Resolutie over racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme
Publicatieblad Nr. C 126 van 22/05/1995 blz. 0075
B4-0731/95 Resolutie over racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme Het Europees Parlement, - onder verwijzing naar de Gemeenschappelijke Verklaring van het Europees Parlement, de Raad, de vertegenwoordigers van de regeringen van de lid- staten, in het kader van de Raad bijeen, en de Commissie, tegen racisme en vreemdelingenhaat, van 11 juni 1986 ((PB C 158 van 25.06.1986, blz. 1.)), en naar alle resoluties die daarna over dit onderwerp zijn aangenomen, - onder verwijzing naar de conclusies van zijn onderzoekscommissies inzake racisme en vreemdelingenhaat ((A2-0160/85 en A3-0195/90.)) en zijn resoluties van 21 april 1993 ((PB C 150 van 31.05.1993, blz. 127.)) en 2 december 1993 ((PB C 342 van 20.12.1993, blz. 19.)) over racisme en vreemdelingenhaat, van 20 april 1994 over etnische zuiveringen ((PB C 128 van 09.05.1994, blz. 221.)) en 27 oktober 1994 over racisme en vreemdelingenhaat ((PB C 323 van 21.11.1994, blz. 154.)), en opnieuw met nadruk wijzend op de daarin geformuleerde aanbevelingen, - gezien de conclusies van de Europese Raad van Korfoe van 24-25 juni 1994 inzake racisme en vreemdelingenhaat, - gelet op artikel 14 van het Verdrag van 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, waarin staat dat het genot van de in het verdrag neergelegde rechten en vrijheden zal worden gewaarborgd zonder onderscheid naar geslacht, ras, huidskleur, taal, geloofsovertuiging, politieke of andere meningen..., - gelet op artikel F, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, A. overwegende dat racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme, en in het kader van etnische zuiveringen toegepaste strategieën en expulsies de hele geschiedenis door grote conflicten en veel lijden hebben veroorzaakt in diverse regio's en landen van Europa, diepe en blijvende wonden hebben achtergelaten en zelfs naar het eind van de twintigste eeuw toe nog steeds schering en inslag zijn, B. overwegende dat de burgers van de Unie die hun recht op vrij verkeer uitoefenen alsook in hun dagelijks leven het slachtoffer kunnen worden van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme, C. overwegende dat de Commissie zou moeten onderzoeken of voorlopig niet via een interinstitutionele overeenkomst reeds resultaten zouden kunnen worden bereikt bij de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat op Europees niveau, D. overwegende dat burgers uit derde landen die in de Europese Unie verblijven of deze bezoeken, even effectief tegen racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en terroristische aanvallen moeten worden beschermd als de burgers van de Unie zelf, E. overwegende dat het aantal aanvallen op immigranten van beider kunne, vluchtelingen en leden van minderheden in de lid-staten is toegenomen en dat er al diverse dodelijke slachtoffers zijn gevallen, F. overwegende dat racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme voornamelijk op plaatselijk en nationaal niveau moeten worden aangepakt, G. overwegende dat er niettemin sprake is van een fundamenteel Europese dimensie, gebaseerd op het vrije verkeer van personen en het feit dat door verschillen in wetgeving de invloed van gedragingen of daden die in de ene lid-staat niet zijn toegestaan, zich wel van over de grens met een andere lid-staat of van over de buitengrenzen van de Gemeenschap tot die lid-staat kan uitstrekken, H. overwegende dat als gevolg van de ambigue situatie omtrent de bevoegdheden van de Gemeenschap inzake bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme, de Gemeenschap - afgezien van de bovenvermelde Gemeenschappelijke Verklaring - tot nu toe nog geen besluiten heeft kunnen nemen, I. overwegende dat een van de Commissieleden is belast met de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat, 1. is van mening dat het vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie en het Europees burgerschap, alsmede de bevordering van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden binnen en buiten de Unie, impliceren dat er in de Europese Unie geen plaats is voor racistische, xenofobe of antisemitische activiteiten; 2. wijst het Raadgevend Comité racisme en vreemdelingenhaat erop dat racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme alleen doelmatig kunnen worden bestreden indien de beleidsstrategieën van de betrokken landen elkaar niet doorkruisen en het onmogelijk maken racisme, vreemdelingenhaat of antisemitisme over de grenzen heen te bedrijven of te bevorderen; 3. dringt er met klem op aan dat de betrokken autoriteiten van de Europese Unie wordt verzocht ervoor te zorgen dat de toegestane beperkingen op het vrije verkeer van goederen en personen waarin de artikelen 35 en 56 van het EG- Verdrag respectievelijk voorzien op grond van "de openbare orde" of "de openbare veiligheid", betrekking hebben op alle drukwerk, platen, videomateriaal, films of alle andere communicatiemiddelen - met inbegrip van elektronische technieken - die rassenhaat verspreiden, alsmede op personen ten aanzien van wie de overtuiging bestaat dat zij zich hebben beziggehouden met racistische propaganda; 4. beveelt de Commissie aan met een voorstel te komen voor een anti-discriminatierichtlijn; 5. acht het noodzakelijk dat de Commissie nagaat op welke manieren de Gemeenschap, onder eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel, kan optreden tegen racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en ontkenning van de holocaust in Europa; 6. verheugt zich over de oprichting van een Europees Observatorium voor het signaleren van racistische en xenofobe incidenten in de Unie; 7. is van mening dat, alvorens in 1996 in het Gemeenschapsverdrag voor deze problematiek een duidelijke plaats wordt ingeruimd, er behoefte is aan een voorlopig orgaan dat ervoor zorgt dat de Unie op dit gebied vorderingen blijft maken; 8. is van mening dat, afgezien van de bovenvermelde, er geen nieuwe of bijkomende communautaire instellingen behoeven te worden gecreëerd, maar dat de bestaande verder moeten worden ontwikkeld en in het normale bestel van de Unie dienen te worden ingepast; 9. verlangt dat, zodra er een risico bestaat dat racistisch, xenofoob of antisemitisch geïnspireerde organisaties of personen over de grenzen van een lid-staat heen contacten leggen, de criminele aspecten daarvan door Europol worden onderzocht; 10. roept de lid-staten op maatschappelijk werkers en functionarissen van politie en justitie dusdanig te scholen dat zij minderheden in de Europese Unie behandelen op een wijze die in overeenstemming is met de menselijke waardigheid en maatregelen te treffen om te vermijden dat daarop inbreuk wordt gemaakt; 11. dringt erop aan dat de Europese Gemeenschap na de herziening van de Verdragen duidelijke bevoegdheden krijgt om maatregelen te nemen, aangezien het probleem van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme - gelet op de grensoverschrijdende aard ervan - niet doeltreffend op plaatselijk niveau of alleen maar door de lid-staten kan worden bestreden; 12. onderstreept dat de media een rol van essentieel belang zouden moeten spelen bij het verzet tegen raciale haat en vooroordelen en bij de bevordering van tolerantie en solidariteit; doet bijgevolg een beroep op de media om het publiek objectief voor te lichten over de gevaren van racisme, vreemdelingenhaat en intolerantie; 13. acht het noodzakelijk dat er in nationaal en communautair verband een actiever beleid wordt gevoerd op het gebied van onderwijs en jeugd, waarin bij voorrang het accent wordt gelegd op de bestrijding van intolerantie, racisme en vreemdelingenhaat; 14. spreekt de hoop uit dat de Raad zijn volle steun zal geven aan een verhoging van het beschikbare Gemeenschapsbudget voor de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme en roept de Commissie op antiracistische verenigingen en initiatieven te steunen; 15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan het Raadgevend Comité racisme en vreemdelingenhaat, de Raad, de Commissie, het Economische en Sociaal Comité, de Raad van Europa en de regeringen en parlementen van de lid-staten en de kandidaat-lid-staten.