51996IR0220

Advies van het Comité van de Regio's over: - de "Mededeling van de Commissie betreffende de meertalige informatiemaatschappij", en - het "Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de taalverscheidenheid van de Gemeenschap in de informatiemaatschappij" CdR 220/96 fin

Publicatieblad Nr. C 337 van 11/11/1996 blz. 0045


Advies van het Comité van de Regio's over:

- de "Mededeling van de Commissie betreffende de meertalige informatiemaatschappij", en - het "Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de taalverscheidenheid van de Gemeenschap in de informatiemaatschappij"

(96/C 337/08)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

Gezien de mededeling van de Commissie over "De meertalige informatiemaatschappij" en het "Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de taalverscheidenheid van de Gemeenschap in de informatiemaatschappij" (COM(95) 486 def. - 95/0263 (NS);

Gezien het besluit van de commissie d.d. van 23 november 1995 om het Comité van de Regio's hierover te raadplegen;

Gezien zijn besluit van 18 juli 1996 om commissie 7 "Europa van de burgers, Onderzoek, Cultuur, Jeugd- en Consumentenzaken" met de voorbereiding van dit advies te belasten;

Gezien het ontwerp-advies (CDR 6/96 fin) dat commissie 7 op 27 februari 1996 heeft goedgekeurd (rapporteur: de heer Kosmopoulos);

Overwegende het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 128 en artikel 130, lid 3;

Overwegende het voorstel van de Commissie;

Overwegende dat de Europese Raad op 24 en 25 juni 1994 te Korfoe het belang van de culturele en taalaspecten van de informatiemaatschappij heeft onderstreept;

Overwegende dat de Europese Raad op 26 en 27 juni 1995 te Cannes opnieuw op het belang van de taalverscheidenheid voor de Gemeenschap heeft gewezen;

Overwegende dat de overgang naar de informatiemaatschappij voor alle Europese regio's en hun burgers van bijzonder belang is en hun belangrijke nieuwe troeven in handen geeft;

Overwegende dat de informatiemaatschappij wezenlijk kan bijdragen tot de ontwikkeling van de industrie voor nieuwe communicatietechnologieën en haar nieuwe perspectieven biedt op door taalverscheidenheid gekenmerkte Europese en internationale markten;

Overwegende dat informatieoverdracht tussen talen in de informatiemaatschappij moet worden verbeterd en ondersteund;

Overwegende dat de Gemeenschap een gunstig klimaat moet scheppen voor de bevordering van taalindustrieën die van nieuwe informatietechnologieën gebruik maken;

Overwegende dat taalbeleid binnen de Europese Unie een aangelegenheid is die tot de bevoegdheid van de lid-staten en regio's op cultuurgebied behoort en dat het subsidiariteitsbeginsel derhalve bij iedere communautaire actie ter zake in acht moet worden genomen;

Overwegende de opmerkingen die het Comité in zijn adviezen heeft geformuleerd, met name met betrekking tot de Mededeling van de Commissie "Europa op weg naar de informatiemaatschappij: een actieplan" en de programma's "Ariane" en "INFO 2000";

heeft tijdens zijn op 12 en 13 juni 1996 gehouden 13e zitting (vergadering van 12 juni 1996) het onderhavige advies met algemene stemmen goedgekeurd.

1. Algemene opmerkingen

1.1. In het huidige tijdperk worden door de opkomst van nieuwe soorten informatie- en communicatiediensten de betrekkingen tussen mensen grondig gewijzigd. Een en ander is toe te schrijven aan de mondialisering van de informatie- en communicatiediensten, de opmars van multimedia in alle sectoren (en niet alleen de televisiesector) en de te verwachten ontwikkeling van interactieve diensten. Het effect van de combinatie van geluid, beeld en tekst op de door ons gehanteerde communicatiemiddelen is aanzienlijk en houdt een uitdaging in die moet worden onderzocht en opgenomen.

1.2. In de huidige informatiemaatschappij, die steeds meer op uitwisseling van meningen, ideeën, voorstellen en standpunten berust, moet worden verzekerd dat informatiebronnen voor alle Europese burgers, ongeacht de taal die zij spreken, even toegankelijk zijn.

1.3. Bij taalverscheidenheid dient niet slechts te worden gedacht aan gesproken Europese talen, maar ook aan in Europa door doven en slechthorenden gebruikte gebarentalen. Dit soort talen is voor een groot deel van de betrokkenen als moeder- of althans eerste taal te beschouwen. Daar gebarentalen optische talen zijn, is het stimuleren hiervan uit het oogpunt van computertechnologie bijzonder interessant.

1.4. De rijkdom en verscheidenheid van het taalpatrimonium plaatst Europa voor een uitdaging. Om te voorkomen dat Europese burgers geïsoleerd raken en slecht of verkeerd worden geïnformeerd, moeten zowel de elektronische als de geschreven meertalige media voluit ondersteund worden.

1.5. Het onderhavige initiatief zal wezenlijk bijdragen tot de totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees communicatiebeleid. Het zal de economische en sociale samenhang tussen de Europese regio's bevorderen en het zal de Europeanen in staat stellen zo volledig en actief mogelijk aan Europese initiatieven deel te nemen.

1.6. In de praktijk zal dit beleid talrijke voordelen bieden en zullen de behaalde resultaten er wezenlijk toe bijdragen dat de thans bestaande taalbarrières worden overwonnen.

1.7. Thans zijn wij getuige van de derde en meest radicale omwenteling op taalgebied. De computertechnologie verandert andermaal onze wijze van communiceren. Verhinderd moet worden dat het oprukken van nieuwe technologieën ten koste gaat van de diversiteit van talen en culturen in de Europese Gemeenschap. Deze infiltratie van nieuwe technologieën brengt de diversiteit van talen en culturen in de Europese samenleving in het gedrang.

1.8. Bij een dergelijk scenario bestaat ook het gevaar dat een deel van de Europese burgers niet voldoende kan putten uit ons waardevolle culturele erfgoed of niet ten volle kan deelnemen aan democratische procedures, en ook niet open op alle maatschappelijke niveaus kan communiceren.

1.9. Democratie en vrije meningsuiting steunen o.m. op de taal, door middel waarvan iedere burger zijn stem kan laten horen over de thema's die zijn economische, sociale en culturele omgeving beroeren. Ook het culturele leven is nauw verstrengeld met de taal, aangezien de culturele identiteit van ieder volk via de taal tot stand is gekomen. Deze problematiek moet dan ook grondig worden bekeken.

1.10. De Europese informatiemaatschappij moet meertalig blijven. Het heeft geen zin voor te stellen de personencontroles aan de binnengrenzen van de EU af te schaffen als de burgers niet met elkaar kunnen communiceren. Het zou dan ook nuttig zijn een beperkt aantal proefprojecten te lanceren om de verspreiding van bepaalde soorten informatie van de EU en de lid-staten in een aantal minderheidstalen van de Unie te vergemakkelijken. Als deze projecten succesvol zijn gebleken, kan een dergelijk experiment ook voor de regionale talen worden overwogen. Deze maatregelen dienen aan reeds bestaande programma's te worden gekoppeld en mogen geen financiële gevolgen voor plaatselijke en regionale bestuurslagen hebben.

1.11. Taalverscheidenheid kan tevens alleen worden gegarandeerd als de burgers tot meertaligheid bereid zijn. Burgers kunnen des te gemakkelijker in uiteenlopende talen met elkaar omgaan indien alle deelnemers aan de communicatie bereid zijn de taal van de andere te leren. De EU heeft door steunmaatregelen ten behoeve van lid-staten bij te dragen tot het bevorderen van meertaligheid. Deze maatregelen mogen niet slechts betrekking hebben op de periode van de leerplicht.

1.12. In deze nieuwe informatiemaatschappij is het dus zaak de taaldiversiteit te bewaren en iedereen in de gelegenheid te stellen om op deze nieuwe ontwikkeling in te spelen en van de aldus geboden voordelen profijt te trekken, en tevens allen gelijke kansen te geven bij alles wat zij in dit verband ondernemen.

1.13. Het is dan ook een prioritaire plicht van alle lid-staten van de Unie om tot het behoud van de taalrijkdom en -verscheidenheid in Europa bij te dragen. De officiële werktalen van de Unie moeten als dusdanig worden gehandhaafd en de lid-staten moeten de bepalingen van het Europees Handvest voor regionale en minderheidstalen in acht nemen, ter vrijwaring van de rechten van burgers die andere talen spreken.

1.14. In dit verband kunnen onderwijsinstellingen een belangrijke rol spelen door de burgers degelijk onderwijs te verstrekken en ervoor te zorgen dat voor de moedertaal een vaste plaats wordt ingeruimd in de ontwikkeling van de mondiale informatiemaatschappij.

1.15. Particulieren en overheid spelen een steeds belangrijkere rol bij het ontwerpen van specifieke produkten die zijn afgestemd op de plaatselijke situatie en de eisen van de burgers van de Europese regio's.

1.16. Ten slotte moet er nauwlettend op worden toegezien dat nieuwe technologieën en de ontwikkeling van de informatiemaatschappij die de fundamenten leggen voor het uitstippelen van onderzoekprogramma's en het doorgeven van know-how, bijdragen tot het behoud van de taaldiversiteit.

2. Bijzondere opmerkingen

Het Comité van de Regio's is van mening dat de volgende richtsnoeren in acht moeten worden genomen om deze taaldiversiteit te vrijwaren:

2.1. Massamedia moeten meer werk maken van een adequate infrastructuur waarlangs ze zich tot een steeds groter publiek kunnen richten en steeds meer burgers van de Europese Unie toegang kunnen verschaffen tot de informatie waarover ze beschikken.

2.2. De hoge vlucht die de nieuwe technologieën en diensten en de ontwikkeling van de informatiemaatschappij thans nemen, moet hoe dan ook op de bestaande meertaligheid zijn afgestemd, zodat deze als instrument kan dienen om het ééngemaakte Europa een gemeenschappelijke basis te geven.

2.3. Communicatie tussen de verschillende diensten van de Europese Unie en tussen de overheden van de lid-staten moet op deze meertalige infrastructuur zijn gebaseerd, zodat uitwisseling van informatie via adequate vertaling in meerdere talen wordt vergemakkelijkt.

2.4. Ook op vertaalgebied moet nu reeds een Europese infrastructuur worden geschapen voor het gebruik van zowel algemene woordenschat als specifieke terminologie op basis van op Europees of internationaal vlak overeengekomen begrippen.

2.5. Er moet door middel van educatieve programma's een bewustmakingscampagne voor de burgers worden opgezet om ze aan te sporen tot actieve deelneming aan de totstandbrenging van een infrastructuur voor een meertalige informatiemaatschappij. Deze bewustmakingscampagne moet worden gecoördineerd met de reeds bestaande programma's ter zake.

2.6. Er moeten regels worden opgesteld die door alle landen van de EU worden aanvaard en die ervoor moeten zorgen dat produkten van deze nieuwe informatiemaatschappij in de lid-staten slechts op de markt kunnen komen indien zij vergezeld gaan van informatie die met het oog op een probleemloos en veilig gebruik in de taal van de consument of gebruiker wordt verstrekt.

2.7. Er moet via richtlijnen worden bepaald dat dit soort produkten die in de Europese Unie worden ingevoerd, ook van dergelijke informatie in de taal van het betrokken afzetgebied moeten zijn voorzien.

2.8. Er moet intergouvernementele samenwerking komen om enerzijds deze meertaligheid ingang te doen vinden en anderzijds de desbetreffende regels te doen naleven.

2.9. Een dergelijk programma moet openstaan voor alle autochtone Europese talen, ongeacht de vraag of zij al of niet door de EU of de lid-staten officieel zijn erkend. Dit betekent niet dat deze talen tot officiële taal of werktaal van de EU moeten worden uitgeroepen; bedoeld initiatief moet er alleen voor zorgen dat alle Europese burgers, zonder onderscheid naar taal, mee kunnen profiteren van de voordelen van de technologische ontwikkeling op informatie- en communicatiegebied.

2.10. Volgens het Comité van de Regio's moet in de tekst van het voorstel voor een beschikking van de Raad duidelijk worden aangegeven dat het CvdR formeel aan het interinstitutionele besluitvormingsproces deelneemt. Hiertoe moet in de preambule van de Beschikking van de Raad en in artikel 6 de zinsnede "Gelet op het advies van het Comité van de Regio's" worden ingelast.

2.11. Het Comité van de Regio's meent dat de voorgestelde financiële bijdrage van de EU voor de tenuitvoerlegging van dit programma ontoereikend is en een behoorlijk resultaat onmogelijk maakt. Het suggereert dan ook, het voorgestelde steunbedrag te verdubbelen en voorrang te verlenen aan acties waarbij de totstandbrenging van infrastructuur centraal staat, zoals de opbouw van een infrastructuur voor taalhulpbronnen (actie 1) en de bevordering van het gebruik van taalhulpmiddelen met het oog op betere communicatie in de openbare sector (actie 3).

2.12. In het voorstel van de Commissie wordt er met nadruk op gewezen dat het de taak is van de lid-staten en de regio's om deze infrastructuur en specifieke hulpmiddelen voor hun talen te ontwikkelen. Alle landen en regio's beschikken evenwel niet over dezelfde financiële middelen en het economisch belang is in dit verband evenmin bij alle talen even groot. Er moet volgens het Comité van de Regio's dan ook worden gedacht aan een soort Europese talensolidariteit die met de steun van de structuur- en regionale fondsen van de EU tot stand kon worden gebracht.

2.13. Gelet op de inhoud van de in het bewuste programma opgenomen voorstellen vraagt het CvdR zich ten slotte af of de Europese Commissie er wel goed aan doet alleen artikel 130, lid 3 (m.b.t. industrie), en niet ook artikel 128 (m.b.t. cultuur) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap als rechtsgrondslag voor zijn voorstel aan te voeren. Artikel 130, lid 3, van het EG-Verdrag is als rechtsgrondslag alleen voldoende als in de Mededeling uitsluitend de economische aspecten van meertaligheid aan de orde worden gesteld. Als evenwel beoogd wordt taal als fundamenteel bestanddeel van cultuur te bevorderen, moet ook artikel 128 van het EG-Verdrag als rechtsgrondslag worden aangevoerd, en moeten besluiten ter zake door de Raad bijgevolg met eenparigheid van stemmen worden genomen.

3. Conclusies

3.1. Een meertalige samenleving heeft slechts kans op slagen als ze stoelt op een realistische en rationele strategie, een consensus tussen de standpunten en gedegen samenwerking tussen al diegenen die informatiediensten produceren of verstrekken, of zorgen voor middelen, diensten en systemen om de taaldiversiteit tot haar recht te doen komen. Met het oog daarop moet o.m. worden aangespoord tot meer samenwerking en tot het scheppen van een Europees kader dat voor lokale, regionale en nationale activiteiten richtinggevend is. Dit is slechts haalbaar als mogelijke knelpunten worden opgespoord en er een passende oplossing voor wordt geboden, die daarna de basis moet vormen voor de regelgeving die bij de concrete verwezenlijking van deze meertalige maatschappij moet worden gehanteerd.

3.2. Deze aanpak is volgens het CvdR noodzakelijk om een versnippering van niet op elkaar afgestemde activiteiten te voorkomen. Het Comité wijst evenwel op het gevaar daarvan, dat er door de bijzonder beperkte EU-steun bepaald niet minder om wordt.

3.3. Daar een Europese solidariteit op taalgebied onmiskenbare economische gevolgen zal hebben voor regio's met een reële achterstand op taalgebied, met name wat het toerisme of de bevordering van de verkoop van streekgebonden produkten betreft, dringt het Comité van de Regio's er voorts bij nationale en communautaire autoriteiten op aan een passend gedeelte van de middelen uit de structuurfondsen voor de lancering en uitvoering van dit bewuste programma te gebruiken. Het zou in veel regio's een versterking van reeds bestaande projecten betekenen.

3.4. Bovendien kan de internationale samenwerking op het gebied van infrastructuur op taalgebied en van vertaalhulpmiddelen volgens het Comité van de Regio's worden ingepast in de grote economische- en technische-samenwerkingsprogramma's van de EU met de landen van Midden- en Oost-Europa, het Middellandse-Zeegebied, enz.; aldus zal de ontwikkeling alsmede de koppeling van nationale en regionale structuren van derde landen aan de Europese infrastructuur worden bevorderd.

3.5. Ten slotte getuigt het programma er volgens het Comité van de Regio's van dat de Europese Unie ernaar streeft en tot belangrijke taak heeft de industriële groei in Europa aan te zwengelen, en dat het dus niet in eerste instantie gebaseerd is op behoeften die rechtstreeks door de burgers op lokaal of regionaal vlak kenbaar zijn gemaakt.

Het CvdR vestigt ook de aandacht op het volgende punt, dat in de Mededeling van de Commissie niet voldoende is belicht en in overweging is genomen.

Geïnformatiseerde systemen zijn uitstekende instrumenten om terminologie, woordenschat, woordenboeken en andere gestandaardiseerde informatie systematisch op te slaan, te ordenen en te verspreiden. Zij zijn in eerste instantie bruikbaar voor algemeen, geordend en precies omschreven materiaal. Talen en taalexpressie zijn daarentegen culturele verschijnselen die nauw verstrengeld zijn met de culturele omgeving waarin zij worden gebruikt. Terwijl geïnformatiseerde systemen gericht zijn op vereenvoudiging, zijn taalsystemen gebaseerd op een veelheid van nuances en specifieke uitingen.

Het CvdR onderstreept dan ook dat deze twee aspecten in het voorgelegde programma onvoldoende aan bod komen en stelt voor dat ter aanvulling van de Mededeling van de Commissie verder overleg wordt gevoerd waarbij dieper wordt ingegaan op en meer aandacht wordt geschonken aan deze twee tegenstrijdige doelstellingen van het programma.

Brussel, 12 juni 1996.

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Pasqual MARAGALL i MIRA