51998PC0421

Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen /* COM/98/0421 def. - CNS 98/0235 */

Publicatieblad Nr. C 266 van 25/08/1998 blz. 0013


Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen (98/C 266/06) COM(1998) 421 def. - 98/0235(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 9 juli 1998)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, inzonderheid op artikel 24,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na advies van het Comité voor het Statuut,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Hof van Justitie,

Gezien het advies van de Rekenkamer,

Overwegende dat Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 2175/88 van de Raad van 18 juli 1988 voorziet in de toepassing van een aanpassingscoëfficiënt gelijk aan 100 op de pensioenen en de krachtens artikel 50 van het Statuut betaalde vergoedingen, wanneer de rechthebbenden zich vestigen in een derde land, alsmede op de gezinstoelagen die worden uitbetaald aan in een derde land gevestigde personen die met de zorg voor kinderen van ambtenaren of van gewezen ambtenaren zijn belast;

Overwegende dat het Gerecht van eerste aanleg in zijn arrest van 14 december 1995 in zaak T-285/94 artikel 3 van genoemde verordening onwettig heeft verklaard omdat het in strijd is met artikel 82, lid 1, tweede en derde alinea, van het Statuut, waarvan op grond van het beginsel van de hiërarchie der normen niet kan worden afgeweken;

Overwegende dat de instellingen gehouden zijn de gelijke behandeling van hun ambtenaren te waarborgen, onafhankelijk van de situatie waarin zij verkeren naar gelang van de vereisten van de dienst;

Overwegende dat de aanpassingscoëfficiënt een instrument is waarmee de salarissen en emolumenten worden gecorrigeerd met als doel een gelijke koopkracht van de ambtenaren te waarborgen in de verschillende landen waar zij zich moeten vestigen;

Overwegende dat de woonplaats van de gewezen ambtenaren of de ambtenaren die ter beschikking zijn gesteld, in tegenstelling tot die van de ambtenaren in actieve dienst, het gevolg is van een keus waarbij uitsluitend persoonlijke redenen een rol spelen;

Overwegende dat het gezien de aanzienlijke verschillen tussen de situatie van de ambtenaren in actieve dienst en die van de gewezen ambtenaren en de ter beschikking gestelde ambtenaren rechtvaardig is dat de wetgever uitsluitend aan de ambtenaren in actieve dienst het genot toekent van de toepassing van de voor derde landen vastgestelde aanpassingscoëfficiënten;

Overwegende dat deze aanpassingscoëfficiënten uitsluitend van toepassing zijn op de bezoldigingen van het in derde landen tewerkgestelde personeel en dat zij derhalve niet kunnen worden toegepast op de geldelijke rechten van personen die hun woonplaats hebben in derde landen maar niet in actieve dienst zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Statuut van de ambtenaren van de Gemeenschappen wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 82, lid 1, tweede en derde alinea, wordt vervangen door:

"Op de pensioenen wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast die is vastgesteld voor het land binnen de Europese Gemeenschappen waar de pensioengerechtigde aantoont zijn woonplaats te hebben.

Wanneer de pensioengerechtigde zijn woonplaats kiest in een land buiten de Gemeenschappen, is de van toepassing zijnde aanpassingscoëfficiënt gelijk aan 100.".

2. Artikel 41, lid 3, zesde en zevende alinea, wordt vervangen door:

"Op de vergoeding, alsmede op de in de vierde alinea bedoelde laatste totale bezoldiging wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast die geldt voor het land binnen de Gemeenschappen waar degene die de vergoeding ontvangt, aantoont zijn woonplaats te hebben.

Wanneer laatstgenoemde zijn woonplaats kiest in een land buiten de Gemeenschappen, is de van toepassing zijnde aanpassingscoëfficiënt gelijk aan 100.".

3. Artikel 67, lid 4, eerste alinea, wordt vervangen door:

"Ingeval voornoemde gezinstoelagen krachtens de artikelen 1, 2 en 3 van bijlage VII aan een andere persoon dan de ambtenaar worden uitgekeerd, worden deze toelagen betaald in de valuta van het land waar deze persoon zijn verblijfplaats heeft, in voorkomend geval op basis van de in artikel 63, tweede alinea, bedoelde pariteiten. Op deze toelagen wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast die voor dat land binnen de Gemeenschappen is vastgesteld, dan wel een aanpassingscoëfficiënt gelijk aan 100, wanneer deze persoon zijn verblijfplaats heeft in een land buiten de Gemeenschappen."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van . . .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks van toepassing in elke lidstaat.