51995PC0002

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg /* COM/95/2DEF - SYN 94/0012 */

Publicatieblad Nr. C 080 van 01/04/1995 blz. 0009


Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg

(95/C 80/05)

(Voor de EER relevante tekst)

COM(95) 2 def. - 95/0012(SYN)

(Door de Commissie ingediend op 14 februari 1995)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid op artikel 75,

Gezien het voorstel van de Commissie,

In samenwerking met het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat om redenen van duidelijkheid en rationaliteit, ter gelegenheid van nieuwe wijzigingen de Richtlijn 84/647/EEG van de Raad van 19 december 1984 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (1) moet worden herschikt;

Overwegende dat, vanwege het subsidiariteitsbeginsel, op het niveau van de Europese Unie maatregelen moeten worden genomen om belemmeringen in de gehele Unie op te heffen;

Overwegende dat, macro-economisch gezien, het gebruik van gehuurde voertuigen in bepaalde omstandigheden verspillende produktie tegengaat en aldus een optimale allocatie van de middelen mogelijk maakt;

Overwegende dat, micro-economisch gezien, deze mogelijkheid de organisatie van het goederenvervoer een zekere soepelheid verleent en op die manier de produktiviteit van de ondernemingen verhoogt;

Overwegende dat het vervoer in de goederensector in de interne markt moet worden vergemakkelijkt;

Overwegende dat ondernemingen de mogelijkheid moeten hebben een voertuig te huren voor het verrichten van international vervoer in een andere Lid-Staat dan de Lid-Staat van vestiging;

Overwegende dat het de Lid-Staten niet langer moet worden toegestaan om vervoer voor eigen rekening, dat wordt verricht door voertuigen met een toegestaan totaalgewicht van meer dan zes ton, van het toepassingsgebied van de richtlijn uit te sluiten;

Overwegende dat Richtlijn 84/647/EEG met betrekking tot de twee bovengenoemde punten restrictieve clausules bevat, waarvan de schrapping voor de ondernemers van zowel vervoer voor eigen rekening als vervoer voor derden een verbetering van het financiële beheer en een kostenvermindering tot gevolg kan hebben;

Overwegende dat Richtlijn 93/89/EEG van de Raad van 25 oktober 1993 betreffende de toepassing door de Lid-Staten van belastingen op sommige voor het goederenvervoer over de weg gebruikte voertuigen en van de voor het gebruik van sommige infrastructuurvoorzieningen geheven tolgelden en gebruiksrechten (2) "de motorrijtuigenbelastingen" welke bestaan in de Lid-Staten, noemt;

Overwegende dat de belastingen in de wegvervoersector nog niet in voldoende mate zijn geharmoniseerd en dat, teneinde fiscale distorsies in het internationaal vervoer te voorkomen, het momenteel te prefereren is om aan de Lid-Staten de mogelijkheid toe te kennen om in bepaalde omstandigheden, gerechtvaardigd door de noodzaak om te voorkomen dat de gehuurde voertuigen op een permanente basis gebruikt worden, de geldigheidsduur van het huurcontract voor voertuigen gehuurd in andere Lid-Staten dan die van vestiging van de huurder in zekere mate te beperken.

Overwegende dat de toepassing van deze richtlijn moet worden gevolgd aan de hand van een door de Commissie in te dienen verslag en dat er, afhankelijk van dit verslag, eventuele toekomstige maatregelen ter zake moeten worden overwogen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

- "voertuig": een motorvoertuig, aanhangwagen, oplegger of samenstel van voertuigen, uitsluitend bestemd voor het goederenvervoer;

- "gehuurd voertuig": elk voertuig dat, ingevolge de overeenkomst met het bedrijf dat het voertuig beschikbaar stelt, tegen vergoeding en voor een bepaalde tijd ter beschikking is gesteld van een onderneming die voor rekening van derden of voor eigen rekening goederenvervoer over de weg verricht,

- "motorrijtuigenbelasting": als gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 93/89/EEG.

Artikel 2

Elke Lid-Staat staat op zijn grondgebied, voor het vervoer tussen Lid-Staten, het gebruik toe van voertuigen die zijn gehuurd door op het grondgebied van een Lid-Staat gevestigde ondernemingen, op voorwaarde dat:

1. het voertuig overeenkomstig de wetgeving in de Lid-Staat waar het voertuig gehuurd is, is ingeschreven of in het verkeer gebracht;

2. de overeenkomst alleen betrekking heeft op de terbeschikkingstelling van een voertuig zonder bestuurder en niet vergezeld gaat van een arbeidsovereenkomst, gesloten met hetzelfde bedrijf inzake een bestuurder of een bijrijder;

3. het gehuurde voertuig voor de duur van de huurovereenkomst uitsluitend ter beschikking staat van de onderneming die het voertuig gebruikt;

4. het gehuurde voertuig wordt bestuurd door personeel van de onderneming die het voertuig gebruikt;

5. aan de hand van onderstaande bewijsstukken, die in het voertuig aanwezig moeten zijn, wordt aangetoond dat aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan:

a) de huurovereenkomst, of een voor eensluidend gewaarmerkt uittreksel daaruit, met onder meer de naam van de verhuurder, de naam van de huurder, de datum en de duur van de overeenkomst, alsmede de identificatie van het voertuig;

b) indien de huurder niet zelf de bestuurder is, de arbeidsovereenkomst van de bestuurder, of een voor eensluidend gewaarmerkt uittreksel daaruit, met onder meer de naam van de werkgever, de naam van de werknemer, de datum en de duur van de arbeidsovereenkomst, dan wel een recent loonstrookje.

In voorkomend geval mogen de onder a) en b) genoemde bewijsstukken worden vervangen door een gelijkwaardig document, dat door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat wordt afgegeven.

Artikel 3

In bepaalde omstandigheden, gerechtvaardigd door de noodzaak om te voorkomen dat de gehuurde voertuigen op een permanente basis gebruikt worden, kunnen de Lid-Staten bepalingen doen gelden, die de geldigheidsduur van het huurcontract voor voertuigen gehuurd in andere Lid-Staten dan die van de huurder voor het verrichten van internationaal vervoer beperken. De lengte van de beperking van de maximale duur van het huurcontract mag in elk geval niet korter dan twee maanden zijn.

Artikel 4

Deze richtlijn laat onverlet de voorschriften van een Lid-Staat die voor het gebruik van gehuurde voertuigen minder beperkende voorwaarden behelzen dan de in artikel 2 genoemde.

Artikel 5

De onderneming die een voertuig huurt, behoeft dit niet te laten registreren in de Lid-Staat van vestiging en behoeft geen motorrijtuigenbelasting, zoals gedefinieerd in artikel 1, voor het gehuurde voertuig af te dragen in de Lid-Staat van vestiging.

Artikel 6

Onverminderd het bepaalde in artikel 2 doet deze richtlijn geen afbreuk aan de toepassing van de nationale en gemeenschapsregels inzake:

- de marktordening voor het goederenvervoer over de weg voor rekening van derden en voor eigen rekening, met name de regels inzake de toegang tot de markt en de contingentering van de vervoerscapaciteit;

- de vervoervoorwaarden in de sector goederenvervoer over de weg;

- de huurprijsvorming;

- de invoer van voertuigen;

- de voorwaarden voor de toegang tot de werkzaamheid of het beroep van verhuurder van wegvoertuigen;

- gebruiksrechten;

- BTW.

Artikel 7

In het vooruitzicht van het bereiken van volledige liberalisatie van het gebruik van wegvervoersvoertuigen brengt de Commissie vóór juli 1998 aan de Raad rapport uit over de toepassing van de onderhavige richtlijn.

In het licht van de conclusies van dit rapport en van de ingevolge de opheffing van alle kwantitatieve beperkingen voor cabotageverrichtingen bestaande marktsituatie zal de Commissie vóór juli 1999 een wijzigingsvoorstel voorleggen beogende het toepassingsgebied van de richtlijn uit te breiden.

Artikel 8

Richtlijn 84/647/EEG wordt ingetrokken onverminderd de verplichtingen van de Lid-Staten wat betreft de in bijlage I, deel B, aangegeven termijnen voor omzetting vanaf de datum van het inwerkingtreden van de huidige richtlijn, welke is vastgelegd in artikel 9.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage II opgenomen concordantietabel.

Artikel 9

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1996 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 10

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

(1) PB nr. L 335 van 22. 12. 1984, blz. 72. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 90/398/EEG (PB nr. L 202 van 31. 7. 1990, blz. 46).

(2) PB nr. L 279 van 12. 11. 1993, blz. 32.

BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijnen (genoemd in artikel 8)

1. Richtlijn 84/647/EEG met uitzondering van artikel 6

2. Richtlijn 90/398/EEG

DEEL B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>