29.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 136/1


Voor het internationaal publiekrecht hebben alleen de originele VN/ECE-teksten rechtsgevolgen. Zie voor de status en de datum van inwerkingtreding van dit reglement de recentste versie van VN/ECE-statusdocument TRANS/WP.29/343 op:

http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29fdocstts.html

VN-Reglement nr. 45 — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van koplampwissers en van motorvoertuigen wat de koplampwissers betreft [2020/575]

Bevat de volledige geldige tekst tot en met:

Supplement 11 op wijzigingenreeks 01 — Datum van inwerkingtreding: 10 oktober 2017

INHOUD

REGLEMENT

1.

Toepassingsgebied

2.

Definities

3.

Goedkeuringsaanvraag

4.

Merktekens

5.

Goedkeuring

6.

Algemene specificaties

7.

Verificatie van de reinigingsefficiëntie

8.

Wijzigingen van type en uitbreiding van de goedkeuring

9.

Conformiteit van de productie

10.

Sancties bij non-conformiteit van de productie

11.

Definitieve stopzetting van de productie

12.

Naam en adres van de voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijke technische diensten en van de typegoedkeuringsinstanties

13.

Overgangsbepalingen

BIJLAGEN

1.

Mededeling betreffende de goedkeuring, de weigering, uitbreiding of intrekking van de goedkeuring of de definitieve stopzetting van de productie van een type koplampwisser krachtens Reglement nr. 45

2.

Mededeling betreffende de goedkeuring, de weigering, uitbreiding of intrekking van de goedkeuring of de definitieve stopzetting van de productie van een voertuigtype wat de koplampwissers betreft, krachtens Reglement nr. 45

3.

Opstelling van de goedkeuringsmerken

4.

Procedure voor het testen van de prestaties van koplampwissers.

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Dit reglement is van toepassing op de goedkeuring van koplampwissers en de goedkeuring van een voertuigtype wat de koplampwissers betreft.

In dit geval kan de fabrikant ervoor kiezen om een eerder als onderdeel goedgekeurde koplampwisser te installeren, maar deze eerdere goedkeuring is niet verplicht (1).

2.   DEFINITIES

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

2.1.

“koplampwisser”: een complete voorziening waarmee het lichtuitstralende oppervlak van een koplamp of een AFS geheel of gedeeltelijk kan worden gereinigd;

2.2.

“type koplampwisser”: koplampwissers die onderling niet verschillen op essentiële punten zoals (2):

2.2.1.

de handelsnaam of het handelsmerk:

a)

koplampwissers met dezelfde handelsnaam of hetzelfde handelsmerk, maar geproduceerd door verschillende fabrikanten, worden beschouwd als behorende tot verschillende typen;

b)

koplampwissers die door dezelfde fabrikant zijn geproduceerd en alleen in handelsnaam of -merk verschillen, worden beschouwd als zijnde van hetzelfde type;

2.2.2.

het toegepaste reinigingsprincipe;

2.2.3.

verschillende geometrische afmetingen van de koplamp, indien dit een wijziging van de onderdelen van de koplampwisser impliceert;

2.3.

“voertuigtype”: voertuigen die onderling niet verschillen op essentiële punten zoals:

2.3.1.

het type koplampwisser;

2.3.2.

de geometrische eigenschappen van de koplampreinigingsuitrusting, indien dit een wijziging in de werking ervan impliceert;

2.3.3.

de capaciteitsklasse van het vloeistofreservoir;

2.4.

“goedkeuring van een voertuig”: de goedkeuring van een voertuigtype wat de koplampwissers betreft;

2.5.

“vloeistofreservoir”: het deel van de koplampwisser waarin — in voorkomend geval — de reinigingsvloeistof wordt opgeslagen;

2.6.

“reinigingsefficiëntie”: het percentage van de verlichtingsintensiteit dat na reiniging op een meetpunt wordt gemeten ten opzichte van de waarden die met een volledig schoon monster worden gemeten;

2.7.

“reinigingsperiode”: de periode waarin een of meer reinigingsbeurten plaatsvinden om aan de voorschriften van punt 7 te voldoen;

2.8.

“reinigingsbeurt”: elk geschikt reinigingsproces;

2.9.

De definities van Reglement nr. 48 en van de desbetreffende wijzigingenreeks die op het ogenblik van de typegoedkeuringsaanvraag van kracht is, zijn van toepassing op dit reglement.

3.   GOEDKEURINGSAANVRAAG

3.1.

De aanvraag tot goedkeuring van een type koplampwisser wordt door de houder van de handelsnaam of het handelsmerk of door zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger ingediend.

3.2.

De aanvraag tot goedkeuring van een voertuigtype wat de koplampwissers betreft, wordt door de voertuigfabrikant of door zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger ingediend;

3.3.

In de aanvraag worden het typenummer of het goedkeuringsnummer van de koplamp(en) of de vormen en afmetingen van de koplamp(en) waarvoor de koplampwisser is bestemd, vermeld en de aanvraag gaat vergezeld van de hierna genoemde documenten of monsters in drievoud en van de volgende nadere gegevens:

3.3.1.

tekeningen waarop de installatie op een voertuig, de desbetreffende verbinding tussen de koplamp(en) en de wisser(s), sproeier(s) of overeenkomstige delen, de plaats van het goedkeuringsmerk en het toegepaste reinigingsprincipe voldoende nauwkeurig zijn aangegeven; in voorkomend geval moet ook het deel van het verlichtingsoppervlak van de koplamp dat verband houdt met de koplampwisser, worden aangegeven;

3.3.2.

een specificatie van de typen of de goedkeuringsnummers van de koplampen waarvoor de koplampwisser is bestemd indien slechts een deel van de lens wordt gereinigd of een specificatie van de belangrijkste maatregelen (diameter en kromtestraal van de lens) indien de lens gelijkmatig wordt gereinigd;

3.3.3.

een lijst van de onderdelen van de koplampwisser en tekeningen daarvan (bv. pompen, sproeiers, kleppen, motoren en wissers);

3.3.4.

een beknopte technische beschrijving met opgave van de duur van de reinigingsperiode, het verbruik van reinigingsvloeistof gedurende de reinigingsperiode en de minimumcapaciteit van het voorziene reservoir;

3.3.5.

voor elk type koplamp, één monster voor installatie aan de linkerkant van het voertuig en één monster voor installatie aan de rechterkant van het voertuig, met inbegrip van de desbetreffende koplamp(en), geïnstalleerd overeenkomstig punt 3.3.1, hetzij in passende testopstellingen of op een of meer voertuigen die representatief zijn voor de goed te keuren typen, op zodanige wijze dat de normale werking van de koplampwisser en de koplampen mogelijk is. Bij koplampen voor rechts verkeer en links verkeer volstaat het om slechts één stel koplampen voor rechts verkeer dan wel voor links verkeer te testen;

3.3.6.

een afzonderlijke complete koplampwisser;

3.3.7.

instructies voor de installatie in geval van goedkeuring van een koplampwisser;

3.3.8.

technische documentatie en extra monsters indien daarom wordt verzocht door de technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de goedkeuringstests.

3.3.9.

Bij een type koplampwisser waarvan alleen de handelsnaam of het handelsmerk verschilt van een reeds goedgekeurd type, kan worden volstaan met het verstrekken van:

3.3.9.1.

een verklaring van de fabrikant van de koplampwisser dat het ter beschikking gestelde type (behalve wat de handelsnaam of het handelsmerk betreft) identiek is aan een reeds goedgekeurd type en is vervaardigd door dezelfde fabrikant, met vermelding van de goedkeuringscode;

3.3.9.2.

twee monsters met de nieuwe handelsnaam of het nieuwe handelsmerk of gelijkwaardige documentatie.

4.   MERKTEKENS

4.1.

Op ten minste één hoofdonderdeel van de koplampwisser moeten de volgende merktekens goed leesbaar en onuitwisbaar zijn aangebracht:

4.1.1.

de handelsnaam of het handelsmerk;

4.1.2.

bij elektrisch aangedreven delen, de nominale spanning.

4.2.

Op één hoofdonderdeel van de voor goedkeuring ter beschikking gestelde koplampwisser moet voldoende plaats voor het goedkeuringsmerk voorzien zijn; deze plaats moet op de in punt 3.3.1 bedoelde tekening worden aangegeven.

4.3.

Op het voor goedkeuring ter beschikking gestelde voertuig moet overeenkomstig bijlage 3 bij dit reglement voldoende plaats voor het goedkeuringsmerk voorzien zijn.

5.   GOEDKEURING

5.1.

De goedkeuring van een koplampwisser heeft alleen betrekking op het toegepaste werkingsprincipe voor de reiniging van de typen of de vormen en functies van koplampen die in de goedkeuringsaanvraag zijn aangegeven.

5.2.

Indien het type koplampwisser of het voertuigtype dat voor goedkeuring krachtens dit reglement ter beschikking is gesteld, aan de voorschriften van de punten 6 en 7 voldoet, wordt voor dat type koplampwisser of voertuig goedkeuring verleend.

5.3.

Aan elk goedgekeurd type wordt een goedkeuringsnummer toegekend. De eerste twee cijfers ervan (momenteel 01 voor wijzigingenreeks 01 die op 9 februari 1988 in werking is getreden) geven de wijzigingenreeks aan met de recentste belangrijke technische wijzigingen van het reglement op de datum van goedkeuring. Dezelfde overeenkomstsluitende partij mag hetzelfde nummer niet aan een ander type voertuig of koplampwisser toekennen.

5.4.

Van de goedkeuring of de uitbreiding of weigering van de goedkeuring van een voertuigtype krachtens dit reglement wordt aan de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mededeling gedaan door middel van een formulier volgens het model in bijlage 1 bij dit reglement en van tekeningen die, in een formaat niet groter dan A4 (210 × 297 mm) of tot dat formaat gevouwen en op een passende schaal, door de aanvrager ter goedkeuring zijn ingediend.

Van de goedkeuring of de uitbreiding of weigering van de goedkeuring van een type koplampwisser wordt aan de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mededeling gedaan door middel van een formulier volgens het model in bijlage 2 bij dit reglement en van tekeningen die, in een formaat niet groter dan A4 (210 × 297 mm) of tot dat formaat gevouwen en op een passende schaal, door de aanvrager ter goedkeuring zijn ingediend.

5.5.

Op elk voertuig dat of elke koplampwisser die conform is met een krachtens dit reglement goedgekeurd type, wordt op een opvallende en gemakkelijk bereikbare plaats die op het goedkeuringsformulier is gespecificeerd, een internationaal goedkeuringsmerk aangebracht, bestaande uit:

5.5.1.

een cirkel met daarin de letter “E”, gevolgd door het nummer van het land dat de goedkeuring heeft verleend (3);

5.5.2.

voor een voertuigtype, het nummer van dit reglement, gevolgd door de letter R, een liggend streepje en het goedkeuringsnummer, rechts van de in punt 5.5.1 voorgeschreven cirkel;

5.5.3.

voor een voertuigtype, het volgende aanvullende symbool: een rechthoek met daarin een cijfer ter aanduiding van de capaciteitsklasse van het vloeistofreservoir; zoals vastgesteld in punt 6.5.2.1 kan de klasse 50 of 25 zijn;

5.5.4.

voor een type koplampwisser, een goedkeuringsnummer.

5.6.

Indien het voertuig conform is met een voertuigtype dat op basis van een of meer andere aan de overeenkomst gehechte reglementen is goedgekeurd in het land dat krachtens dit reglement goedkeuring heeft verleend, hoeft het in punt 5.5.1 voorgeschreven symbool niet te worden herhaald; in dat geval worden de reglement- en goedkeuringsnummers en de aanvullende symbolen van alle reglementen op basis waarvan goedkeuring is verleend in het land dat krachtens dit reglement goedkeuring heeft verleend, in verticale kolommen rechts van het in punt 5.5.1 voorgeschreven symbool geplaatst.

5.7.

Het goedkeuringsmerk moet goed leesbaar en onuitwisbaar zijn.

5.8.

Voor een voertuigtype moet het goedkeuringsmerk in de nabijheid van de koplampen of dicht bij of op de door de fabrikant bevestigde plaat met de kenmerken van het voertuig worden aangebracht.

5.9.

In bijlage 3 bij dit reglement worden voorbeelden van de opstelling van goedkeuringsmerken gegeven.

6.   ALGEMENE SPECIFICATIES

6.1.

De koplampwisser moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat hij de delen van het lichtuitstralende oppervlak van de koplampen die het hoofddimlicht en, als optie, het groot licht produceren, reinigt, zodat ten minste de in punt 7 gespecifieerde reinigende werking wordt verkregen.

6.1.1.

Indien het dimlicht door een adaptief koplampsysteem (AFS) wordt geproduceerd, moet de koplampwisser zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat hij de delen van het lichtuitstralende oppervlak van de AFS die volgens de voorschriften van punt 6.22.9.1 van Reglement nr. 48 met een reinigingsvoorziening moeten worden geïnstalleerd, reinigt.

6.2.

De koplampwisser moet bovendien zodanig zijn ontworpen dat:

6.2.1.

wanneer onderdelen van de koplampwisser zich in de ruststand(en) op het verlichtingsoppervlak van de koplampen bevinden, de fotometrische waarden van de koplampen en van de lampen die zijn gegroepeerd of samengebouwd met de koplamp zoals die ter beschikking wordt gesteld voor de testen, die worden gemeten op de in het desbetreffende reglement vermelde punten waarvoor minimumwaarden zijn vastgesteld, in (een) normale ruststand(en) van die onderdelen niet met meer dan 5 % worden verminderd ten opzichte van die welke vóór de installatie van de reinigingsvoorziening zijn gemeten; die waarden mogen in geen geval lager zijn dan de in het reglement in kwestie voorgeschreven waarden;

6.2.1.1.

punt 6.2.1 is niet van toepassing wanneer de koplamp en de onderdelen van de koplampwisser als bedoeld in punt 6.2.1, tijdens de goedkeuring van de koplamp een volledig samenstel vormen;

6.2.2.

tijdens de werking, behalve in de ruststand, de mechanische onderdelen niet meer bedekken dan:

6.2.2.1.

20 % van het verlichtingsoppervlak van een koplamp die dimlicht produceert;

6.2.2.2.

10 % van het verlichtingsoppervlak van een koplamp die groot licht produceert en niet is samengebouwd met een koplamp die dimlicht produceert;

6.2.3.

hij bij alle temperaturen tussen – 10 °C en + 35 °C kan functioneren en bij een snelheid tussen 0 en 130 km/h (of de maximumsnelheid van het voertuig indien deze minder dan 130 km/h bedraagt) op een bevredigende wijze kan functioneren; dit geldt echter niet indien de koplampwisser geblokkeerd is door sneeuw of ijs; de koplampwisser moet onbeschadigd blijven indien hij gedurende een uur wordt blootgesteld aan een temperatuur van respectievelijk – 35 °C en + 80 °C;

6.2.4.

bij normaal gebruik de goede werking ervan blijft gewaarborgd, ondanks de trillingen waaraan hij kan worden blootgesteld;

6.2.5.

hij niet functioneel beschadigd raakt als gevolg van water of ijs dat of sneeuw die zich erop verzamelt tijdens de normale werking van het voertuig, ook al is de reinigingsvloeistof bevroren; een tijdelijke storing ten gevolge van bevriezing of sneeuwafzetting wordt niet als schade beschouwd, mits de voorziening op eenvoudige wijze opnieuw aan de praat kan worden gekregen;

6.2.6.

alle onderdelen die met de reinigingsvloeistof in aanraking kunnen komen, bestand zijn tegen een mengsel van 50 % methylalcohol, ethylalcohol of isopropylalcohol en 50 % water;

6.2.7.

de onderdelen ervan de afstelling van de koplampen of het aanbrengen of vervangen van gloeilampen niet belemmeren; indien nodig kunnen de koplampwisser of de onderdelen ervan afneembaar zijn, indien zij met eenvoudige werktuigen kunnen worden verwijderd.

6.3.

De onderdelen van de koplampwisser die in de ruststand(en) en/of tijdens de werking ervan deel uitmaken van het buitenoppervlak van het voertuig, moeten aan de volgende voorschriften voldoen:

6.3.1.

de onderdelen mogen geen naar buiten gerichte puntige of scherpe delen bevatten, noch naar buiten uitstekende delen die door hun vorm, afmetingen, richting of hardheid het risico of de ernst van lichamelijk letsel voor een persoon die door de carrosserie wordt getroffen of geraakt, kunnen vergroten;

6.3.2.

de kromtestraal van uitstekende delen op het buitenoppervlak moet ten minste 2,5 mm bedragen; dit voorschrift geldt niet voor delen met een hardheid van maximaal 60 shore A;

6.3.3.

indien de koplampwisser een wisser bevat, is punt 6.3.2 niet van toepassing op de wisserbladen noch op enig deel van de wisserbladhouder. Deze onderdelen mogen evenwel geen scherpe hoeken noch puntige of snijdende delen bezitten die uit functioneel oogpunt onnodig zijn. Alle wisserarmen worden bedekt door een afschermkap met een kromtestraal van ten minste 2,5 mm en een oppervlak van ten minste 50 mm2;

6.3.4.

indien de koplampwisser (een) sproeier(s) bevat, is punt 6.3.2 niet van toepassing op de functionele delen van de sproeier(s) noch op de niet-functionele delen indien zij minder dan 5 mm uitsteken;

6.3.5.

de bepalingen van de punten 6.3.1, 6.3.2 en 6.3.3 zijn niet van toepassing op de onderdelen van de koplampwisser die zo zijn geplaatst dat zij in de ruststand niet kunnen worden geraakt door een bol met een diameter van 100 mm.

6.4.

De aanvrager certificeert dat is voldaan aan de specificaties van de punten 6.2.3, 6.2.4, 6.2.5 en 6.2.6. In geval van twijfel kan de technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de goedkeuringstests nagaan of aan die voorschriften is voldaan.

6.5.

Bij goedkeuring van een voertuig moet ook aan de volgende voorschriften worden voldaan:

6.5.1.

de reiniging van alle hoofdlampen die het groot licht produceren, is verplicht. Indien er meer dan twee koplampen zijn die het groot licht produceren, volstaat het om één paar van die koplampen te reinigen;

6.5.2.

indien de koplampwisser een vloeistofreservoir heeft, kan dit worden gecombineerd met het vloeistofreservoir voor de ruitensproeiers en de achterruitsproeier en moet hij aan de volgende voorschriften voldoen:

6.5.2.1.

de capaciteit van het vloeistofreservoir moet voldoende zijn voor ten minste 50 reinigingsperioden voor koplampwissers van capaciteitsklasse 50 en ten minste 25 reinigingsperioden voor koplampwissers van capaciteitsklasse 25. Indien door het reservoir niet alleen de koplampwisser, maar ook de ruitensproeier en/of de achterruitsproeier worden gevoed, wordt deze capaciteit met in totaal 1 liter vergroot;

6.5.2.2.

het vloeistofniveau moet gemakkelijk kunnen worden gecontroleerd en de vulopening moet gemakkelijk toegankelijk zijn;

6.5.3.

noch de koplampwisser noch enig onderdeel ervan mag de afstelling van de koplamp en de vervanging van de gloeilamp beletten. Indien nodig moet de koplampwisser of een onderdeel ervan met eenvoudige werktuigen kunnen worden verwijderd. De doeltreffendheid van andere voorgeschreven of toelaatbare verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen mag niet worden verminderd door onderdelen of de bediening van de koplampwisser, behalve gedurende de reinigingsperiode; bovenal mag bij normaal bedrijf niet systematisch vuil worden gedeponeerd op de lichtuitstralende oppervlakken van andere verlichtings- en lichtsignaalvoorzieningen;

6.5.4.

de reinigingsvoorziening moet vanaf de bestuurderszitplaats kunnen worden bediend en mag aan de bedieningsinrichting van andere reinigingsvoorzieningen worden gekoppeld.

Indien de reinigingsvoorziening overeenkomstig Reglement nr. 48 moet worden gemonteerd en zij niet automatisch wordt geactiveerd, moet zij bovendien gedurende ten minste één reinigingsperiode werken wanneer de koplampen reeds zijn ingeschakeld en de ruitensproeiers in werking worden gesteld.

6.6.

Indien op een ter keuring ter beschikking gesteld voertuig een eerder als onderdeel goedgekeurde koplampwisser is gemonteerd, moet alleen worden nagegaan of aan de voorschriften van de punten 6.5 tot en met 6.5.4 is voldaan.

7.   VERIFICATIE VAN DE REINIGINGSEFFICIËNTIE

7.1.

De efficiëntie van de koplampwisser wordt overeenkomstig de voorschriften van bijlage 4 bij dit reglement getest. De reinigingsefficiëntie op de hieronder gespecificeerde punten op het meetscherm moet na elke reinigingsperiode ten minste 70 % voor het hoofddimlicht en 70 % voor het facultatieve groot licht bedragen; in het geval van een AFS geldt deze bepaling voor de in bijlage 9 bij Reglement nr. 123 beschreven fotometrische testprocedures voor die verlichtingseenheden in de neutrale stand als bedoeld in punt 6.1.1. Bij een koplamp (Reglement nr. 98 of nr. 112) die bochtverlichting produceert, wordt de koplamp voor de test recht naar voren gericht.

Schema van meetpunten op een scherm

Image 1

7.2.

Het meetpunt bevindt zich zoals aangegeven in de bovenstaande tekening, op een scherm op 25 m van de koplamp en loodrecht op de as ervan.

7.3.

Meetpunten voor de koplamp die het dimlicht produceert

7.3.1.

Koplampen die alleen voor het dimlicht zijn goedgekeurd (merkteken C of HC of XC/V/E/W/T in het goedkeuringsmerk);

Meetpunten: 50 R (L) en 50 V (4).

7.3.2.

Koplampen die zijn goedgekeurd voor het dimlicht en het groot licht (merkteken CR, HCR, C+R, C+HR, HC+R of HC+HR of XC/V/E/W/R/T).

Meetpunten: 50 R (L) (en 50 V indien dezelfde koplampen met verschillende optische systemen voor het groot licht en het dimlicht zijn uitgerust).

7.4.

Meetpunt voor de koplamp die het groot licht produceert

Meetpunt: HV.

8.   WIJZIGINGEN VAN TYPE EN UITBREIDING VAN DE GOEDKEURING

8.1.

Elke wijziging van een type koplampwisser of van een voertuigtype wordt meegedeeld aan de typegoedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend. Die instantie kan dan:

8.1.1.

oordelen dat de wijzigingen waarschijnlijk geen noemenswaardig nadelig effect zullen hebben en dat de koplampwisser of het voertuig in ieder geval nog steeds aan de voorschriften voldoet, of

8.1.2.

de voor de uitvoering van de tests verantwoordelijke technische dienst om een aanvullend testrapport verzoeken.

8.2.

De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, worden volgens de procedure van punt 5.4 in kennis gesteld van de bevestiging of weigering van de goedkeuring, met vermelding van de wijzigingen.

8.3.

De bevoegde instantie die de goedkeuring uitbreidt, moet een volgnummer toekennen aan elk mededelingenformulier dat voor een dergelijke uitbreiding wordt opgesteld.

9.   CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

9.1.

Elk voertuig of elke koplampwisser met een bij dit reglement voorgeschreven goedkeuringsmerk moet conform zijn met het goedgekeurde type en voldoen aan de voorschriften van de punten 6 en 7.

9.2.

Om de in punt 9.1 voorgeschreven conformiteit te verifiëren, wordt een voertuig of koplampwisser met het goedkeuringsmerk krachtens dit reglement uit de productie genomen.

10.   SANCTIES BIJ NON-CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

10.1.

De krachtens dit reglement verleende goedkeuring voor een type koplampwisser of een voertuigtype kan worden ingetrokken indien niet aan de voorschriften van punt 9.1 is voldaan of indien het genomen monster de in punt 9.2 voorgeschreven testen niet doorstaat.

10.2.

Indien een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast een eerder verleende goedkeuring intrekt, stelt zij de andere overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen daarvan onmiddellijk in kennis door middel van een formulier volgens het model in de bijlagen 1 en 2 bij dit reglement.

11.   DEFINITIEVE STOPZETTING VAN DE PRODUCTIE

Indien de houder van de goedkeuring de productie van een krachtens dit reglement goedgekeurd type koplampwisser of voertuigtype definitief stopzet, stelt hij de instantie die de goedkeuring heeft verleend daarvan in kennis. Zodra die instantie de desbetreffende kennisgeving heeft ontvangen, stelt zij de andere overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, daarvan in kennis door middel van een formulier volgens het model in bijlage 1 of 2 bij dit reglement.

12.   NAAM EN ADRES VAN DE VOOR DE UITVOERING VAN DE GOEDKEURINGSTESTS VERANTWOORDELIJKE TECHNISCHE DIENSTEN EN VAN DE TYPEGOEDKEURINGSINSTANTIES

De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, moeten het Secretariaat van de Verenigde Naties de naam en het adres meedelen van de technische diensten die voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijk zijn, en van de typegoedkeuringsinstanties die goedkeuring verlenen en waaraan de in andere landen afgegeven certificaten betreffende de goedkeuring of de uitbreiding, weigering of intrekking van de goedkeuring moeten worden toegezonden.

13.   OVERGANGSBEPALINGEN

Installatie van koplampwissers in nieuwe voertuigen

13.1.

Vanaf de officiële datum van inwerkingtreding van supplement 4 op wijzigingenreeks 01 mogen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, niet verbieden dat op een voertuig een koplampwisser wordt gemonteerd die is goedgekeurd krachtens dit reglement, zoals gewijzigd bij supplement 4 op wijzigingenreeks 01.

13.2.

Tot 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van supplement 4 op wijzigingenreeks 01 blijven de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, toestaan dat een koplampwisser waarvoor krachtens dit reglement, zoals gewijzigd bij de vorige wijzigingenreeksen, goedkeuring is verleend, op een voertuig wordt gemonteerd.

13.3.

Vanaf 48 maanden na de datum van inwerkingtreding kunnen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, verbieden dat een koplampwisser die niet voldoet aan de voorschriften van dit reglement, zoals gewijzigd bij supplement 4 op wijzigingenreeks 01, wordt gemonteerd op een nieuw voertuig waarvoor meer dan 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van supplement 4 op wijzigingenreeks 01 van dit reglement nationale typegoedkeuring of individuele typegoedkeuring is verleend.

13.3.1.

De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mogen echter verbieden dat koplampwissers die niet voldoen aan de voorschriften van dit reglement, zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01, worden gemonteerd op voertuigen die meer dan vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 voor het eerst in het verkeer zijn gebracht.

13.3.2.

De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, mogen echter verbieden dat voertuigen die niet voldoen aan de voorschriften van dit reglement, zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01, meer dan vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 01 in het verkeer worden gebracht.

13.4.

Vanaf 60 maanden na de datum van inwerkingtreding kunnen de overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, verbieden dat een koplampwisser die niet voldoet aan de voorschriften van dit reglement, zoals gewijzigd bij supplement 4 op wijzigingenreeks 01, wordt gemonteerd op een nieuw voertuig dat meer dan 60 maanden na de datum van inwerkingtreding van supplement 4 op wijzigingenreeks 01 van dit reglement voor het eerst wordt geregistreerd.


(1)  De naleving van dit reglement is niet onverenigbaar met het bestaan van nationale regelingen op grond waarvan voertuigen die zijn goedgekeurd met koplampwissers van capaciteitsklasse 25, niet zijn toegestaan.

(2)  Koplampwissers worden niet geacht van een verschillend type te zijn vanwege verschillen in vloeistofverbruik, reinigingsperiode of bevestiging van reinigingselementen, mits de voor de goedkeuringstests verantwoordelijke technische dienst nagaat of dit reglement is nageleefd. Dit geldt ook indien de te reinigen koplampen alleen verschillen in de gebruikte gloeilamp, het ontwerp voor links of rechts verkeer, de kleur van het licht of onderdelen van de koplamp die geen invloed hebben op de doeltreffendheid van de koplampwisser. In geval van verschillende gloeilampen moet alleen de koplampversie met het hoogste energieverbruik worden getest.

(3)  De nummers van de partijen bij de Overeenkomst van 1958 zijn opgenomen in bijlage 3 bij de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev. 6 — www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29resolutions.html

(4)  R staat voor rechtse besturing.

L staat voor linkse besturing.


BIJLAGE 1

MEDEDELING

(maximumformaat: A4 (210 × 297 mm))

Image 2

 

afgegeven door:

Naam van de instantie:

……

……

……


betreffende de (2):

goedkeuring

uitbreiding van de goedkeuring

weigering van de goedkeuring

intrekking van de goedkeuring

definitieve stopzetting van de productie

van een type koplampwisser krachtens Reglement nr. 45

Goedkeuring nr.…

Uitbreiding nr.…

1.   Handelsnaam of -merk van de koplampwisser:…

2.   Type koplampwisser:…

3.   Naam en adres van de fabrikant:…

4.   Eventueel naam en adres van de vertegenwoordiger van de fabrikant:…

5.   Goedgekeurd voor de volgende koplampen (type of goedkeuringsnummer) en/of de vormen en afmetingen van de desbetreffende koplamp:…

6.   Korte beschrijving van de koplampwisser:…

7.   Voor goedkeuring ter beschikking gesteld op:…

8.   Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de goedkeuringstests:…

9.   Datum van het door die dienst afgegeven rapport:…

10.   Nummer van het door die dienst afgegeven rapport:…

11.   Goedkeuring verleend/geweigerd/uitgebreid/ingetrokken (1):…

12.   Plaats van het goedkeuringsmerk op de koplampwisser:…

13.   Plaats:…

14.   Datum:…

15.   Handtekening:…

16.   De volgende documenten met bovenstaand goedkeuringsnummer zijn op verzoek verkrijgbaar:…

… tekeningen van de installatie van de koplampwisser en de bijbehorende bevestiging waarvoor deze goedkeuring geldig is;

… tekeningen, schema’s en plannen van de koplampwisser;

… foto’s.

(1)

Nummer van het land dat de goedkeuring heeft verleend/uitgebreid/geweigerd/ingetrokken (zie de goedkeuringsbepalingen van het reglement).

(1)  Doorhalen wat niet van toepassing is.


BIJLAGE 2

MEDEDELING

(maximumformaat: A4 (210 × 297 mm))

Image 3

 

afgegeven door:

Naam van de instantie:

……

……

……


betreffende de (2):

goedkeuring

uitbreiding van de goedkeuring

weigering van de goedkeuring

intrekking van de goedkeuring

definitieve stopzetting van de productie

van een voertuigtype wat de koplampwissers betreft, krachtens Reglement nr. 45

Goedkeuring nr.…

Uitbreiding nr.…

1.   Handelsnaam of -merk van het voertuig:…

2.   Voertuigtype:…

3.   Naam en adres van de fabrikant:…

4.   Eventueel naam en adres van de vertegenwoordiger van de fabrikant:…

5.   Handelsnaam of -merk van de koplampwisser:…

6.   Type koplampwisser:…

7.   Typegoedkeuringsnummer(s) van de koplampwisser(s) (indien het voertuig is uitgerust met een eerder goedgekeurde koplampwisser):…

8.   Goedgekeurd voor de volgende koplampen (type of goedkeuringsnummer of vormen en afmetingen):…

9.   Korte beschrijving van de koplampwisser:…

10.   Capaciteitsklasse van het vloeistofreservoir: 25/50 (2).…

11.   Voor goedkeuring ter beschikking gesteld op:…

12.   Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de goedkeuringstests:…

13.   Datum van het door die dienst afgegeven rapport:…

14.   Nummer van het door die dienst afgegeven rapport:…

15.   Goedkeuring verleend/geweigerd/uitgebreid/ingetrokken (1):…

16.   Plaats van het goedkeuringsmerk op het voertuig:…

17.   Plaats:…

18.   Datum:…

19.   Handtekening:…

20.   De volgende documenten met bovenstaand goedkeuringsnummer zijn op verzoek verkrijgbaar:…

… tekeningen van de installatie van de koplampwisser en de bijbehorende bevestiging waarvoor deze goedkeuring geldig is;

… tekeningen, schema’s en plannen van de koplampwisser;

… foto’s.

(1)

Nummer van het land dat de goedkeuring heeft verleend/uitgebreid/geweigerd/ingetrokken (zie de goedkeuringsbepalingen van het reglement).

(1)  Doorhalen wat niet van toepassing is.


BIJLAGE 3

OPSTELLING VAN DE GOEDKEURINGSMERKEN

I.   

Opstelling van het goedkeuringsmerk voor een koplampwisser

Image 4

Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een koplampwisser, geeft aan dat de koplampwisser in Nederland (E 4) is goedgekeurd onder nummer 012439. De eerste twee cijfers van het goedkeuringsnummer geven aan dat de goedkeuring is verleend volgens de voorschriften van Reglement nr. 45, zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01.

Opmerking:

Het goedkeuringsnummer moet dicht bij de cirkel worden geplaatst en wel boven, onder, links of rechts van de letter “E”. De cijfers van het goedkeuringsnummer moeten aan dezelfde zijde van de letter “E” staan en in dezelfde richting wijzen. De bevoegde autoriteiten vermijden het gebruik van Romeinse cijfers voor de goedkeuring om elke verwarring met andere symbolen te voorkomen.

II.   

Opstelling van de goedkeuringsmerken van een voertuig wat de koplampwissers betreft

MODEL A

Image 5

Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een voertuig, geeft aan dat het voertuigtype in kwestie in Nederland (E 4) krachtens Reglement nr. 45, zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01, is goedgekeurd onder nummer 012439. De eerste twee cijfers van het goedkeuringsnummer geven aan dat de goedkeuring is verleend volgens de voorschriften van Reglement nr. 45, zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01. De capaciteitsklasse is 50.

MODEL B

Image 6

Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een voertuig, geeft aan dat het voertuigtype in kwestie in Nederland (E 4) krachtens de Reglementen nr. 24 en nr. 45 is goedgekeurd (*1). De eerste twee cijfers van de goedkeuringsnummers geven aan dat op de data waarop de respectieve goedkeuringen zijn verleend, in Reglement nr. 24 wijzigingenreeks 02 al was opgenomen en in Reglement nr. 45 wijzigingenreeks 01 was opgenomen. De capaciteitsklasse is 50.


(*1)  Het eerste nummer dient alleen ter illustratie.


BIJLAGE 4

PROCEDURE VOOR HET TESTEN VAN DE PRESTATIES VAN KOPLAMPWISSERS.

1.   ALGEMENE OPMERKINGEN

De tests worden in windstille omstandigheden en bij een omgevingstemperatuur van 23 °C ± 5 °C uitgevoerd.

Tijdens de verschillende fasen van de test moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen om een thermische schok op het koplampglas te vermijden.

Indien de fabrikant van de reinigingsvoorziening in verschillende posities van de reinigingsvoorziening en de koplampen wil voorzien, moet alleen de koplamp in haar slechtste positie ten opzichte van de reinigingsvoorziening worden getest. Indien een reinigingsvloeistof wordt gebruikt, moeten de extra sproeiers voor de niet-gesimuleerde kant in de testopstelling aanwezig zijn om het vloeistofverbruik te testen.

2.   TESTAPPARATUUR

2.1.   Testmengsel

2.1.1.

Voor een koplamp met glazen buitenlens:

Het mengsel van water en vuil dat op de koplamp moet worden aangebracht, bestaat uit:

a)

9 gewichtsdelen kiezelzand met een korrelgrootte tussen 0 en 100 μm;

b)

1 gewichtsdeel plantaardig kolenstof (beukenhout) met een korrelgrootte tussen 0 en 100 μm;

c)

0,2 gewichtsdeel NaCMC1;

d)

5 gewichtsdelen natriumchloride (99 % zuiver), en

e)

een geschikte hoeveelheid gedestilleerd water met een soortelijke geleiding van ≤ 1 mS/m.

2.1.2.

Voor een koplamp met kunststof buitenlens:

Het mengsel van water en vuil dat op de koplamp moet worden aangebracht, bestaat uit:

a)

9 gewichtsdelen kiezelzand met een korrelgrootte tussen 0 en 100 μm;

b)

1 gewichtsdeel plantaardig kolenstof (beukenhout) met een korrelgrootte tussen 0 en 100 μm;

c)

0,2 gewichtsdeel NaCMC (1);

d)

5 gewichtsdelen natriumchloride (99 % zuiver);

e)

13 gewichtsdelen gedestilleerd water met een soortelijke geleiding van ≤ 1 μS/m;

f)

2 ± 1 druppels tensioactieve stof (2).

2.1.3.

Het mengsel moet geschikt zijn om op de koplamp te worden aangebracht door middel van het in punt 2.3 bedoelde spuitpistool. Het mengsel wordt niet eerder dan 2 uur en niet later dan 24 uur na de bereiding gebruikt. Het wordt onmiddellijk voor gebruik in het pistool ingebracht.

2.2.   De fotometrische meetapparatuur moet gelijkwaardig zijn aan die welke bij de goedkeuring van de koplampen wordt gebruikt.

2.3.   Voldoende stroomvoorziening (gedurende de reinigingsperiode mag de spanningsdaling niet meer dan 1 % bedragen), een voltmeter voor korte tijdmetingen (oscillograaf), een spuitpistool met een werkdruk van ongeveer 500 kPa, een bovenbeker en een spuitopening met een diameter van 1,5 mm.

2.4.   Indien de koplamp(en) en de koplampwisser niet op een voertuig worden getest, worden zij op een testopstelling gemonteerd die de montage op het voertuig weergeeft en de normale werking van de koplampwisser en de koplamp(en) toestaat.

2.5.   Voor de test van elektrisch bediende voorzieningen wordt de stroomvoorziening zodanig aangepast dat de spanning onder belasting aan de contacten van de grootste verbruiker 13,0 V bedraagt voor systemen van 12 V en 27,0 V voor systemen van 24 V.

De metingen van de verlichtingssterkte worden uitgevoerd op basis van de goedkeuringstesten voor de koplampen. In geval van twijfel zijn alleen de met een standaardgloeilamp uitgevoerde metingen geldig.

3.   FOTOMETRISCHE METINGEN VAN DE KOPLAMP WANNEER DEZE SCHOON IS

Het lichtuitstralende oppervlak van de koplamp moet schoon zijn en de koplampwisser moet zich in de ruststand bevinden. De fotometrische metingen worden verricht overeenkomstig de specificaties van het desbetreffende reglement en de in punt 4 voorgeschreven metingen. De verlichtingssterkte wordt dan op de in punt 7 van dit reglement gespecificeerde meetpunten gemeten.

4.   BEOORDELING VAN DE REINIGINGSEFFICIËNTIE

4.1.

Nadat de koplamp(en) tien minuten heeft (hebben) gebrand, wordt het vuilmengsel door middel van het bovenvermelde spuitpistool gelijkmatig op het volledige lichtuitstralende oppervlak ervan aangebracht. Vervolgens wordt het mengsel gedroogd door de koplamp te bedienen of door gebruik te maken van hete lucht. Deze procedure wordt zo nodig herhaald totdat de lichtsterkte op alle meetpunten is teruggebracht tot minder dan 20 % van de waarden overeenkomstig punt 3 van deze bijlage. In ten minste een van de verschillende meetpunten moet de lichtsterkte tussen 15 à 20 % bedragen.

4.1.1.

De waarden die worden gebruikt tijdens de tests voor de duur van de reinigingsperiode en het verbruik van reinigingsvloeistof gedurende die periode, zijn de door de fabrikant opgegeven waarden. Het vloeistofverbruik wordt als de gemiddelde waarde over verschillende door de fabrikant aangegeven reinigingsperioden gemeten.

4.1.2.

Nadat de koplamp is afgekoeld en niet meer dan twee uur nadat het vuil is opgedroogd, worden de koplampen ingeschakeld en wordt de koplampwisser in werking gesteld gedurende de door de fabrikant gespecificeerde reinigingsperiode. De reinigingsperiode duurt ten hoogste tien seconden.

4.2.

Indien voor de reinigingsbeurt een reinigingsvloeistof wordt gebruikt, wordt de test met gedestilleerd water met een soortelijke geleiding van niet meer dan 10 μS/cm uitgevoerd.

4.3.

Indien de koplampwisser is ontworpen om handmatig te worden bediend, moet de reiniging met ten hoogste vijf reinigingsbeurten binnen de in punt 4.1.2 vermelde termijn worden voltooid.

4.4.

Indien de koplampwisser niet elektrisch wordt aangedreven, worden de bedieningsomstandigheden voor de test door de technische dienst in overeenstemming met de fabrikant vastgesteld.

4.5.

Na de reinigingsbeurt laat men de koplamp droog worden. Dan wordt de verlichtingssterkte op de meetpunten opnieuw gemeten zoals voorgeschreven in punt 3 en de aldus verkregen waarden moeten voldoen aan de voorschriften van punt 7 van dit reglement.

4.6.

Indien het resultaat van de metingen niet aan de voorschriften van punt 4.5 voldoet, is het toegestaan om in het geval van een koplampwisser die met een reinigingsvloeistof werkt, te trachten betere resultaten te bereiken door de vloeistofstraal aan te passen.

(1)  NaCMC is het natriumzout van carboxymethylcellulose, dat gewoonlijk wordt aangeduid als CMC. Het in het vuilmengsel gebruikte NaCMC moet een substitutiegraad (SG) van 0,6-0,7 hebben en een viscositeit van 200-300 cP voor een 2 %-oplossing bij 20 °C.

(2)  Voor de hoeveelheid geldt een tolerantie, omdat vuil moet worden verkregen dat zich op de juiste wijze over alle typen kunststoflens verspreidt.