51996IP1106

Resolutie over Afghanistan

Publicatieblad Nr. C 347 van 18/11/1996 blz. 0156


B4-1106, 1127, 1136, 1150, 1161, 1169 en 1202/96

Resolutie over Afghanistan

Het Europees Parlement,

- onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties en met name die van 18 januari 1996 over Afghanistan ((PB C 32 van 5.2.1996, blz. 99.)),

- gezien de verklaring van de Commissie van 9 oktober 1996 over de situatie van de vrouwen in Afghanistan, in het bijzonder haar oproep aan de internationale instellingen om alle legitieme middelen die tot hun beschikking staan aan te wenden om in Afghanistan de Internationale Verdragen inzake de rechten van de mens te doen eerbiedigen,

A. gezien de escalatie van de burgeroorlog in Afghanistan,

B. overwegende dat toen Kaboel eind september 1996 door de Talibaan-troepen werd veroverd en de regering gedwongen werd de stad te verlaten een nieuwe episode in het chronische lijdensverhaal van de Afghaanse bevolking werd ingeluid,

C. overwegende dat de Talibaan na hun verovering van Kaboel een begin maakten met wreedheden in de stad door het folteren en ophangen van tegenstanders op openbare plaatsen, daarbij hun lichamen schennend,

D. overwegende dat de Talibaan agressie hebben gepleegd tegen humanitaire werkers, zoals de afgevaardigde van het Internationaal Comité van het Rode Kruis, die door de Talibaan werd geslagen en gevangen werd gezet,

E. overwegende dat de Talibaan in de provincies die zij beheersen een extremistische interpretatie van de Sjarie'a hebben ingesteld met onmenselijke vormen van bestraffing zoals amputatie voor diefstal, onthoofding voor moord en het stenigen van vrouwen voor overspel, waarbij de gerechtshoven hun vonnis in niet meer dan enkele minuten vellen,

F. overwegende dat buitenlandse boeken en films zijn verbrand,

G. overwegende dat de Talibaan-troepen een volstrekt discriminerend regime tegen vrouwen hebben ingesteld door hun het recht op arbeid en onderwijs te ontzeggen, hun een spreekverbod in het openbaar op te leggen en hun bewegingsvrijheid tot een absoluut minimum te beperken door hun te verplichten kleding te dragen die het gehele lichaam bedekt, met inbegrip van een sluier voor de ogen,

H. overwegende dat een grote meerderheid van de vrouwen in Kaboel die nu niet meer mogen gaan werken, op hun inkomen waren aangewezen om te overleven,

I. geschokt door de terechtstelling van de voormalige president Muhammed Najibullah en diens broer, en de schending van de zetel van de VN in Kaboel, die volgens internationaal recht een extraterritoriale zone vormt,

J. overwegende dat de internationale donorgemeenschap in december 1996 zal beraadslagen over toekomstige hulp aan Afghanistan,

K. gealarmeerd over de berichten dat de Talibaan-milities bij huis-aan-huis- zoekacties in Kaboel wel 1000 mensen gevangen hebben genomen, ook al was amnestie voor de medestanders van de regering beloofd,

L. verontrust over de nieuwe golf van Afghaanse vluchtelingen, die de instabiliteit in een regio die reeds wordt geteisterd door oorlog en geweld, nog verergert,

M. de ondersteunende rol benadrukkend van het buitenland, met name van Pakistan en de Verenigde Staten, bij het offensief van de Talibaan,

N. overwegende dat in Alma-Ata een top is gehouden over de situatie in Afghanistan, waaraan werd deelgenomen door Oezbekistan, Tadzjikistan, Kazachstan, Kirgizistan en Rusland,

1. roept alle partijen in het conflict op vredesonderhandelingen te beginnen, de internationale rechtsregels op humanitair gebied te eerbiedigen, overeenstemming over een staakt-het-vuren te bereiken, het voorstel Kaboel tot een gedemilitariseerde zone te maken, serieus te bestuderen en een oplossing voor het conflict te zoeken;

2. spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de systematische discriminatie van Afghaanse vrouwen, de talloze schendingen van de rechten van de mens alsmede de gedwongen indoctrinatie van het Afghaanse volk, waarvan sprake is sinds de inname van Kaboel door de Talibaan en wijst erop dat de Talibaan ook in de afgelopen jaren dergelijke vergrijpen hebben begaan;

3. constateert dat de onderdrukking van de vrouwen in strijd is met het Internationale VN-Verdrag van 1979 over de afschaffing van alle vormen van discriminatie van vrouwen, alsmede met het VN-Verdrag van 1966 over de economische en sociale rechten, die beide door Afghanistan zijn geratificeerd;

4. uit zijn verontwaardiging over de wrede executie van de voormalige president Najibullah en veroordeelt de schending van de zetel van de Verenigde Naties;

5. doet een beroep op alle internationale donors, met inbegrip van de EU en haar lid-staten, af te zien van alle nieuwe hulp- of samenwerkingsprogramma's - met uitzondering van noodhulp - totdat de mensenrechten van mannen en vrouwen door de machthebbers worden geëerbiedigd;

6. verzoekt de Verenigde Staten de regering van Pakistan alsmede andere landen uit de regio iedere steun aan de Talibaan en de overige strijdende milities te verhinderen;

7. verzoekt de lid-staten van de VN geen diplomatieke betrekkingen met de huidige autoriteiten in Kaboel aan te gaan;

8. steunt alle politieke en diplomatieke initiatieven, met name van landen in Centraal-Azië en andere landen uit de regio, om tot een vreedzame oplossing van de verschillende problemen in de regio te komen, binnen het kader van eerbiediging van de mensenrechten en beëindiging van het fundamentalisme in Afghanistan;

9. dringt andermaal aan op een wapenembargo, maar is tevens van oordeel dat, gezien de massale hoeveelheden wapens in Afghanistan de enige doeltreffende maatregel om een einde aan de oorlog te maken, een aanvullend embargo op al het aanverwante materieel zal zijn;

10. acht het absoluut noodzakelijk dat de Europese Unie eensluidend een krachtig en ondubbelzinnig standpunt inneemt vóór eerbiediging en bescherming van de rechten van de mens in Afghanistan;

11. schaart zich achter het standpunt van de Commissie betreffende een veroordeling van met name de behandeling die de Afghaanse vrouwen ten deel valt;

12. doet opnieuw een beroep op de EU en haar lid-staten voort te gaan met hun hulpverlening en deze uit te breiden zowel voor de Afghaanse vluchtelingen in Pakistan en Iran als voor de van huis en haard verdreven bevolking in Afghanistan, en met name voor de burgerbevolking die haar toevlucht zoekt in de noordelijke provincies van het land, welke hulp des te meer geboden is nu de winter in aantocht is;

13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Secretaris-generaal van de VN, de regeringen van Pakistan, Oezbekistan, Iran, India, Tadzjikistan, Rusland en de Verenigde Staten van Amerika, de Afghaanse vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties en aan de Talibaan.