het uitstippelen van een kader voor een gemeenschappelijk beleid. Hoewel in de periode 1996-1999 aanzienlijke vooruitgang is geboekt, zijn er nog veel problemen, waar gedetailleerd op wordt gewezen in het verslag "Het onderwijs van morgen uitdenken - De innovatie bevorderen met behulp van de nieuwe technologieën" - COM (2000) 23 def. - en de mededeling "Strategieën voor banen in de informatiemaatschappij" - COM (2000) 48 def. Doelstellingen voor de infrastructuur: - alle scholen in de Europese Unie tegen eind 2001 met een internetaansluiting uitrusten; - tegen eind 2001 de oprichting van een trans-Europees hogesnelheidsnetwerk voor wetenschappelijke contacten tussen onderzoeksinstellingen, universiteiten, wetenschappelijke bibliotheken en geleidelijk ook scholen bevorderen; - tegen eind 2002 alle leerlingen een snelle toegang tot internet en multimediahulpbronnen in de klas geven. Doelstellingen voor de verhoging van het kennisniveau van de bevolking: - de investeringen in human resources per inwoner elk jaar aanzienlijk verhogen; - iedere burger de nodige bekwaamheden geven om in de nieuwe informatiemaatschappij te leven en te werken; - de hele bevolking toegang bieden tot de digitale cultuur. Doelstellingen voor de aanpassing van de onderwijs- en opleidingssystemen aan de kennismaatschappij: - tegen eind 2002 voldoende leraren scholen in het gebruik van internet en multimediahulpbronnen; - de scholen en opleidingscentra omvormen tot lokale, polyvalente en voor iedereen toegankelijke centra voor kennisverwerving, door middel van beter aan de verschillende doelgroepen aangepaste methoden; - een Europees kader vaststellen van nieuwe basisvaardigheden die door levenslang leren worden verworven, zoals informatietechnologie, talenkennis en technische cultuur, met onder andere een Europees diploma voor IT-basisvaardigheden dat gedecentraliseerd wordt uitgereikt; - tegen eind 2000 vaststellen welke middelen nodig zijn om de mobiliteit van studenten, leraren, opleiders en onderzoekers te stimuleren door een optimaal gebruik van de communautaire programma's, het wegwerken van hinderpalen en een meer transparante erkenning van kwalificaties en studie- en opleidingsperiodes; - voorkomen dat de kloof tussen degenen die toegang hebben en degenen die geen toegang hebben tot de nieuwe kennis steeds groter wordt door prioritaire acties op te zetten voor bepaalde doelgroepen (minderheden, ouderen, mensen met een handicap, laaggeschoolden) en de vrouwen; - alle leerlingen tegen eind 2003 een algemene "digitale cultuur" bijbrengen; Het eLearning-initiatief wil ook de kloof dichten tussen degenen die toegang hebben en degenen die geen toegang hebben tot de nieuwe kennis door alle burgers een solide basisopleiding te geven. 3. eLearning, vier krachtlijnen voor de kennismaatschappij Het initiatief eLearning is door de Commissie voorgesteld om de door de Europese Raad van Lissabon gestelde doelen te verwezenlijken. Het doet een beroep op de onderwijs- en culturele sector en de economische en sociale actoren om Europa in staat te stellen zijn achterstand in te halen en de ontwikkeling van de kennismaatschappij te versnellen. eLearning zal een sterker partnerschap aanmoedigen tussen de openbare en de privésector, tussen de actoren van het onderwijs, opleiding en cultuur en die van de inhoudindustrie. Daarbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan de samenwerking met de economische en sociale actoren, en met name met de sociale partners, bij de tenuitvoerlegging van de vier krachtlijnen. Het eLearning-initiatief is op vier hoofdlijnen gebaseerd: 3.1. Een betere uitrusting Er moeten inspanningen worden geleverd om de verscheidene onderwijs-, opleidings- en kenniscentra met multimediacomputers uit te rusten, aan te sluiten en een betere toegang te geven tot digitale netwerken. In overeenstemming met de doelstellingen van Lissabon legt eLearning er de nadruk op dat de infrastructuur aan hoge kwaliteitsnormen moet beantwoorden, zowel voor de toegang tot externe netwerken als voor lokale netwerken en intranetten. Tegen 2004 zouden de scholen in de Europese Unie met één multimediacomputer per 5 à 15 gebruikers moeten zijn uitgerust. Ook de centra voor beroepsopleiding en de bedrijven, met name het MKB, moeten een betere toegang krijgen tot de infrastructuur. Er zijn leeromgevingen nodig die aan alle onderwijsniveaus en aan levenslang leren aangepast zijn. Daarom moeten ook andere kenniscentra, zoals bibliotheken, culturele centra, musea, enz., worden uitgerust. Ook verenigingen die informele vormen van onderwijs en opleiding bieden, zoals maatschappelijke verenigingen en de sociale partners, moeten over infrastructuur van hoge kwaliteit kunnen beschikken. Bij de planning van de infrastructuur moeten niet alleen de uitgaven aan uitrusting worden becijferd, maar ook de uitgaven aan software, multimediaproducten en diensten, met name scholing. 3.2. Een betere scholing op alle niveaus Overeenkomstig de doelstellingen van Lissabon legt eLearning de nadruk op het pedagogische karakter van de vereiste vaardigheden en de aspecten in verband met de ontwikkeling en het gebruik van de nieuwe technologieën voor leerdoeleinden. Uit de verst gevorderde proefprojecten blijkt immers dat de technologie de organisatie, de methoden, de structuur en de inhoud van de onderwijs- en opleidingsprogramma's zal beïnvloeden en een nieuwe leeromgeving tot stand zal brengen. Daarom moet bij het gebruik van de nieuwe technologieën rekening worden gehouden met de pedagogische praktijk. Bovendien moet het gebruik van de nieuwe technologieën aan de verschillende vakken worden aangepast en interdisciplinariteit in de hand werken. Het eLearning-initiatief zal vernieuwende educatieve modellen belichten. Zo kunnen de nieuwe technologieën bijvoorbeeld een nieuwe soort relatie tussen leerlingen en leraren tot stand brengen. De scholing moet ook de nodige vaardigheden helpen ontwikkelen voor het gebruik van de nieuwe technologieën, en moet noodzakelijk deel uitmaken van de basisopleiding en de permanente opleiding van alle leraren en opleiders. Voor de permanente opleiding wordt meer en meer gebruik gemaakt van een combinatie van fasen van zelfstudie, on-lineleren en groepswerk. Op het vlak van de beroepsopleiding is een grondiger onderzoek nodig naar de nodige kwalificaties en vaardigheden om in het kader van het levenslang leren leerlingen en werknemers in de industrie en de dienstensector te scholen. In het licht daarvan zal een omschrijving worden voorgesteld van de basisvaardigheden die door levenslang leren moeten kunnen worden aangeleerd, alsook van de specifieke vaardigheden die voor de nieuwe beroepsprofielen vereist zijn. 3.3. De ontwikkeling van multimediadiensten en -inhoud van hoge kwaliteit Voor een geslaagde integratie van de informatietechnologie in het onderwijs en de beroepsopleiding moeten adequate diensten en inhoud van hoge kwaliteit beschikbaar zijn. Enerzijds moet de Europese educatieve multimediasector, die een gebrek aan kapitaal en gekwalificeerd personeel heeft, worden versterkt en anderzijds moeten de banden tussen deze industrie en de onderwijs- en opleidingssystemen worden aangehaald. Ook de Europese markt voor inhoud en diensten moet worden ontwikkeld en gestimuleerd om te beantwoorden aan de behoeften van de onderwijs- en culturele sector en de burgers. Op dit gebied is de betrokkenheid van de industrie een noodzaak. In de nieuwe leeromgeving zullen de leerlingen en de burgers in het algemeen toegang hebben tot een groot aantal inhouden en diensten die aan hun scholings- of culturele behoeften beantwoorden. In dit licht zullen de kwaliteit, de betrouwbaarheid, het nut en de erkenning van de inhoud steeds meer aan de orde komen. Om de leraren en leerlingen de weg te wijzen in de nieuwe leeromgeving zullen kwaliteitscriteria, beoordelingsregels en regels voor de academische of professionele erkenning van de inhoud en het niveau van de beschikbare opleidingen moeten worden vastgesteld. De ontwikkeling van beroepskeuzevoorlichtingsdiensten. De toepassing van de nieuwe technologieën in de opleiding biedt nieuwe mogelijkheden om kennis te verwerven, maar maakt op die manier het opleidingsaanbod ook ingewikkelder. Tegen eind 2002 moet de capaciteit van de beroepskeuzevoorlichtingsdiensten aanzienlijk worden opgevoerd om alle burgers toegang te geven tot informatie over de mogelijkheden tot basis- en voortgezette opleiding en de op de arbeidsmarkt gevraagde vaardigheden en kwalificaties, zodat zij hun opleidings- en arbeidstraject zouden kunnen kiezen of bijsturen. 3.4. De ontwikkeling van een netwerk van kenniscentra De informatietechnologie maakt een ongekende toename van de uitwisselingen en samenwerking binnen de Europese onderwijs- en culturele ruimte mogelijk. Volgens de wens van de Europese Raad van Lissabon houdt dit in dat de onderwijs- en opleidingscentra worden omgevormd tot polyvalente en voor iedereen toegankelijke kenniscentra, en dat zij de nodige uitrusting krijgen en hun leraren worden geschoold. In de loop van de laatste jaren zijn veel scholen en universiteiten begonnen met het opzetten van virtuele leer- en onderwijsomgevingen. Dankzij deze virtuele campussen zijn steeds meer leerlingen en tutoren door netwerken met elkaar verbonden. eLearning zal deze ontwikkeling helpen versnellen en zal - rekening houdend met de culturele en taalkundige diversiteit - de koppeling van virtuele ruimten en campussen en de netwerkverbindingen tussen universiteiten, scholen, opleidingscentra en ook culturele documentatiecentra stimuleren. Dit netwerk moet de uitwisseling van ervaringen, goede onderwijs- en opleidingspraktijken en de ontwikkeling van het afstandsonderwijs in de hand werken. 4. Het implementatiekader eLearning zal worden geïmplementeerd volgens de door de Europese Raad van Lissabon aanbevolen methode, namelijk een open coördinatiemethode in overeenstemming met het subsidiariteitsprincipe, waardoor goede praktijken worden verspreid en meer convergentie wordt bereikt met betrekking tot de vastgestelde doelstellingen. Deze methode verbindt de lidstaten, de Raad en de Commissie ertoe naar gelang van hun bevoegdheden de nodige maatregelen te nemen om de vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken. Het initiatief wil geen nieuwe processen creëren, maar steunt op het bestaande proces van Luxemburg, waarvan het de uitbreiding en verdieping op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding vormt. 4.1. eLearning: de implementatie door de lidstaten De door de Europese Raad vastgestelde doelstellingen en prioriteiten zijn gebonden aan nauwkeurige en snel opeenvolgende termijnen. De verwezenlijking daarvan vereist een snelle implementatie door de lidstaten. Dit maakt een sterke politieke verbintenis van hen en een brede instemming van alle betrokken actoren noodzakelijk. De diensten van de Commissie werken in nauw overleg met het Onderwijscomité van de Raad een kader voor het toezicht op de acties uit. Zo zal, overeenkomstig de conclusies van Lissabon, een analyse van de beleidsacties op het gebied van onderwijs en opleiding worden gemaakt waarbij de volgende aspecten worden beoordeeld: - de voortgang van de verwezenlijking van de doelstellingen, - de doeltreffendheid van de maatregelen en het beleid, - de verspreiding van de goede praktijken en de verrijking van de gezamenlijke bezinning. Voor de benchmarking op Europees niveau wordt gebruik gemaakt van de in het proces van Luxemburg en het eEurope-actieplan vastgestelde indicatoren. Aanvullend worden observatiemethoden ontwikkeld waarmee de vakspecialisten de aan de gang zijnde ontwikkelingen nauwkeurig en grondig kunnen analyseren. Daartoe worden voor de vier krachtlijnen van eLearning, overeenkomstig de doelstellingen, streefwaarden vastgesteld die gebaseerd zijn op die van de lidstaten en van belangrijke landen zoals de Verenigde Staten en Japan. Deze streefwaarden hebben betrekking op infrastructuur, scholing, inhoud en diensten en netwerken. Ze stemmen overeen met de in het kader van het proces van Luxemburg vastgestelde indicatoren, die momenteel worden aangepast. De Commissie zal op gezette tijden tussentijdse verslagen over eLearning bij de Raad Onderwijs indienen. Het eLearning-initiatief zal bijdragen tot de wijziging van de werkgelegenheidsrichtsnoeren die de Commissie in het najaar van 2000 zal voorstellen naar aanleiding van de tussentijdse beoordeling van het proces van Luxemburg. Zo wordt overwogen om een specifiek eLearning-richtsnoer voor te stellen door richtsnoer 8 van 2000 uit te breiden en van concretere doelstellingen te voorzien. Daardoor kunnen de inzetbaarheid en het aanpassingsvermogen op de arbeidsmarkt worden verbeterd, levenslang leren worden bevorderd en gepaste benchmarkingmaatregelen worden ingevoerd. Het eLearning-initiatief zet de bevoegde overheden ertoe aan de onderwijs- en opleidingssystemen sneller aan te passen, zodat alle leerlingen, studenten, leraren, opleiders en personen in opleiding zich een echte digitale cultuur eigen kunnen maken. Hoewel doublures en overlappingen met andere verslagen moeten worden vermeden, zijn de bijdragen van de lidstaten over de verwezenlijking van de doelstellingen essentieel om te kunnen beoordelen hoe ver elke lidstaat is gevorderd met de implementatie van de door het initiatief overgenomen conclusies van de Europese Raad van Lissabon. 4.2. eLearning, een ondersteunend communautair kader De rol van de Commissie bestaat erin de lidstaten te helpen bij de implementatie van het eLearning-initiatief en hun inspanningen tot het Europese niveau uit te breiden. In oktober zullen de diensten van de Commissie in een werkdocument alle acties presenteren die het eLearning-initiatief op communautair niveau ondersteunen. Het eLearning-initiatief krijgt ook een plaats op de Europese Sociale Agenda die op de Europese Raad van december 2000 in Nice zal worden goedgekeurd. Ter ondersteuning van de acties op lokaal, regionaal en nationaal vlak maakt de Commissie in overleg met de lidstaten gebruik van de communautaire instrumenten en programma's om de gezamenlijke doelstellingen te verwezenlijken. Dit gebeurt op drie manieren: - de lidstaten worden ertoe aangemoedigd om de steun uit de Structuurfondsen te gebruiken ter ondersteuning van het eLearning-initiatief, met name voor de uitrusting en de scholing van leraren en opleiders, alsook voor het opzetten van lokale, voor iedereen toegankelijke polyvalente kenniscentra; - steun van de communautaire programma's op het gebied van onderwijs, cultuur en opleiding (Socrates, Leonardo da Vinci, Cultuur 2000, Media Plus) voor de ontwikkeling van vernieuwende inhoud, methoden en onderwijspraktijken, voor netwerken en voor meer virtuele mobiliteit; - bijdrage van de onderzoeksprogramma's, zowel voor technologisch onderzoek door het IST-programma (Information Society Technologies) als voor sociaal-economisch onderzoek door het TSER-programma (Targeted Socio-economic research). Daarbij moet met name rekening worden gehouden met de specifieke inbreng van de IST- en TEN-Telecom-programma's, die in het ruimere perspectief van het eEurope-initiatief tot doel hebben jongeren het digitale tijdperk binnen te leiden en een snellere internettoegang voor onderzoekers en studenten te ontwikkelen. - bijdrage van de programma's voor internationale samenwerking die een onderdeel onderwijs en opleiding hebben, zoals de initiatieven ten behoeve van de kandidaat-lidstaten, het MEDA-programma voor het Middellandse-Zeegebied en het EUMEDIS-initiatief voor het opzetten van proefprojecten op het gebied van onderwijs en opleiding; - bijdrage van de financiële instellingen van de Gemeenschap (Europese Investeringsbank) voor onderwijs- en opleidingstoepassingen van de Europese multimedia-inhoudindustrie. Er wordt speciaal aandacht besteed aan: - de erkenning van kwalificaties en studie- en opleidingsperioden door de versterking van de bestaande instrumenten zoals ECTS (European Credits Transfer System), het forum voor kwalificaties, Europass, ECDL (European Computer Driving Licence) door middel van projecten in het kader van de programma's Socrates en Leonardo da Vinci; - taalonderwijs. Dankzij het project "Linguanet Europa" kan bijvoorbeeld een virtueel centrum voor taalhulpbronnen worden opgezet voor taalleraren en het grote publiek; - communicatie- en mediaonderwijs. De op dit gebied gefinancierde projecten voor de ontwikkeling van leermiddelen moeten beter worden benut en worden uitgebreid om een kritische en verantwoordelijke benadering van de media en communicatiemiddelen te stimuleren. - de bevordering van de mobiliteit van leraren, studenten, opleiders en onderzoekers, onder andere in het kader van de besprekingen over de "Europese onderzoeksruimte"; - de bevordering van virtuele mobiliteit - afstandsonderwijs via de programma's Socrates et Leonardo da Vinci - ter aanvulling en in het verlengde van fysieke mobiliteit. Over het algemeen gebruikt en versterkt het eLearning-initiatief de mogelijkheden van de bestaande Europese programma's door virtuele ruimten voor Socrates (Comenius, Erasmus, Minerva, Lingua, Grundtvig), Jeugd et Leonardo da Vinci op internet te ontwerpen, te testen en te valideren. Daardoor kunnen alle leerlingen, leraren, opleiders en bedrijfsleiders gesprekspartners vinden en toegang krijgen tot projectbeschrijvingen, samenvattingen en materiaal waarmee zij hun eigen knowhow kunnen uitbreiden. De Commissie zal op communautair niveau specifieke acties opzetten die een beroep doen op de actoren uit de onderwijs-, opleidings- en culturele sector om mee na te denken en te handelen op nationaal en communautair niveau. Het gaat daarbij met name om: - de versterking van de samenwerking binnen het EUN-netwerk [4] (The European Schoolnet), dat bestaat uit twintig ministeries van onderwijs van de Europese Unie, de EER-landen en de landen van Midden- en Oost-Europa en dat twee hoofddoeleinden heeft: [4] http://www.eun.org. - de oprichting van een virtuele, meertalige Europese campus voor onderwijs en samenwerking tussen onderwijsinstellingen, die zal dienen als portaalsite voor de nationale en regionale onderwijsnetten en de daaraan verbonden pedagogische resource centres; - de oprichting van een Europees netwerk voor innovatie en uitwisseling van informatie op het gebied van informatietechnologie. - de bevordering van het opzetten van Europese portaalsites die verwante onderwijsgemeenschappen groeperen. Deze ontwikkeling kan in de hand worden gewerkt door het internetproject "The Gateway", dat een vlotte toegang tot een virtuele Europese ruimte voor onderwijs en opleiding moet bieden; - het opzetten van een algemeen denkkader voor de aan de gang zijnde vernieuwingen, met onder andere een werkgroep op hoog niveau bestaande uit de beste denkers uit het onderwijs en het bedrijfsleven, die zou nadenken over "het onderwijs en de beroepsopleiding van morgen"; - de ontwikkeling van observatiemechanismen, onder andere toekomstscenario's die beleidsmakers de mogelijke opties tonen en een leidraad bieden voor hun strategische bezinning, alsook samenvattingen en conclusies van het veldwerk en de proefprojecten op het gebied van onderwijs, opleiding en onderzoek op communautair en nationaal niveau; - de oprichting van een opleidingsnetwerk voor opleiders op het gebied van het gebruik van technologie voor educatieve doeleinden, zodat bekwame opleiders kunnen worden opgeleid om aan de huidige en toekomstige behoeften aan onderwijs en opleiding te voldoen, zowel met betrekking tot het huidige gebrek aan technische kwalificaties als voor het gebruik van aangepaste middelen, technologieën en onderwijsmethoden voor de andere onderwijsbehoeften en voor het "leren leren". Dit netwerk moet opleiders, leraren en managers van onderwijssystemen opleiden; - het opzetten van een eLearning-internetsite om de uitwisseling van ervaringen tussen onderwijsinstellingen, opleidingscentra, kleine en grote bedrijven, ook onderling, te stimuleren. Dit platform moet een betere toegang bieden tot de methoden in verband met de nieuwe leeromgevingen, die voortdurend worden ontwikkeld en verbeterd. Het maakt ook gebruik van de leermiddelen die zijn of worden ontwikkeld in het kader van Leonardo da Vinci en Socrates (open en afstandsonderwijs, Minerva); - de verbetering van de inzetbaarheid door de ontwikkeling van de nodige kwalificaties en vaardigheden voor de installatie en het gebruik van informatie- en communicatietechnologie, en de vergroting van het potentieel van levenslang leren; - de bevordering van de persoonlijke ontplooiing en de motivatie van de "lerenden" door beter multimediamateriaal en nuttiger technologieën die synergie teweegbrengen tussen autonoom werk en groepswerk, de dialoog met de leraar of de opleider, afstandstutoraat, enz. Conclusie In een zeer nabije toekomst moeten alle Europese burgers de nodige culturele bagage hebben om met de nieuwe informatie- en communicatietechnologie om te kunnen gaan en zo een actieve rol te kunnen spelen in een samenleving die steeds meer op kennis is gebaseerd. De Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 heeft begrepen dat onmiddellijk moet worden opgetreden en maakt van de integratie van de nieuwe technologieën in de onderwijs- en opleidingssystemen een prioriteit. Het eLearning-initiatief gaat op deze uitdaging in en stelt voor de middelen van de betreffende communautaire programma's en instrumenten toe te spitsen op een beperkt aantal strategische acties die een Europese dimensie en toegevoegde waarde geven aan de lokale, regionale en nationale initiatieven. Om dit initiatief te doen slagen moeten de lidstaten, de regio's en de privésector zich sterk engageren en moeten op Europees niveau gezamenlijk een visie en acties worden ontwikkeld om het onderwijs en de beroepsopleiding van morgen voor te bereiden. De doelstellingen van eLearning zijn bijzonder ambitieus. Zij vereisen bijkomende inspanningen van de lidstaten, maar wanneer zij worden nagestreefd en verwezenlijkt, zullen de Europese burgers actief kunnen deelnemen aan de opbouw van de meest dynamische en hechte samenleving ter wereld.