15.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/39


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1770 VAN DE COMMISSIE

van 12 september 2023

tot vaststelling van bepalingen inzake luchtvaartuiguitrusting die vereist is voor het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en van exploitatievoorschriften met betrekking tot het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 29/2009 en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1206/2011, (EU) nr. 1207/2011 en (EU) nr. 1079/2012

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 (1) van de Raad, en met name artikel 44, lid 1, punt a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 140, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1139 moeten de uitvoeringsbepalingen die op basis van de ingetrokken Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2) zijn vastgesteld, uiterlijk op 12 september 2023 aan de bepalingen van Verordening (EU) 2018/1139 worden aangepast.

(2)

Om de interoperabiliteit en de veiligheid van de vluchtuitvoeringen te garanderen, moeten de exploitatieprocedures voor het gebruik van het luchtruim en de vereiste luchtvaartuiguitrusting in het gemeenschappelijk Europees luchtruim uniform worden toegepast in overeenstemming met de essentiële eisen van punt 1 van bijlage VIII bij Verordening (EU) 2018/1139. Deze eisen moeten dan ook worden opgelegd aan exploitanten van luchtvaartuigen die naar, binnen of uit het gemeenschappelijk Europees luchtruim vliegen.

(3)

Om te garanderen dat luchtvaartuigen die zijn uitgerust met communicatie-, navigatie- en surveillanceapparatuur voor het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim vluchten kunnen blijven uitvoeren, moet deze verordening gebaseerd zijn op de relevante uitvoeringsvoorschriften die zijn vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 552/2004, met de nodige aanpassingen.

(4)

Met name Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie (3) en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1206/2011 (4), (EU) nr. 1207/2011 (5) en (EU) nr. 1079/2012 (6) bevatten gedetailleerde operationele voorschriften voor het gebruik van het luchtruim en de uitrusting van luchtvaartuigen. Verordening (EG) nr. 29/2009 en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1206/2011, (EU) nr. 1207/2011 en (EU) nr. 1079/2012 moeten derhalve worden ingetrokken.

(5)

De bestaande voorschriften die voortvloeien uit die verordeningen moeten zoveel mogelijk in de onderhavige verordening worden overgenomen om te voldoen aan de legitieme verwachtingen van luchtvaartuigexploitanten en ATM/ANS-verleners die deze voorschriften moeten volgen.

(6)

Het is passend dat die voorschriften van toepassing blijven op luchtvaartuigexploitanten die algemeen luchtverkeer exploiteren in het gemeenschappelijk Europees luchtruim, in alle vluchtfasen en in het bewegingsgebied van een luchtvaartterrein, met uitzondering van de in artikel 2, lid 3, punt a), van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde luchtvaartuigen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bij de exploitatie van deze luchtvaartuigen voldoende rekening wordt gehouden met de veiligheid van alle andere luchtvaartuigen die deelnemen aan het luchtverkeer. De lidstaten kunnen echter besluiten deze verordening op die luchtvaartuigen toe te passen.

(7)

Overeenkomstig het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 29/2009 moet deze verordening voorzien in dezelfde vrijstellingen van datalinkvereisten als die welke zijn toegestaan bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2012 (7) van de Commissie.

(8)

Artikel 14, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 voorzag in vrijstellingen van de verplichting om, wanneer radio vereist is, gebruik te maken van een luchtvaartuig met radioapparatuur die geschikt is voor 8,33 kHz-kanaalafstand. Deze verordening mag de bestaande vrijstellingen niet wijzigen.

(9)

Bij de opstelling van de voorschriften van deze verordening is rekening gehouden met de inhoud van het ATM-masterplan en de daarin vervatte bepalingen inzake communicatie-, navigatie- en surveillancecapaciteit.

(10)

Met advies 01/2023 heeft het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart ontwerpuitvoeringsvoorschriften opgesteld en bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 75, lid 2, punten b) en c), en artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In deze verordening worden exploitatievoorschriften vastgesteld met betrekking tot het gebruik van het luchtruim en eisen inzake luchtvaartuiguitrusting die vereist is voor veilige en uniforme vluchtuitvoeringen in het gemeenschappelijk Europees luchtruim.

2.   Deze verordening is van toepassing op de in artikel 2, lid 1, punt b), i) en ii), en artikel 2, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde exploitanten van luchtvaartuigen die als algemeen luchtverkeer worden geëxploiteerd en waarmee vluchten worden uitgevoerd naar, binnen of uit het gemeenschappelijk Europees luchtruim.

Artikel 2

Definities

Met het oog op de toepassing van deze uitvoeringsverordening wordt verstaan onder:

1)

“luchtverkeersleidingseenheid” (ATC-eenheid): een algemene term waarmee zowel een luchtverkeersleidingscentrum, een eenheid voor naderingsverkeersleiding als een plaatselijke verkeerstoren kan worden bedoeld;

2)

“datalinkdienst”: een reeks met elkaar verband houdende transacties op het gebied van luchtverkeersbeheer, ondersteund door lucht-gronddatalinkcommunicatie, met een duidelijk omschreven operationele doelstelling, en waarmee een operationele gebeurtenis begint en eindigt;

3)

“vluchtuitvoering met frequentieverschuiving”: een geval waarin de aangewezen operationele dekking niet door één grondzender kan worden gewaarborgd en waarin de signalen van twee of meer grondzenders worden verschoven ten opzichte van de nominale centerfrequentie van het kanaal om interferentieproblemen tot een minimum te beperken.

Artikel 3

Uitrusting en exploitatievoorschriften voor luchtvaartuigen

Luchtvaartuigexploitanten zorgen ervoor dat hun luchtvaartuigen zijn uitgerust en worden geëxploiteerd overeenkomstig de regels en procedures van bijlage I (Deel-COM) en bijlage II (Deel-SUR).

Artikel 4

Wijzen van naleving

1.   Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving (acceptable means of compliance, AMC) op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met deze verordening, Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

2.   Er mogen alternatieve wijzen van naleving worden gebruikt om deze verordening na te leven.

3.   De bevoegde autoriteiten zetten een systeem op om consequent te beoordelen of de alternatieve wijzen van naleving die zij zelf of de onder hun toezicht staande organisaties gebruiken, voldoen aan Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.

4.   De bevoegde autoriteiten stellen het Agentschap in kennis van alle alternatieve wijzen van naleving die zij zelf of onder hun toezicht staande natuurlijke of rechtspersonen gebruiken om overeenstemming met deze verordening te bereiken.

Artikel 5

Intrekking

Verordening (EG) nr. 29/2009 en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1206/2011, (EU) nr. 1207/2011 en (EU) nr. 1079/2012 worden ingetrokken.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 september 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (“de interoperabiliteitsverordening”) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26).

(3)  Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 13 van 17.1.2009, blz. 3).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1206/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen inzake de identificatie van luchtvaartuigen voor de surveillance in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 305 van 23.11.2011, blz. 23).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1207/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen voor de prestaties en interoperabiliteit van surveillance voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 305 van 23.11.2011, blz. 35).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 van de Commissie van 16 november 2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 320 van 17.11.2012, blz. 14).

(7)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2012 van de Commissie van 29 november 2019 inzake ontheffingen uit hoofde van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim (PB L 312 van 3.12.2019, blz. 95).


BIJLAGE I

Mededeling

(Deel-COM)

AUR.COM.1001   Subject

Dit deel bevat eisen inzake luchtvaartuiguitrusting en exploitatievoorschriften met betrekking tot het gebruik van het luchtruim die de toepasselijke eisen inzake datalinkdiensten en kanaalafstand bij mondelinge communicatie bestrijken.

TITEL 1 —   DATALINKDIENSTEN

AUR.COM.2001   Scope

Deze titel is alleen van toepassing op vluchten die worden uitgevoerd als algemeen luchtverkeer overeenkomstig instrumentvliegvoorschriften boven FL 285 in het gemeenschappelijk Europees luchtruim, met uitzondering van het luchtruim dat geen deel uitmaakt van de EUR-regio, Finland Upper Flight Information Region (UIR) ten noorden van 61°30′, en Zweden UIR ten noorden van 61°30′ van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO).

AUR.COM.2005   Eisen inzake luchtvaartuiguitrusting

1.

De luchtvaartuigexploitant:

a)

zorgt ervoor dat alle luchtvaartuigen waarmee hij vluchten uitvoert, in staat zijn de volgende datalinkdiensten te exploiteren:

i)

capaciteit voor het initiëren van datalinkcommunicatie;

ii)

communicatiebeheer voor luchtverkeersleiding (ATC);

iii)

ATC-klaringen en -informatie;

iv)

ATC-microfooncontrole.

b)

treft passende regelingen om ervoor te zorgen dat gegevensuitwisseling tot stand kan worden gebracht tussen zijn luchtvaartuigen met datalinkcapaciteit en alle luchtverkeersleidingseenheden die de door hem uitgevoerde vluchten kunnen controleren, met inachtneming van eventuele beperkingen van de dekking die inherent zijn aan de gebruikte communicatietechnologie.

2.

Punt 1 is niet van toepassing op:

a)

luchtvaartuigen met een individueel luchtwaardigheidscertificaat dat voor het eerst vóór 1 januari 1995 is afgegeven;

b)

luchtvaartuigen met een individueel luchtwaardigheidscertificaat dat voor het eerst vóór 1 januari 2018 is afgegeven en die vóór deze datum zijn uitgerust met datalinkapparatuur die de interoperabiliteit waarborgt van de ATS-toepassingen over het lucht-grondnetwerk van het Aircraft Communications Addressing and Reporting System (ACARS), dat voornamelijk wordt gebruikt wanneer radarsurveillance in de praktijk niet mogelijk is;

c)

luchtvaartuigen met een gecertificeerde maximumcapaciteit van 19 passagiers of minder, een gecertificeerde maximumstartmassa van 45 359 kg (100 000 lbs) of minder, en een luchtwaardigheidscertificaat dat voor het eerst vóór 5 februari 2020 is afgegeven;

d)

luchtvaartuigen die vliegen voor test-, leverings- of onderhoudsdoeleinden, of waarbij datalinkonderdelen tijdelijk buiten werking zijn onder de in de toepasselijke minimumuitrustingslijst gespecificeerde voorwaarden;

e)

de in aanhangsel I vermelde combinaties van luchtvaartuigtypen en -modellen;

f)

de in aanhangsel II vermelde combinaties van luchtvaartuigtypen en -modellen waarvan het eerste individueel luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven vóór 5 februari 2020.

AUR.COM.2010   Operationele procedures en opleiding voor DLS

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

a)

hun operationele procedures in overeenstemming zijn met deze titel en in hun vluchthandboeken zijn opgenomen, en

b)

het personeel dat datalinkapparatuur bedient, naar behoren op de hoogte wordt gebracht van deze titel en voldoende wordt opgeleid voor zijn taken.

TITEL 2 —   KANAALAFSTAND BIJ MONDELINGE COMMUNICATIE

AUR.COM.3001   Toepassingsgebied

Deze titel is alleen van toepassing op vluchten die worden geëxploiteerd als algemeen luchtverkeer in het gemeenschappelijk Europees luchtruim dat deel uitmaakt van de EUR-regio van de ICAO, en waarbij lucht-grond- en grond-grondradiocommunicatiediensten in de frequentieband 117,975-137 MHz worden aangeboden. Canarias Flight Information Region (FIR)/UIR zijn uitgesloten van het toepassingsgebied.

AUR.COM.3005   Eisen inzake luchtvaartuiguitrusting

1)

Luchtvaartuigexploitanten zorgen ervoor dat alle apparatuur voor spraakcommunicatie die na 17 november 2013 in gebruik wordt genomen, geschikt is voor 8,33 kHz-kanaalafstand en in staat is af te stemmen op kanalen met 25 kHz kanaalafstand.

2)

De overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 door de lidstaten verleende ontheffing van de verplichting om, wanneer radio vereist is, gebruik te maken van een luchtvaartuig met radioapparatuur die geschikt is voor 8,33 kHz-kanaalafstand in situaties die beperkte gevolgen hebben voor het netwerk, blijft geldig.


Aanhangsel I

In AUR.COM.2005, punt 2, e), bedoelde vrijstellingen

Type/serie/model van het luchtvaartuig

Fabrikant

ICAO-typeaanduiding

AN-12 alle

Antonov

AN12

AN-124 100

Antonov

A124

IL-76 alle

Ilyushin

IL76

A300 alle

Airbus

A30B

A306

A3ST

A310 alle

Airbus

A310

A-319/-320/-321 waarvan het eerste luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven tussen 1 januari 1995 en 5 juli 1999

Airbus

A319

A320

A321

A340 alle

Airbus

A342

A343

A345

A346

A318-112

Airbus

A318

AVROLINER (RJ-100)

AVRO

RJ1H

AVROLINER (RJ-85)

AVRO

RJ85

BA146-301

British Aerospace

B463

B717-200

Boeing

B712

B737-300

Boeing

B733

B737-400

Boeing

B734

B737-500

Boeing

B735

B747-400

Boeing

B744

B757-200

Boeing

B752

B757-300

Boeing

B753

B767-200

Boeing

B762

B767-300

Boeing

B763

B767-400

Boeing

B764

MD-82

Boeing

MD82

MD-83

Boeing

MD83

MD-11 alle

Boeing

MD11

CL-600-2B19 (CRJ100/200/440)

Bombardier

CRJ1/CRJ2

Dornier 328-100

Dornier

D328

Dornier 328-300

Dornier

J328

Fokker 70

Fokker

F70

Fokker 100

Fokker

F100

King Air series (90/100/200/300)

Beechcraft

BE9L

BE20

B350

Hercules L-382-G-44K-30

Lockheed

C130

SAAB 2000/SAAB SF2000

SAAB

SB20


Aanhangsel II

In AUR.COM.2005, punt 2, f), bedoelde vrijstellingen

Type/serie/model van het luchtvaartuig

Fabrikant

ICAO-typeaanduiding

A330 Series 200/300

Airbus

A332/A333

Global Express/5000

BD-700-1A10/1A11

Bombardier

GLEX/GL5T

CL-600-2C10 (CRJ-700)

Bombardier

CRJ7

C525C, CJ4

Cessna

C25C

C560XL (Citation XLS+)

Cessna

C56X

Falcon 2000 alle

Dassault

F2TH

Falcon 900 alle

Dassault

F900

EMB-500 (Phenom 100)

Embraer

E50P

EMB-505 (Phenom 300)

Embraer

E55P

EMB-135BJ (Legacy 600)

Embraer

E35L

EMB-135EJ (Legacy 650)

Embraer

E35L

EMB-145 (135/140/145)

Embraer

E135

E145, E45X

PC-12

Pilatus

PC12


BIJLAGE II

Surveillance

(Deel-SUR)

AUR.SUR.1001   Onderwerp

Dit deel bevat eisen inzake luchtvaartuiguitrusting en exploitatievoorschriften met betrekking tot het gebruik van het luchtruim die de toepasselijke eisen inzake surveillance bestrijken.

TITEL 1 —   AFHANKELIJKE COÖPERATIEVE SURVEILLANCE (DEPENDENT COOPERATIVE SURVEILLANCE)

AUR.SUR.2001   Toepassingsgebied

(1)

Deze titel is alleen van toepassing op vluchten die als algemeen luchtverkeer worden geëxploiteerd overeenkomstig instrumentvliegvoorschriften in het gemeenschappelijk Europees luchtruim dat deel uitmaakt van de EUR-regio van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO).

(2)

Onverminderd punt 1 is AUR.SUR.2015 van toepassing op alle vluchten die als algemeen luchtverkeer worden uitgevoerd.

AUR.SUR.2005   Eisen inzake luchtvaartuiguitrusting

1.

Luchtvaartuigexploitanten zorgen ervoor dat:

a)

luchtvaartuigen zijn uitgerust met bedrijfsklare transponders voor secundaire surveillanceradar die aan de volgende voorwaarden voldoen:

i)

zij zijn geschikt voor Elementary Surveillance (ELS) in Mode S in de lucht;

ii)

zij beschikken over voldoende continuïteit om te vermijden dat ze een operationeel risico vormen;

b)

luchtvaartuigen met een gecertificeerde maximumstartmassa van meer dan 5 700 kg of een werkelijke maximale kruissnelheid van meer dan 250 knopen, die beschikken over een individueel luchtwaardigheidscertificaat dat voor het eerst op of na 7 juni 1995 is afgegeven, zijn uitgerust met bedrijfsklare transponders voor secundaire surveillanceradar die voldoen aan de volgende voorwaarden:

i)

zij beschikken over de capaciteiten voor 1 090 MHz Extended Squitter (ES) automatic dependent surveillance-broadcast (ADS-B) Out, naast de in punt a), i), bedoelde capaciteiten;

ii)

zij beschikken over voldoende continuïteit om te vermijden dat ze een operationeel risico vormen;

c)

vleugelvliegtuigen met een gecertificeerde maximumstartmassa van meer dan 5 700 kg of een werkelijke maximale kruissnelheid van meer dan 250 knopen, die beschikken over een individueel luchtwaardigheidscertificaat dat voor het eerst op of na 7 juni 1995 is afgegeven, zijn uitgerust met bedrijfsklare transponders voor secundaire surveillanceradar die voldoen aan de volgende voorwaarden:

i)

zij beschikken over de capaciteiten voor versterkte bewaking in de lucht (Mode S Enhanced Surveillance, EHS), naast de in punt a), i) en punt b), i), bedoelde capaciteiten;

ii)

ze beschikken over voldoende continuïteit om risico’s voor de vluchtuitvoering te voorkomen.

2.

Punt 1, b) en c), is niet van toepassing op luchtvaartuigen die tot een van de volgende categorieën behoren:

a)

luchtvaartuigen waarmee wordt gevlogen om onderhoud te laten verrichten;

b)

luchtvaartuigen waarmee wordt gevlogen voor uitvoer;

c)

luchtvaartuigen waarvan de exploitatie uiterlijk op 31 oktober 2025 wordt stopgezet.

3.

Exploitanten van luchtvaartuigen met een individueel luchtwaardigheidscertificaat dat voor het eerst is afgegeven vóór 7 december 2020, moeten voldoen aan punt 1, b) en c), mits de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

zij hebben vóór 7 december 2020 een retrofitprogramma opgesteld waaruit blijkt dat aan punt 1, b) en c), is voldaan;

b)

die luchtvaartuigen hebben geen Uniefinanciering ontvangen om ze in overeenstemming te brengen met de in punt 1, b) en c), vastgestelde eisen.

4.

Luchtvaartuigexploitanten zorgen ervoor dat luchtvaartuigen die zijn uitgerust overeenkomstig de punten 1, 2 en 3 en die een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 5 700 kg of een werkelijke maximale kruissnelheid van meer dan 250 kt hebben, gebruikmaken van antennediversiteit.

AUR.SUR.2010   Niet-werkende transponder

Indien de transponders van luchtvaartuigen tijdelijk niet kunnen voldoen aan AUR.SUR.2005, punt 1, b) en c), mogen luchtvaartuigexploitanten gedurende maximaal 3 opeenvolgende dagen vluchten met die luchtvaartuigen uitvoeren.

AUR.SUR.2015   24-bit ICAO-luchtvaartuigadres van de transponder

Luchtvaartuigexploitanten zorgen ervoor dat alle Mode S-transponders aan boord van de door hen geëxploiteerde luchtvaartuigen werken met een 24-bit ICAO-luchtvaartuigadres dat overeenstemt met de registratie die is toegewezen door de staat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.

AUR.SUR.2020   Operationele procedures en opleiding voor surveillance

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

a)

hun operationele procedures in overeenstemming zijn met deze titel en in hun vluchthandboeken zijn opgenomen, en

b)

het personeel dat surveillanceapparatuur bedient, naar behoren op de hoogte wordt gebracht van deze titel en voldoende wordt opgeleid voor zijn taken.