51996AG0506(03)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 19/96 door de Raad vastgesteld op 19 maart 1996 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van de Raad betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika

Publicatieblad Nr. C 134 van 06/05/1996 blz. 0012


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 19/96

door de Raad vastgesteld op 19 maart 1996

met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. . . ./96 van de Raad betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika

(96/C 134/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 W,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (2),

Overwegende dat het beleid van de Gemeenschap ten aanzien van Zuid-Afrika in het verleden werd gekenmerkt door de invoering van negatieve maatregelen, een handelsembargo en economische sancties tegen de voor een politiek van apartheid verantwoordelijke regering, en positieve maatregelen ter ondersteuning van de bevolkingsgroepen die het slachtoffer van de apartheid waren, in het kader van het via non-gouvernementele organisaties ten uitvoer gelegde Speciaal Programma voor Zuid-Afrika;

Overwegende dat de Gemeenschap na de verkiezingen van artikel 1994 en de aanstelling van een democratische regering is overgegaan op een koers die het beleid en de hervormingen van de nationale autoriteiten steunde;

Overwegende dat de Raad in zijn verklaring van 25 mei 1993 zijn steun heeft toegezegd aan de totstandbrenging van democratische structuren;

Overwegende dat de Raad van Ministers van Algemene Zaken in zijn verklaring van 19 april 1994 over de toekomstige betrekkingen tussen de Gemeenschap en Zuid-Afrika opnieuw zijn steun heeft toegezegd aan uitbreiding van de samenwerking met Zuid-Afrika met toespitsing van de communautaire steun op de sectoren die de levensomstandigheden van de bevolking, met name de meest achtergestelde bevolkingsgroepen, kunnen verbeteren;

Overwegende dat de in oktober 1994 in Pretoria tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika ondertekende samenwerkingsovereenkomst ten doel heeft een harmonische en duurzame sociaal-economische ontwikkeling te bevorderen en de eerste fase vormt van de totstandbrenging van samenwerking op lange termijn met dat land, en dat met het oog daarop op 31 maart 1995 een voorstel voor onderhandelingsrichtsnoeren door de Commissie bij de Raad is ingediend;

Overwegende dat de begrotingsautoriteit in het kader van de begroting van 1986 heeft besloten een begrotingslijn te creëren ter ondersteuning van ontwikkelingsactiviteiten in dat land;

Overwegende dat de wijze van beheer van de door de Gemeenschap voor de tenuitvoerlegging van deze samenwerking bestemde financiële middelen moet worden vastgesteld;

Overwegende dat er in deze verordening voor de gehele duur van het programma een financieel referentiebedrag is opgenomen in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995, zonder dat dit afbreuk doet aan de door het Verdrag aan de begrotingsautoriteit toegekende bevoegdheden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gemeenschap zet een financiële en technische samenwerking met Zuid-Afrika op ter ondersteuning van het beleid en de hervormingen van de nationale autoriteiten van dat land.

Het communautaire samenwerkingsprogramma, getiteld "Europees programma voor de wederopbouw en ontwikkeling in Zuid-Afrika", heeft ten doel bij te dragen tot de duurzame en harmonische economische en sociale ontwikkeling van dat land en de grondslagen voor een democratische samenleving en een rechtsstaat waar de mensenrechten en de fundamentele vrijheden geëerbiedigd worden, te consolideren.

In deze context steunt de Gemeenschap bij voorrang de acties ten behoeve van de meest achtergestelde Zuidafrikaanse bevolkingsgroepen.

Artikel 2

1. De krachtens deze verordening ten uitvoer te leggen acties hebben in hoofdzaak betrekking op de volgende gebieden:

- steun voor de democratisering en de bescherming van de mensenrechten,

- onderwijs en opleiding,

- gezondheidszorg,

- plattelandsontwikkeling,

- stadsontwikkeling en sociale woningbouw,

- steun voor en samenwerking met de particuliere sector, in het bijzonder de kleine en middelgrote ondernemingen,

- institutionele versterking en organisatie van plaatselijke gemeenschappen,

- regionale samenwerking en integratie,

- milieubescherming.

2. Bij haar samenwerkingsacties houdt de Gemeenschap rekening met de prioriteiten van het Zuidafrikaans programma voor wederopbouw en ontwikkeling.

Artikel 3

De samenwerkingspartners die in aanmerking komen voor financiële steun uit hoofde van deze verordening zijn nationale, provinciale en lokale overheden en overheidsinstanties, niet-gouvernementele organisaties en organisaties op Gemeenschapsbasis, regionale en internationale organisaties, instellingen en publieke of particuliere bedrijven.

Artikel 4

1. De middelen die in het kader van de in artikel 1 bedoelde samenwerking kunnen worden gebruikt, omvatten met name studies, technische bijstand, opleiding of andere dienstverlening, leveringen en werken, alsmede financiële controles en evaluatie- en controlemissies.

2. De communautaire financiering, in deviezen of plaatselijke valuta, naar gelang voor de uitvoering van de samenwerking nodig is, kan betrekking hebben op:

- uitgaven voor investeringen, met uitzondering van de aankoop van onroerend goed,

- mits naar behoren gemotiveerd, terugkerende kosten (waaronder beheers-, onderhouds- en werkingskosten) om te zorgen voor een optimale benutting van de in het vorige streepje bedoelde investeringen waarvan de exploitatie tijdelijk een zware last voor de partner is. In die gevallen moet het financieringsvoorstel van de Gemeenschap vergezeld gaan van een plan voor het overnemen van deze kosten door de partner aan het einde van het project.

3. In principe is voor elke samenwerkingsactie een financiële bijdrage van de in artikel 3 bedoelde partners vereist. Deze bijdrage wordt gevraagd binnen de grenzen van de mogelijkheden van de betrokken partners en naar gelang van de aard van elke actie. In specifieke gevallen en wanneer de partner hetzij een non-gouvernementele organisatie, hetzij een organisatie op Gemeenschapsbasis is, mag de bijdrage naar gelang van zijn mogelijkheden in natura gegeven worden.

4. Er kan gezocht worden naar mogelijkheden voor co-financiering met andere geldverschaffers, met name de Lid-Staten.

5. De Commissie treft alle nodige maatregelen om bekendheid te geven aan de communautaire herkomst van de steun die uit hoofde van deze verordening wordt gegeven.

6. Om de doelstellingen van cohesie en complementariteit, als bedoeld in het Verdrag, te verwezenlijken en om optimale doeltreffendheid van de steun te garanderen, kan de Commissie alle noodzakelijke cooerdinatiemaatregelen nemen, met name:

a) het instellen van een systeem van regelmatige informatie-uitwisseling over de acties waarvan financiering door de Gemeenschap en de Lid-Staten plaatsvindt of wordt overwogen;

b) cooerdinatie daar waar de acties worden uitgevoerd, door middel van regelmatige bijeenkomsten en informatie-uitwisseling tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de Lid-Staten in het begunstigde land.

7. De Commissie kan in contact met de Lid-Staten alle nodige initiatieven nemen om te zorgen voor een goede cooerdinatie met de andere betrokken geldverschaffers.

Artikel 5

De financiële steunverlening krachtens deze verordening vindt plaats in de vorm van niet-terugvorderbare hulp.

Artikel 6

De meerjarige indicatieve programmering per doelstelling alsmede het identificeren en uitvoeren van de in artikel 2 bedoelde acties die daaruit voorvloeien, vinden plaats in nauwe samenspraak met de Zuidafrikaanse Regering en rekening houdend met de resultaten van de in artikel 4, leden 6 en 7, bedoelde cooerdinatie.

Om de programmering voor te bereiden stelt de Commissie in het kader van een geïntensiveerde cooerdinatie met de Lid-Staten, met inbegrip van cooerdinatie ter plaatse, een overzichtsdocument over de samenwerkingsstrategie op dat door het in artikel 8 bedoeld Comité, hierna "het Comité" te noemen, zal worden behandeld. De Commissie legt het op basis van deze behandeling opgestelde meerjarige indicatieve programma aan het Comité voor om een gedachtenwisseling mogelijk te maken, welke plaatsvindt op verzoek van de Commissie of van een of meer leden van het Comité. In dat geval geeft het Comité, wanneer het niet mogelijk zou blijken de wenselijke consensus over het overzichtsdocument of het programma te bereiken, zijn advies volgens de in artikel 8 bedoelde procedure. Dezelfde procedure is van toepassing wanneer er wijzigingen van het programma noodzakelijk blijken.

Artikel 7

1. De Commissie is belast met het onderzoek en het beheer van, en de besluitvorming over de in deze verordening bedoelde acties overeenkomstig de geldende begrotings- en andere procedures, met name die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

2. Om te zorgen voor transparantie en de verwezenlijking van de in artikel 4, lid 6, genoemde doelstellingen, doet de Commissie de Lid-Staten en hun vertegenwoordigers ter plaatse korte beschrijvingen van de projecten toekomen zodra het besluit is genomen een bepaald project te onderzoeken. Vervolgens werkt de Commissie deze beschrijvingen bij en zendt deze aan de Lid-Staten.

3. De besluiten betreffende acties waarvan de financiering uit hoofde van deze verordening de 2 miljoen ecu per actie overschrijdt, de wijzigingen van deze acties die een overschrijding meebrengt en met meer dan 20 % van het oorspronkelijk voor de betrokken actie overeengekomen bedrag, en de fundamentele wijzigingsvoorstellen die nodig zijn tengevolge van de problemen die zijn gerezen bij de uitvoering van reeds gelanceerde projecten, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8.

Wanneer de in de eerste alinea bedoelde overschrijding 4 miljoen ecu overschrijdt maar minder bedraagt dan 20 % van het oorspronkelijk uitgetrokken bedrag, wordt het Comité volgens vereenvoudigde en versnelde procedures om een advies verzocht.

De Commissie stelt het Comité op beknopte wijze in kennis van de financieringsbesluiten die zij voornemens is te nemen betreffende projecten en programma's met een waarde van minder dan 2 miljoen ecu. Deze inkennisstelling vindt uiterlijk een week voor dat het besluit wordt genomen plaats.

4. Elke krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomst of elk krachtens deze verordening gesloten financieringscontract voorziet er met name in dat de Commissie en de Rekenkamer controles ter plaatse kunnen uitvoeren op de gebruikelijke wijzen, vastgesteld door de Commissie in het kader van de geldende bepalingen, met name die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

5. Voor zover de acties leiden tot financieringsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en Zuid-Afrika, wordt daarin bepaald dat de betaling van belastingen, rechten en lasten niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.

6. De deelneming aan aanbestedingen en opdrachten staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen van de Lid-Staten, Zuid-Afrika en de ACS-Staten. Zij kan in naar behoren gemotiveerde gevallen en om de beste kosten/baten-verhouding tot stand te brengen, worden uitgebreid tot andere ontwikkelingslanden.

7. De leveringen zijn van oorsprong uit de Lid-Staten, Zuid-Afrika, of de ACS-Staten. In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kunnen de leveringen hun oorsprong in andere landen vinden.

Artikel 8

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité Zuid-Afrika, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad, na een maand na de indiening van het voorstel, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 9

Na elk begrotingsjaar legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag over de tenuitvoerlegging van deze verordening voor. In dit verslag zijn de resultaten van de uitvoering van de begroting opgenomen wat betreft de betalingsverplichtingen en de betalingen, alsmede de in de loop van het jaar gefinancierde projecten en programma's. Het bevat nauwkeurige en gedetailleerde statistische informatie over de gunningen van de opdrachten voor de uitvoering van de projecten en programma's.

De Commissie maakt regelmatig een beoordeling van de door de Gemeenschap gefinancierde acties om vast te stellen of de met deze acties beoogde doelstellingen verwezenlijkt zijn en om richtsnoeren te kunnen geven voor de verbetering van de doeltreffendheid van toekomstige acties. Er worden samenvattingen van de beoordelingsverslagen aan de Lid-Staten toegezonden. De volledige verslagen worden desgevraagd ter beschikking van de Lid-Staten gesteld.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen en verstrijkt op 31 december 1999.

Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van deze verordening voor de periode van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1999 is 500 miljoen ecu.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te...

Voor de Raad

De Voorzitter

(1) PB nr. C 235 van 9. 9. 1995, blz. 5.

(2) Advies van het Europees Parlement van 10 oktober 1995 (PB nr. C 287 van 30. 10. 1995, blz. 29), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van ... (nog niet in het Publikatieblad verschenen) en besluit van het Europees Parlement van ... (nog niet in het Publikatieblad verschenen).

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. INLEIDING

1. Op 12 mei 1995 heeft de Commissie op basis van artikel 130 W van het EG-Verdrag een voorstel (1) ingediend betreffende ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Afrika.

2. Het Europees Parlement heeft zijn advies over het voorstel in eerste lezing op 10 oktober 1995 uitgebracht (2).

3. Op 18 maart 1995 heeft de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld volgens artikel 189 C van het Verdrag.

II. DOEL VAN HET VOORSTEL

Met het voorstel wordt beoogd een juridisch kader te scheppen voor de tenuitvoerlegging van financiële, technische en economische samenwerking via het Europees programma voor de wederopbouw en ontwikkeling in Zuid-Afrika.

III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad gaat voornamelijk terug op het Commissievoorstel betreffende de maatregelen waarin deze verordening voorziet. De Raad heeft evenwel een aantal amendementen in de voorgestelde tekst opgenomen, die met name betrekking hebben op:

- artikel 1, waarin de nadruk gelegd wordt op de mensenrechten,

- artikel 2, waarin de milieubescherming is opgenomen, d.w.z. overeenkomstig een van de amendementen van het Europees Parlement op dit artikel; het andere amendement is al verwerkt in artikel 1 door de vermelding van de duurzame economische en sociale ontwikkeling,

- artikel 3, waarin organisaties op Gemeenschapsbasis zijn toegevoegd als eventuele samenwerkingspartners die in aanmerking komen voor financiële steun; aldus is opnieuw een amendement van het Europees Parlement in de tekst verwerkt,

- artikel 4 betreffende de financiële aspecten is grotendeels opnieuw geformuleerd teneinde het nauwkeuriger te maken,

- artikel 6, waarin toegevoegd is dat de programmering plaatsvindt in nauwe samenspraak met de Zuidafrikaanse Regering, zodat ook hier de inhoud van een door het Europees Parlement aangenomen amendement in de tekst wordt verwerkt. Bovendien is het artikel aanzienlijk uitgebreid doordat uitvoerig wordt uiteengezet hoe de programmering moet plaatsvinden,

- artikel 7 betreffende financiële aspecten is eveneens opnieuw geredigeerd om het doorzichtiger te maken, en de amendementen van het Europees Parlement betreffende artikel 7, leden 5 en 6, zijn uitvoerig besproken en in de tekst verwerkt zodat niet alleen de landen in Zuidelijk Afrika, maar ook alle ACS-Staten kunnen deelnemen aan aanbestedingen en opdrachten. Het amendement van het Europees Parlement betreffende artikel 7, lid 1 bis (nieuw), is niet overgenomen,

- artikel 8, waarin de Raad een amendement heeft opgenomen betreffende de procedure voor het Comité dat de Commissie bij haar besluitvorming moet bijstaan. De procedure van het type IIa) in het Commissievoorstel is hier vervangen door een procedure van het type IIIa). De Raad heeft het amendement van het Europees Parlement betreffende de toekenning van de status van waarnemer aan een vertegenwoordiger van het Europees Parlement in het Comité niet overgenomen,

- artikel 9 is anders geformuleerd teneinde de doorzichtigheid ervan te vergroten,

- in artikel 10 is een datum van verstrijken, alsmede een financieel referentiebedrag ingevoegd.

(1) PB nr. C 235 van 9. 9. 1995, blz. 5.

(2) PB nr. C 287 van 30. 10. 1995, blz. 29.