Resolutie over de mensenrechten in Iran
Publicatieblad Nr. C 098 van 09/04/1999 blz. 0296
B4-1125, 1134, 1145 en 1156/98 Resolutie over de mensenrechten in Iran Het Europees Parlement, - onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de mensenrechten in Iran, A. overwegende dat in Iran de vervolging en repressie ten aanzien van dissidente intellectuelen, met name schrijvers en journalisten, steeds heviger wordt, B. ten zeerste verontrust over: - de verdwijning, in augustus 1998, van Pirouz Davani, hoofdredacteur van het dagblad Pirouz, - de moord op Darioush Forouhar en diens vrouw Parvaneh, die symbolen waren van de politieke oppositie, op 22 november 1998, - de onopgehelderde dood van Majid Charif, uitgever van het maandblad Iran Farda, op 25 november 1998, - de moord op Mohamad Mokhtari, schrijver en oprichter van de Vereniging van Iraanse schrijvers, - de moord op Mohamed Jafar Pouyandeh, schrijver en vertaler, C. overwegende dat de situatie van de vrouw in Iran steeds moeilijker wordt, met name sinds er wetten zijn uitgevaardigd die de vrijheid van vrouwen beperken, door bij voorbeeld Iraanse vrouwen ertoe te verplichten zich voor medische verzorging uitsluitend tot vrouwelijke artsen en specialisten te wenden, D. overwegende dat de vervolging van de Bahaï steeds heviger wordt, 1. veroordeelt het gebruik van geweld, met name de ontvoeringen en moordaanslagen die tot doel hebben druk uit te oefenen op intellectuelen en dissidenten, en hun de mond te snoeren door het uitoefenen van terreur; 2. doet een beroep op de Iraanse president en de Iraanse autoriteiten om al het mogelijke te doen om degenen die voor deze moordaanslagen en verdwijningen verantwoordelijk zijn voor het gerecht te dagen en de nodige maatregelen te treffen om de veiligheid van alle burgers te waarborgen; 3. neemt kennis van de toespraak van president Khatami, waarin deze gepleit heeft voor vrijheid van de media, en vraagt de Iraanse regering het huidige staatsbeleid van beperking van de meningsuiting te herzien; 4. verzoekt de Iraanse autoriteiten alle nodige maatregelen te treffen om de gelijke behandeling van mannen en vrouwen te garanderen; 5. wenst dat mensenrechtenorganisaties en een delegatie van onafhankelijke mensenrechtenwaarnemers vrije toegang krijgen tot Iran, teneinde er de mensenrechtensituatie te kunnen onderzoeken; 6. verzoekt de Commissie en de Raad hun betrekkingen met de Iraanse autoriteiten aan te wenden om: - hun duidelijk te maken dat de Europese Unie de recente golf van vervolging van dissidenten afkeurt; - te eisen dat ze de internationale verdragen tegen discriminatie van vrouwen naleven; 7. verzoekt de Raad de recente ontwikkelingen in Iran, en met name de status van uit dit land afkomstige asielzoekers, te bespreken, waarbij met name aandacht dient te worden besteed aan de situatie van de vrouw; 8. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen van de lidstaten en de president, de regering en het parlement van Iran.