51997PC0404

Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van bijlage D, hoofdstuk I, en bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens /* COM/97/0404 def. - CNS 97/0209 */

Publicatieblad Nr. C 266 van 03/09/1997 blz. 0004


Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van bijlage A, bijlage D, hoofdstuk I, en bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (97/C 266/03) COM(97) 404 def. - 97/0209(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 25 juli 1997)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/12/EG (2), inzonderheid op artikel 16, lid 1, derde alinea, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende dat de Commissie krachtens artikel 16 van Richtlijn 64/432/EEG voorstellen moet indienen tot wijziging van bijlage A, bijlage D, hoofdstuk I, en bijlage F bij bovengenoemde richtlijn, met name met het oog op de aanpassing aan de technologische ontwikkeling;

Overwegende dat in hetzelfde artikel ook is bepaald dat de Raad vóór 1 januari 1998 over deze voorstellen besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen,

Overwegende dat de veterinaire administratieve procedures met betrekking tot het beheer van beslagen, de controle op verplaatsingen van dieren, de identificatie van dieren en de verwerking van informatie met betrekking tot ziektebestrijding, zich de laatste tijd zo hebben ontwikkeld dat bepaalde bijlagen bij de richtlijn moeten worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD

Artikel 1

Bijlage A, bijlage D, hoofdstuk I, en bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG worden vervangen door de bijlagen bij de onderhavige richtlijn.

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1998 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de voornaamste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied aannemen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB 121 van 29. 7. 1964, blz. 1977/64.

(2) PB L 109 van 25. 4. 1997, blz. 1.

BIJLAGE A

I. Officieel tuberculosevrije rundveebeslagen

1. Een rundveebeslag is officieel tuberculosevrij, indien:

a) alle dieren vrij zijn van klinische symptomen van tuberculose;

b) alle dieren die ouder zijn dan zes weken, negatief hebben gereageerd op ten minste twee officiële intradermale tuberculinaties die overeenkomstig het bepaalde in bijlage B zijn verricht, waarbij de eerste test moet zijn verricht zes maanden nadat een eventuele besmetting in het beslag is uitgeroeid en de tweede zes maanden later, of waarbij, wanneer het gaat om een beslag dat uitsluitend bestaat uit dieren die afkomstig zijn uit officieel tuberculosevrije beslagen, de eerste test moet zijn verricht ten minste 60 dagen nadat de dieren zijn bijeengebracht, zonder dat een tweede test vereist is;

c) nadat de eerste, onder b) hierboven bedoelde test, is verricht, geen enkel rund dat ouder is dan zes weken, in het beslag is binnengebracht, tenzij het negatief heeft gereageerd op een intradermale tuberculinatie die is uitgevoerd en geëvalueerd overeenkomstig het bepaalde in bijlage B en die is verricht hetzij in de laatste 30 dagen vóór, hetzij binnen 30 dagen na de datum waarop het dier in het beslag is binnengebracht; in het laatste geval moet(en) het dier (de dieren) van de andere dieren in het beslag worden geïsoleerd totdat het (zij) negatief is (zijn) gebleken.

Deze test is niet vereist wanneer in lidstaten of gebieden van een lidstaat het percentage met tuberculose besmette rundveebeslagen minder dan 0,2 % bedraagt of wanneer het dier afkomstig is uit een officieel tuberculosevrij beslag.

2. Een rundveebeslag behoudt de status van officieel tuberculosevrij beslag:

a) zolang aan de in punt 1, onder a) en c), vastgestelde voorwaarden wordt voldaan;

b) indien alle dieren die in het beslag worden binnengebracht, afkomstig zijn van officieel tuberculosevrije beslagen;

c) indien bij alle dieren van het bedrijf, met uitzondering van kalveren van minder dan zes weken die op het bedrijf zijn geboren, om het jaar als routinetest een tuberculinatie wordt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in bijlage B.

Wanneer voor alle rundveebeslagen in een lidstaat of een deel van een lidstaat evenwel officiële maatregelen voor de bestrijding van tuberculose gelden, kan de Commissie, volgens de procedure van artikel 17, de frequentie van de routinetests als volgt wijzigen:

- indien in de laatste twee controleperioden van telkens één jaar gemiddeld niet meer dan 1 % van de rundveebeslagen met tuberculose besmet was, mogen de routinetests van de beslagen voortaan om de twee jaar worden verricht;

- indien in de laatste twee controleperioden van telkens twee jaar gemiddeld niet meer dan 0,2 % van de rundveebeslagen met tuberculose besmet was, mogen de routinetests voortaan om de drie jaar worden verricht;

- indien in de laatste twee controleperioden van telkens drie jaar gemiddeld niet meer dan 0,1 % van de rundveebeslagen met tuberculose besmet was, mogen de routinetests voortaan om de vier jaar worden verricht en/of mag de leeftijd van de te onderzoeken dieren worden verhoogd tot 24 maanden.

De Commissie kan, volgens de procedure van artikel 17, ook besluiten de frequentie van de routinetuberculinaties te verhogen, indien blijkt dat de ziekte zich uitgebreid heeft.

Indien de lidstaat beschikt over een identificatie- en registratieregeling voor runderen waardoor de beslagen van oorsprong of doorgang kunnen worden geïdentificeerd en in de laatste twee controleperioden gemiddeld niet meer dan 0,1 % van de rundveebeslagen besmet was, mag hij afzien van de jaarlijkse tuberculinatie van de beslagen op voorwaarde dat:

1. alle runderen, voordat deze in het beslag worden binnengebracht, een intradermale tuberculinatie ondergaan met een negatief resultaat;

2. alle geslachte runderen worden onderzocht op tuberculoselaesies en dat deze laatste worden onderworpen aan een bacteriologisch onderzoek om de tuberkelbacil op te sporen.

3. De status van officieel tuberculosevrij rundveebeslag wordt geschorst:

a) indien niet aan de in punt 2 hierboven vastgestelde voorwaarden is voldaan;

b) indien een dier geacht wordt positief te hebben gereageerd op een routinetuberculinatie, of indien een geval van tuberculose is geconstateerd bij de routinekeuring na het slachten.

In dat geval blijft de status geschorst totdat alle resterende dieren die ouder zijn dan zes weken, negatief hebben gereageerd op ten minste twee officiële intradermale tuberculinaties die overeenkomstig bijlage B zijn verricht, de eerste ten minste twee maanden nadat het betrokken dier uit het bedrijf is verwijderd en de tweede ten minste 42 dagen na de eerste. Het bedrijf en alle gereedschap moeten worden ontsmet.

Indien evenwel een dier positief reageert op een tuberculinatie of indien bij het slachten laesis worden gevonden die misschien aan tuberculose zijn toe te schrijven, wordt voor het beslag van herkomst de status van officieel tuberculosevrij beslag geschorst. Alle positief reagerende dieren worden uit het beslag verwijderd, geslacht en aan de nodige postmortemonderzoeken en laboratoriumtests onderworpen.

Indien de aanwezigheid van tuberculose wordt bevestigd, blijft voor het beslag van herkomst de status van officieel tuberculosevrij beslag geschorst totdat de hier onder b), omschreven procedures zijn voltooid. Indien de bevoegde autoriteit dat nodig acht, moeten andere beslagen worden getraceerd en gecontroleerd.

Indien tuberculose niet wordt bevestigd, kan het beslag van herkomst zijn status van officieel tuberculosevrij beslag pas opnieuw verwerven nadat alle dieren van meer dan zes weken met negatief resultaat zijn onderzocht ten minste 60 dagen nadat het laatste reactordier is verwijderd;

c) indien in het beslag dieren aanwezig zijn met een twijfelachtige status als omschreven in bijlage B, punt 32. In dat geval blijft de status van het beslag geschorst totdat duidelijkheid is verkregen omtrent de status van de dieren. Dergelijke dieren moeten van de overige dieren in het beslag worden geïsoleerd totdat duidelijkheid is verkregen omtrent hun status.

4. Een lidstaat of een deel van een lidstaat kan officieel tuberculosevrij worden verklaard volgens de procedure van artikel 17, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) in de laatste zes jaar is op geen enkel moment meer dan 0,01 % van de rundveebeslagen besmet geweest en sedert zes jaar is ten minste 99,9 % van de beslagen officieel tuberculosevrij verklaard;

b) aan de hand van een identificatiesysteem kunnen voor elk rund het beslag van oorsprong en de beslagen van doorgang worden bepaald;

c) bij alle geslachte runderen moet door een officiële dierenarts een keuring na het slachten worden verricht;

d) zolang die keuringen niet zijn voltooid, wordt voor het beslag van herkomst de status van officieel tuberculosevrij beslag geschorst. Alle dieren die positief op de test hebben gereageerd en alle dieren die, volgens de bevoegde autoriteit, mogelijk aan besmetting zijn blootgesteld, worden geslacht. Indien door klinisch onderzoek of laboratoriumtests de aanwezigheid van rundertuberculose wordt bevestigd, wordt de status van officieel tuberculosevrij beslag voor elk ander beslag dat eventueel aan besmetting kan zijn blootgesteld, eveneens geschorst totdat het beslag door de bevoegde autoriteit is onderzocht.

5. De lidstaat of het deel van een lidstaat behoudt de status van officieel tuberculosevrij gebied:

a) zolang aan de in punt 4, onder a) tot en met d) vastgestelde voorwaarden wordt voldaan;

b) indien, wanneer een geval van tuberculose wordt bevestigd, de officieel tuberculosevrije status van het beslag van oorsprong en van de beslagen van doorgang wordt ingetrokken;

c) indien de officieel tuberculosevrije status van beslagen waar tuberculose is bevestigd, ingetrokken blijft totdat:

- alle dieren die als besmet worden beschouwd, zijn geslacht;

- het bedrijf en alle gereedschap zijn ontsmet;

- alle resterende runderen die ouder zijn dan zes weken, negatief hebben gereageerd op ten minste twee officiële intradermale tuberculinaties die overeenkomstig bijlage B zijn verricht, de eerste ten minste zes maanden nadat de besmette dieren zijn verwijderd, de tweede zes maanden na de eerste.

6. Indien blijkt dat zich een belangrijke wijziging heeft voorgedaan in de situatie ten aanzien van tuberculose in een lidstaat die of een deel van een lidstaat dat als officieel tuberculosevrij is erkend, kan de Commissie volgens de procedure van artikel 17 de status schorsen of intrekken, en eisen dat routinetuberculinaties worden verricht volgens een van de in punt 2, onder c), hierboven vastgestelde schema's.

II. Officieel brucellosevrije en brucellosevrije rundveebeslagen

In het kader van bijlage A, deel II, wordt onder "runderen" verstaan, alle runderen behalve mannelijke dieren die zijn gecastreerd voordat zij vier maanden oud waren.

1. Een rundveebeslag is officieel brucellosevrij:

a) indien in het beslag geen runderen aanwezig zijn die tegen brucellose zijn ingeënt, tenzij het vrouwelijke dieren betreft die ten minste drie jaar geleden zijn ingeënt;

b) indien alle runderen sedert ten minste zes maanden vrij zijn van klinische symptomen van brucellose;

c) indien alle runderen die ouder zijn dan twaalf maanden, negatief hebben gereageerd op de tests die volgens een van de onderstaande schema's zijn uitgevoerd overeenkomstig bijlage C:

i) twee serumagglutinatietests met een tussenpoos van ten minste drie en ten hoogste twaalf maanden;

ii) drie ringtests met een tussenpoos van telkens drie maanden, ten minste zes weken later gevolgd door een serumagglutinatietest;

iii) twee gebufferde brucella-antigeentests met een tussenpoos van ten minste drie en ten hoogste twaalf maanden;

iv) twee micro-agglutinatietests met een tussenpoos van ten minste drie en ten hoogste twaalf maanden.

2. Een rundveebeslag behoudt de status van officieel brucellosevrij beslag:

a) indien de tests die jaarlijks volgens een van de onderstaande schema's worden uitgevoerd overeenkomstig bijlage C, een negatief resultaat hebben opgeleverd:

i) drie ringtests met een tussenpoos van ten minste drie maanden;

ii) drie Elisa's melkmonster, met een tussenpoos van ten minste drie maanden;

iii) twee ringtests met een tussenpoos van ten minste drie maanden, ten minste zes maanden later gevolgd door een serologische test als bedoeld in punt 13, onder a);

iv) twee Elisa's met melkmonster, met een tussenpoos van ten minste drie maanden, ten minste zes weken later gevolgd door een serologische test als bedoeld in punt 13, onder a);

v) twee serologische tests met een tussenpoos van ten minste drie en ten hoogste zes maanden.

Voor een lidstaat die of een deel van een lidstaat dat niet officieel brucellosevrij is maar waar voor alle rundveebeslagen officiële maatregelen voor de bestrijding van brucellose gelden, kan de Commissie volgens de procedure van artikel 17 de frequentie van de routinetests als volgt wijzigen:

- wanneer ten hoogste 1 % van de rundveebeslagen besmet is, behoeven jaarlijks slechts twee ringtests of twee Elisa's met melkmonster te worden verricht met een tussenpoos van ten minste drie maanden, of één serologische test;

- wanneer ten minste 99,8 % van de rundveebeslagen sedert ten minste vier jaar als officieel brucellosevrij is erkend, mag de tussenpoos tussen twee controles worden verlengd tot twee jaar en moet in het kader van de controles gebruik worden gemaakt van een van de serologische tests als bedoeld in punt 13, onder a);

b) indien alle runderen die in het beslag worden binnengebracht, afkomstig zijn van officieel brucellosevrije beslagen en, wanneer het gaat om runderen die ouder zijn dan twaalf maanden, bij een serumagglutinatietest overeenkomstig bijlage C die in de laatste 30 dagen vóór het binnenbrengen in het beslag is verricht, een brucellatiter van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden per mililiter hebben vertoond.

De hier, onder b), beschreven serumagglutinatietest is evenwel niet vereist in een lidstaat of een gebied van een lidstaat waar in de laatste twee jaar nooit meer dan 0,2 % van de rundveebeslagen met brucellose besmet is geweest, en wanneer het dier afkomstig is uit een officieel brucellosevrij rundveebeslag in die lidstaat of dat gebied en tijdens het vervoer niet in aanraking is geweest met dieren van een lagere status;

c) in afwijking van het bepaalde onder b) mogen van een brucellosevrij rundveebeslag afkomstige runderen toch in een officieel brucellosevrij rundveebeslag worden binnengebracht indien zij ten minste 18 maanden oud zijn en indien een eventuele vaccinatie tegen bruccellose ten minste één jaar eerder is verricht.

Dergelijke dieren moeten in de laatste 30 dagen voordat zij in het beslag zijn binnengebracht, een brucellatiter van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden per mililiter hebben vertoond, en zij moeten negatief hebben gereageerd op een complementbindingsreactie; beide tests moeten zijn uitgevoerd overeenkomstig bijlage C.

Wanneer evenwel een van een brucellosevrij beslag afkomstig rund onder de hierboven aangegeven omstandigheden wordt binnengebracht in een officieel brucellosevrij rundveebeslag, wordt dit laatste beslag gedurende twee jaar na de datum waarop het dier is binnengebracht, als brucellosevrij beschouwd.

3. De status van officieel brucellosevrij beslag wordt geschorst of ingetrokken:

a) indien niet meer aan de in de punten 1 en 2 hierboven vastgestelde voorwaarden wordt voldaan of

b) indien op basis van laboratoriumtests of op klinische gronden wordt vermoed dat een of meer runderen met brucellose zijn besmet.

Indien een of meer runderen in een officieel brucellosevrij beslag ervan worden verdacht met brucellose te zijn besmet, kan de status van het beslag worden geschorst, en dus niet ingetrokken, indien het dier of de dieren onmiddellijk worden vernietigd of geïsoleerd.

Wanneer het dier is vernietigd, mag de schorsing worden ingetrokken indien alle runderen in het beslag die ouder zijn dan twaalf maanden, bij twee serumagglutinatietests die overeenkomstig bijlage C zijn verricht, een titer van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden per mililiter hebben vertoond. De eerste test moet worden uitgevoerd ten minste 30 dagen nadat het dier is verwijderd, de tweede ten minste 60 dagen later.

Wanneer het dier is geïsoleerd, mag het weer in het beslag worden binnengebracht en kan het beslag zijn vorige status opnieuw verkrijgen, indien het dier een serumagglutinatietiter vertoont van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden per mililiter en negatief heeft gereageerd op een complementbindingsreactie; beide tests moeten zijn uitgevoerd overeenkomstig bijlage C.

Wanneer, op basis van laboratoriumtests of epizoötiologisch onderzoek, in een beslag besmetting met brucella is bevestigd, kan dat beslag zijn vorige status slechts opnieuw verkrijgen hetzij nadat alle runderen die op het ogenblik van de uitbraak deel uitmaakten van dat beslag, zijn geslacht, hetzij nadat het beslag gedurende 30 dagen is gecontroleerd en alle dieren van meer dan twaalf maanden negatief hebben gereageerd op twee opeenvolgende tests. Bij alle runderen die drachtig waren op het moment van de uitbraak, moet de laatste test worden verricht ten minste 21 dagen nadat het laatste dier dat op het moment van de uitbraak drachtig was, heeft gekalfd.

4. Een rundveebeslag is brucellosevrij indien het voldoet aan de in punt 1, onder a), b) en c), vastgestelde voorwaarden, met dien verstande dat:

i) vrouwelijke runderen mogen worden ingeënt:

- vóórdat zij zes maanden oud zijn, met een levend vaccin op basis van stam 19 of met een ander vaccin dat volgens de procedure van artikel 17 is erkend, of

- vóórdat zij 15 maanden oud zijn, met gedood 45/20 vaccin waaraan een adjuvans is toegevoegd en dat officieel is gecontroleerd en erkend;

ii) runderen die jonger zijn dan 30 maanden en die met het levend vaccin op basis van stam 19 zijn ingeënt, bij een serumagglutinatietest een titer van meer dan 30 internationale agglutinatie-eenheden per milliliter doch minder dan 80 internationale agglutinatie-eenheden per milliliter mogen vertonen, op voorwaarde dat zij bij de complementbindingsreactie een titer vertonen van minder dan 30 EEG-eenheden wanneer het gaat om vrouwelijke dieren die minder dan twaalf maanden tevoren zijn ingeënt, of van minder dan 20 EEG-eenheden in alle andere gevallen;

iii) afgezien van de in punt 1, onder c), genoemde tests, om als brucellosevrij bedrijf te worden erkend, bovendien kan worden voldaan aan de tests die volgens de onderstaande schema's zijn uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in bijlage C:

a) twee gebufferde brucella-antigeentests die met een tussenpoos van ten minste drie en ten hoogste twaalf maanden worden verricht,

b) twee micro-agglutinatietests die met een tussenpoos van ten minste drie en ten hoogste twaalf maanden worden verricht.

5. Een rundveebeslag behoudt zijn brucellosevrije status:

i) indien het beslag negatief heeft gereageerd op de tests die volgens een van de in punt 2, onder a), hierboven vastgestelde schema's zijn uitgevoerd;

ii) indien de runderen die in het beslag worden binnengebracht, voldoen aan de in punt 2, onder b), hierboven vastgestelde eisen of

- komen van brucellosevrije beslagen, en wanneer het gaat om runderen die ouder zijn dan twaalf maanden, in de laatste 30 dagen voordat zij in het beslag zijn binnengebracht, bij een serumagglutinatietest een titer van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden per milliliter hebben vertoond en bij een complementbindingsreactie negatief hebben gereageerd; beide tests moeten zijn verricht overeenkomstig bijlage C, of

- komen van brucellosevrije beslagen, jonger zijn dan 30 maanden en, als zij met een levend vaccin op basis van stam 19 zijn ingeënt, bij een serumagglutinatietest een titer van meer dan 30 internationale agglutinatie-eenheden doch minder dan 80 internationale agglutinatie-eenheden per milliliter vertonen, op voorwaarde dat zij bij een complementbindingsreactie een titer vertonen van minder dan 30 EEG-eenheden wanneer het gaat om vrouwelijke dieren die minder dan twaalf maanden geleden zijn ingeënt, of van minder dan 20 EEG-eenheden in alle andere gevallen.

6. De brucellosevrije status van een beslag wordt geschorst of ingetrokken:

a) indien niet meer aan die in de punten 4 en 5 hierboven vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, of

b) indien op basis van laboratoriumtests of op klinische gronden wordt vermoed dat een of meer runderen die ouder zijn dan 30 maanden, met brucellose zijn besmet.

Indien een of meer runderen van meer dan 30 maanden in een brucellosevrij beslag ervan worden verdacht met brucellose te zijn besmet, kan de status van het beslag worden geschorst, en dus niet ingetrokken, indien het dier of de dieren onmiddellijk worden vernietigd of geïsoleerd.

Wanneer het dier is vernietigd, mag de schorsing worden ingetrokken indien alle runderen in het beslag die ouder zijn dan twaalf maanden, bij twee serumagglutinatietests die overeenkomstig bijlage C zijn verricht, een titer van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden per milliliter hebben vertoond. De eerste test moet worden uitgevoerd ten minste 20 dagen nadat het dier is verwijderd, de tweede ten minste 60 dagen later.

Wanneer het dier is geïsoleerd, mag het weer in het beslag worden binnengebracht en kan het beslag zijn vorige status opnieuw verkrijgen, indien het dier bij een serumagglutinatietest een titer van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden per milliliter heeft vertoond en negatief heeft gereageerd op een complementbindingsreactie; beide tests moeten zijn uitgevoerd overeenkomstig bijlage C.

Wanneer, op basis van laboratoriumtests of epizoötiologisch onderzoek, in een beslag besmetting met brucella is bevestigd, kan dat beslag zijn vorige status slechts opnieuw verkrijgen nadat alle runderen die drachtig waren op het moment van de uitbraak, negatief hebben gereageerd op bovengenoemde tests, waarbij de laatste test moet zijn verricht ten minste 21 dagen na het kalven.

7. Een gebied van een lidstaat kan volgens de procedure van artikel 17 officieel brucellosevrij worden verklaard indien het aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) ten minste in de laatste drie jaar is geen enkel geval van abortus ten gevolge van brucellose geconstateerd en sedert tien jaar is ten minste 99,8 % van alle beslagen officieel brucellosevrij;

b) aan de hand van een identificatiesysteem kunnen voor elk rund het beslag van oorsprong en de beslagen van doorgang worden bepaald.

8. Onverminderd het bepaalde in punt 9 hieronder behoudt een officieel brucellosevrij gebied zijn status indien alle runderen die ouder zijn dan 24 maanden, om de drie jaar hetzij twee ringtests, hetzij twee Elisa's met melkmonster, hetzij één serologische test als bedoeld in punt 13, onder a), ondergaan. Indien één van die tests een positief resultaat oplevert, is het bepaalde in punt 6 van toepassing.

9. Een officieel brucellosevrij gebied dient elk geval van brucellose te melden bij de Commissie. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 17 voorstellen de status te schorsen of in te trekken en eisen dat de routinetests op brucellose worden verricht volgens een van de in punt 2 hierboven aangegeven schema's.

10. Een lidstaat kan volgens de procedure van artikel 17 officieel brucellosvrij worden verklaard indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) in de laatste drie jaar is geen enkel geval van abortus ten gevolge van brucellose geconstateerd en sedert tien jaar is ten minste 99,8 % van de beslagen officieel brucellosevrij;

b) aan de hand van een identificatiesysteem kunnen voor elk rund het beslag van oorsprong en de beslagen van doorgang worden bepaald.

11. Een officieel brucellosevrije lidstaat behoudt zijn status:

- indien, telkens wanneer wordt vermoed dat een rund met brucellose is besmet, daarvan aangifte wordt gedaan bij de bevoegde autoriteit, en het betrokken dier officieel op brucellose wordt onderzocht, met name aan de hand van ten minste twee serologische tests, waaronder een complementbindingsreactie, en, in geval van abortus, een microbiologisch onderzoek van de nodige monsters;

- indien, zolang het vermoeden bestaat, d.i. totdat bij de in het eerste streepje bedoelde tests een negatief resultaat is verkregen, de officieel brucellosevrije status van het beslag van oorsprong of de beslagen van doorgang van het verdachte rund wordt geschorst;

- indien, in geval van een positief resultaat en voor zover niet alle fokrunderen zijn vernietigd, de resterende dieren opnieuw zijn ingedeeld overeenkomstig het bepaalde in punt 1.

12. Een officieel brucellosevrije lidstaat meldt elk geval van brucellose op zijn grondgebied bij de Commissie. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 17 voorstellen de status te schorsen of in te trekken en eisen dat de routinetests op brucellose worden uitgevoerd volgens één van de in punt 2 hierboven vastgestelde schema's.

13. a) In het kader van bijlage A, deel II, wordt onder serologische test verstaan: een serumagglutinatietest, een gebufferde brucella-antigeentest, een complementbindingsreactie, een plasma-agglutinatietest, een plasmaringtest, een micro-agglutinatietest of een Elisa met individueel bloedmonster, als omschreven in bijlage C.

b) Wanneer de ringtests worden verricht met melk uit melktanks, wordt het in deze bijlage vastgestelde aantal tests verdubbeld en wordt de tussenpoos tussen de tests gehalveerd.

BIJLAGE D

HOOFDSTUK I BESLAGEN, LIDSTATEN OF GEBIEDEN DIE OFFICIEEL VRIJ ZIJN VAN ENZOÖTISCHE BOVIENE LEUKOSE (EBL- ENDEMISCHE RUNDERLEUKOSE)

A. Een beslag is officieel vrij van enzoötische boviene leukose.

i) indien in de laatste twee jaar in dat beslag geen enkel geval van enzoötische boviene leukose is aangetoond of bevestigd op klinische gronden of op basis van de uitkomsten van een laboratoriumonderzoek, en

ii) indien alle dieren in het beslag die ouder zijn dan 24 maanden, in de laatste 24 maanden negatief hebben gereageerd op twee tests die overeenkomstig deze bijlage met een tussenpoos van ten minste vier maanden zijn verricht, of

iii) indien het voldoet aan het bepaalde onder i) hierboven en gelegen is in een lidstaat die of een gebied dat officieel vrij is van enzoötische boviene leukose.

B. Een individueel beslag behoudt zijn status als officieel vrij van enzoötische boviene leukose:

i) zolang aan het bepaalde in deel A, onder i) wordt voldaan;

ii) indien in het beslag alleen dieren worden binnengebracht die afkomstig zijn van een beslag dat officieel vrij is van enzoötische boviene leukose;

iii) indien alle dieren in het beslag die ouder zijn dan 24 maanden, nog steeds negatief reageren op een test die volgens het bepaalde in hoofdstuk II om de drie jaar wordt verricht.

C. De status van beslag dat officieel vrij is van enzoötische boviene leukose, wordt geschorst indien niet aan de in deel B vastgestelde voorwaarden wordt voldaan.

D. De status blijft geschorst totdat aan de volgende eisen wordt voldaan:

1. Wanneer één enkel dier in een beslag dat officieel vrij is van enzoötische boviene leukose, positief heeft gereageerd op een van de in hoofdstuk II genoemde tests:

i) moeten het dier dat positief heeft gereageerd en, wanneer het een koe betreft, het eventuele kalf daarvan, uit het beslag zijn verwijderd om onder toezicht van de veterinaire autoriteiten te worden geslacht;

ii) moeten de overblijvende dieren negatief hebben gereageerd op twee serologische tests die met een tussenpoos van ten minste vier en ten hoogste twaalf maanden zijn verricht overeenkomstig hoofdstuk II, de eerste ten minste drie maanden nadat het laatste positieve dier en het eventuele nageslacht daarvan uit het beslag zijn verwijderd;

iii) moet een epizoötiologisch onderzoek worden ingesteld en moeten voor de beslagen die uit epizoötiologisch oogpunt met het besmette beslag in verband kunnen worden gebracht, de onder ii) bedoelde maatregelen worden genomen.

De bevoegde autoriteit kan evenwel een uitzondering toestaan op de verplichting tot het slachten van een kalf van een besmette koe, wanneer het kalf onmiddellijk na het kalveren van zijn moeder is gescheiden. In dat geval moet het kalf aan de in punt 2, onder iii), hieronder vastgestelde eisen voldoen.

2. Wanneer meer dan één dier van een beslag dat officieel vrij is van enzoötische boviene leukose, positief heeft gereageerd of wanneer besmetting in een beslag op een andere wijze is bevestigd:

i) moeten de dieren die positief hebben gereageerd, en, wanneer het koeien betreft, de kalveren daarvan, uit het beslag worden verwijderd om onder toezicht van de veterinaire autoriteiten te worden geslacht;

ii) moeten alle dieren die ouder zijn dan 24 maanden, negatief reageren op twee tests die overeenkomstig hoofdstuk II met een tussenpoos van ten minste vier en ten hoogste twaalf maanden worden verricht;

iii) moeten alle dieren, na identificatie, in het beslag blijven totdat zij ouder zijn dan 24 maanden en negatief hebben gereageerd op de onder ii) hierboven bedoelde tests;

iv) moet een epizoötiologisch onderzoek worden ingesteld en moeten voor alle beslagen die uit epizoötiologisch oogpunt met het besmette beslag in verband kunnen worden gebracht, de onder ii) hierboven vastgestelde maatregelen worden toegepast.

De bevoegde autoriteit kan evenwel een uitzondering toestaan op de verplichting tot het slachten van het kalf van een besmette koe, wanneer het kalf onmiddellijk na het kalveren van zijn moeder is gescheiden. In dat geval moet het kalf aan de in punt 2, onder iii), vastgestelde eisen voldoen.

3. Indien de status van het beslag dat officieel vrij is van enzoötische boviene leukose om een andere reden is geschorst, moeten alle in het beslag aanwezige dieren die ouder zijn dan 24 maanden, negatief reageren op een serologische test die wordt uitgevoerd overeenkomstig hoofdstuk II.

E. Volgens de procedure van artikel 17 kan de Commissie voorstellen een lidstaat of een gebied van een lidstaat als officieel vrij van enzoötische boviene leukose te erkennen:

a) indien ten minste 99,8 % van de rundveebeslagen officieel vrij zijn van enzoötische boviene leukose als bedoeld in deel A hierboven,

of

b) indien in de laatste drie jaar in de lidstaat of het gebied geen enkel geval van enzoötische boviene leukose is bevestigd en

wanneer het gaat om een lidstaat, in de laatste 24 maanden bij ten minste 10 % van alle beslagen, aselect gekozen, alle dieren die ouder zijn dan 24 maanden, negatief hebben gereageerd op een test overeenkomstig hoofdstuk II, of

wanneer het gaat om een gebied van een lidstaat, in de laatste 24 maanden alle dieren die ouder zijn dan 24 maanden, negatief hebben gereageerd op een test overeenkomstig hoofdstuk II,

c) indien met een andere methode met een betrouwbaarheid van 99 % is aangetoond dat minder dan 0,2 % van de beslagen besmet is.

F. Een lidstaat of een gebied van een lidstaat behoudt de status van officieel vrij van enzoötische boviene leukose:

i) indien ieder jaar hetzij op basis van een aselect monster met een betrouwbaarheid van 99 % is geconstateerd dat minder dan 0,2 % van de beslagen besmet is, hetzij ten minste 20 % van alle runderen die ouder zijn dan twee jaar, is onderzocht en negatief heeft gereageerd op een test die is uitgevoerd overeenkomstig hoofdstuk II,

of

ii) indien ten minste in de laatste drie jaar in de lidstaat of het gebied ten hoogste één geval van enzoötische boviene leukose is geconstateerd per 10 000 beslagen; in dat geval kan volgens de procedure van artikel 17 worden besloten tot stopzetting van de routinematige serologische tests, op voorwaarde dat:

- alle runderen die op het grondgebied van de lidstaat of dat gebied worden geslacht, na het slachten worden gekeurd door een officiële dierenarts die, ingeval hij een gezwel constateert, telkens een laboratoriumonderzoek aanvraagt, en

- de lidstaat melding maakt van elk geval van enzoötische boviene leukose in het gebied waarvoor de beslissing van de Commissie geldt. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 17 voorstellen de beslissing tot stopzetting van de routinematige serologische tests op te schorten of in te trekken; en

- alle runderen die positief reageren op een immunodiffusietest, worden geslacht en voor het beslag beperkende maatregelen blijven gelden totdat het op grond van hoofdstuk I, deel D, punt 2, van deze bijlage zijn status weer heeft verworven.

G. i) De status van een lidstaat of een gebied van een lidstaat als vrij van enzoötische boviene leukose wordt geschorst volgens de procedure van artikel 17, indien enzoötische boviene leukose wordt geconstateerd en bevestigd bij meer dan 0,2 % van de bedrijven in het gebied of in de lidstaat.

ii) De status van enzoötische boviene leukose kan weer worden toegekend volgens de procedure van artikel 17:

a) indien, afgezien van de in deel D, de punten 1 en 2, hierboven bedoelde maatregelen, ten minste 20 % van de overige beslagen in het gebied of in de lidstaat, aselect gekozen, binnen twaalf maanden een van de in hoofdstuk II bedoelde tests heeft ondergaan;

b) indien uit de resultaten van deze tests met een betrouwbaarheid van 99 % blijkt dat minder dan 0,2 % van de beslagen besmet is.

BIJLAGE F

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

SLACHT-/, FOK- EN GEBRUIKSRUNDEREN EN SLACHT-/, FOK- EN GEBRUIKSVARKENS (¹)

Certificaatnr. ..........

Soort: ..........

Lidstaat van herkomst: ..........

Gebied van herkomst: ..........

AFDELING A

Naam en adres van de afzender: ..........

..........

Naam en adres van het bedrijf van herkomst: ..........

.......... (²)

Registratienummer van de handelaar: .......... (¹)

Gegevens betreffende de gezondheid van runderen

Ik verklaar dat de hierna opgesomde dieren afkomstig zijn van beslagen die officieel tuberculosevrij, brucellosevrij en leukosevrij zijn en dat (³)

- het beslag van herkomst zich bevindt in een lidstaat die of een gedeelte van het grondgebied van een lidstaat dat erkend is als:

1. officieel tuberculosevrij:

ja/nee

Beschikking . . ./. . ./. . . van de Commissie (¹)

2. officieel brucellosevrij:

ja/nee

Beschikking . . ./. . ./. . . van de Commissie (¹)

3. officieel leukosevrij:

ja/nee

Beschikking . . ./. . ./. . . van de Commissie (¹)

- in een lidstaat of gedeelte van het grondgebied van een lidstaat waar een systeem van netwerken van toezicht wordt toegepast:

Beschikking . . ./. . ./. . . van de Commissie (¹)

- bij de hierna opgesomde dieren in de laatste 30 dagen vóór het vertrek uit het bedrijf overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de Richtlijn 64/432/EEG, met negatief resultaat de volgende tests zijn verricht:

Datum van de test

tuberculinatie (dieren ouder dan zes weken):

ja/niet vereist .......... (¹)

serumagglutinatietest voor brucellose (met uitzondering van gecastreerde dieren of dieren jonger dan twaalf maanden):

ja/niet vereist .......... (¹)

leukosetest (dieren ouder dan twaalf maanden):

ja/niet vereist .......... (¹)

- slachtdieren zijn (¹)

- slachtdieren zijn afkomstig van beslagen die niet officieel tuberculosevrij, brucellosevrij en leukosevrij zijn en afkomstig zijn van een in Spanje gelegen bedrijf (¹) (4); dat bij de hierna opgesomde dieren voorts, met negatief resultaat, in de laatste 30 dagen vóór het vertrek uit het bedrijf van herkomst de volgende tests zijn verricht:

Datum van de test

tuberculinatie: .......... (¹)

serumagglutinatietest op brucellose: .......... (¹)

leukosetest: .......... (¹)

AFDELING B

Identificatie van het dier

Totaal aantal dieren: ..........

Ras: ..........

Type: ..........

Leeftijd: ..........

Officiële identificatie: ..........

Datum van vertrek: ..........

Certificering betreffende de afdelingen A en B

Officieel stempel

Handtekening van de officiële dierenarts van het bedrijf van herkomst: ..........

of indien de betrokken lidstaat een systeem van netwerken van toezicht heeft ingevoerd, handtekening van de erkende dierenarts van het bedrijf van herkomst (¹): ..........

Naam in hoofdletters: ..........

Datum: ..........

AFDELING C

Erkend verzamelcentrum (¹)

Naam van het centrum: ..........

Adres: ..........

Registratienummer: ..........

Datum van aankomst: ..........

Datum van vertrek: ..........

Handtekening/Stempel van de officiële dierenarts

AFDELING D

Bestemming van de dieren: ..........

Naam en adres van de afzender: ..........

..........

Naam en adres van het bedrijf van bestemming: ..........

.......... (¹)

Naam en adres van het transitcentrum: ..........

.......... (¹)

Vervoermiddel: ..........

Vergunningsnummer: ..........

Na uitvoering van het voorgeschreven onderzoek bevestig ik dat:

1. op .......... (datum) de betrokken dieren, in de periode van 24 uur voorafgaande aan het vertrek, zijn onderzocht en geen klinische symptomen van een besmettelijke ziekte vertoonden

2. aan alle relevante bepalingen van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad is voldaan

3. de voorgestelde verplaatsing in het Animo-netwerk is ingevoerd op de dag van afgifte van dit certificaat

4. het (de) bovenvermelde dier (dieren) voldoet (voldoen) aan de aanvullende garanties die ten aanzien van

..........

(ziekte) zijn vastgesteld voor .......... (soort/type van het dier) bestemd voor

..........

(Beschikking . . ./. . ./EG van de Commissie).

Officieel stempel

Handtekening van de officiële dierenarts: ..........

Naam (in hoofdletters): ..........

Hoedanigheid: ..........

Adres: ..........

Dit certificaat is geldig gedurende tien dagen vanaf de datum van de hierboven in afdeling D bedoelde gezondheidsinspectie.

(¹) Schrappen indien niet van toepassing.

(²) Niet van toepassing indien de dieren van meerdere bedrijven afkomstig zijn.

(³) Niet van toepassing indien voor slachtdieren uit Spanje een uitzondering is gemaakt.

(4) Op voorwaarde van toestemming van het land van bestemming.>EIND VAN DE GRAFIEK>