51995PC0347

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD betreffende de afschaffing, aan de binnengrenzen, van de controles op de personen /* COM/95/347 DEF - CNS 95/0201 */

Publicatieblad Nr. C 289 van 31/10/1995 blz. 0016


Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de afschaffing, aan de binnengrenzen, van de controles op personen (95/C 289/10) (Voor de EER relevante tekst) COM(95) 347 def. - 95/0201(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 24 augustus 1995)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

Overwegende dat in artikel 7 A van het Verdrag is voorzien in de totstandbrenging van de interne markt, die een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van het Verdrag;

Overwegende dat de totstandbrenging van de interne markt bijgevolg ten aanzien van alle personen afschaffing van alle controles en formaliteiten aan de binnengrenzen vergt; dat de lucht- en de zeehavens in dit verband een bijzondere plaats innemen omdat zij zowel voor het verkeer met andere Lid-Staten als voor dat met derde landen dienen; dat toepassing van het beginsel van het vrije verkeer niettemin ertoe moet leiden dat de controles en de formaliteiten ten aanzien van personen die een intracommunautaire vlucht en ten aanzien van personen die een intracommunautaire zeereis maken, worden opgeheven;

Overwegende dat de Gemeenschap en de Lid-Staten hebben besloten om de maatregelen te nemen die zij essentieel achten voor wegwerking van de redenen welke aan de toepassing van grenscontroles en -formaliteiten krachtens de nationale wetgevingen ten grondslag lagen;

Overwegende dat de relevante begeleidende maatregelen op bevredigende wijze ten uitvoer zijn gelegd;

Overwegende dat, met het oog op de naleving van de in artikel 7 A vervatte duidelijke en onvoorwaardelijke verplichting, in deze omstandigheden om rechtszekerheidsredenen dient te worden bevestigd dat de controles en formaliteiten die aan de binnen de Gemeenschap gelegen grenzen nog bestaan, moeten worden afgeschaft;

Overwegende dat het evenzeer de door de autoriteiten verrichte controles of de door dezen opgelegde formaliteiten betreft als die welke door andere personen in toepassing van een nationale wetgeving worden verricht, respectievelijk opgelegd;

Overwegende dat de voorwaarden dienen te worden vastgesteld waaronder een Lid-Staat bij ernstige bedreiging van de openbare orde of van de openbare veiligheid tijdelijk opnieuw controles aan de binnengrenzen kan instellen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De binnen de Gemeenschap gelegen grenzen van de Lid-Staten mogen door een ieder, ongeacht diens nationaliteit, op iedere plaats worden overschreden zonder dat deze overschrijding aan een grenscontrole of -formaliteit wordt onderworpen.

2. De afschaffing, ten aanzien van personen, van de controles en van de formaliteiten aan de binnengrenzen doet geen afbreuk aan de uitoefening van politiebevoegdheden door de ingevolge de wetgeving van elke Lid-Staat daartoe bevoegde autoriteiten binnen het gehele grondgebied van deze Staat, noch aan krachtens de wetgeving van deze Staat geldende verplichtingen houder te zijn van titels en documenten en deze bij zich te hebben.

Artikel 2

1. Een Lid-Staat kan bij ernstige bedreiging van de openbare orde of van de openbare veiligheid gedurende een periode van niet meer dan 30 dagen controles aan zijn binnen de Gemeenschap gelegen grenzen wederinvoeren. De Lid-Staat stelt de Commissie en de andere Lid-Staten hiervan onverwijld in kennis en verstrekt deze alle dienstige inlichtingen.

2. Indien de ernstige bedreiging van de openbare orde of van de openbare veiligheid langer dan 30 dagen duurt, kan de Lid-Staat de controles aan zijn binnen de Gemeenschap gelegen grenzen handhaven voor telkens te verlengen periodes van elk niet meer dan 30 dagen. Tot verlenging wordt steeds na raadpleging van de andere Lid-Staten en van de Commissie besloten.

Op verzoek van deze Lid-Staat wordt de vertrouwelijke aard van de ter rechtvaardiging van de handhaving van controles verstrekte gegevens door de Commissie en door de andere Lid-Staten geëerbiedigd.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde controles en de duur van de periode waarin zij worden verricht, reiken niet verder dan hetgeen strikt noodzakelijk is om aan de ernstige bedreiging het hoofd te bieden.

Artikel 3

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. "binnen de Gemeenschap gelegen grens van een Lid-Staat":

- de landgrenzen die de Lid-Staten gemeen hebben met inbegrip van de terminals voor spoor- of wegverkeer bij verbindingen tussen Lid-Staten over bruggen of door tunnels;

- hun luchthavens voor intracommunautaire vluchten;

- hun zeehavens voor intracommunautaire zeereizen;

2. "intracommunautaire vlucht":

de verplaatsing van een luchtvaartuig tussen twee communautaire luchthavens, zonder tussenstop tussen deze beide luchthavens, voor zover deze verplaatsing noch begonnen is, noch eindigt op een niet-communautaire luchthaven;

3. "intracommunautaire zeereis":

de verplaatsing tussen twee communautaire havens, zonder tussenstop tussen deze havens, van een vaartuig dat geregelde diensten tussen twee of meer bepaalde communautaire havens onderhoudt;

4. "grenscontrole of -formaliteit":

- elke, wegens of naar aanleiding van de overschrijding van een binnengrens door de autoriteiten van een Lid-Staat of krachtens een nationale wetgeving van een Lid-Staat door andere personen verrichte controle;

- elke, wegens de overschrijding van een binnengrens aan een persoon opgelegde formaliteit die naar aanleiding van die overschrijding dient te worden vervuld.

Artikel 4

De Commissie stelt uiterlijk twee jaar na de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en vervolgens om de drie jaar een verslag op over de toepassing van deze richtlijn en zij legt dit verslag voor aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's.

Artikel 5

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1996 aan deze richtlijn te voldoen.

Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis en doen haar tevens een tabel toekomen waarin de concordantie wordt aangegeven tussen elke bepaling van deze richtlijn en de relevante bepalingen van nationaal recht die reeds eerder dan deze richtlijn gelden of die met het oog op de omzetting ervan zijn goedgekeurd.

Wanneer de Lid-Staten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 6

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.