(1)

Bij Verordening (EU) 2023/915 van de Commissie (2) zijn maximumgehalten voor cadmium in bepaalde levensmiddelen vastgesteld.

(2)

Op 30 januari 2009 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies over cadmium in levensmiddelen (3) uitgebracht. De EFSA heeft geconcludeerd dat cadmium voornamelijk toxisch is voor de nieren, met name voor de cellen van de proximale tubulus, waar het zich in de loop der tijd opstapelt en nierfalen kan veroorzaken. Gezien het toxische effect van cadmium op de nieren heeft de EFSA voor cadmium een toelaatbare wekelijkse inname van 2,5 μg/kg lichaamsgewicht vastgesteld. De EFSA heeft voorts geconcludeerd dat de gemiddelde blootstelling voor volwassenen in de Unie de toelaatbare wekelijkse inname benadert of nipt overschrijdt. Ook heeft zij geconcludeerd dat de wekelijkse inname van subgroepen zoals vegetariërs, kinderen, rokers en mensen die in sterk besmette gebieden wonen ongeveer twee keer de toelaatbare niveaus zou kunnen bedragen. Daarom heeft de EFSA geconcludeerd dat de huidige blootstelling aan cadmium op het niveau van de bevolking moet worden verminderd. Na dat wetenschappelijk advies heeft de EFSA op 17 januari 2012 een wetenschappelijk verslag uitgebracht waarin wordt bevestigd dat voor kinderen en volwassenen bij het 95e percentiel van de blootstelling gezondheidskundige richtwaarden zouden kunnen worden overschreden (4).

(3)

Rekening houdend met het wetenschappelijk advies en het wetenschappelijk verslag van de EFSA zijn bij Verordening (EU) nr. 488/2014 van de Commissie (5) nieuwe maximumgehalten voor cadmium in babyvoeding en cacao- en chocoladeproducten vastgesteld. In dit verband werd Aanbeveling 2014/193/EU van de Commissie (6) aangenomen, waarin de lidstaten werden opgeroepen om ervoor te zorgen dat de beschikbare risicobeperkende methoden kenbaar zouden worden gemaakt en gepromoot bij de landbouwers, en dat de tenuitvoerlegging ervan werd in- of voortgezet, dat de verdere gevolgen van de genomen maatregelen regelmatig zouden worden gemonitord door gegevens over het vóórkomen van cadmium in levensmiddelen te verzamelen en dat die gegevens, met name over cadmiumgehalten die de maximumgehalten benaderen of overschrijden, uiterlijk in februari 2018 zouden worden gerapporteerd.

(4)

Op basis van de gegevens over het vóórkomen die na de uitvoering van de risicobeperkende maatregelen zijn verzameld bij Verordening (EU) 2021/1323 van de Commissie (7), zijn de maximumgehalten voor cadmium voor een groot aantal levensmiddelen verlaagd.

(5)

Sinds de bekendmaking van Verordening (EU) 2021/1323 zijn nieuwe gegevens over het vóórkomen beschikbaar gekomen voor tijgernoten en voor enkele minder geconsumeerde soorten gekweekte paddenstoelen.

(6)

Het maximumgehalte voor cadmium in radijzen, dat bij Verordening (EU) 2021/1323 is verlaagd van 0,10 tot 0,020 mg/kg, is van toepassing op tijgernoten. Dit maximumgehalte werd verlaagd op basis van de destijds beschikbare gegevens over het vóórkomen bij de meest geconsumeerde soort binnen de productgroep radijzen (Raphanus sativus var. sativus). In de tussentijd zijn echter specifiek voor tijgernoten recentere gegevens over het vóórkomen beschikbaar gekomen, waaruit blijkt dat tijgernoten hogere cadmiumconcentraties bevatten dan andere radijzen. Het is dus duidelijk geworden dat het vastgestelde maximumgehalte voor cadmium in tijgernoten niet zo laag als redelijkerwijs mogelijk (“as low as reasonably achievable”, ALARA) is. Gezien de geringe consumptie van tijgernoten is de bijdrage ervan aan de blootstelling van de consument aan cadmium beperkt.

(7)

Bij Verordening (EU) 2021/1323 werden de maximumgehalten voor gekweekte paddenstoelen verlaagd van 0,20 mg/kg voor Agaricus bisporus, Lentinula edodes en Pleurotus ostreatus en 1,0 mg/kg voor andere gekweekte paddenstoelen tot 0,15 mg/kg voor Lentinula edodes en Pleurotus ostreatus en 0,050 mg/kg voor alle andere gekweekte paddenstoelen inclusief Agaricus bisporus. Het maximumgehalte voor andere gekweekte paddenstoelen dan Lentinula edodes en Pleurotus ostreatus werd verlaagd op basis van de destijds beschikbare gegevens over het vóórkomen in de meest geconsumeerde soort van deze productgroep (Agaricus bisporus). In de tussentijd zijn echter recentere gegevens beschikbaar gekomen over het vóórkomen in bepaalde soorten gekweekte paddenstoelen die minder worden geconsumeerd dan Agaricus bisporus, Lentinula edodes en Pleurotus ostreatus, waaruit blijkt dat die soorten hogere cadmiumconcentraties bevatten dan Agaricus bisporus. Daarom is duidelijk geworden dat het voor cadmium vastgestelde maximumgehalte voor andere gekweekte paddenstoelen dan Agaricus bisporus, Lentinula edodes en Pleurotus ostreatus niet in overeenstemming is met het “ALARA”-beginsel. Aangezien de soorten Agaricus bisporus, Lentinula edodes en Pleurotus ostreatus het grootste deel uitmaken van het totale volume aan paddenstoelen dat in de Unie wordt geconsumeerd, is de bijdrage van de andere gekweekte paddenstoelen aan de blootstelling van de consument aan cadmium beperkt.

(8)

Om rekening te houden met het “ALARA”-beginsel en om te voorkomen dat buitensporig hoge percentages tijgernoten en andere gekweekte paddenstoelen dan Agaricus bisporus, Lentinula edodes en Pleurotus ostreatus niet aan de maximumgehalten voldoen, en om tegelijkertijd een hoog niveau van voedselveiligheid te waarborgen, moeten de maximumgehalten voor cadmium in die soorten worden verhoogd.

(9)

Verordening (EU) 2023/915 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,