Resolutie over de van 17 april t/m 12 mei 1995 te New York te houden conferentie over de verlenging van het Non- Proliferatieverdrag (NPV)
Publicatieblad Nr. C 109 van 01/05/1995 blz. 0041
A4-0054/95 Resolutie over de van 17 april t/m 12 mei 1995 te New York te houden conferentie over de verlenging van het Non-Proliferatieverdrag (NPV) Het Europees Parlement, - onder verwijzing naar zijn resoluties van 11 maart 1993 over de stopzetting van kernproeven ((PB C 115 van 26.04.1993, blz. 158.)), van 24 juni 1993 over het moratorium op kernproeven ((PB C 194 van 19.07.1993, blz. 206.)), van 21 april 1994 over de energieprioriteiten in het herziene Non-proliferatieverdrag (NPV) ((PB C 128 van 9.5.1994, blz. 378.)), van 29 september 1994 over de illegale handel in nucleair materiaal ((PB C 305 van 31.10.1994, blz. 78.)) en van 17 november 1994 over kernproeven en het debat over ontwapening in de Algemene Vergadering van de VN ((PB C 341 van 5.12.1994, blz. 178.)), - gezien de resultaten van de vier herzieningsconferenties van het Non- proliferatieverdrag in 1975, 1980, 1985 en 1990, - gezien de conclusies van de Europese Raad van Korfoe en het besluit van de Raad van 25 juli 1994 betreffende het door de Raad op basis van artikel J.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde gemeenschappelijk optreden betreffende de voorbereiding van de conferentie van 1995 van de partijen bij het verdrag inzake de niet- verspreiding van kernwapens ((PB L 205 van 8.8.1994, blz. 1.)) met als doel de definitieve en onvoorwaardelijke verlenging van het Non-Proliferatieverdrag, - gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over "De illegale handel in nucleaire materialen en radioactieve stoffen" (COM(94)0383 - C4-0227/94), - gelet op artikel 148 van zijn Reglement, - gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid en het advies van de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie (A4-0054/95), A. overwegende dat het Non-Proliferatieverdrag, dat op 5 maart 1970 in werking is getreden, overeenkomstig artikel X na een looptijd van 25 jaar voor onbepaalde of bepaalde tijd dient te worden verlengd en dat de partijen bij het verdrag hierover in 1995 met meerderheid van stemmen een besluit moeten nemen, B. overwegende dat een aanzienlijk aantal partijen bij het verdrag, met name uit de derde wereld, sceptisch staat tegenover verlenging van het NPV voor onbepaalde tijd, vooral omdat naar hun mening het verdrag niet- kernwapenstaten discrimineert en geen toereikende middelen tegen de verspreiding van kernwapens biedt, en de kernmogendheden hun verplichtingen uit hoofde van het NPV (vooral art. IV en art. VI) niet nakomen, C. overwegende dat in het slotdocument van de Conferentie voor herziening van het Non-Proliferatieverdrag van 1985 de VN-conferentie voor ontwapening (Genève) werd opgeroepen in een vroeg stadium over te gaan tot multilaterale onderhandelingen over nucleaire ontwapening, en dat aan deze oproep nooit gehoor is gegeven, D. overwegende dat de verspreiding van massavernietigingswapens en ballistische raketten een steeds grotere potentiële bedreiging van de wereldvrede vormt en dat - ondanks vele pogingen om deze verspreiding een halt toe te roepen en gedeeltelijk geslaagde pogingen om het aantal staten dat over kernwapens beschikt, niet te laten toenemen - de verspreiding van de kennis en vaardigheden om dergelijke wapens te produceren over het geheel gezien niet kon worden tegengehouden, en dat zelfs NPV-staten als Irak en Noord-Korea naar het bezit van kernwapens zijn gaan streven, E. ervan overtuigd dat het vredesproces in het Midden-Oosten zou moeten leiden tot de vorming van een gebied dat vrij is van massavernietigingswapens, een doel waarnaar alle staten in de regio zouden moeten streven, F. overwegende dat tal van NPV-staten van mening zijn dat de kernmogendheden de hun door het verdrag opgelegde verplichtingen niet naar behoren zijn nagekomen, G. ervan overtuigd dat een akkoord over de onbeperkte en onvoorwaardelijke verlenging van het NPV alleen geloofwaardig is als de kernmachten aan bepaalde aspecten voldoen, H. overwegende het bestaan van een aantal niet-verdragsluitende landen die "de facto" beschikken over kernwapens, I. overwegende dat het onbepaalde en onvoorwaardelijke alternatief niet noodzakelijkerwijze het middel is om op partijen die momenteel niet tot het verdrag zijn toegetreden zwaardere politieke druk uit te oefenen om zulks alsnog te doen, met name wanneer deze landen beschikken over kernwapens, J. vrezend dat de NPV-onderhandelingen met name bij gelijktijdige stagnatie van de onderhandelingen over een uitgebreid verbod op kernproeven (CTBT) in het slop zouden kunnen raken, K. gezien de belangrijke rol die de energieaspecten in het toekomstige systeem van veiligheidsgarantie gaan spelen, in het bijzonder het belang, zowel voor het veiligheids- als voor het energiebeleid, van de omzetting van kernkoppen in brandstof voor kerncentrales, als alleen al in de voormalige Sovjetunie tussen de 27.000 en 30.000 tactische en strategische wapens liggen opgeslagen, L. ervan overtuigd dat het NPV ondanks alle problemen en lacunes de belangrijkste pijler vormt bij het streven van de internationale gemeenschap om de verspreiding van kernwapens te voorkomen, M. overwegende dat de gewijzigde politieke randvoorwaarden na 1990 er wat het gevaar van nucleaire proliferatie betreft toe hebben geleid dat de conrolemechanismen grotendeels zijn weggevallen, en dat de reikwijdte van ballistische raketten een zorgwekkend niveau heeft bereikt, N. er nadrukkelijk op wijzend dat een uitgebreid verbod op kernproeven absoluut noodzakelijk is om tot een duurzame en onvoorwaardelijke verlenging van het Non-Proliferatieverdrag te komen, O. betreurend dat de twee kernmogendheden van de Europese Unie, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, zich bij de CTBT-onderhandelingen in Genève tot dusver niet openlijk in dezelfde mate als bijvoorbeeld de VS voor de totstandkoming van een dergelijk verdrag hebben ingezet, P. verontrust over de kernproeven die de Volksrepubliek China met voorbijgaan van de internationale moratoria blijft uitvoeren, ofschoon de minister van Buitenlandse Zaken van dit land heeft verklaard dat de Chinese regering voorstander is van ondertekening van een verdrag over de stopzetting van kernproeven, 1. steunt het alternatief van een onvoorwaardelijke verlenging van het NPV voor onbepaalde tijd; 2. roept de staten die partij zijn bij het Non-Proliferatieverdrag en met name de lid-staten van de Europese Unie en de kernmogendheden op met de hieronder genoemde elementen rekening te houden, zodat de onbeperkte en onvoorwaardelijke verlenging van het NPV op de conferentie van New York gewaarborgd is; 3. roept de lid-staten van de Europese Unie op, zich met kracht in te zetten voor een zo spoedig mogelijke totstandkoming van een uitgebreid verbod op kernproeven (CTBT) in het kader van de VN-conferentie voor ontwapening en hiertoe een gezamenlijke actie te ondernemen, overeenkomstig artikel J.3 van het EU-Verdrag; 4. roept de lid-staten van de Europese Unie op om in afwachting van bovengenoemd gezamenlijk optreden de openlijke toezegging te doen zich te onthouden van kernproeven; 5. roept alle kernmogendheden op de in artikel VI van het NPV genoemde opdracht te vervullen en een tijd- en financieringsschema hiervoor vast te stellen; 6. roept de lid-staten van de Europese Unie op het initiatief te nemen voor onderhandelingen op de VN-conferentie voor ontwapening met het oog op een kernwapenverdrag dat moet leiden tot een mondiale nucleaire ontwapening, overeenkomstig de doelstellingen van artikel VI van het NPV; 7. dringt aan op een verbod op de produktie van splijtbaar materiaal voor militair gebruik en ondersteunt de eis dat er een internationaal bureau voor de controle op plutonium en hoog verrijkt uranium in het leven wordt geroepen en verzoekt de Raad met het oog hierop om gemeenschappelijk optreden overeenkomstig artikel J.3 van het VEU; 8. ondersteunt de eisen van de NPV-staten die noch over een eigen voor militaire doeleinden bruikbaar kernpotentieel, noch over garanties in het kader van een militair bondgenootschap beschikken, voor betere veiligheidsgaranties door een effectief optreden tot handhaving van de eerbiediging van het internationaal recht en de bepalingen van het VN- handvest tegen agressie; 9. stemt in met de door Rusland bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties namens de vijf kernmogendheden ingediende ontwerp-resolutie, waarin deze de kernwapenvrije landen die het NPV ondertekend hebben, garanties toezeggen ingeval zij worden aangevallen; 10. dringt erop aan dat de kernmogendheden in het kader van de NPV- bepalingen, op een algemene en wederzijdse basis, de verplichting aangaan om niet als eerste tot het gebruik van kernwapens over te gaan tegen landen die geen kernwapens bezitten; 11. dringt erop aan dat alle NPV-partijen zich houden aan de bepalingen van artikel IV van het NPV inzake samenwerking met het oog op de ontwikkeling van duurzame niet-kernenergie op het grondgebied van de verdragsluitende partijen die zulks wensen, met dien verstande dat voor doeltreffende controle op zogenaamde "dual use"-goederen moet worden gezorgd; 12. stelt voor dat het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek zich aansluit bij en deelneemt aan het CAPRA-programma ter vermindering van actiniden en andere stoffen die vrijkomen bij de splijting van plutonium; 13. roept alle bij het NPV aangesloten landen op tot internationale samenwerking ten behoeve van de ontwikkeling van alternatieve en duurzame energiebronnen, omdat dit een betere strategie is om in de toekomst aan de energiebehoeften van de partijen bij het NPV tegemoet te komen, en dringt er met name bij de lid-staten van de Europese Unie op aan maatregelen inzake samenwerking op dit gebied met de overige partijen uit te werken; 14. wenst dat de Gemeenschap aan de onderhandelingstafel aandacht schenkt aan alle doelstellingen van het NPV en wel door versterking van de juridische en diplomatieke middelen om proliferatie met zekerheid te voorkomen en tegelijkertijd door het geven van een krachtige impuls aan de effectieve kernontwapening onder de in artikel VI van het Verdrag voorziene internationale controle; wenst tevens dat de Unie daarom in haar standpunt aandacht schenkt aan de invoering van een internationaal en wereldwijd controlesysteem voor de volledige cycli van uranium, plutonium en eventueel thorium voor niet-militaire doeleinden met inbegrip van het materiaal dat door gedeeltelijke ontmanteling van de kernvoorraden vrijkomt uit de militaire cyclus, met bijzondere voorzieningen ten aanzien van tritium; 15. roept de deelnemers aan de conferentie op duidelijke sancties vast te stellen voor niet-naleving van de bepalingen van het verdrag; 16. is van mening dat tegen NPV-staten die de bepalingen van het verdrag aantoonbaar schenden (zoals in het verleden Irak en Noord-Korea), en tegen staten die vermoedelijk om oorlog te kunnen voeren of chantage te kunnen plegen, kernwapens produceren, in het kader van de Verenigde Naties doeltreffende sancties moeten worden getroffen; 17. roept de internationale gemeenschap op de wettelijke mogelijkheden te scheppen voor de strafrechtelijke vervolging van delicten in het kader van de illegale verspreiding van kernwapens, met inbegrip van het illegale vervoer van radioactieve stoffen en nucleair materiaal; 18. onderstreept de noodzaak van optimale samenwerking tussen de tot het NPV toetredende landen om te voorkomen dat terroristische organisaties, met inbegrip van fanatieke religieuze sekten, massavernietigingswapens in hun bezit krijgen; 19. pleit voor consolidatie en rationalisatie van de internationale veiligheidswaarborgen en is vastbesloten deze zaak verder uit te werken, met inbegrip van: - coördinatie van de veiligheidsprocedures door onafhankelijke evaluatie van de veiligheidstechnologieën, zoals deze door Euratom en het IAEA worden toegepast in grote faciliteiten waar los splijtbaar materiaal wordt gebruikt - opwerkings-, verrijkings- en produktie-installaties, - onaangekondigde inspecties, gesteund door een doelmatig stelsel van strafmaatregelen, - een geïntegreerd en gecoördineerd vergunningenstelsel van de EU dat de hele cyclus omvat, van uitrusting voor tweeërlei gebruik, reservedelen enz. aan het begin van de cyclus, tot nucleaire technologie en splijtbaar materiaal aan het eind, - aanvaarding van volledige veiligheidswaarborgen in alle nucleaire faciliteiten, - algemene toepassing van volledige veiligheidswaarborgen, indien deze doelmatig blijken, in alle nucleaire faciliteiten in de lid-staten van de EU, en een verbod op de overdracht van nucleaire faciliteiten en splijtbare materialen naar landen die de volledige veiligheidswaarborgen niet aanvaarden; 20. roept de deelnemers aan de conferentie en met name de lid-staten van de Europese Unie op ervoor te zorgen dat het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie te Wenen (IAEA) een permanente financieringsbasis krijgt en van voldoende personeel wordt voorzien om zijn controlerende taak te kunnen uitvoeren; 21. ondersteunt de voorstellen van het IAEA met betrekking tot de invoering van "environmental monitoring" (omgevingscontrole) en andere controlemethodes voorgesteld in de 93+2-aanpak van de IAEA; 22. wenst dat in het standpunt van de Gemeenschap alle aspecten die in zijn resolutie van 21 april 1994 naar voren werden gebracht, worden opgenomen en dat de onderhandelingen worden gericht op de perfectionnering van het bestaande systeem van veiligheidsgarantie, zodanig dat daarin rekening wordt gehouden met het noodzakelijke multilaterale evenwicht waardoor discriminatie tussen als kernmogendheden beschouwde landen en kernwapenvrije landen, in de tekst van het NPV wordt opgeheven; 23. wenst dat alle staten die tot dusver nog geen "full scope safeguard agreement" (alomvattende-beschermingsovereenkomst) met het IAEA hebben gesloten, zulks alsnog doen; dringt voorts aan op intensiever onderzoek naar de smokkel van splijtbaar materiaal uit bewaakte Euratom- faciliteiten; 24. roept de kernmogendheden op al hun eigen nucleaire potentieel onder de controle van het IAEA te plaatsen; 25. spreekt zich uit voor de invoering van een kernwapenregister bij de Verenigde Naties en roept de lid-staten van de Europese Unie op een voorstel te doen voor de aanleg van een dergelijk register op de komende conferentie over de verlenging van het NPV; 26. roept alle staten die tot nog toe buiten het NPV zijn gebleven op tot het NPV toe te treden en dringt er bij de Europese Unie en haar lid-staten op aan een beleid te ontwikkelen dat is gericht op het doen verminderen van de spanningen in gevoelige regio's en dat tegemoet komt aan de veiligheidszorgen van nucleaire drempellanden als deze ermee instemmen tot het verdrag toe te treden; 27. verlangt dat de Europese Unie op basis van artikel VII van het NPV-Verdrag een beleid voert ter stimulering van regionale oplossingen, waardoor niet alleen gedenucleariseerde zones ontstaan die te zamen de gehele wereldbol omvatten en die definitief de atoomdreiging opheffen, maar waarin ook reële voorstellen worden gedaan om in de energiebehoeften van deze regio's te voorzien en de nodige technologie-overdracht mogelijk te maken, terwijl tegelijkertijd de controles met betrekking tot de "dual-use"-technieken worden verscherpt en de toepassing van opspoor- en onderzoekmethodes van eventuele grote klandestiene programma's wordt bevorderd; 28. neemt met voldoening kennis van het besluit van Kazachstan, Wit-Rusland en Oekraïne om als kernwapenvrije staten toe te treden tot het Non- Proliferatieverdrag en roept de lid-staten van de Europese Unie op door hulp en compensatiemaatregelen blijk te geven van hun waardering voor dit met zekere belastingen verbonden besluit; 29. benadrukt in dit verband dat het van belang is dat militaire atoomgeleerden uit de voormalige Sovjetunie een civiele werkomgeving wordt geboden en dringt bij de EU aan op de bereidheid hieraan een bijdrage te leveren; 30. uit zijn tevredenheid over de voorbeeldige houding van Zuid-Afrika, dat heeft besloten afstand te doen van alle kernwapens waarover dit land beschikt en toe te treden tot het NPV; 31. dringt er bij de deelnemers aan de conferentie op aan alles in het werk te stellen om een "tijdelijke oplossing" met onzekere gevolgen voor de gehele internationale gemeenschap te vermijden; 32. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen en parlementen van de lid-staten, de voorzitter van de Algemene Vergadering en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de VN-conferentie voor ontwapening te Genève en het secretariaat van de NPV-conferentie te New York.