51999PC0632

Voorstel voor een beschikking van de Raad waarbij de lidstaten toestemming wordt verleend de voor bepaalde, voor specifieke doeleinden gebruikte minerale oliën geldende verlagingen of vrijstellingen van het accijnsrecht te blijven toepassen overeenkomstig de procedure van Richtlijn 92/81/EEG /* COM/99/0632 def. */


Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de lidstaten toestemming wordt verleend de voor bepaalde, voor specifieke doeleinden gebruikte minerale oliën geldende verlagingen of vrijstellingen van het accijnsrecht te blijven toepassen overeenkomstig de procedure van Richtlijn 92/81/EEG

TOELICHTING

De accijnsregeling voor minerale oliën in de Gemeenschap is momenteel neergelegd in Richtlijn 92/81/EEG [1], waarin is gespecificeerd welke producten als minerale oliën beschouwd moeten worden, alsmede bij welk gebruik de accijns moet worden toegepast. In de richtlijn zijn ook bepaalde verplichte vrijstellingen van de normale accijns alsmede enkele facultatieve vrijstellingen en verlaagde tarieven opgenomen. Bovendien kan de Raad ingevolge artikel 8, lid 4, van de richtlijn, op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen verdere vrijstellingen of verlagingen mag invoeren. Momenteel bestaan er meer dan negentig dergelijke afwijkingen.

[1] Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992, PB L 316 van 31.10.1992

In Richtlijn 92/81/EEG is ook bepaald dat de Commissie de vrijstellingen en verlagingen op gezette tijden aan een nieuw onderzoek onderwerpt. Indien de Commissie oordeelt dat deze niet langer aanvaardbaar zijn omdat zij de mededingingsverhoudingen of de werking van de interne markt verstoren dan wel onverenigbaar zijn met het communautair milieubeleid, dient zij bij de Raad passende voorstellen in. Alle afwijkingen die zijn toegestaan ingevolge artikel 8, lid 4, moeten uiterlijk op 31 december 1999, vervaldatum van de bij de desbetreffende beschikkingen verleende machtigingen, aan een nieuw onderzoek worden onderworpen. De Raad onderzoekt de situatie op basis van een voorstel van de Commissie en beslist of deze vrijstellingen en verlagingen worden afgeschaft, gewijzigd of verlengd.

Het laatste grote onderzoek naar afwijkingen die waren toegestaan in het kader van artikel 8, lid 4, resulteerde in Beschikking 97/425/EG van de Raad van 30 juni 1997. Artikel 1 van die beschikking bevat afwijkingen die automatisch blijven gelden tenzij de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen beslist dat, hetzij al deze afwijkingen hetzij één of meer daarvan worden afgeschaft of gewijzigd. Dit artikel, dat het resultaat was van een compromisvoorstel, werd door de Commissie ongaarne aanvaard omdat zij van mening was dat afwijkingen die niet in de tijd beperkt zijn, strijdig zijn met het Gemeenschapsrecht. Een verklaring van die strekking in de notulen van de Commissie werd in het slotdocument opgenomen. Het onderhavige voorstel maakt derhalve een eind aan de automatische verlengingen van afwijkingen en geeft de Raad meer controle over dergelijke maatregelen door er in te voorzien dat deze regelmatig worden onderzocht en dat voor de verlenging ervan een concreet besluit vereist is.

Tijdens de discussies die aan de goedkeuring van Beschikking 97/425/EG van de Raad vooraf gingen, werden vragen gesteld over de verenigbaarheid van sommige afwijkingen met de bepalingen in het Verdrag met betrekking tot de steunmaatregelen. Bijgevolg werd in de beschikking die uiteindelijk werd goedgekeurd, bepaald dat de afwijkingen krachtens artikel 3 het voorwerp dienden te vormen van een andere beschikking van de Raad waarin een besluit werd genomen over het beleid dat in de toekomst ten aanzien van deze afwijkingen zou worden gevolgd. Deze beschikking moest voor 31 december 1998 worden gegeven. Uiteindelijk waren de problemen met betrekking tot steunmaatregelen en de afwijkingen in kwestie bij het verstrijken van deze termijn niet opgelost. Bijgevolg werd Beschikking 99/255/EEG van de Raad gegeven, waarbij de geldigheidsduur van de afwijkingen krachtens artikel 3 met twaalf maanden, d.w.z. tot 31 december 1999, werd verlengd. De Raad ging er van uit dat de problemen met betrekking tot de steunmaatregelen tegen deze tijd opgelost zouden zijn.

De Commissie heeft de rechtsgeldigheid van afwijkingen die werden toegestaan in het kader van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EG derhalve verder onderzocht en is daarbij vooral nagegaan of de bepalingen van artikel 87 van het Verdrag met betrekking tot de steunmaatregelen werden overtreden. Dientengevolge werden 4 bestaande afwijkingen geïdentificeerd die indruisen tegen de bepalingen met betrekking tot de steunmaatregelen. Deze afwijkingen worden afzonderlijk opgevoerd in artikel 3 van dit voorstel en worden slechts toegestaan tot 31 december 2000, zodat de begunstigden over één jaar beschikken om zich aan de nieuwe situatie aan te passen.

Bovendien zijn aan verschillende lidstaten afwijkingen toegestaan die verlagingen of vrijstellingen van accijns mogelijk maken voor afgewerkte olie die direct na terugwinning of recycling hergebruikt wordt als brandstof waarop accijns van toepassing is. De Commissie heeft bovendien in Beschikking 97/425/EG een op een verklaring in de notulen van de Commissie gebaseerde clausule over afgewerkte olie opgenomen waarin zij het voornemen te kennen geeft om deze afwijkingen opnieuw te bezien in het licht van de resultaten van haar onderzoek naar de behandeling van afgewerkte olie. De huidige afwijkingen werden hoofdzakelijk toegestaan om problemen in verband met de verwijdering van afgewerkte olie zoveel mogelijk te voorkomen. De afwijkingen in de vorm van fiscale aanmoedigingen voor het gebruik van afgewerkte olie als brandstof maakt het minder waarschijnlijk dat deze olie wordt gedumpt.

In artikel 3 van de huidige richtlijn over de verwijdering van afgewerkte olie (75/439/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 87/101/EEG) is bepaald dat "wanneer beperkingen van technische, economische en organisatorische aard zich daar niet tegen verzetten, de lidstaten de nodige maatregelen nemen om voorrang te geven aan de behandeling van afgewerkte olie door regeneratie". In het licht van een recent vonnis van het Europese Hof van Justitie in zaak C 102-97 (Commissie v/de Bondsrepubliek Duitsland) oordeelt de Commissie dat de afwijkingen met betrekking tot de accijns voor afgewerkte olie niet verenigbaar zijn met de doelstellingen van de gewijzigde Richtlijn 75/439/EEG. Deze afwijkingen werden bijgevolg afzonderlijk opgevoerd in artikel 2 van dit voorstel en worden slechts toegestaan tot 31 december 2000, zodat de begunstigden over één jaar beschikken om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Teneinde evenwel te waarborgen dat rekening kan worden gehouden met eventuele restricties op het milieugebied van afzonderlijke lidstaten werd voorzien in de mogelijkheid de afwijkende maatregelen na deze datum te verlengen, mocht dit nodig blijken. Voor de machtiging tot verlenging van deze maatregelen zou eenparigheid van stemmen in de Raad vereist zijn.

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

waarbij de lidstaten toestemming wordt verleend de voor bepaalde, voor specifieke doeleinden gebruikte minerale oliën geldende verlagingen of vrijstellingen van het accijnsrecht te blijven toepassen overeenkomstig de procedure van Richtlijn 92/81/EEG

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën [2], inzonderheid op artikel 8, lid 4,

[2] PB L 316 van 31.10.92, blz. 12, richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EG (PB L 365 van 31.12.94, blz. 46)

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Raad heeft ingevolge artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG op voorstel van de Commissie de lidstaten met eenparigheid van stemmen gemachtigd uit specifieke beleidsoverwegingen verdere vrijstellingen of verlagingen van het accijnsrecht op minerale oliën toe te kennen.

(2) De Raad moet vóór 31 december 1999 op basis van een voorstel van de Commissie beslissen of de afwijkingen in de vorm van vrijstellingen en verlagingen die op 31 december 1999 vervallen, gewijzigd of opnieuw verlengd moeten worden.

(3) De lidstaten zijn gemachtigd om bepaalde vrijstellingen en verlagingen na 1 januari 2000 gedurende een periode van twee jaar en daaropvolgende perioden van twee jaar te blijven toepassen, tenzij de Raad vóór 31 december 1999 op basis van een voorstel van de Commissie beslist dat al deze afwijkingen of één of meer daarvan worden afgeschaft of gewijzigd.

(4) De vrijstellingen en verlagingen waarin is voorzien bij artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad moeten regelmatig opnieuw worden onderzocht om te waarborgen dat zij de eerlijke mededingingsverhoudingen of de werking van de interne markt niet verstoren en verenigbaar blijven met het communautair milieubeleid.

(5) Volgens artikel 1 van Beschikking 97/425/EG van de Raad van 30 juni 1997 blijven sommige vrijstellingen en verlagingen automatisch gelden, tenzij de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen beslist dat, hetzij al deze afwijkingen, hetzij een of meer daarvan worden afgeschaft of gewijzigd. De Commissie is van oordeel dat niet in de tijd beperkte afwijkingen strijdig zijn met het Gemeenschapsrecht. Afwijkingen moeten bijgevolg regelmatig worden onderzocht en voor de verlenging ervan is een concreet besluit vereist.

(6) De vrijstellingen en verlagingen die worden toegestaan bij artikel 1 van deze beschikking gelden tot 31 december 2002. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid deze afwijkingen na de genoemde datum te verlengen. Eventuele verlengingen worden toegestaan door de Raad die met eenparigheid van stemmen beschikt.

(7) De vrijstellingen en verlagingen voor afgewerkte olie die worden toegestaan in artikel 2 van deze beschikking zijn niet verenigbaar met de doelstellingen van de gewijzigde Richtlijn 75/439/EEG. Deze vrijstellingen en verlagingen moeten derhalve worden afgeschaft. De afwijkingen blijven geldig tot 31 december 2000 zodat de begunstigden zich aan de nieuwe situatie kunnen aanpassen. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid deze afwijkingen na genoemde datum te verlengen opdat rekening kan worden gehouden met eventuele milieumaatregelen van afzonderlijke lidstaten. Verlengingen worden toegestaan door de Raad die met eenparigheid van stemmen beschikt.

(8) De vrijstellingen en verlagingen die worden toegestaan overeenkomstig artikel 3 van deze beschikking moeten worden afgeschaft omdat zij mogelijkerwijze niet verenigbaar zijn met de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap inzake de steunmaatregelen. De afschaffing van deze afwijkingen moet in fasen plaatsvinden om begunstigden toe te laten zich aan de nieuwe situatie aan te passen. In de mogelijkheid van verdere verlengingen moet niet worden voorzien.

(9) De vrijstellingen en verlagingen in deze beschikking worden toegestaan onverminderd de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreffende steunmaatregelen. Om te waarborgen dat bestaande afwijkingen verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt kan de Commissie, wanneer zij vaststelt dat een geldende afwijking onder artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt en deze niet of niet langer verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, overeenkomstig artikel 88, lid 1, van het Verdrag passende maatregelen voorstellen. De Commissie moet overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag, in kennis worden gesteld van alle voornemens om nieuwe steunmaatregelen toe te staan en deze maatregelen mogen niet in werking treden vooraleer de Commissie hiertoe machtiging heeft verleend. Nieuwe verzoeken om afwijkingen ingevolge artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad die mogelijkerwijze aan de criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag van de Commissie voldoen, moeten derhalve krachtens artikel 88, lid 3, aan de Commissie worden medegedeeld.

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad en in afwijking van de verplichtingen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën [3], wordt de volgende lidstaten toestemming verleend de hierna vermelde accijnsverlagingen of accijnsvrijstellingen tot en met 31 december 2002 te blijven toepassen, tenzij de Raad vóór het verstrijken van deze termijn op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen bepaalt dat al deze afwijkingen of één of meer daarvan worden gewijzigd of voor een nieuwe specifieke periode worden verlengd :

[3] PB L 316 van 31.10.92, blz. 19, richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EG (PB L 365 van 31.12.94, blz. 46)

1. België:

- voor voertuigen van het plaatselijk openbaar vervoer,

- voor vloeibaar petroleumgas (LPG), aardgas en methaan,

- voor ander luchtvaartverkeer dan bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), van Richtlijn 92/81/EEG,

- voor de particuliere pleziervaart,

- voor een verlaging van de accijns op zware stookolie om het gebruik van milieuvriendelijker olie aan te moedigen. Een dergelijke verlaging wordt specifiek gekoppeld aan het zwavelgehalte en de verlaagde accijns mag in geen geval minder dan 6,5 euro per ton bedragen.

2. Denemarken:

- voor ander luchtvaartverkeer dan bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b, van richtlijn 92/81/EEG,

- gedeeltelijke teruggave aan de commerciële sector op voorwaarde dat de betrokken heffingen in overeenstemming zijn met de communautaire bepalingen en het bedrag van de betaalde en niet teruggegeven heffingen nooit onder de in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarieven van de accijnzen of controleretributies op minerale oliën ligt,

- voor voertuigen van het plaatselijk openbaar vervoer,

- accijnsverlaging voor diesel om het gebruik van milieuvriendelijker brandstoffen aan te moedigen, op voorwaarde dat de stimulans gebaseerd is op vaststaande technische gegevens zoals soortgelijk gewicht, zwavelgehalte, distillatiepunt, cetaangetal en -index en het verlaagde tarief nooit onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarief voor minerale oliën ligt,

- differentieel accijnstarief voor benzine die gedistribueerd wordt in benzinestations die uitgerust zijn met een dampretoursysteem en benzine die gedistribueerd wordt in andere benzinestations, op voorwaarde dat de tarieven nooit onder de in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarieven voor minerale oliën liggen,

- naar milieucategorie gedifferentieerde accijnstarieven voor benzine op voorwaarde dat deze tarieven in overeenstemming zijn met de verplichtingen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven van minerale oliën, inzonderheid de minimumtarieven die in de artikelen 3 en 4 van deze richtlijn zijn vastgelegd,

- verschillende accijnstarieven toe te passen op dieselbrandstof, mits deze verschillende tarieven voldoen aan de verplichtingen van Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, en met name de in artikel 5 van deze richtlijn vastgestelde minimumtarieven.

3. Duitsland:

- voor het gebruik van koolwaterstofrestgassen als brandstof,

- voor monsters van minerale oliën die bestemd zijn voor onderzoek, productietests of andere wetenschappelijke doeleinden,

- differentieel accijnstarief voor stookolie die gebruikt wordt door bedrijven op voorwaarde dat dit tarief in overeenstemming is met de verplichtingen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, inzonderheid het minimumtarief dat in de artikelen 3 en 4 van deze richtlijn is vastgesteld.

4. Griekenland:

- voor voertuigen van het plaatselijk openbaar vervoer,

- voor vloeibaar petroleumgas en methaan gebruikt voor industriële doeleinden,

- voor verbruik door de nationale strijdkrachten,

- vrijstelling van de accijns op minerale oliën voor brandstof die bestemd is voor de officiële voertuigen van het kabinet van de President en van de rijkspolitie,

- naar milieucategorie gedifferentieerde accijns op ongelode benzine, op voorwaarde dat deze nooit onder de in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarieven voor minerale oliën ligt.

5. Spanje:

- voor vloeibaar petroleumgas dat als motorbrandstof wordt gebruikt in voertuigen van het plaatselijk openbaar vervoer,

- voor vloeibaar petroleumgas dat als motorbrandstof in taxi's wordt gebruikt,

- naar milieucategorie gedifferentieerde accijnstarieven voor ongelode benzine, op voorwaarde dat deze tarieven nooit onder de in de Gemeenschapwetgeving vastgestelde minimumtarieven voor minerale oliën liggen.

6. Frankrijk:

- voor ander luchtvaartverkeer dan bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b, van richtlijn 92/81/EEG,

- voor motorbrandstof die in taxi's wordt gebruikt, binnen de grenzen van een jaarlijks quotum,

- in het kader van bepaalde beleidsmaatregelen ter ondersteuning van regio's waar ontvolking plaatsvindt,

- verlaging van de accijns op zware stookolie om het gebruik van milieuvriendelijker stookolie aan te moedigen. Deze verlaging wordt specifiek gekoppeld aan het zwavelgehalte en de accijns mag niet onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarief voor zware stookolie liggen,

- gas dat gebruikt wordt als motorbrandstof in voertuigen van het openbaar vervoer, mag binnen de grenzen van een jaarlijks quotum van accijns worden vrijgesteld,

- differentiële accijns op een nieuwe brandstof bestaande uit een water- en antivries/dieselemulsie die gestabiliseerd wordt door oppervlakte-actieve stoffen, op voorwaarde dat deze accijns in overeenstemming is met de verplichtingen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, inzonderheid de minimumaccijns die in artikel 5 van deze richtlijn is vastgesteld,

- voor het verbruik op het eiland Corsica, op voorwaarde dat de verlaagde tarieven nooit onder de in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarieven voor minerale oliën liggen,

- differentiële accijns op diesel die in bedrijfsvoertuigen wordt aangewend op voorwaarde dat deze accijns niet onder het in de Gemeenschapwetgeving vastgelegde minimumtarief ligt.

7. Ierland:

- voor ander luchtvaartverkeer dan bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b, van richtlijn 92/81/EEG,

- voor de particuliere pleziervaart,

- voor voertuigen van het plaatselijk openbaar vervoer,

- voor vloeibaar petroleumgas, aardgas en methaan die als motorbrandstof worden gebruikt,

- voor motorvoertuigen die door gehandicapten worden gebruikt,

- naar milieucategorie gedifferentieerde accijns op ongelode benzine op voorwaarde dat de tarieven nooit onder de in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarieven voor minerale oliën liggen.

8. Italië:

- voor ander luchtvaartverkeer dan bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b, van richtlijn 92/81/EEG,

- voor voertuigen van het plaatselijk openbaar vervoer,

- voor brandstof die in taxi's wordt gebruikt,

- voor koolwaterstofrestgassen die als brandstof worden gebruikt,

- voor methaan dat als brandstof in motorvoertuigen wordt gebruikt,

- voor het gebruik in de regio's Val d'Aosta en Gorizia,

- voor het verbruik van de nationale strijdkrachten,

- voor het verbruik in ziekenwagens,

- verlaging van de accijns op benzine die op het grondgebied van Friuli-Venezia Giulia wordt verbruikt, op voorwaarde dat deze nooit onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarief ligt,

- verlaging van de accijns op minerale oliën die in de regio's Udine en Trieste worden verbruikt, op voorwaarde dat deze niet onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarief voor minerale oliën ligt,

- verlaging van de accijns op vloeibaar petroleumgas (LPG) en stookolie die via netwerken in bijzonder achtergestelde geografische gebieden worden gedistribueerd, op voorwaarde dat het differentiële tarief in overeenstemming is met de verplichtingen die zijn vastgesteld in Richtlijn 92/82/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, inzonderheid de minimumtarieven die zijn vastgesteld in de artikelen 5 en 7 van deze richtlijn.

9. Luxemburg:

- voor voertuigen van het plaatselijk openbaar vervoer,

- voor vloeibaar petroleumgas, aardgas en methaan,

- verlaging van de accijns op zware stookolie om het gebruik van milieuvriendelijker olie aan te moedigen. Een dergelijke verlaging wordt specifiek gekoppeld aan het zwavelgehalte en het verlaagde tarief mag in geen geval minder dan 6,5 euro per ton bedragen.

10. Nederland:

- voor vloeibaar petroleumgas, aardgas en methaan,

- voor monsters van minerale oliën die bestemd zijn voor onderzoek, productietests of andere wetenschappelijke doeleinden,

- voor het verbruik van de nationale strijdkrachten,

- in afwijking van de verplichtingen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/82/EEG van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, mogen voor vloeibaar petroleumgas (LPG) dat als motorbrandstof in voertuigen van het openbaar vervoer wordt gebruikt, differentiële accijnzen worden toegepast,

- differentiële accijns op diesel die in bedrijfsvoertuigen wordt gebruikt op voorwaarde dat deze niet onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarief ligt.

11. Oostenrijk:

- voor vloeibaar petroleumgas dat als motorbrandstof in voertuigen van het plaatselijk openbaar vervoer wordt gebruikt,

- voor aardgas en methaan.

12. Portugal:

- voor ander luchtvaartverkeer dan bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b, van richtlijn 92/81/EEG,

- vrijstellling van accijns voor vloeibaar petroleumgas, aardgas en methaan die als brandstof voor het plaatselijk openbaar vervoer worden gebruikt,

- verlaging van de accijns op stookolie die in de autonome regio Madeira wordt verbruikt, op voorwaarde dat deze verlaging de extra kosten voor het vervoer van de stookolie naar die regio niet overschrijdt,

- naar milieucategorie gedifferentieerde accijns op ongelode benzine op voorwaarde dat deze nooit onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarief voor minerale oliën ligt,

- verlaging van de accijns op zware stookolie om het gebruik van milieuvriendelijker olie aan te moedigen. Deze verlaging wordt specifiek gekoppeld aan het zwavelgehalte en de accijns mag niet lager zijn dan het minimumtarief voor zware stookolie dat in de Gemeenschapswetgeving is vastgesteld,

- differentiële accijns op diesel die gebruikt wordt in bedrijfsvoertuigen op voorwaarde dat dit differentiële tarief in overeenstemming is met de verplichtingen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/82/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, inzonderheid de minimumtarieven die in artikel 5 van deze richtlijn zijn vastgesteld,

13. Finland:

- voor ander luchtvaartverkeer dan bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b, van Richtlijn 92/81/EEG,

- voor de particuliere pleziervaart,

- vrijstelling van accijns voor methaan en vloeibaar petroleumgas voor alle doeleinden,

- lagere accijns op diesel en stookolie op voorwaarde dat dit tarief nooit onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarieven ligt,

- verlaagde accijns op gelode en ongelode benzine met nieuwe samenstelling, op voorwaarde dat dit tarief nooit onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarief ligt,

- in afwijking van de verplichtingen die zijn vastgesteld in Richtlijn 92/82/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, inzonderheid de minimumtarieven die zijn vastgesteld in artikel 7 van deze richtlijn, mag aardgas dat als motorbrandstof wordt gebruikt, van accijns worden vrijgesteld.

14. Zweden:

- lagere accijns op minerale oliën die voor industriële doeleinden worden gebruikt, op voorwaarde dat dit tarief nooit onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarief voor minerale oliën ligt,

- vrijstelling van accijns op biologisch vervaardigd methaan en andere restgassen,

- verlaagde accijns op diesel naargelang de milieucategorie,

- naar milieucategorie gedifferentieerde accijns op ongelode benzine op voorwaarde dat dit tarief nooit onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarief voor minerale oliën ligt,

- verlaging van de accijns op minerale oliën voor industriële doeleinden door de invoering van zowel een tarief dat onder het standaardtarief ligt als een lager tarief voor energie-intensieve ondernemingen, op voorwaarde dat deze tarieven nooit onder de in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarieven voor minerale oliën liggen en de concurrentieverhoudingen niet worden verstoord,

- voor ander luchtvaartverkeer dan bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b, van Richtlijn 92/81/EEG.

15. Verenigd Koninkrijk:

- voor ander luchtvaartverkeer dan bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b, van Richtlijn 92/81/EEG,

- voor voertuigen van het plaatselijk openbaar vervoer,

- voor vloeibaar petroleumgas, aardgas en methaan die als motorbrandstof worden gebruikt,

- voor de particuliere pleziervaart,

- verlaging van de accijns op diesel om het gebruik van milieuvriendelijker brandstof aan te moedigen,

- naar milieucategorie gedifferentieerde accijns op ongelode benzine, op voorwaarde dat dit tarief nooit onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarief voor minerale oliën ligt.

Artikel 2

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad en in afwijking van de verplichtingen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/82/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, wordt de volgende lidstaten toestemming verleend de hierna vermelde accijnsverlagingen of accijnsvrijstellingen tot en met 31 december 2000 te blijven toepassen, tenzij de Raad vóór die datum op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen bepaalt dat deze afwijkingen voor een nieuwe specifieke periode worden verlengd:

1. België:

- voor afgewerkte olie die, hetzij direct na terugwinning, hetzij na recycling wordt hergebruikt als brandstof waarop accijns wordt geheven.

2. Duitsland:

- voor afgewerkte olie die, hetzij direct na terugwinning, hetzij na recycling, wordt hergebruikt als brandstof waarop accijns wordt geheven.

3. Spanje:

- voor afgewerkte olie die, hetzij direct na terugwinning, hetzij na recycling, wordt hergebruikt als brandstof waarop accijns wordt geheven.

4. Frankrijk:

- voor afgewerkte olie die, hetzij direct na terugwinning, hetzij na recycling, wordt hergebruikt als brandstof waarop accijns wordt geheven.

5. Ierland:

- voor afgewerkte olie die, hetzij direct na terugwinning, hetzij na recycling, wordt hergebruikt als brandstof waarop accijns wordt geheven.

6. Italië:

- voor afgewerkte olie die, hetzij direct na terugwinning, hetzij na recycling, wordt hergebruikt als brandstof waarop accijns wordt geheven.

7. Luxemburg:

- voor afgewerkte olie die, hetzij direct na terugwinning, hetzij na recycling, wordt hergebruikt als brandstof waarop accijns wordt geheven.

8. Oostenrijk:

- voor afgewerkte olie die, hetzij direct na terugwinning, hetzij na recycling, wordt hergebruikt als brandstof waarop accijns wordt geheven.

9. Portugal:

- voor afgewerkte olie die, hetzij direct na terugwinning, hetzij na recycling, wordt hergebruikt als brandstof waarop accijns wordt geheven.

10. Finland:

- voor afgewerkte olie die, hetzij direct na terugwinning, hetzij na recycling, wordt hergebruikt als brandstof waarop accijns wordt geheven.

11. Verenigd Koninkrijk:

- voor afgewerkte olie die, hetzij direct na terugwinning, hetzij na recycling, wordt hergebruikt als brandstof waarop accijns wordt geheven.

Artikel 3

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG en in afwijking van de verplichtingen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/82/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, wordt de volgende lidstaten toestemming verleend de hierna vermelde accijnsverlagingen of accijnsvrijstellingen tot 31 december 2000 te blijven toepassen:

1. Frankrijk:

- vrijstelling van accijns voor zware stookolie die als brandstof bij de productie van aluminiumoxide in Gardanne wordt gebruikt.

2. Ierland:

- voor de productie van aluminiumoxide in de regio Shannon.

3. Italië:

- vrijstelling van accijns voor minerale oliën die als brandstof bij de productie van aluminiumoxide op Sardinië worden gebruikt,

- verlaging van de accijns op stookolie voor de productie van stoom en op gasolie die in ovens voor het drogen en "activeren" van moleculaire zeven in Reggio Calabria wordt gebruikt op voorwaarde dat het tarief niet onder het in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde minimumtarief voor minerale oliën ligt.

Artikel 4

De Beschikkingen nrs. 1997/425/EG, 1998/274/EG, 1998/275/EG, 1999/83/ÅG, 1999/254/EG, 1999/255/EG, van de Raad worden met ingang van 1 januari 2000 ingetrokken.

Hangende beschikkingen bij de Raad in verband met verzoeken om afwijkingen van Finland, Portugal, Italië en Duitsland zullen ook met ingang van 1 januari 2000 worden ingetrokken.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter