Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD betreffende acties op het gebied van "de hulp aan de ontwortelde bevolkingsgroepen (vluchtelingen, ontheemden en gerepatrieerden) in de ALA-ontwikkelingslanden" /* COM/96/0234 DEF - SYN 95/0162 */
Publicatieblad Nr. C 216 van 26/07/1996 blz. 0010
Gewijzigd voorstel voor een verordening (EG) van de Raad betreffende acties op het gebied van "de hulp aan de ontwortelde bevolkingsgroepen (vluchtelingen, ontheemden en gerepatrieerden) in de ALA-ontwikkelingslanden" (1) (96/C 216/08) COM(96) 234 def. - 95/0162(SYN) (Door de Commissie overeenkomstig artikel 189 A, lid 2, van het EG-Verdrag ingediend op 23 mei 1996) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 W, Gezien het voorstel van de Commissie, In samenwerking met het Europees Parlement, Gelet op de Conventie betreffende de status van vluchtelingen, die op 28 juli 1951 is aangenomen door de Conferentie van de Verenigde Naties over de status van vluchtelingen en staatlozen, alsook op het op 31 januari 1967 goedgekeurde Protocol van New York, en andere door de Verenigde Naties aangenomen resoluties over het vluchtelingenbeleid; Gelet op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 1966, het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 1979, en de Conventie voor de rechten van het kind van 1989; Gelet op de op 16 december 1983 (2) goedgekeurde resolutie van het Europees Parlement over de hulp aan vluchtelingen in de ontwikkelingslanden, en latere resoluties; Overwegende dat zowel de Raad als het Europees Parlement hebben opgeroepen tot een grotere inzet van de Gemeenschap op dit gebied; Overwegende dat de doeltreffendheid van de hulpprogramma's voor de ontwortelde bevolkingsgroepen (vluchtelingen, gerepatrieerden en ontheemden) afhankelijk is van de cooerdinatie van de hulp zowel op Europees niveau als met de andere geldschieters, niet-gouvernementele organisaties en organisaties van de Verenigde Naties; Gelet op de noodzaak om meer inspanningen te doen ter voorkoming van conflicten en om iedere vreedzame oplossing aan te moedigen voor de politieke conflicten of de oorlogen die demografische verschuivingen teweegbrengen; Gelet op de toenemende internationale erkenning van de "vluchtelingenstatus de facto" als gevolg van zowel algemene als specifieke situaties, zoals gedefinieerd in de Verklaring van Cartagena van 1984 en aanbevolen door de Raad van Europa en het Europees Parlement; Overwegende dat de vluchtelingenstatus kan voortvloeien uit de vervolging van bepaalde maatschappelijke groepen en dat het beginsel van non-discriminatie moet worden uitgedragen; Overwegende dat ervoor gezorgd moet worden dat het beginsel van "niet-uitzetting" wordt nageleefd en dat er een adequate juridische regeling moet komen voor gevallen van schending van de mensenrechten; Overwegende dat gezorgd moet worden voor de naleving van het beginsel dat vluchtelingen of ontheemden nooit gedwongen mogen worden naar hun land of regio van herkomst terug te keren, maar dat bij elke repatriëring of terugkeer de wil van de betrokkenen moet worden gerespecteerd; Gelet op de aanzienlijke ervaring op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen die bij de uitvoering van dit soort acties is opgedaan door de gespecialiseerde instanties en instellingen of door de niet-gouvernementele organisaties; Gelet op de wens van de Gemeenschap dat de actie ten behoeve van de ontwortelde bevolkingsgroepen aansluit bij een visie die de zogenaamde overlevingsfase in een "zelfvoorzieningsfase" wil omzetten, waarin deze bevolkingsgroepen minder afhankelijk worden gemaakt; de hulp bij hun vestiging of hervestiging zal dan ook bestaan uit acties die met name bedoeld zijn om in eigen behoeften te leren voorzien via landbouw, veeteelt, viskwekerij, het invoeren van kredietsystemen, basisonderwijs en beroepsopleiding en om te zorgen voor een redelijk niveau van gezondheidszorg; Overwegende dat deze soort hulp voor de landen in kwestie een noodzakelijke voorwaarde voor ontwikkeling vormt en derhalve een belangrijke bijdrage levert aan de doelstellingen van het samenwerkingsbeleid van de Unie, zoals vermeld in artikel 130 U van het Verdrag; Overwegende dat de hulp van de Europese Unie de regeringen van gastlanden en donateurs niet vrijstelt van de verplichting tot ondersteuning van de mensenrechten van vluchtelingen overeenkomstig internationale verdragen; Overwegende dat het aanbeveling verdient de voorwaarden en regels inzake het beheer vast te stellen die van toepassing zijn op de samenwerkingsacties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen (vluchtelingen, ontheemden, gerepatrieerden), HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 De Gemeenschap legt een programma ten uitvoer inzake ondersteuning van en hulp aan de ontwortelde bevolkingsgroepen (vluchtelingen, ontheemden, gerepatrieerden, gedemobiliseerden) in de landen van Latijns-Amerika en Azië, om hen te helpen in de overgangsfase tussen de humanitaire bijstand die tegemoet komt aan crisisbehoeften, en het eventuele opzetten van hulp bij de rehabilitatie of een ontwikkelingssamenwerking wanneer de evolutie van de situatie dat toelaat. Artikel 1 bis De instelling van democratische structuren en de bevordering van de mensenrechten zijn een integrerend onderdeel van de bijstandsprogramma's voor de ontwortelden van de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en Azië. De betrokken groepen en de plaatselijke bevolking die de vluchtelingen en ontheemden opvangt, nemen volledig deel aan de beoordeling van de behoeften en aan de uitvoering van de bijstandsprogramma's. De bijstand en de fondsen zijn bestemd voor kwetsbare groepen, waaronder vrouwen, kinderen, inheemse bevolkingsgroepen, gehandicapten en ouderen. Artikel 2 De Gemeenschap zal in dit verband onder andere de volgende acties steunen: 1. hulp bij het levensonderhoud, de materiële verzorging en de huisvesting van vluchtelingen in asiellanden; 2. bijstand en steun voor de bewoners van de opvangregio's om de gevolgen van de aanwezigheid van de ontwortelden te verzachten; 3. hulp bij de repatriëring; 4. hulp bij de hervestiging van de vluchtelingen of ontheemden op de plaats van oorsprong of in een andere plaats van hun keuze, met inbegrip van eventuele hervestiging in een derde land; 5. hulp bij de tijdelijke of definitieve vestiging van ontheemden in andere regio's in hun eigen land; 6. hulp bij de economische integratie in het gastland voor vluchtelingen die niet naar hun land van oorsprong willen of kunnen terugkeren; 7. ondersteuning van sociaal-economische integratie, maatschappelijke integratie, waaronder ondersteuning van verzoening/bemiddeling, in de gebieden van terugkeer; 8. hulp, met inbegrip van zelfvoorziening op voedselgebied, het zorgen voor onderdak, sanitair, drinkwater, elementaire gezondheidszorg, ook op het gebied van de voortplanting, psychologische hulp, onderwijs en basisinfrastructuren, in afwachting van activiteiten voor wederopbouw of ontwikkeling; 9. steun voor ex-soldaten bij de demobilisatie en de reïntegratie in het burgerleven; 10. ontmijningsoperaties, indien nodig om de veiligheid van de mensen tijdens hun verplaatsingen te garanderen, en om hun vestiging, hervestiging en integratie in het sociale en economische leven van het land of de regio van opvang of van terugkeer mogelijk te maken en activiteiten op het gebied van bewustmaking en veiligheid met betrekking tot mijnen; 10 bis. ondersteuning van advisering en juridische hulp voor ontheemden met het oog op het doen gelden van hun eigendomsrechten; 10 ter. activiteiten om de milieuschade als gevolg van verplaatsingen van grote bevolkingsgroepen te herstellen; 10 quater. specifieke programma's voor ontheemde vrouwen om sexueel geweld te bestrijden, om de groepen vrouwen ter plaatse steun te bieden, en met het oog op dienstverlening die uitsluitend voor vrouwen is bestemd, waaronder behandeling van vrou wen die verkracht zijn, de behandeling van sexueel overdraagbare ziekten, en hygiënische programma's voor moeder en kind; 10 quinqies. bevordering van de eenheid van het gezin, waaronder programma's voor onderzoek en gezinshereniging; 10 sexies. hulp inzake een juridische regeling in geval van schending van mensenrechten ten nadele van ontheemden. Artikel 3 1. De personen voor wie de hulp uiteindelijk bestemd is, zijn de ontwortelde personen, afkomstig uit of voorlopig gevestigd in alle ontwikkelingslanden in Azië en Latijns-Amerika. a) Een vluchteling is, op grond van de beschrijving in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen dat op 28 juli 1951 is aangenomen door de Conferentie van de Verenigde Naties over de status van vluchtelingen en staatlozen: "elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die zich niet op de bescherming van dit land kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, wil beroepen"; b) "ontheemden": personen of groepen die binnen hun eigen land ontheemd zijn om soortgelijke redenen als die welke in het Verdrag van 1951 zijn omschreven en die behoefte hebben aan internationale bescherming, maar die niet in aanmerking komen voor de status van vluchtelingen zoals omschreven door het Verdrag van 1951; c) "gerepatrieerden": personen of groepen die, na hun plaats van oorsprong te zijn ontvlucht, vervolgens vrijwillig, of als gevolg van de situatie, besloten hebben terug te keren naar hun land of streek van oorsprong. 2. De hulp is eveneens bedoeld: a) voor de lokale bevolkingsgroepen van het gastland van wiens sociale, economische en administratieve hulpmiddelen gebruik wordt gemaakt bij de pogingen om vluchtelingen en ontheemden op te vangen en te helpen, met het oog op de verwezenlijking op langere termijn van projecten waarvan het doel de zelfvoorziening, integratie of reïntegratie van deze personen is; b) voor ex-soldaten van de geregelde troepen en de gewapende oppositiebewegingen die gedemobiliseerd zijn, alsmede hun gezinnen en sociale achterban; b) bis voor personen die behoefte hebben aan internationale bescherming omdat hun leven, hun vrijheid of hun veiligheid ernstig wordt bedreigd als gevolg van vervolging, gewapend conflict of ernstige verstoring van de openbare orde. Artikel 4 Partners voor de tenuitvoerlegging van de gespecialiseerde en technische bijstand kunnen zijn niet-gouvernementele organisaties, lokale organisaties, de instellingen van de Verenigde Naties, internationale hulporganisaties, nationale, regionale, of lokale autoriteiten en andere geschikte partners. Artikel 5 1. De middelen die voor de in artikel 2 bedoelde acties kunnen worden ingezet bestaan met name uit studies, technische bijstand, scholing of andere diensten, leveranties en werkzaamheden, alsook boekhoudinspecties en missies voor evaluatie en controle. 2. De Gemeenschapsfinanciering kan zowel gebruikt worden voor investeringsuitgaven, met uitzondering van de aankoop van onroerend goed, als voor lopende kosten, in deviezen of in plaatselijke valuta, al naargelang de behoeften die zich bij de uitvoering van de acties voordoen. 3. Er wordt systematisch gestreefd naar een, met name financiële, bijdrage van de instanties of partners waaraan de actie uiteindelijk ten goede zal komen (landen, plaatselijke gemeenschappen, bedrijven, enz.), binnen de grenzen van hun mogelijkheden en afgestemd op de aard van de bewuste actie. 4. Er zal naar mogelijkheden voor medefinanciering worden gezocht, in het bijzonder met de Lid-Staten of met multilaterale, regionale of andere organisaties. De nodige maatregelen zullen genomen worden om het communautaire karakter van de krachtens deze verordening verleende hulp tot uitdrukking te brengen. 5. Teneinde de samenhang en het onderling aanvullend karakter van de door de Gemeenschap gefinancierde acties en die welke door de Lid-Staten worden gefinancierd te versterken, met het doel een optimale doeltreffendheid van al deze acties te garanderen, neemt de Commissie met het oog op de cooerdinatie alle nodige maatregelen, met name: a) de instelling van een systeem voor systematische gegevensuitwisseling over de acties die gefinancierd worden of waarvan de financiering wordt overwogen door de Gemeenschap en de Lid-Staten; b) een cooerdinatie op de plaats van uitvoering van de acties via regelmatige bijeenkomsten en gegevensuitwisseling tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de Lid-Staten in het ontvangende land. Artikel 6 De financiële steun krachtens deze verordening wordt verstrekt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp. Artikel 7 1. De Commissie wordt belast met het onderzoek, de besluitvorming en het beheer in verband met de in deze verordening bedoelde acties, volgens de geldende procedures op begrotings- en ander gebied en met name de procedures van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Gemeenschappen. 2. De besluiten betreffende acties waarvan de financiering in het kader van deze verordening meer dan 5 miljoen ecu per actie bedraagt, alsook iedere wijziging van deze acties die leidt tot een overschrijding van het oorspronkelijk voor de betreffende actie uitgetrokken bedrag met meer dan 20 %, worden genomen volgens de in artikel 8 bepaalde procedure. 3. Alle krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomsten of financieringscontracten bevatten met name de bepaling dat de Commissie en de Rekenkamer tot controles ter plaatse kunnen overgaan, op de gebruikelijke wijze zoals door de Commissie omschreven in het kader van de geldende bepalingen en in het bijzonder die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Gemeenschappen. 4. Indien de maatregelen of acties leiden tot financieringsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en het ontvangende land wordt daarin bepaald dat betalingen voor lasten, rechten en heffingen niet door de Gemeenschap worden gefinancierd. 5. De deelneming aan aanbestedingen en contracten staat op gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen uit de Lid-Staten en het ontvangende land, en kan worden uitgebreid tot andere ontwikkelingslanden. 6. De leveranties zijn van oorsprong uit de Lid-Staten of de ontvangende Staat of uit andere ontwikkelingslanden. In naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen mogen de leveranties uit andere landen komen. Artikel 8 1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité met adviesfunctie, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie, te weten, het ALA-Comité, ingesteld bij artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 443/92, die op 25 februari 1992 door de Raad is vastgesteld. 2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan bepalen op basis van de urgentie van de betrokken kwestie, en gaat eventueel over tot stemming. Het advies wordt in de notulen opgenomen; bovendien heeft iedere Lid-Staat het recht om te verlangen dat zijn standpunt in die notulen vermeld wordt. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van het Comité. Zij deelt het Comité mee op welke wijze zij rekening heeft gehouden met dit advies. 3. Eenmaal per jaar wordt er een gedachtenwisseling gehouden op basis van een uiteenzetting door de vertegenwoordiger van de Commissie van de hoofdlijnen van de acties van het komende jaar. Artikel 9 Na elk begrotingsjaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad, een jaarverslag in dat een overzicht bevat van de tijdens het begrotingsjaar gefinancierde acties en een beoordeling van de uitvoering van deze verordening tijdens dat begrotingsjaar. Het verslag bevat met name exacte en gedetailleerde gegevens over de partners waarmee overeenkomsten of uitvoeringscontracten zijn gesloten. Tevens bevat het verslag een samenvatting van eventuele externe evaluaties van specifieke acties. Artikel 10 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Deze verordening wordt vijf jaar na de inwerkingtreding herzien. (1) PB nr. C 237 van 12. 9. 1995, blz. 19. (2) PB nr. C 10 van 16. 1. 1984, blz. 278.