51999PC0641

Gewijzigd voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende instelling van een communautair kader voor samenwerking op het gebied van de verontreiniging van de zee door ongevallen /* COM/99/0641 def. - COD 98/0350 */

Publicatieblad Nr. C 177 E van 27/06/2000 blz. 0031 - 0041


Gewijzigd voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD HOUDENDE INSTELLING VAN EEN COMMUNAUTAIR KADER VOOR SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DE VERONTREINIGING VAN DE ZEE DOOR ONGEVALLEN

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Sedert 1978 is op het gebied van de verontreiniging van de zee door ongevallen een reeks activiteiten ontwikkeld op basis van de op 26 juni 1978 aangenomen resolutie van de Raad tot instelling van een communautair actieprogramma.

Deze activiteiten behelzen hoofdzakelijk gemeenschappelijke opleiding, de uitwisseling van experts, het houden van oefeningen, proefprojecten, een task force bestaande uit door de lidstaten aangewezen deskundigen en de totstandbrenging van een communautair informatiesysteem.

De communautaire samenwerking op dit gebied heeft ten doel, de inspanningen van de lidstaten op nationaal, regionaal en lokaal niveau te ondersteunen en aan te vullen teneinde de doeltreffendheid ervan te vergroten en zo gunstige mogelijke omstandigheden voor efficiënte samenwerking tot stand tot brengen.

Op 16 december 1998 heeft de Commissie een voorstel voor een beschikking van de Raad houdende instelling van een communautair kader voor samenwerking op het gebied van de verontreiniging van de zee door ongevallen (COM(98)769 - 1998/0350/COD) ingediend. Dit voorstel is erop gericht, de diverse acties die de voorbije 20 jaar op dit gebied werden ondernomen, te bundelen, te consolideren en een solide juridische basis te geven, en het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot lozingen tijdens werkzaamheden. Het voorstel omvat een voortgezet communautair actieprogramma dat op 1 januari 2000 van start gaat.

2. Het Comité van de Regio's heeft beslist, geen advies uit te brengen.

3. Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 29 april 1999 advies uitgebracht. Dit advies is in het algemeen gunstig voor het voorstel van de Commissie.

4. Op 16 september 1999 heeft het Europees Parlement in eerste lezing 29 amendementen aangenomen.

Van deze amendementen aanvaardde de Commissie er 12 integraal (de nummers 2, 4, 14, 16, 19, 20, 21, 25, 26, 27, 28 en 29), 3 gedeeltelijk (de nummers 5, 15 en 24) en 5 in beginsel, d.w.z. in een enigszins gewijzigde formulering (de nummers 3, 6, 8, 9 en 13 en voorts gedeeltelijk ook nr. 15). Deze amendementen verduidelijken en verbeteren de tekst van het voorstel. Een aantal ervan legt een grotere nadruk op het belang van samenwerking bij de bestrijding van lozingen tijdens werkzaamheden (de nummers 2, 3, 13, 24, 26, 27 en 29). Andere gaan over belangrijke problemen zoals het vrijkomen van stoffen uit gedumpte munitie (de nummers 4, 5, 14, 16 en 24) of zijn gericht op een grotere participatie van de bevolking (de nummers 20 en 24) c.q. van andere betrokken instanties (de nummers 19, 21 en 25).

De amendementen 6, 8, 9 en 13 betreffen de noodzaak, op passende wijze rekening te houden met internationale overeenkomsten ter bescherming van bepaalde regionale zeeën. Voorgesteld wordt, deze amendementen te groeperen in één overweging die naar alle betrokken verdragen en/of overeenkomsten verwijst.

Aan de overige 9 amendementen (de nummers 1, 7, 10, 11, 12, 17, 18, 22 en 23) zijn om de hierna genoemde redenen bepaalde problemen verbonden.

Amendement 1 en gedeeltelijk ook de amendementen 5, 15 en 24 omvatten een uitdrukkelijke verwijzing naar verontreiniging door radioactieve stoffen. Het voorstel is evenwel reeds impliciet van toepassing op radioactieve stoffen. Bovendien wordt in de bestaande internationale verdragen ter bescherming van de Middellandse Zee, de Oostzee en de Noordzee, waarbij de Gemeenschap partij is, steeds dezelfde aanpak gevolgd: specifieke verontreinigende stoffen worden niet als zodanig genoemd. Tenslotte worden radioactieve stoffen uitdrukkelijk genoemd in de Internationale Code voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over zee (IMDG-code), waarnaar in amendement nr. 5 wordt verwezen. In het licht van een en ander lijkt een uidrukkelijke vermelding van radioactieve stoffen niets wezenlijks aan het voorstel toe te voegen.

Amendement nr. 7 voegt een verwijzing toe naar het "Persistent Organic Pollutants"-protocol inzake stoffen met hormonale werking dat in juni 1998 door de VN werd ondertekend. Een dergelijke verwijzing is niet relevant, gezien het feit dat beoeld protocol betrekking heeft op chronische luchtverontreiniging.

De amendementen 10, 11, 12, 17, 18 en het eerste gedeelte van amendement 22 beogen een verbetering van de samenwerking met de landen die deelnemen aan het PHARE-, het TACIS- en het MEDA-programma. Een dergelijke uitbreiding zou echter al te veel problemen inzake beheer met zich brengen, gezien de zeer grote verschillen tussen de besluitvormingsprocedures die bij de uitvoering van genoemde initiatieven (PHARE, TACIS en MEDA) enerzijds en het voorgestelde communautaire kader anderzijds van toepassing zijn. Doel van het actieprogramma is, in het kader van de Unie de samenwerking op het gebied van de verontreiniging van de zee door ongevallen te consolideren en te verbeteren. De voorstellen in kwestie zouden serieuze consequenties hebben op het stuk van de ter uitvoering van de maatregelen vereiste personele middelen. Bovendien garanderen de bestaande internationale verdragen ter bescherming van de Middellandse Zee en de Oostzee reeds een bepaalde mate van coördinatie met de betrokken landen.

In het laatste gedeelte van amendement 22 wordt gesteld dat het krachtens de voorgestelde beschikking op te richten comité in openbare vergadering bijeen dient te komen en zijn agenda en diverse daarmee samenhangende documenten dient te publiceren. Een dergelijk voorstel is problematisch, omdat het niet in overeenstemming is met het recente besluit inzake comitéprocedures (Besluit 99/468/EG van de Raad).

Amendement 23 prejudicieert op het besluit dat op basis van het in hetzelfde artikel (artikel 5) genoemde evaluatieverslag dient te worden genomen, en beperkt het initiatiefrecht van de Commissie.

1998/0350 (COD)

Gewijzigd voorstel voor een

BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

HOUDENDE INSTELLING VAN EEN COMMUNAUTAIR KADER VOOR SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DE VERONTREINIGING VAN DE ZEE DOOR ONGEVALLEN

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130S 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1]

Gezien het advies van het Europees Parlement [2],

[2]

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [3],

[3]

Gezien het advies van het Comité van de regio's [4],

[4]

Handelend overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De activiteiten van de Gemeenschap op dit gebied sinds 1978 hebben het mogelijk gemaakt, geleidelijk de samenwerking tussen de lidstaten binnen een communautair actieprogramma te ontwikkelen. De sedert 1978 vastgestelde resolutie en beschikkingen [5] vormen de basis voor deze samenwerking.

[5] PB C 162 van 8.7.1978, blz. 1; PB L 355 van 10.12.1981, blz. 52; PB L 77 van 22.3.1986, blz. 33; PB L 158 van 25.6.1988, blz. 32.

(2) Het communautair informatiesysteem heeft beantwoord aan zijn bedoeling om de bevoegde instanties in de lidstaten de beschikking te geven over de gegevens die nodig zijn voor de beheersing en de beperking van de verontreiniging die wordt veroorzaakt door de lozing van grote hoeveelheden olie en andere schadelijke stoffen in zee. Het informatiesysteem zal worden vereenvoudigd door het gebruik van een modern systeem voor automatische gegevensverwerking. Met het oog op de snelle en doeltreffende uitwisseling van informatie is een passende talenregeling vereist.

(3) De task force van de Gemeenschap en andere activiteiten in het kader van het communautair actieprogramma hebben gezorgd voor praktische ondersteuning van operationele instanties tijdens noodsituaties waarbij verontreiniging van de zee is opgetreden, en voor de bevordering van samenwerking en paraatheid om efficiënt op ongevallen te kunnen reageren;

(4) Het door de Commissie ingediende beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap op het gebied van het milieu en duurzame ontwikkeling [6] bepaalt dat de activiteiten van de Gemeenschap zullen worden geïntensiveerd, met name ten aanzien van ecologische noodsituaties zoals verontreiniging van de zee door ongevallen en lozingen tijdens werkzaamheden.

[6] PB C 138 van 17.5.1993, blz. 5.

(5) De voorgestelde richtlijn betreffende havenontvangstfaciliteiten voor scheepsafval en ladingresiduen zal, zodra zij is vastgesteld, een belangrijke rol spelen ten aanzien van lozingen tijdens werkzaamheden.

(6) De communautaire samenwerking op het gebied van de verontreiniging van de zee door ongevallen is erop gericht de risico's te beperken en helpt daardoor de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken door de solidariteit tussen de lidstaten te bevorderen en overeenkomstig artikel 130R 174 van het Verdrag bij te dragen tot het behoud en de bescherming van het milieu, met inbegrip van de gezondheid van de mens.

(7) "Verontreiniging van de zee door ongevallen" dient op zodanige wijze maar niet in beperkende zin te worden omschreven dat elk vrijkomen van schadelijke stoffen in het mariene milieu, ongeacht of deze van civiele of militaire oorsprong zijn, hetzij rechtstreeks op of in zee, dan wel vanaf de kust of via estuaria of als gevolg van het vrijkomen van stoffen uit eerder in zee gedumpt materiaal, daaronder begrepen is.

(8) "Schadelijke stoffen" dienen zodanig, maar niet in beperkende zin, te worden omschreven dat alle onder de Internationale Code voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over zee vallende stoffen en alle uit in zee gedumpte munitie vrijkomende stoffen hieronder vallen.

(9) Er dient in het bijzonder rekening te worden gehouden met relevante verdragen en/of overeenkomsten met betrekking tot Europese zeeën.

(10) De instelling van een communautair kader voor samenwerking dat voor ondersteunende maatregelen zorgt, zal bijdragen tot de efficiëntere ontwikkeling van samenwerking op het gebied van de verontreiniging van de zee door ongevallen. Een dergelijk samenwerkingskader moet in belangrijke mate worden gebaseerd op de ervaring die terzake sedert 1978 is opgedaan.

(11) Een communautair kader voor samenwerking zal ook zorgen voor meer doorzichtigheid en voor consolidatie en intensivering van het voortdurend streven naar de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag.

(12) Maatregelen ter informering en voorbereiding van de personen die in de lidstaten verantwoordelijk zijn voor en betrokken zijn bij de aanpak van de verontreiniging van de zee door ongevallen, zijn belangrijk en dragen bij tot een betere voorbereiding op ongevallen en tevens tot vermindering van de risico's.

(13) Het is ook belangrijk, communautaire maatregelen te nemen ter verbetering van de technieken en methoden om op noodsituaties te reageren en achteraf voor herstel te zorgen.

(14) De verlening van operationele steun aan de lidstaten in noodsituaties en de bevordering van de verspreiding van de daarbij opgedane ervaring over de lidstaten zijn van grote waarde gebleken.

(15) Een raadgevend comité voor de verontreiniging van de zee door ongevallen zal de Commissie bijstaan bij het beheer van het samenwerkingskader. De Commissie kan tevens andere aangelegenheden in verband met de verontreiniging van de zee door ongevallen aan dit comité voorleggen.

(16) De bepalingen van deze beschikking komen in de plaats van met name het krachtens de resolutie van de Raad van 26 juni 1978 opgezette actieprogramma en het bij de beschikking van de Raad van 6 maart 1986 ingestelde communautaire informatiesysteem. Die beschikking van de Raad dient derhalve te worden ingetrokken met ingang van de datum waarop de onderhavige beschikking van kracht wordt,

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. Er wordt een communautair kader voor samenwerking op het gebied van de verontreiniging van de zee door ongevallen (hierna "het samenwerkingskader" te noemen) ingesteld voor de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004.

2. Het samenwerkingskader is bedoeld ter ondersteuning en aanvulling van de activiteiten van de lidstaten op nationaal, regionaal en lokaal niveau met het oog op de bescherming van het mariene milieu, de gezondheid van de mens en de kust tegen de risico's op verontreiniging van de zee door ongevallen en lozingen tijdens werkzaamheden, met inbegrip van het vrijkomen van stoffen uit gedumpte munitie.

"Verontreiniging van de zee door ongevallen" dient op zodanige wijze - maar niet in beperkende zin - te worden omschreven dat elk vrijkomen van schadelijke stoffen in het mariene milieu, ongeacht of deze van civiele of militaire oorsprong zijn, hetzij rechtstreeks op of in zee, dan wel vanaf de kust of via estuaria of als gevolg van het vrijkomen van dergelijke stoffen uit eerder in zee gedumpt materiaal, daaronder begrepen is.

3. Met het samenwerkingskader wordt getracht de mogelijkheden van de lidstaten te verbeteren om te reageren op ongevallen waarbij olie of andere schadelijke stoffen in zee terechtkomen of dreigen terecht te komen, en tevens bij te dragen tot de preventie van risico's. Het samenwerkingskader is tevens bedoeld om de voorwaarden te creëren voor een efficiënte wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied en deze te vergemakkelijken.

Het samenwerkingskader moet ook samenwerking tussen de lidstaten vergemakkelijken om te garanderen dat financiële schadevergoeding kan worden geëist overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt.

4. Binnen dit samenwerkingskader wordt een communautair informatiesysteem ingesteld dat bedoeld is om gegevens uit te wisselen met het oog op de paraatheid ten aanzien van en het reageren op verontreiniging van de zee door ongevallen, met inbegrip van lozingen tijdens werkzaamheden en zones waar munitie werd gedumpt. Dit systeem omvat ten minste de in bijlage I vermelde onderdelen.

Artikel 2

1. De Commissie zorgt voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen binnen het samenwerkingskader.

2. Volgens de procedure van artikel 4 en op basis van onder andere de door de lidstaten aan de Commissie verstrekte informatie wordt een voortschrijdend driejarenplan voor de uitvoering van de maatregelen binnen het samenwerkingskader vastgesteld, dat jaarlijks wordt herzien. De Commissie kan naast de maatregelen binnen het samenwerkingskader waar nodig voor aanvullende activiteiten zorgen. Deze aanvullende activiteiten worden in het licht van de gestelde prioriteiten en de beschikbare financiële middelen geëvalueerd.

3. Bijlage II bevat een overzicht van de maatregelen binnen het samenwerkingskader en de financiële regelingen voor de bijdrage van de Gemeenschap.

Artikel 3

1. In het voortschrijdend plan voor de uitvoering van de maatregelen binnen het samenwerkingskader worden de verschillende uit te voeren maatregelen vermeld.

2. De verschillende maatregelen worden in eerste instantie op basis van de volgende criteria geselecteerd:

(a) de mate waarin ze bijdragen tot de verstrekking van informatie aan en de voorbereiding van de personen die in de lidstaten verantwoordelijk zijn voor en betrokken zijn bij de aanpak van de verontreiniging van de zee door ongevallen en lozingen bij werkzaamheden, teneinde te zorgen voor een betere voorbereiding op ongevallen en bij te dragen tot de preventie van de risico's;

(b) de mate waarin ze bijdragen tot een verbetering van de technieken en methoden om op noodsituaties te reageren en achteraf voor herstel te zorgen, met inbegrip van de uitwisseling van informatie tussen havenautoriteiten;

(c) de mate waarin ze bijdragen tot de verlening van operationele steun aan de lidstaten in noodsituaties, door het inzetten van deskundigen die voornamelijk behoren tot de task force van de Gemeenschap, en de verspreiding van de daarbij opgedane ervaring over de lidstaten.

(ca) de mate waarin zij bijdragen tot tot een betere voorlichting van het publiek over risico's en tot het doorgeven van informatie over ongevallen;

(cb) de mate waarin zij bijdragen tot versterkte coördinatie van risicopreventie en respons met andere plaatselijke instanties, inclusief instanties bevoegd voor habitatbescherming.

3. Elke maatregel wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de bevoegde instanties op nationaal, regionaal en lokaal niveau in de lidstaten.

Artikel 4

1. Voor de tenuitvoerlegging van de activiteiten binnen het samenwerkingskader wordt de Commissie bijgestaan door een comité van raadgevende aard, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

2. De Commissie kan tevens andere aangelegenheden in verband met de verontreiniging van de zee door ongevallen aan het raadgevend comité voorleggen.

Artikel 5

De Commissie evalueert halverwege en vóór het einde van de looptijd de tenuitvoerlegging van het samenwerkingskader en brengt uiterlijk op 30 september 2002 en 31 maart 2004 verslag uit bij de Raad en het Europees Parlement.

Artikel 6

De beschikking van de Raad van 6 maart 1986 tot instelling van een communautair informatiesysteem voor de controle op en de beperking van de verontreiniging van de zee door olie en andere gevaarlijke stoffen, als gewijzigd, wordt op de datum van vankrachtwording van deze beschikking ingetrokken.

Artikel 7

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2000.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad,

de Voorzitter de Voorzitter

BIJLAGE I

Onderdelen van het communautair informatiesysteem

Het communautair informatiesysteem zal gebruik maken van een modern systeem voor automatische gegevensverwerking. Op de internet-site zal er een communautaire home-page zijn met algemene achtergrondinformatie op communautair niveau en nationale home-pages met informatie over de beschikbare nationale middelen om in te grijpen.

Daarnaast wordt een deel van het systeem afgedrukt en voortdurend up-to-date gehouden als communautaire operationele losbladige brochure met informatie over het crisisbeheer in elke lidstaat.

1. Elke lidstaat dient binnen zes maanden na de datum waarop de beschikking van kracht wordt:

a) de voor het beheer van het nationale deel van het systeem verantwoordelijke instantie of instanties aan te wijzen en de Commissie daarvan in kennis te stellen;

b) een web-site te openen die via de communautaire algemene toegangspagina van het systeem aan het hele systeem wordt gekoppeld.

2. De Commissie opent een web-site als algemene toegangspagina van het systeem en een communautaire pagina.

3. Elke lidstaat vermeldt op zijn nationale home-page binnen zes maanden na de datum waarop de beschikking van kracht wordt, ten minste de volgende informatie:

a) een beknopt overzicht van de nationale structuren en de koppelingen tussen de nationale instanties op het gebied van de verontreiniging van de zee door ongevallen en lozingen tijdens werkzaamheden,

b) de inventaris van de belangrijkste middelen voor het reageren op noodsituaties en het opruimen van verontreiniging waarover de overheid en de particuliere sector beschikken. Deze inventaris bevat gegevens over:

- de omvang en de kwalificaties van het gespecialiseerde personeel;

- de mechanische middelen om in zee gestroomde olie te verwijderen en verontreiniging van de zee of de kust door lozingen van olie en andere schadelijke stoffen te voorkomen of te bestrijden, alsmede het gespecialiseerde personeel dat die middelen moet toepassen,

- de chemische en biologische middelen ter bestrijding van de verontreiniging van de zee en voor de reiniging van de kust, de met herstelmaatregelen opgedane ervaring, alsmede het gespecialiseerde personeel dat die middelen moet toepassen,

- de hulpverleningsploegen;

- de schepen en luchtvaartuigen die zijn uitgerust voor de bestrijding van verontreiniging;

- de mobiele installaties voor de tijdelijke opslag van verzamelde olie en andere schadelijke stoffen;

- de voorzieningen voor het lichten van olietankers;

- een alarmnummer ten behoeve van het publiek,

ba) een lijst van locaties waar munitie is gedumpt,

c) de plaats van de voorraden of apparatuur;

d) de voorwaarden voor het bieden van hulp aan andere lidstaten.

4. Elke lidstaat werkt zodra zich veranderingen hebben voorgedaan of tenminste elk jaar in januari zijn onder punt 3 bedoelde nationale home-page bij.

5. Elke lidstaat verstrekt de Commissie binnen zes maanden na de datum waarop de beschikking van kracht wordt, zijn informatie over operationeel crisisbeheer die in de communautaire operationele losbladige brochure wordt opgenomen, met inbegrip van de operationele mobilisatieprocedures en de operationele contactpunten met hun referenties.

6. Elke lidstaat stelt de Commissie zo spoedig mogelijk in kennis van eventuele wijzigingen in verband met de informatie die in de losbladige brochure wordt opgenomen.

7. De Commissie verstrekt elke lidstaat een exemplaar van de losbladige brochure alsmede alle bijwerkingen daarvan.

BIJLAGE II

Financiële regelingen voor de bijdrage van de Gemeenschap

MAATREGEL // REGELING FINANCIERING

A. Maatregelen op het gebied van opleiding en informatie

1. Cursussen en workshops (1)

Organisatie van cursussen en workshops voor de nationale, regionale en lokale ambtenaren in de lidstaten en andere betrokkenen om ervoor te zorgen dat de bevoegde diensten snel en efficiënt reageren.

2. Uitwisseling van deskundigen

Organisatie van de detachering van deskundigen bij een andere lidstaat om de deskundigen in staat te stellen ervaring op te doen of verschillende gebruikte technieken te evalueren of de aanpak bij andere noodhulpdiensten of andere relevante instanties, zoals niet-gouvernementele organisaties met specialistische kennis inzake verontreiniging van de zee door ongevallen, te bestuderen.

Organisatie van de uitwisseling van deskundigen, specialisten en technici van de lidstaten, zodat ze korte cursussen of modules daarvan in andere lidstaten kunnen volgen of geven.

3. Oefeningen

De oefeningen zijn bedoeld om methoden te vergelijken, de samenwerking tussen de lidstaten te stimuleren en de vorderingen bij en de coördinatie van de nationale noodhulpdiensten te ondersteunen.

4. Commautair informatiesysteem

Ontwikkeling en onderhoud van een modern computersysteem om de nationale instanties voor de aanpak van de verontreiniging van de zee door ongevallen en door lozingen tijdens werkzaamheden te helpen door de verstrekking van de voor crisisbeheer benodigde informatie.

B. Maatregelen ter verbetering van technieken en methoden om op noodsituaties te reageren en herstel te bevorderen (proefprojecten)(1).

Projecten die bedoeld zijn om het vermogen van de lidstaten om op noodsituaties te reageren en herstel te bevorderen, te vergroten. Deze projecten zijn vooral gericht op verbetering van de middelen, technieken en procedures. Zij dienen relevant te zijn voor alle of enkele lidstaten en kunnen betrekking hebben op de invoering van nieuwe technologie in verband met de verontreiniging van de zee door ongevallen en door lozingen tijdens werkzaamheden. Projecten voor twee of meer lidstaten worden gestimuleerd.

C. Ondersteuning en voorlichting

1. Milieueffecten

Maatregelen ter ondersteuning van de inventarisering van de milieueffecten na een ongeval, ter beoordeling van de genomen preventie- en herstelmaatregelen en ter grootschalige verspreiding van de resultaten en de opgedane ervaring naar de andere lidstaten.

2. Conferenties en evenementen(1)

Conferenties en andere evenementen op het gebied van de verontreiniging van de zee voor een groot publiek, met name wanneer er verschillende lidstaten bij betrokken zijn.

3. Andere ondersteunende maatregelen(1)

Maatregelen voor de bepaling van de stand van de techniek, voor de ontwikkeling van beginselen en richtsnoeren voor belangrijke aspecten van de verontreiniging van de zee door ongevallen en lozingen tijdens werkzaamheden en voor de evaluatie van het samenwerkingskader.

4. Voorlichting

Publicaties, materiaal voor tentoonstellingen en ander voorlichtingsmateriaal voor het publiek over de communautaire samenwerking op het gebied van de verontreiniging van de zee door ongevallen en lozingen tijdens werkzaamheden.

D. Inzetten van deskundigen

Maatregelen voor het inzetten van deskundigen van de task force van de Gemeenschap bij een noodsituatie ter versterking van het systeem dat is opgezet door de instanties van een lidstaat of een derde land waar de noodsituatie zich voordoet, en om ter plaatse te zorgen voor een deskundige voor de coördinatie van waarnemers uit andere lidstaten.

//

Maximale financiële bijdrage van de Gemeenschap: 75% van de totale kosten van de maatregel met een plafond van 75.000 ecu per maatregel.

Maximale financiële bijdrage van de Gemeenschap: 75% van de reis- en verblijfskosten van de deskundigen en 100% van de kosten voor de coördinatie van het systeem.

Maximale financiële bijdrage van de Gemeenschap: 50% van de kosten van deelname van waarnemers uit andere lidstaten en voor de organisatie van bijbehorende workshops, voorbereiding van de oefening, samenstelling van een eindverslag enz.

Financiering voor 100% van het door de Commissie verzorgde gedeelte van het systeem.

Maximale financiële bijdrage van de Gemeenschap: 50% van de totale kosten van elk project met een plafond van 150.000 ecu.

Maximale financiële bijdrage van de Gemeenschap: 50% van de totale kosten van elke maatregel.

Maximale financiële bijdrage van de Gemeenschap: 30% van de totale kosten van de maatregel met een plafond van 50.000 ecu.

Financiering voor 100%.

Financiering voor 100%.

Financiële bijdrage van de Gemeenschap: 100% van de kosten voor de dienstreizen van de deskundigen.

(1) Alleen maatregelen waarbij alle of een significant aantal lidstaten betrokken zijn, komen in aanmerking.