51996BP0404

Resolutie over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1997 - Afdeling III - Commissie - als gewijzigd door de Raad

Publicatieblad Nr. C 020 van 20/01/1997 blz. 0101


A4-0404/96

Resolutie over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1997 - Afdeling III - Commissie - als gewijzigd door de Raad

Het Europees Parlement,

- gezien het ontwerp van algemene begroting voor het begrotingsjaar 1997 geamendeerd en voorzien van wijzigingsvoorstellen als resultaat van de tweede lezing van de Raad (C4-0600/96),

- gezien de nota van wijzigingen nr. 2 bij het ontwerp van algemene begroting voor het begrotingsjaar 1997, door de Raad opgesteld op 19 november 1996 (C4- 0615/96),

- gezien het voorstel van de Commissie aan het Parlement en de Raad tot herziening van de financiële vooruitzichten (SEC(96)0492 - C4-0239/96) overeenkomstig de punten 11 en 12 van het Interinstitutioneel akkoord van 29 oktober 1993 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure,

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 28 maart 1996 over de richtsnoeren voor de begroting 1997 - Afdeling III - Commissie (( PB C 117 van 22.04.1996, blz. 64.)),

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 juli 1996 over de ad hoc - procedure voor de begroting 1997, bedoeld in bijlage II betreffende de interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied van het Interinstitutioneel akkoord van 29 oktober 1993 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (( PB C 261 van 9.9.1996, blz. 139.)),

- gelet op het Financieel Reglement, inzonderheid de artikelen 15 en 26 daarvan, waarvan laatstgenoemd artikel de overschrijving van kredieten tussen hoofdstukken binnen elke afdeling van de begroting mogelijk maakt,

- onder verwijzing naar zijn beraadslagingen in het kader van de eerste lezing en naar zijn resolutie van 24 oktober 1996 ter zake (( Deel II, punt 2 b) van de notulen van die datum.)),

- gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A4-0404/96),

A. overwegende dat de ontwerp-begroting van de Raad van 19 november 1996 in vergelijking tot diens eerste lezing voorziet in een verhoging voor de vastleggingen met 298,4 miljoen ecu en voor de betalingen met 231,3 miljoen; dat de ontwerpbegroting van de Raad op 1,16% van het BNP uitkomt en dat het huidige plafond voor de eigen middelen 1,24% van het BNP bedraagt,

B. overwegende dat bij de opstelling van de ontwerp-begroting is getracht tegemoet te komen aan de vraag van de lid-staten naar een grotere begrotingsdiscipline om hen in staat te stellen de convergentiecriteria te bereiken, zodat de economische en monetaire Unie in 1999 kan ingaan,

C. overwegende dat het Parlement besloten heeft de begroting 1997 op 89.137 miljoen ecu aan vastleggingen en 82.366 miljoen ecu aan betalingen te handhaven, waarmee het onder het peil van het voorontwerp van begroting voor 1997 van de Commissie blijft en beduidend lager uitkomt dan het algemene plafond van 90.229 miljoen ecu van de financiële vooruitzichten,

D. overwegende dat de ECOFIN-Raad van 14 oktober 1996 eenzijdig besloten heeft in de huidige omstandigheden geen gevolg te geven aan voornoemd voorstel van de Commissie tot herziening van de financiële vooruitzichten voor de periode tot en met 1999, noch aan het voorstel tot aanpassing van de financiële vooruitzichten dat het Parlement had ingediend met het oog op de uitbreiding van de steun aan de drie programma's die het in eerste lezing als prioritair had aangemerkt,

E. overwegende dat de Raad van de amendementen die het Parlement in eerste lezing op alle afdelingen van de begroting heeft aangenomen, er 229 zonder specifieke motivering heeft verworpen, 57 overgenomen en 14 gewijzigd,

Europees Parlement : Algemene benadering

1. besluit dat het zal zorgen voor de benodigde kredieten voor de belangrijkste prioriteiten die het in eerste lezing heeft vastgesteld, te weten de transeuropese netwerken, onderzoek en technologische ontwikkeling, zonder te snoeien in het programma voor vrede en verzoening in Noord-Ierland, en de communautaire initiatieven ten behoeve van regio's die getroffen worden door de achteruitgang van de textiel- en de kolenindustrie;

2. betreurt dat de Europese Raden die deze prioriteiten steunden noch de andere Raden bij machte zijn gebleken te zorgen voor de voor deze acties noodzakelijke nieuwe middelen, en dat de Raad niet heeft ingestemd met herziening van de financiële vooruitzichten zonder dat hij daarvoor passende politieke motieven heeft aangevoerd; bevestigt opnieuw dat het krachtens artikel 203, lid 9, vierde alinea van het EG-Verdrag het recht heeft het totale bedrag van de niet-verplichte uitgaven tot de helft van het maximumpercentage te verhogen;

3. is ingenomen met zijn besluit om zelf te zorgen voor de financiering van deze prioriteiten in het kader van de begroting van 1997;

4. is van oordeel dat het zijn steun moet blijven geven aan de communautaire activiteiten waartoe het in eerste lezing besloten heeft en heeft de desbetreffende amendementen opnieuw ingediend, met name met betrekking tot:

- acties ter bevordering van de werkgelegenheid en de sociale samenhang door middel van investeringen in infrastructuur, steun aan het MKB en onderzoek;

- initiatieven ter bestrijding van jeugdwerkloosheid en blijvende sociale uitsluiting;

- acties ter stimulering van onderwijs en beroepsopleiding en ter verbetering van de volksgezondheid;

- naleving van de milieunormen en eerbieding van het recht op gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de tenuitvoerlegging van het EU- beleid;

- maatregelen ter ondersteuning van derde landen en ter bevordering van de democratie en van de eerbiediging van de mensenrechten;

- acties ten behoeve van vluchtelingen en ontheemden en ter bevordering van de civiele maatschappij binnen en buiten de Unie;

5. is voorts van oordeel dat het zich bij zijn besluiten ten aanzien van de begroting 1997 ten volle heeft gehouden aan de richtsnoeren die in voornoemde resolutie van 28 maart 1996 waren vervat en dat het aldus heeft bijgedragen tot de totstandkoming van een zeer strakke en financieel verantwoorde begroting die in de lijn ligt van de besluiten van de lid-staten inzake hun nationale begrotingen, ten einde bij te dragen tot de verwezenlijking van de convergentiecriteria die met het oog op de voltooiing van de economische en monetaire unie in het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn neergelegd;

De houding van de Raad

6. geeft anderzijds uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over het hardnekkige, op politieke onwil neerkomende onvermogen van de Raad om in de loop van het huidige begrotingsjaar een echte, zinvolle dialoog aan te gaan met het Parlement, zoals met name gebleken is bij het overleg met de Raad van 19 november 1996;

7. betreurt dat de Raad zich daarentegen voortdurend legalistisch en als tegenpartij heeft opgesteld, hetgeen niet strookt met de geest van de gezamenlijke verklaringen en van de Interinstitutionele akkoorden van 1982, 1988 en 1993; dat de Raad op deze wijze de dialoog met het Parlement heeft doen verworden tot een steriele, bureaucratische en louter technische aangelegenheid;

8. betreurt dat de Raad heeft geweigerd de financiële vooruitzichten aan te passen om ruimte te creëren voor de prioriteiten die door de begrotingsautoriteit in het kader van het overleg waren vastgesteld, in tegenstelling tot wat bij verschillende vroegere gelegenheden gezamenlijk was besloten;

9. is van oordeel dat deze negatieve houding van de Raad tot uiting is gekomen bij alle discussies over de drie hoofdthema's van het overleg van 19 november 1996, te weten:

- de rechtsgrondslagen;

- de budgettaire informatie over visserijovereenkomsten;

- de financiering van de prioriteiten van de Raad met betrekking tot Noord-Ierland, de TEN's en O& O;

merkt op dat ten aanzien van het visserijvraagstuk zeer onlangs vorderingen zijn gemaakt;

10. betreurt met betrekking tot de rechtsgrondslagen dat de Raad sinds april 1995 zijn standpunt heeft gewijzigd; herinnert eraan dat een lid-staat een procedure heeft aangespannen tegen de Commissie over een rechtsgrondslagkwestie zestien dagen voordat daarover zou worden onderhandeld in het kader van de triloog van 16 april 1996; betreurt dat de Raad na het overleg van 25 juli 1996 is blijven vasthouden aan bijkomende, onrealistische voorwaarden voor een overeenkomst hierover; stelt vast dat de Raad niet op constructieve wijze heeft gereageerd op de richtsnoeren inzake rechtsgrondslagen die het Parlement in eerste lezing heeft aangenomen; bevestigt opnieuw dat het bereid is te goeder trouw te onderhandelen over een gezamenlijke verklaring ter zake, op basis van de in paragraaf 19 van deze resolutie genoemde beginselen;

11. is ingenomen met de afronding van de onderhandelingen over de gezamenlijke verklaring (bij deze resolutie gevoegd) ter verbetering van de informatie aan de begrotingsautoriteit, waarin de criteria worden bevestigd voor het opnemen van bepaalde kredieten in de reserve (B0-40) en waarmee een einde moet worden gemaakt aan de stelselmatige praktijk van de Raad en de Commissie om de visserijovereenkomsten en -protocollen op voorlopige basis toe te passen; wijst erop dat deze gezamenlijke verklaring op geen enkele wijze afbreuk doet aan de standpunten van het Parlement inzake de indeling van de uitgaven van artikel B7-800, alsmede de in de reserve B0-40 opgenomen bedragen;

12. betreurt:

a) dat de pogingen van het Parlement om overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring van 1982 en het arrest van het Hof van Justitie in zaak C41/95 een dialoog op gang te brengen over de uitgavenindeling, door de Raad zijn genegeerd;

b) dat er zelfs nu nog in IGC-verband voorstellen in voorbereiding zijn om bepaalde niet-verplichte EU-uitgaven in de toekomst als verplichte uitgaven in te delen;

13. waarschuwt de Raad dat dergelijke ontwikkelingen het democratisch tekort van de EU nog zouden versterken;

14. is van mening dat de Raad Begroting, bij gebrek aan een duidelijk politiek mandaat, om al deze redenen niet kan worden beschouwd als een betrouwbare en effectieve gesprekspartner voor het Parlement gedurende de begrotingsprocedure, en verzoekt zijn Voorzitter om samen met de voorzitters van de Raad en de Commissie te onderzoeken of het mogelijk is begrotingsoverleg en -trilogen met de ministers van de ECOFIN-Raad te houden;

15. betreurt tenslotte de reactie van de Raad op de financiering door het Parlement van de prioriteiten van de Unie: protesteert tegen de interpretatie die de Raad geeft aan het Interinstitutioneel akkoord van 1993 door de herindeling van de uitgaven van de hand te wijzen;

Specifieke verzoeken

16. acht het van essentieel belang dat de leden van de Europese Raad voorstellen die financiële gevolgen hebben vergezeld doen gaan van financiële memoranda of ramingen over de financiering van dergelijke initiatieven en daarmee de vereisten eerbiedigen van de begrotingsdiscipline die zij zo dikwijls prediken;

17. erkent de noodzaak van studies die op grond van de diverse wetsteksten en bepaalde specifieke programma's zijn toegestaan, maar bekrachtigt zijn besluit tot beperking van de financiering van ondersteunende maatregelen die specifiek worden genomen overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 22 april 1992; verzoekt de Commissie de begrotingsautoriteit informatie te verstrekken over de uitvoering van de met betrekking tot de ondersteunende maatregelen (studies, onderzoek, voorlichting en vergaderingen) voor de begroting 1997 genomen maatregelen;

18. is verheugd over de aanvaarding door de Raad van de maatregelen voor de continuering van het "greening"-beleid en herhaalt dat alle belangrijke projecten die worden gefinancierd uit de door de amendementen bestreken begrotingslijnen vergezeld dienen te gaan van een milieumemorandum op basis van artikel 130 R van het EG-Verdrag, daarmee invulling gevend aan de tussen de Commissie en het Parlement in 1995 op dit gebied overeengekomen gedragscode;

19. bevestigt zijn standpunt, neergelegd in zijn resolutie van 12 december 1995 over de mededeling van de Commissie aan de begrotingsautoriteit betreffende de rechtsgrond en de maximumbedragen (( PB C 17 van 22.01.1996, blz. 27.)), en zijn in eerste lezing aangenomen amendement dat, afgezien van maatregelen die onder de administratieve autonomie van de instellingen vallen, alle belangrijke maatregelen tijdig van een rechtsgrondslag moeten worden voorzien en dat proefprojecten en voorbereidende maatregelen waarmee bedragen van meer dan 10 miljoen ecu zijn gemoeid, worden uitgevoerd over een periode die lang genoeg is om een rechtsgrondslag te kunnen vaststellen, vooropgesteld dat de middelen onder het plafond van de financiële vooruitzichten blijven; bevestigt dat het het recht heeft te voorzien in de financiering van nieuwe initiatieven in het kader van de genoemde procedure en verzoekt de Commissie een speciaal akkoord te sluiten inzake de activiteiten die in de afgelopen jaren zijn gefinancierd;

20. herinnert de Commissie eraan ervoor te zorgen dat de begroting 1997 wordt uitgevoerd overeenkomstig de door het Parlement genomen besluiten, overeenkomstig artikel 205 van het EG-Verdrag, en om in haar wetgevingsprogramma 1997 naar behoren rekening te houden met deze begrotingsbesluiten, met bijzondere aandacht voor de volgende begrotingslijnen die het Parlement voor het eerst in de ontwerp-begroting heeft opgenomen:

- derde systeem en werkgelegenheid (B3-4010N) en stimulerende maatregelen voor het MKB, ambachtelijke bedrijven en micro-ondernemingen (B5-3201N en B5-3202N),

- maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen (B3-4100N),

- maatregelen ten behoeve van de vluchtelingen (B3-4113 en B7-6008N) en maatregelen op het gebied van het asiel- en vluchtelingenbeleid (B5- 803N);

21. besluit om voor 38 begrotingslijnen kredieten in de reserve op te nemen, om de tenuitvoerlegging van deze lijnen in het begrotingsjaar 1997 op de voet te kunnen volgen (zie bijlage I); herinnert aan de voorwaarden voor de vrijmaking van deze kredieten zoals die zijn vermeld in de door het Parlement aangenomen amendementen; besluit de kredieten vrij te maken zodra aan de door het Parlement gestelde voorwaarden is voldaan;

22. hoopt dat het beheer van de begroting wordt verbeterd dankzij de zorgvuldige toepassing, door de Commissie en de bevoegde instanties van de lid-staten, van de aanbevelingen die in het kader van het programma SEM 2000 zijn vastgesteld;

Landbouwbeleid

23. is verheugd over het feit dat de nota van wijzigingen nr. 2/97 voorziet in kredieten voor de boeren die lijden onder de dramatische gevolgen van de BSE-crisis en is bereid, gezien de besluiten van de Raad van 30 oktober 1996, deze zaak als uitzondering te behandelen; constateert evenwel dat de Raad kredieten voor de begrotingslijnen heeft voorgesteld zonder dat er een passende rechtsgrondslag is goedgekeurd, wat in tegenspraak is met 's Raads eigen huidige voorstellen inzake de rechtsgrondslagen;

24. brengt in herinnering te hebben aangedrongen op maatregelen ter bevordering van de consumptie van kwaliteitsrundvlees in de Unie in de nota van wijzigingen 20 mln. ecu extra wordt uitgetrokken, zoals door zijn Commissie landbouw in eerste lezing werd verzocht en is verheugd over de op het tripartiet overleg van 19 november 1996 bereikte akkoord met de Raad dat het vertrouwen van de consument in de markt alleen weer kan worden hersteld wanneer er kwaliteitslabels worden ingevoerd waarop de oorsprong van het vlees wordt vermeld;

Structurele maatregelen

25. bevestigt zijn besluit te zorgen voor de tenuitvoerlegging van, het toezicht op en de evaluatie van de communautaire bestekken en enige programmeringsdocumenten voor de programma's en projecten uit de structuurfondsen, de communautaire bestekken, de communautaire initiatieven en het Cohesiefonds;

Intern beleid

26. verwacht van de Commissie dat zij onverwijld passende voorstellen doet ter uitvoering van haar verslag over de harmonisering van de financiële regelingen van de satellietorganen, waarbij ook een geharmoniseerd systeem voor financiële controle en individuele kwijtingsprocedures wordt ingevoerd; gelast zijn Begrotingscommissie een onderzoek in te stellen naar de budgettaire implicaties van het gebouwenbeleid en de fiscale status van deze organen;

27. verklaart ten aanzien van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk dat de reserve in de loop van het begrotingsjaar kan worden vrijgemaakt mits het agentschap de begrotingsautoriteit het bewijs levert dat de beschikbare kredieten volledig zijn uitgevoerd zoals in het werkprogramma is voorgeschreven en er alsnog middelen nodig zijn; wijst erop dat het agentschap tevens in het kader van een aanvullende en gewijzigde begroting om aanvullende kredieten kan verzoeken indien zulks gerechtvaardigd blijkt en de middelen beschikbaar zijn;

28. spreekt als zijn overtuiging uit dat de door de Europese instellingen en organen geïnde ontvangsten eigen middelen van de Unie zijn, ongeacht de nieuwe aanwending ervan; herinnert de Commissie aan de in 1995 gedane toezegging dat zij aan de begrotingsautoriteit in 1996 verslag zal uitbrengen over de budgettering van deze ontvangsten;

29. besloot zijn amendement met betrekking tot het Europees Industrieel Observatorium Textiel en Kleding te wijzigen, ter bevestiging van de rol van dit centrum als a-politiek lichaam dat tot taak heeft objectief onderzoek in deze sector te verrichten, maar wijst erop dat in het kader van de begrotingsprocedure 1998 opnieuw zal worden bezien of dit Industrieel Observatorium overheidssubsidie met blijven ontvangen ten laste van de EU-begroting, en zo ja op welke voorwaarden;

30. betreurt dat de Commissie in één voorstel verschillende elementen samenvoegt om geen gebruik te hoeven maken van rechtsgrondslagen met voor het Parlement gunstiger procedures; acht deze houding onaanvaardbaar; neemt kennis van het voorstel met betrekking tot de post- en telecommunicatiediensten en is bereid opneming van kredieten op deze begrotingslijn te overwegen wanneer de Raad de rechtsgrondslag heeft vastgesteld;

31. heeft goede nota genomen van het besluit van de Commissie inzake de richtsnoeren voor een reorganisatie van DG X; stelt vast dat de aan de voorgestelde reorganisatie ten grondslag liggende beginselen in de richting gaan van de toelichting van het amendement op begrotingslijn B3-300; besluit derhalve de helft van de voor deze lijn in de reserve opgenomen kredieten te deblokkeren;

32. verzoekt de Commissie om vóór eind maart 1997 verslag uit te brengen over de toekomstige behoefte aan subsidie uit de begroting van de EU voor televisie, met name voor EURONEWS, en gelast zijn bevoegde commissies op basis hiervan verslag uit te brengen over kwaliteit en financiering uit de betreffende post van de diverse TV-activiteiten om de directe financiering uit de EU-begroting vóór 1999 geleidelijk af te schaffen; maakt uit de reserve 50% van de kredieten voor Euronews (B3-2012) vrij, nu het verslag over de financiële regelingen voor Euronews, de kosten en het effect daarvan is ontvangen;

33. gaat akkoord met het besluit om de aanvullende financiering voor het vierde kaderprogramma in de reserve op te nemen en de betreffende kredieten als volgt te verdelen:

- 15% (ten minste 10 miljoen ecu) voor het O& O-programma niet-nucleaire energie, met name waterkracht en hernieuwbare energiebronnen;

- 10% voor het O& O-programma biogeneeskunde, met name BSE;

- 35% voor het O& O-programma industrie- en materiaaltechnologie, met name luchtvaart, waterkracht, intermodaal vervoer en opsporing van mijnen (3 miljoen ecu);

- 20% voor het O& O-programma telematica, met name multimedia in het onderwijs en intermodaal vervoer;

- 10% voor het O& O-programma informatietechnologie, met name multimedia en opsporing van mijnen (3 miljoen ecu);

- 10% voor het O& O-programma milieu, met name waterkracht en opsporing van mijnen (4 miljoen ecu);

Extern beleid

34. staat volledig achter de tenuitvoerlegging van het MEDA-programma; verzoekt om eerbiediging van de voorwaarden, genoemd in zijn resolutie van 19 september 1996 over de politieke situatie in Turkije ((Deel II, punt 6 van de notulen van die datum.));

35. herinnert eraan dat de Commissie binnen de huidige begrotingsstructuur een passende oplossing dient te vinden voor de financiering van maatregelen voor de wederopbouw in Tsjetsjenië;

36. verzoekt de Commissie om bij de indiening van het voorontwerp van begroting voor 1998 verslag uit te brengen over de werking van de nieuwe "Liikanen- faciliteit", die voor het eerst in de GAB 1/96 voor de programma's PHARE, TACIS en MEDA werd voorgesteld;

37. bevestigt zijn in eerste lezing genomen besluit dat de activiteiten in het kader van het Euratom-Verdrag voor de opleiding van deskundigen in de PHARE- en TACIS-landen op het gebied van de toepassing van het systeem inzake boekhouding en controle van kernmaterialen in deze landen dienen te vallen onder de begrotingslijnen B7-500 en B7-520;

Administratieve uitgaven

38. neemt kennis van de besluiten van de Commissie betreffende de reorganisatie van specifieke Commissiediensten, zoals in zijn eerste lezing werd verzocht; verwacht een aan zijn Begrotingscommissie en aan zijn Commissie begrotingscontrole toe te zenden exemplaar van het volledige rapport van de Task Force; stelt vast dat, in afwachting van een algemeen debat met de Commissie over het personeelsbeheer vóór de indiening van het VOB 1998, aan de in zijn eerste lezing gestelde hoofdvoorwaarden voor het deblokkeren van de reserve met betrekking tot A-1000 in tweede lezing tijdig is voldaan;

39. betreurt dat de Commissie een groot aantal vacante posten niet heeft bezet, zoals in de begroting 1996 werd gevraagd; verzoekt de Commissie derhalve de begrotingsautoriteit vóór 31 mei 1997 voorstellen te doen voor een herallocatie van personeel in de sectoren waar nog vacatures bestaan;

40. verwacht een gedetailleerde evaluatie van de omzetting van kredieten in posten waarmee in 1993 een begin werd gemaakt;

41. bevestigt zijn besluit om te komen tot een volledig transparante administratieve procedure voor het beheer van contracten met extern personeel; bekrachtigt zijn besluit de subsidie aan het AEC in te trekken en neemt nota van de toezegging van de Commissie om vóór eind maart 1997 een alternatieve regeling voor te leggen; verzoekt de Commissie de nodige tijdelijke maatregelen te nemen om de bestaande contracten te eerbiedigen;

42. bevestigt zijn besluit tot instelling van een algemene reserve voor delegaties (15,3 mln. ecu), in afwachting van de evaluatie van de door de Commissie in te dienen mededeling en van praktische uitvoeringsmaatregelen inzake herallocatie en hervormingen bij de externe diensten van de Commissie;

43. onderstreept het belang van intensivering van de interinstitutionele samenwerking om de verwachte synergie en besparingen te bereiken; verzoekt de Commissie een raming voor te leggen van de besparingen die in alle instellingen zijn bereikt en van de besparingen die tot 1999 worden verwacht;

44. dringt er opnieuw op aan dat de projecten uit hoofde van begrotingslijn A- 431 "Geavanceerde telecommunicatiesystemen" door het Parlement en de Commissie in onderlinge samenwerking worden uitgevoerd; herinnert eraan dat vóór 31 maart 1997 een verslag met volledig financieel memorandum over de wijze van tenuitvoerlegging van deze interinstitutionele samenwerking aan de begrotingsautoriteit moet worden voorgelegd;

45. verzoekt de Commissie haar lopende onderzoek naar alle subsidies (delen A en B van de begroting) te voltooien, zodat dit document kan worden gebruikt als basis voor een door de Begrotingscommissie vóór 31 mei 1997 te maken evaluatie van de procedures voor opneming in de begroting van de subsidies die uit hoofde van de EU-begroting (delen A of B) worden verleend;

Reserve

46. verzoekt de Commissie om zo mogelijk vóór 15 september 1997 alle verzoeken om overschrijving van de in hoofdstuk B0-40 voor specifieke lijnen opgenomen kredieten in te dienen; verzoekt de Commissie de begrotingsautoriteit uiterlijk 10 dagen voordat deze hierover beraadslaagt, volledig te informeren; wijst erop dat deze voorstellen tot overschrijving gescheiden van de globale overschrijving in het kader van de procedure Notenboom-Bourlanges dienen te worden ingediend;

47. verzoekt de Commissie een verslag op te stellen over de financiële aspecten van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en over de informatie die aan de begrotingsautoriteit wordt verstrekt ter staving van de overschrijvingsverzoeken; gelast zijn Begrotingscommissie hierover vóór 30 juni 1997 een verslag op te stellen;

Negatieve reserve

48. verzoekt de Commissie bepaalde posten aan het begin van het jaar niet te markeren als posten die waarschijnlijk tot de negatieve reserve kunnen bijdragen;

Marges

49. stelt vast dat voor een eventuele gewijzigde en aanvullende begroting de volgende marges beschikbaar zijn: 1 miljard ecu in rubriek 1, 2,1 miljoen ecu in rubriek 3, 21,4 miljoen ecu in rubriek 4 en 68,3 miljoen ecu in rubriek 5;

Slotbepalingen

50. verzoekt zijn Voorzitter het begrotingsbesluit te verklaren als zijnde de begroting van de Europese Unie;

51. verzoekt zijn Voorzitter deze begrotingsbesluiten te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

BIJLAGE IBEGROTING 1997

In de reserve B0-40 opgenomen kredieten

(situatie aan het einde van de tweede lezing in het Parlement)

>TABLE>

NB: In eerste lezing had de Raad voor de volgende lijnen kredieten in de reserve B0-40 opgenomen (een besluit dat door het EP in eerste lezing was bekrachtigd):

B1-1501 - Compensaties voor het uit de markt nemen 319 000 000

1 999 000

B1-2000 - Restituties voor boter en butteroil 304 000 000

7 200 000

B1-2220 - Premies per ooi en per geit 1 614 955 000

42 900 000

B5-800 - Samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken p.m.

9 300 000

BIJLAGE IIGEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE EEN BETERE INFORMATIEVERSCHAFFING

AAN DE BEGROTINGSAUTORITEIT OVER VISSERIJOVEREENKOMSTEN

De instellingen hechten hun goedkeuring aan onderstaande punten en verbinden zich ertoe die punten in het kader van de huidige en toekomstige begrotingsprocedures toe te passen.

Nomenclatuur1. Er worden twee begrotingslijnen voor visserijovereenkomsten ingevoerd :

a) Internationale visserijovereenkomsten(B7-8000) : hieronder vallen alle bedragen in verband met de overeenkomsten en bijbehorende protocollen die aan het begin van het betrokken begrotingsjaar van kracht zijn. De bedragen die betrekking hebben op alle nieuwe (of te verlengen) overeenkomsten worden toegewezen aan post B7-8000, maar opgenomen in reserve B0-40.

b) Bijdragen aan internationale organisaties (B7-8001).

2. Tijdens de in bijlage II, punt B, van het Interinstitutioneel akkoord bedoelde ad hoc overlegprocedure zullen het Parlement en de Raad ernaar streven om in onderlinge overeenstemming, op basis van Commissievoorstellen, het bedrag vast te stellen dat aan de begrotingslijnen en de reserve (B0-40) toegewezen wordt.

3. De Europese Commissie bevestigt de toezegging die zij in het kader van de gedragscode heeft gedaan om het Europees Parlement via zijn parlementaire commissies regelmatig van de voorbereiding en het verloop van de onderhandelingen en de budgettaire implicaties op de hoogte te houden.

In het kader van het wetgevingsproces inzake visserijovereenkomsten verbinden de drie instellingen zich ertoe alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat alle procedures zo snel mogelijk worden uitgevoerd.

Wanneer de kredieten voor visserijovereenkomsten (inclusief de reserve) ontoereikend blijken, verstrekt de Commissie de begrotingsautoriteit de informatie voor een gedachtenwisseling, in de vorm van een eventueel vereenvoudigde triloog, over de oorzaken van die situatie, alsmede over mogelijke maatregelen, die volgens de vastgestelde procedures moeten worden genomen. De Commissie stelt in voorkomend geval passende maatregelen voor.

Informatie4. Elk kwartaal verstrekt de Commissie de begrotingsautoriteit gedetailleerde informatie over de tenuitvoerlegging van de lopende overeenkomsten en de financiële vooruitzichten voor de rest van het jaar.