51996AC1082

Advies van het Economisch en Sociaal Comité, over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen"

Publicatieblad Nr. C 030 van 30/01/1997 blz. 0039


Advies van het Economisch en Sociaal Comité, over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen" () (97/C 30/15)

De Raad van de Europese Unie heeft op 2 augustus 1996 conform de artikelen 43 en 198 van het EG-Verdrag, besloten het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over voornoemd voorstel.

De Afdeling voor landbouw en visserij, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 5 september 1996 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Nilsson.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 338e Zitting van 25 en 26 september 1996 (vergadering van 25 september 1996) het volgende advies uitgebracht, dat met 97 stemmen vóór, 2 stemmen tegen, bij 6 onthoudingen is goedgekeurd.

1. Het voorstel van de Commissie

1.1. De Commissie stelt voor (COM(96) 266 def., 12. 6. 1996) om de overgangsperiode in Verordening (EEG) nr. 2081/92 over de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen, te wijzigen.

1.2. Volgens de huidige tekst van de verordening duurt de overgangsperiode vijf jaar, gerekend vanaf de bekendmaking van de verordening. Dit betekent dat de overgangsperiode eindigt op 25 juli 1997.

1.3. Het voorstel van de Commissie houdt in dat de overgangsperiode gerekend wordt vanaf de dag dat de Commissie tot registratie van benamingen besloten heeft. Dit betekent dat de periode begint op 12 juni 1996, de datum waarop de Commissie het voorstel tot registratie volgens de vereenvoudigde procedure van de verordening, goedgekeurd heeft (art. 17 van de verordening).

2. Achtergrond

2.1. Verordening (EEG) nr. 2081/92 is opgesteld ter bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen. Onder de verordening vallende producten moeten geregistreerd worden en de Commissie zal hierover een besluit nemen.

2.2. In 1991 heeft het ESC een advies over het voorstel van de Commissie uitgebracht (). Het Comité was ingenomen met het voorstel en steunde het onder voorbehoud van enkele kanttekeningen.

2.3. De registratie houdt in dat bepaalde geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen beschermd kunnen worden, zodat ze alleen gebruikt mogen worden door bedrijven binnen een afgebakend gebied.

2.4. Volgens de verordening mogen lid-staten hun nationale maatregelen gedurende een overgangsperiode van vijf jaar handhaven, op voorwaarde dat de producten gedurende minstens vijf jaar vóór de bekendmaking van de verordening op rechtmatige wijze in de handel waren, en dat de werkelijke oorsprong van het product duidelijk op het etiket vermeld staat.

2.5. Het eerste voorstel tot een dergelijke registratie werd echter pas in maart 1996 bekendgemaakt.

3. Opmerkingen

3.1. Dit voorstel tot wijziging van de verordening inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen behelst slechts een wijziging van de overgangsperiode.

3.2. Het is belangrijk de registratie zoals beschreven in de verordening, zeer zorgvuldig uit te voeren en nauwkeurig te controleren. De behandeling van de verordening heeft blijkbaar echter buitensporig veel tijd gekost, waardoor de verordening haar doel niet kon bereiken.

3.3. Dit heeft tot gevolg gehad dat het voor bedrijven in praktijk onmogelijk is geweest zich aan de verordening aan te passen, omdat er geen registratie van de betrokken namen en gebieden was.

3.4. Het aanpassen aan de verordening en het veranderen van productnamen kunnen voor bedrijven hoge kosten met zich meebrengen, zowel door directe kosten zoals die van verpakkingen e.d., als door de kosten van de introductie van nieuwe produktnamen op de markt.

3.5. Een wijziging van de overgangsperiode is daarom wettelijk gezien absoluut noodzakelijk.

3.6. De Commissie stelt ook terecht voor, de overgangsperiode waarin nationale maatregelen geldig blijven, ook te laten gelden voor lid 1 a) van artikel 13, en niet alleen voor lid 1 b).

4. Conclusies

4.1. Het Comité staat achter het voorstel om de overgangsperiode te rekenen vanaf de dag dat de registratie bekendgemaakt is, en dat de periode ook geldt voor zowel lid 1a als lid 1b van artikel 13.

4.2. Het Comité wil evenwel uiting geven aan zijn ongenoegen over het feit dat de registratie en daardoor de toepassing van de verordening een dergelijke vertraging opgelopen heeft.

5. Tot besluit

5.1. De afgelopen tijd zijn de kwesties van benamingen, oorsprongsbenamingen en de vraag hoe informatie voor consumenten geformuleerd moet zijn, zowel voor producenten als voor consumenten steeds belangrijker geworden.

5.2. Het is van belang voor de gehele interne markt dat dergelijke informatie zo geformuleerd is dat iedereen op de markt zich aan de regels kan houden. Het is ook van belang dat de Commissie goed luistert naar de eisen van de consumenten. Dit laatste is van essentieel belang voor de geloofwaardigheid van het voorstel voor de producenten, de vraag op de markt, de bescherming van de consumenten en dus de werkgelegenheid in de EU.

5.3. Het ESC wil daarom de Commissie ook oproepen om snel voorstellen voor regels in te dienen die voorzien in ruimere oorsprongsbenamingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, zoals bepaald in artikel 38, bijlage II van het Verdrag. Hierdoor kan de interne markt versterkt worden en kunnen consumenten meer vertrouwen krijgen in producten die binnen de Unie vervaardigd worden.

Brussel, 25 september 1996.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

C. FERRER

() PB nr. C 241 van 20. 8. 1996, blz. 7.

() PB nr. C 269 van 14. 10. 1991, blz. 62.