Resolutie over de mensenrechten in Turkije
Publicatieblad Nr. C 017 van 22/01/1996 blz. 0046
B4-1530, 1534 en 1559/95 Resolutie over de mensenrechten in Turkije Het Europees Parlement, A. overwegende dat het heeft ingestemd met een gemeenschappelijk standpunt van de Gemeenschap in de Associatieraad EG/Turkije inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie ((Deel II, punt 1 a) van de notulen van de huidige vergadering.)), B. overwegende dat Turkije zich dient te houden aan de regels van internationale organisaties waarvan het lid is geworden en van overeenkomsten die het heeft ondertekend, met name die van de VN, de Raad van Europa, de OVSE, het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens en de Internationale overeenkomst tegen marteling, C. overwegende dat de staatshoofden van de lid-staten van de EU bij hun besluit inzake de verwezenlijking van de Unie opnieuw hun verknochtheid hebben bevestigd aan de beginselen vrijheid, democratie en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden alsmede van de rechtsstaat, D. ervan overtuigd dat de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie een beslissende stap vormt naar de ontwikkeling van de betrekkingen van Turkije met Europa en dat de Europese Unie, haar lid-staten en Turkije er daarom via een dialoog voor moeten zorgen dat deze gemeenschappelijke waarden nog doeltreffender in praktijk worden gebracht, E. ervan overtuigd dat deze relatie en deze dialoog voor beide zijden vruchten zullen afwerpen doordat Turkije als seculaire democratie op het snijpunt van Centraal-Azië en het Midden-Oosten wordt versterkt, F. tevens overwegende dat er ook nu nog berichten verschijnen die aantonen dat er nog steeds sprake is van schendingen van de mensenrechten en dat, hoewel er zekere verbeteringen zijn aangebracht, de situatie op het gebied van de mensenrechten en de democratie in Turkije nog veel te wensen overlaat, G. overwegende dat de Turkse regering en de Grote Nationale Vergadering onlangs positieve wijzigingen in de grondwet en andere wettelijke voorschriften inzake mensenrechten en fundamentele vrijheden hebben aangebracht, H. overwegende dat terroristische acties van de PKK voortduren, met name, doch niet uitsluitend, in het zuidoosten van Turkije, I. constaterende dat de Turkse regering tevens in hetzelfde gebied volhardt in het nemen van repressieve militaire maatregelen, zoals de evacuatie van Koerdische dorpen, J. overwegende dat er geen concrete stappen zijn genomen voor een oplossing van het conflict op Cyprus en ter beëindiging van de Turkse bezetting van een deel van dit land, Het Europees Parlement, 1. doet een beroep op de Europese Unie, haar lid-staten en Turkije volledige ondersteuning te geven aan een voortdurende en brede dialoog ter bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden en verzoekt de Turkse regering en de Grote Nationale Vergadering het noodzakelijke hervormingsproces van de grondwet en het strafrecht voort te zetten om te zorgen voor een voortdurende verbetering van de mensenrechtensituatie en de democratische hervorming in Turkije; 2. doet een beroep op de Europese Unie, haar lid-staten en Turkije om gebruik te maken van elk beschikbaar mechanisme om deze dialoog in de praktijk om te zetten, o.m. via de Associatieraad en de gemengde parlementaire commissie en het partnerschap tussen Europa en de Middellandse-Zeelanden, waarover op de Conferentie van Barcelona overeenstemming werd bereikt; 3. verzoekt de Turkse regering, de PKK en andere Koerdische organisaties alles te doen wat in hun vermogen ligt om een vreedzame politieke oplossing voor het Koerdische vraagstuk te vinden, doet een beroep op de PKK om van geweld af te zien, verzoekt de Turkse regering en de Grote Nationale Vergadering een eind te maken aan het uitgaansverbod dat van kracht is in het zuid- oosten en na te denken over middelen om burgers van Koerdische afkomst gelegenheid te geven uiting aan hun culturele identiteit te geven op een wijze waarbij de territoriale eenheid van Turkije wordt gegarandeerd en geëerbiedigd; 4. verzoekt de Turkse regering en de Grote Nationale Vergadering de zaak van de vier leden van de Grote Nationale Vergadering en van anderen die zich nog in gevangenschap bevinden opnieuw te bezien door een nieuw amnestie- wetsvoorstel te overwegen; 5. verzoekt de Raad, de Commissie, de Verenigde Naties en de Cypriotische regering alles in het werk te stellen om een eind te maken aan de deling van Cyprus en dringt er bij de Turkse regering op aan concrete stappen in die richting te zetten door uitvoering van de resolutie van de VN-Veiligheidsraad over dit onderwerp; 6. verzoekt de Raad en de Commissie de mensenrechten en democratische ontwikkelingen in Turkije voortdurend in het oog te houden en verzoekt de Commissie ten minste eenmaal per jaar een verslag over de situatie aan het Parlement voor te leggen; 7. doet een beroep op de Turkse regering de wet tegen marteling en mishandeling van gevangenen rigoureus toe te passen, wijst erop dat het martelen een bijzonder ernstig probleem is op politiebureaus en doet een beroep op de Turkse regering zich niet te verschuilen achter enig artikel van de Internationale overeenkomst tegen marteling, op grond waarvan het mogelijk is de publikatie van rapporten inzake marteling in Turkije te weigeren; 8. verklaart waakzaam te blijven ten opzichte van de ontwikkelingen in Turkije om onmiddellijk te reageren indien de Turkse regering of de Grote Nationale Vergadering er blijk van zouden geven terug te komen op hun maatregelen ter versterking van de democratie en waarborging van de volledige eerbiediging van de mensenrechten, beginselen die een kenmerk vormen van een democratie naar Westeuropees model die Turkije nastreeft, en herinnert Turkije eraan dat de instemming van het Europees Parlement gezien moet worden als een aanmoediging aan de Turkse regering zich te houden aan haar verplichting tot voortzetting van het proces van democratisering en verbetering op het gebied van de mensenrechten; 9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lid-staten, de regering en de Grote Nationale Vergadering van Turkije, de regering van Cyprus en de secretaris- generaal van de Verenigde Naties.