14.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 183/5


Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 20 mei 2014 over een werkplan voor Jeugdzaken van de Europese Unie voor 2014-2015

2014/C 183/02

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN,

I.   INLEIDING

1.

ERKENNEN dat de crisis, sinds de vaststelling van de Resolutie van de Raad over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018), het jeugdbeleid voor nieuwe problemen heeft gesteld en dat er op EU-niveau in jeugdzaken meer moet worden samengewerkt om deze problemen op adequate wijze op te lossen.

2.

MEMOREREN dat er in het gezamenlijk jeugdrapport van de EU van 2012 wordt opgeroepen tot sterkere banden en meer samenhang tussen het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) en de Europa 2020-strategie.

3.

MEMOREREN de conclusies van de Raad van 16 mei 2013 over het optimaal benutten van het potentieel van jeugdbeleid bij het verwezenlijken van de doelen van de Europa 2020-strategie (1) waarin de Raad verzoekt om, in het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) een werkplan voor de middellange termijn op te stellen dat sturing moet geven aan de werkzaamheden op het gebied van jeugdbeleid en aanverwant beleid met betrekking tot actuele themata en tendensen die al dan niet direct verband houden met jongeren, en dat de gebieden aanwijst voor coördinatie en samenwerking met het onderwijs- en opleidingsbeleid en het werkgelegenheidsbeleid, teneinde de inbreng van het jeugdbeleid in het Europees semester te waarborgen.

4.

STEMMEN er dus MEE IN een EU-werkplan voor Jeugdzaken van 18 maanden op te stellen met acties van de lidstaten en de Commissie, voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2015, bij wijze van proeffase en als bijdrage aan de uitvoering van het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018).

II.   BEGINSELEN

5.

ZIJN VAN OORDEEL dat voor het werkplan van de EU de volgende leidende beginselen moeten worden gehanteerd:

in passende situaties aanmoedigen en op de voorgrond plaatsen van jeugdwerk op EU-niveau;

er dankzij sectoroverschrijdende samenwerking voor zorgen dat ook op andere beleidsterreinen van de EU (zoals werkgelegenheid, onderwijs, sociale zaken, gezondheid) besef bestaat van de specifieke problemen van jongeren;

bijdragen aan de overkoepelende prioriteiten op de EU-agenda voor economisch en sociaal beleid, met name het proces van de Europa 2020-strategie en de uitvoeringsmechanismen;

vergaren van kennis en tot stand brengen van een empirisch onderbouwd jeugdbeleid;

een flexibel kader blijven waarmee in voorkomend geval kan worden ingespeeld op ontwikkelingen;

bevorderen van een op samenwerking gebaseerde gezamenlijke aanpak tussen de lidstaten en de Commissie, die een meerwaarde oplevert voor de prioritaire themata in punt 6;

waar nodig, opnemen van de bestaande informele structuren in de structuren die in dit werkplan worden opgezet;

volledig gebruikmaken van de raadplegingsprocedures van de gestructureerde dialoog zodat met het werkplan inderdaad de zaken worden aangepakt die voor jongeren van belang zijn.

6.

ZIJN HET EROVER EENS dat de lidstaten en de Commissie, in het licht van de huidige crisis, bij hun samenwerking op EU-niveau, aan onderstaande themata voorrang moeten geven in de periode die door dit werkplan wordt bestreken tot eind 2015;

ontwikkeling van jeugdwerk en niet-formeel en informeel leren en de bijdrage daarvan aan het tegengaan van de gevolgen van de crisis voor jongeren;

intensievere sectoroverschrijdende samenwerking in het kader van EU-strategieën;

mondiger maken, met nadruk op de toegang tot rechten, autonomie, participatie en actief burgerschap, binnen en buiten de EU.

Zijn het erover eens dat de Raad het werkplan kan herzien in het licht van de behaalde resultaten en de beleidsontwikkelingen in de EU.

7.

ZIJN HET EENS OVER een lijst met specifieke acties conform deze prioritaire themata, alsook over een tijdschema voor de uitvoering ervan (zie bijlage I).

III.   WERKMETHODEN EN -STRUCTUREN

8.

CONSTATEREN dat:

jeugdzaken beter geïntegreerd moeten worden in de sectoroverschrijdende samenwerking binnen de Raad zodat er bij de beleidsvorming rekening gehouden wordt met de situatie en behoeften van de jongeren.

9.

ZIJN HET EENS over het volgende:

Dit werkplan zal ondersteund worden door werkmethoden die vastgelegd zijn in het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken, door een klein aantal informele deskundigengroepen en door een flexibel kader voor peer learning-activiteiten.

De deskundigengroepen wordt verzocht hun werkzaamheden toe te spitsen op de in deel II, punt 6 omschreven prioritaire themata en de in bijlage I opgenomen acties en streefdata en de acties in bijlage I kunnen door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, worden herzien in het licht van de bereikte resultaten en de beleidsontwikkelingen in de EU.

De beginselen voor de deelneming aan en de werking van de deskundigengroepen staan in bijlage II.

Wat betreft het recht van jongeren om deel te nemen aan het uitwerken van hen betreffende beleidsmaatregelen, zal de gestructureerde dialoog een middel zijn waarmee jongeren hun gedachte uiten over de prioritaire themata van dit werkplan.

Tijdens de informele bijeenkomsten van directeuren-generaal jeugdzaken zullen strategische aangelegenheden worden besproken die zich in verband met dit werkplan aandienen, evenals aangelegenheden die meer algemeen verband houden met jeugdbeleid van de EU.

In de tweede helft van 2015 zal de Raad de uitvoering van dit werkplan beoordelen op basis van een analyse van de uitvoering in het kader van het algemeen overzicht voor de jeugdsector in het EU-Jeugdrapport waarmee de Commissie in juli 2015 komt.

10.

VERZOEKEN, REKENING HOUDEND MET HET BOVENSTAANDE,

de lidstaten en de Commissie om voor de duur van het huidige werkplan deskundigengroepen in te stellen of aan te houden voor de volgende thema's:

kwaliteitsregelingen voor jeugdwerk in de lidstaten van de EU en de rol van gemeenschappelijke indicatoren of kaders;

definiëren van de specifieke bijdrage van jeugdwerk en niet-formeel en informeel leren aan het oplossen van de problemen van jongeren, met name de overgang van leren naar werken;

peer learning-activiteiten tussen de lidstaten en de Commissie voor het opstellen van beste praktijken en aanbevelingen voor sectoroverschrijdend jeugdbeleid op EU- en nationaal niveau.

IV.   ACTIES

11.

VERZOEKEN DE LIDSTATEN:

samen te werken met de steun van de Commissie en volgens de in deze resolutie bepaalde werkmethoden van het nieuwe kader;

naar aanleiding van de conclusies van de Raad over het optimaal benutten van het potentieel van jeugdbeleid bij het verwezenlijken van de doelen van de Europa 2020-strategie, te blijven aansturen op actieve betrokkenheid van jongerenperspectieven in nationale beleidsvorming met betrekking tot de Europa 2020-strategie en het Europees semester;

met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, bij het uitstippelen van nationaal en regionaal beleid, rekening te willen houden met het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) en dit werkplan;

jongeren en jeugdorganisaties, waar nodig, regelmatig te informeren over de voortgang bij de uitvoering van het EU-werkplan, teneinde de relevantie en de zichtbaarheid van de activiteiten te verzekeren.

12.

VERZOEKEN DE VOORZITTERSCHAPPEN VAN DE RAAD:

rekening te houden — in het kader van het voorzitterschapsteam — met de prioriteiten uit het EU-werkplan wanneer zij hun programma opstellen;

aan het eind van de 18 maanden waarop deze resolutie betrekking heeft, op basis van een analyse die opgenomen moet worden in het EU-Jeugdrapport dat de Commissie opstelt aan de hand van vrijwillige bijdragen van de lidstaten, te overwegen een nieuw werkplan voor de volgende periode voor te stellen;

de directeuren-generaal jeugdzaken voor te stellen om in hun reguliere informele vergaderingen de resultaten van het werkplan te bespreken en er rekening mee te houden, zo nodig buitengewone gezamenlijke sectoroverschrijdende bijeenkomsten van directeuren-generaal te beleggen en de resultaten een wijde verspreiding te bezorgen.

13.

VERZOEKEN DE COMMISSIE:

met de lidstaten samen te werken aan en hen te steunen bij de uitvoering van dit werkplan, met name van de acties in de bijlage;

de lidstaten op de hoogte te brengen van lopende en geplande initiatieven inzake EU-jeugdbeleid en op andere gebieden die implicaties hebben voor jongeren en van de daarmee verband houdende ontwikkelingen in de Commissie;

na te gaan hoe kan worden gezorgd voor een zo ruim mogelijke deelneming van de lidstaten aan de deskundigengroepen;

vóór juli 2015 in het voorstel voor het EU-jeugdrapport, op basis van vrijwillige bijdragen van de lidstaten, een analyse van de uitvoering en de relevantie van het werkplan op te nemen. Aan de hand daarvan zal in het tweede halfjaar van 2015 een nieuw werkplan van de Raad worden opgesteld;

samenhang na te streven tussen dit werkplan en het werkplan van de partnerschapsovereenkomst met de Raad van Europa over jeugdzaken;

een flexibel kader voor te stellen voor peer learning-activiteiten tussen de lidstaten.

14.

VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN EN CONFORM HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

hun nauwe samenwerking op deskundigenniveau overeenkomstig de bijlagen I en II bij deze resolutie voort te zetten;

andere sectoren aan te sporen de jongerendimensie mede in beschouwing te nemen bij het bepalen, uitvoeren en evalueren van maatregelen en acties op andere beleidsgebieden, waarbij bijzondere aandacht moet gaan naar het zorgen voor vroegtijdige en effectieve integratie ervan in het beleidsontwikkelingsproces;

de erkenning te propageren van jeugd als factor die bijdraagt tot het verwezenlijken van de algemene doelstellingen van de Europa 2020-strategie, aangezien de jeugdsector grote mogelijkheden biedt om slimme, duurzame en inclusieve groei en nieuwe banen te helpen bewerkstelligen, en een positieve invloed heeft op gebieden als werkgelegenheid, sociale insluiting, onderwijs en opleiding, gezondheid en welzijn.


(1)  PB C 224 van 3.8.2013, blz. 2.


BIJLAGE I

Op prioritaire themata gebaseerde acties

Actie

Werkmethode/Instrument

Resultaat en streefdatum

Ontwikkeling van jeugdwerk en niet-formeel en informeel leren en de bijdrage daarvan aan het tegengaan van de gevolgen van de crisis voor jongeren;

Jeugdwerk in Europa ontwikkelen

Empirisch onderbouwde beleidsvorming:

Studie „Werken met jongeren: de waarde van jeugdwerk in de Europese Unie”

Tweede helft 2015: (evt.) Gedachtewisseling in de Raad en bekijken van nieuwe stappen als resultaat van die gedachtewisseling

Deskundigengroep voor kwaliteitsregelingen voor jeugdwerk in de lidstaten van de EU en de rol van gemeenschappelijke indicatoren of kaders;

Eerste helft 2015: deskundigengroep die een reeks indicatoren of kaders uitwerkt om de kwaliteit van de jeugdwerksystemen te beoordelen

Tweede helft 2015 (evt.) conclusies van de Raad

Jeugdbeleid beter inzetten om de problemen in Europa te bestrijden

Deskundigengroep die een omschrijving geeft van de specifieke bijdrage die jeugdwerk levert om de problemen van jongeren op te lossen, met name de overgang van leren naar werken

Eerste helft 2015: (evt.) conclusies van de Raad over hoe jongerenbeleid en sectoroverschrijdende samenwerking de belangrijkste uitdagingen van de EU aankunnen, met name wat jongeren betreft

Empirisch onderbouwde beleidsvorming Europees kenniscentrum voor jeugdbeleid (EKCYP)

Eerste helft 2015: verslag over de beste vormen van samenwerking tussen formeel en niet-formeel leren, met beleidsaanbevelingen

Intensievere sectoroverschrijdende samenwerking in het kader van EU-strategieën

Beter sectoroverschrijdend jeugdbeleid op EU-niveau

Raad en voorbereidende instanties (Groep jeugdzaken)

Eerste helft 2015: Mogelijke aanbeveling over de bijdrage van de jongerensector aan de belangrijke beleidsinitiatieven van het Europese semester.

Beter sectoroverschrijdend jeugdbeleid op nationaal niveau

Peer learning-acties tussen de lidstaten

Tweede helft 2015: Tussentijds verslag over de beste praktijken en aanbevelingen voor sectoroverschrijdend jeugdbeleid op nationaal niveau

Mondiger maken, met nadruk op de toegang tot rechten, autonomie, participatie en actief burgerschap, binnen en buiten de EU

Mondiger maken van jongeren, met nadruk op de toegang tot rechten om autonomie en deelname aan het maatschappelijk leven te bevorderen

Gestructureerde dialoog met jongeren

Tweede helft 2014 (evt.) conclusies van de Raad over de toegang van jongeren tot rechten om autonomie en deelname aan het maatschappelijk leven te bevorderen

Mondiger maken met het oog op politieke participatie van jongeren aan het democratische debat in Europa

Resultaten van de gestructureerde dialoog met jongeren

 

Empirisch onderbouwde beleidsvorming

London School of Economics and Political Science: Participatie van jongeren aan het democratische debat

Flash Eurobarometer 375 — Europese jeugd Participatie aan het democratische debat

EACEA — politieke participatie en EU-burgerschap opvattingen en gedrag van jongeren

Tweede helft 2015 (evt.) conclusies van de Raad


BIJLAGE II

Beginselen voor de deelneming aan en de werking van de deskundigengroepen die door de lidstaten en de Commissie worden ingesteld in het kader van het EU-jeugdwerkplan (1 juli 2014 - 31 december 2015)

Deelneming:

De lidstaten kunnen vrij en te allen tijde aan de werkgroepen deelnemen.

Lidstaten die willen deelnemen aan de werkzaamheden van de groepen vaardigen deskundigen voor de respectieve groepen af. De lidstaten zien erop toe dat de afgevaardigde deskundigen beschikken over relevante ervaring op het betrokken gebied op nationaal niveau en zorgen voor het contact met de bevoegde nationale instanties. De Commissie coördineert de procedures voor het voordragen van de deskundigen.

Elke deskundigengroep kan besluiten om andere deelnemers uit te nodigen: onafhankelijke deskundigen, vertegenwoordigers van jeugdorganisaties en andere belanghebbenden, alsmede vertegenwoordigers van Europese derde landen.

Werkprocedures

De deskundigengroepen beijveren zich om een beperkt aantal concrete en bruikbare resultaten betreffende het opgelegde onderwerp te bereiken.

Met het oog op de uitvoering van het werkplan wijst elke deskundigengroep tijdens de eerste vergadering van de deskundigengroep na de vaststelling van het werkplan haar voorzitter of medevoorzitters aan. Elke deskundigengroep stelt een werkschema op conform dit werkplan.

De lidstaten zullen de deskundigengroepen kunnen aansturen opdat zij binnen de gestelde tijd het gewenste resultaat bereiken en om hun werk te coördineren.

De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, beslissen of het aangewezen is nieuwe acties ter bespreking aan de deskundigengroepen voor te leggen.

De Commissie verstrekt de groepen deskundig advies en verleent hun logistieke en secretariële ondersteuning. Voor zover mogelijk ondersteunt zij ook de werkzaamheden van de groepen met andere geschikte middelen (onder meer met studies die betrekking hebben op hun respectieve werkgebieden).

De deskundigengroepen vergaderen in de regel in Brussel, maar op uitnodiging van een lidstaat kunnen er vergaderingen buiten Brussel worden georganiseerd.

De deskundigengroepen vergaderen in de regel tweemaal per jaar, maar indien nodig kunnen zij een ander tijdschema volgen.

Verslaglegging en informatie

De voorzitters van de deskundigengroepen brengen aan de Groep jeugdzaken verslag uit over de voortgang in hun respectieve deskundigengroep en doen de Groep jeugdzaken aanbevelingen voor mogelijke toekomstige acties.

De agenda's en verslagen van de vergaderingen van de verschillende groepen zullen beschikbaar zijn voor alle lidstaten, ongeacht de mate waarin zij aan een bepaald thema deelnemen. De verslagen van de groepen worden bekendgemaakt.

De verslagen van de deskundigengroepen worden meegenomen in de beoordeling van de Commissie over de uitvoering van het werkplan.