|
7.6.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 147/5 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1102 VAN DE COMMISSIE
van 6 juni 2023
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen
|
(1) |
Na een antidumpingonderzoek heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1629/2004 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India (“het oorspronkelijke onderzoek”). Na een antisubsidieonderzoek heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1628/2004 (3) ook definitieve compenserende rechten ingesteld op bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India. |
|
(2) |
Na een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek, dat ambtshalve was geopend, heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1354/2008 (4) Verordening (EG) nr. 1628/2004 en Verordening (EG) nr. 1629/2004 gewijzigd. |
|
(3) |
Naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1186/2010 (5) de antidumpingmaatregelen verlengd. Naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de compenserende maatregelen heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1185/2010 (6) de compenserende maatregelen verlengd. |
|
(4) |
Naar aanleiding van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) de antidumpingmaatregelen bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/422 (7) verlengd. Naar aanleiding van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de compenserende maatregelen heeft de Commissie de compenserende maatregelen bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/421 (8) verlengd. |
|
(5) |
De thans geldende antidumpingmaatregelen bedragen 9,4 % en 0 % op de invoer van met naam genoemde exporteurs en 8,5 % op de invoer van alle andere ondernemingen uit India. |
1.2. Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
|
(6) |
Na de bekendmaking van een bericht dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen (9), heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen. |
|
(7) |
Het verzoek om een nieuw onderzoek werd op 9 december 2021 ingediend door producenten in de Unie die ongeveer 90 % van de totale productie van bepaalde grafietelektrodesystemen in de Unie vertegenwoordigen (“de indieners van het verzoek”). De reden voor dit verzoek om een nieuw onderzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en tot herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie. |
1.3. Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
|
(8) |
Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijs was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 9 maart 2022, door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (10) (“het bericht van opening”), op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen geopend met betrekking tot de invoer van bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India (“het betrokken land”). |
1.4. Afzonderlijk onderzoek betreffende de antisubsidiemaatregelen die zijn ingesteld op de invoer van het onderzochte product
|
(9) |
Op 9 maart 2022 heeft de Commissie door bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (11) ook de opening aangekondigd van een nieuw onderzoek op grond van artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 (12) in verband met het vervallen van de definitieve antisubsidiemaatregelen die van toepassing zijn op de invoer in de Unie van bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India. |
1.5. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode
|
(10) |
Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of “TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2018 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”). |
1.6. Belanghebbenden
|
(11) |
In het bericht van opening werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de indieners van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs en de Indiase autoriteiten, de haar bekende importeurs, leveranciers en gebruikers, handelaren, alsmede de haar bekende betrokken verenigingen, op de hoogte gebracht van de opening van het onderzoek en hen verzocht daaraan mee te werken. |
|
(12) |
De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen over de opening van het onderzoek te maken en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. |
1.7. Steekproeven
|
(13) |
In het bericht van opening deelde de Commissie mee dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen in overeenstemming met artikel 17 van de basisverordening. |
1.7.1. Steekproef van producenten in de Unie
|
(14) |
In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie had de steekproef samengesteld op basis van de productie- en verkoopvolumes van het soortgelijke product in de Unie. Deze steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden ongeveer 61 % van de geraamde totale productie in de Unie en 64 % van het geraamde verkoopvolume van het soortgelijke product in de Unie. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen over de voorlopige steekproef verzocht. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie. |
1.7.2. Steekproef van importeurs
|
(15) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, verzocht de Commissie niet-verbonden importeurs de in het bericht van opening vermelde informatie te verstrekken. |
|
(16) |
Er hebben zich geen importeurs gemeld. |
1.7.3. Steekproef van producenten-exporteurs in India
|
(17) |
Om vast te stellen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, om deze samen te stellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in India verzocht de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken. De Commissie heeft te zijner tijd een antwoord over de steekproef ontvangen van twee producenten van grafietelektrodesystemen in India, namelijk HEG Limited en Graphite India Limited; daarom hoefde geen steekproef te worden genomen. De Commissie heeft besloten de twee producenten-exporteurs die de gevraagde informatie hebben verstrekt, te onderzoeken. |
1.8. Antwoorden op de vragenlijsten en kruislingse controles op afstand
|
(18) |
Bij de opening van het onderzoek werden de vragenlijsten beschikbaar gesteld in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (13). |
|
(19) |
Antwoorden op de vragenlijst zijn ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Geen van de producenten-exporteurs heeft de vragenlijst beantwoord. Geen van de gebruikers heeft de vragenlijst beantwoord of zich tijdens het onderzoek gemeld. |
|
(20) |
De Commissie verzamelde en controleerde alle informatie die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en de daaruit voortvloeiende schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controles ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:
|
2. ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Onderzocht product
|
(21) |
Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op grafietelektroden van de soort die voor elektrische ovens wordt gebruikt, met een schijnbare dichtheid van minimaal 1,65 g/cm3 en een elektrische weerstand van maximaal 6,0 μ.Ω.m, en nippels voor deze elektroden, tezamen of afzonderlijk ingevoerd (“het onderzochte product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8545 11 00 en ex 8545 90 90 (Taric-codes 8545110010 en 8545909010) (“het onderzochte product” of “GE”). |
2.2. Soortgelijk product
|
(22) |
Zoals vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek en in de vorige nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van de maatregelen, heeft dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen bevestigd dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basistoepassingen worden gebruikt:
|
|
(23) |
De Commissie heeft geconcludeerd dat die producten daarom soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. DUMPING
|
(24) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit India waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen zouden komen te vervallen. |
3.1. Voorafgaande opmerkingen
|
(25) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd nagegaan of het waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet of zich opnieuw zal voordoen indien de bestaande maatregelen zouden komen te vervallen. |
|
(26) |
Zoals vermeld in overweging 19 heeft geen van de producenten-exporteurs de vragenlijst beantwoord. Wegens het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs en overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening moest de analyse van de Commissie overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening worden verricht op basis van de beschikbare gegevens. |
|
(27) |
De Indiase autoriteiten werden er naar behoren van op de hoogte gesteld dat de Commissie wegens de niet-medewerking van de Indiase producenten-exporteurs artikel 18 van de basisverordening kan toepassen. Er werd hierover geen reactie ontvangen. |
|
(28) |
Daarom werden de bevindingen in punt 3 en punt 4 op de beschikbare gegevens gebaseerd. Hiertoe werd gebruikgemaakt van de gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, van de statistieken die beschikbaar zijn in de databanken van Eurostat en de Global Trade Atlas (14) (“GTA”), en van andere openbaar toegankelijke bronnen. |
3.2. Normale waarde
|
(29) |
Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2 van de basisverordening de normale waarde af fabriek berekend. |
|
(30) |
De normale waarde was gebaseerd op de door de indieners van het verzoek verstrekte gegevens uit i) Mordor Intelligence (15) en ii) Valuates Reports (16). De twee bronnen wezen op een vergelijkbare gemiddelde binnenlandse prijs van GE in India van 3 788 EUR per ton af fabriek in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Deze prijs werd gecontroleerd en strookte met de ramingen op basis van de openbaar toegankelijke prijslijsten die in dezelfde periode door SteelMint.com (17) werden gepubliceerd, met een gemiddelde prijs van 3 630 EUR per ton. |
|
(31) |
De Commissie heeft de gemiddelde prijs van de twee door de indieners van het verzoek verstrekte bronnen gebruikt om een normale waarde van 3 788 EUR per ton te bepalen. |
3.3. Uitvoerprijs
|
(32) |
Bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs in India werd de uitvoerprijs bepaald op basis van de cif-prijzen die werden ontleend aan gegevens van Eurostat, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek. Zoals vermeld in overweging 44, waren de volumes van de invoer uit India in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanzienlijk en werden de prijzen bijgevolg als representatief beschouwd. De cif-prijs van 2 747 EUR per ton (18) werd gecorrigeerd voor de zeevracht- en verzekeringskosten, de binnenlandse vervoerskosten in India en de EU-douaneafhandeling om af fabriek op 2 558 EUR per ton te komen. De aanpassingen waren gebaseerd op gegevens van de OESO (19) en op informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek. |
3.4. Vergelijking en dumpingmarge
|
(33) |
De Commissie heeft de normale waarde en de hierboven bepaalde uitvoerprijs in het stadium af fabriek vergeleken. |
3.5. Dumpingmarge
|
(34) |
Op basis daarvan bedroeg de gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, 44,7 % voor India. Derhalve werd geconcludeerd dat de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet. |
4. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DUMPING
|
(35) |
Na te hebben vastgesteld dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sprake was van dumping, is de Commissie, in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van de basisverordening, nagegaan of voortzetting van dumping waarschijnlijk zou zijn indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
|
(36) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de invoer uit India tijdens het TNO nog steeds tegen aanzienlijke dumpingprijzen op de markt van de Unie is binnengekomen en dat de hoeveelheden en marktaandelen van die invoer op het niveau van die in de laatste twee nieuwe onderzoeken waren gebleven. Voorts blijkt uit de in overwegingen 107 tot en met 115 vermelde analyse van het productievolume en de reservecapaciteit in India, de uitvoervolumes en prijzen vanuit India naar de markten van andere derde landen, de bestaande maatregelen in andere derde landen en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie ook dat het waarschijnlijk is dat de uitvoer met dumping zijn reeds aanzienlijke aanwezigheid op de markt van de Unie verder zou vergroten indien de huidige maatregelen zouden komen te vervallen. Dientengevolge werd geconcludeerd dat het waarschijnlijk is dat de dumping zou worden voortgezet indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
5. SCHADE
5.1. Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie
|
(37) |
Het soortgelijke product werd in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vervaardigd door zeven producenten in de Unie. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
|
(38) |
De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op 219 330 ton. De Commissie heeft dit cijfer bepaald op basis van de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de door de niet in de steekproef opgenomen producenten en de indieners van het verzoek verstrekte gegevens (20). Zoals vermeld in overweging 14, vertegenwoordigden de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie meer dan 61 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie. |
5.2. Verbruik in de Unie
|
(39) |
De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld aan de hand van het volume van de verkopen van de eigen, voor de markt van de Unie bestemde productie van de bedrijfstak van de Unie en de invoervolumes op de markt van de Unie volgens Eurostat-statistieken. |
|
(40) |
Het aldus vastgestelde verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 1 Verbruik in de Unie (ton) (21)
|
||||||||||||||||||||||
|
(41) |
Tijdens de beoordelingsperiode liep het verbruik van GE in de Unie met 10 % terug. In het jaar 2018 lag het verbruik hoog naar aanleiding van de sterke vraag van de staalindustrie in de Unie, die herstellende was van de staalcrisis. Bovendien legden staalproducenten in een situatie van plotse stijging van de GE-prijzen, voorraden van GE aan in de verwachting van een extra stijging. |
|
(42) |
In 2019 daalde de productie van staal uit elektrische boogovens in vergelijking met 2018 (volgens cijfers van Eurofer met 6,6 %). Bijgevolg daalde de vraag naar GE. Aangezien de prijs van GE aanzienlijk daalde, werd het aanleggen van voorraden voor de verwerkende industrie niet langer noodzakelijk geacht omdat de gebruikers zich niet langer zorgen maakten over een verdere prijsstijging. Als gevolg daarvan begonnen staalproducenten hun GE-voorraden af te bouwen. Bovendien daalde de vraag na de COVID-19-uitbraak in 2020 verder, maar dit keer slechts tijdelijk. |
5.3. Invoer uit India
5.3.1. Omvang en marktaandeel van de invoer uit India
|
(43) |
Zoals vermeld in overweging 39, heeft de Commissie het volume van de invoer uit India vastgesteld op basis van statistieken van Eurostat. Het marktaandeel werd vastgesteld op basis van het verbruik in de Unie zoals uiteengezet in overweging 40. |
|
(44) |
De invoer uit India heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 2 Volume (ton) en marktaandeel van de invoer
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(45) |
De invoer van het onderzochte product uit het betrokken land was in 2019 en 2020 gedaald ten gevolge van de daling van het verbruik in de Unie en heeft zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek hersteld. In totaal steeg het volume van de invoer tijdens de beoordelingsperiode van 5 802 ton in 2018 tot 6 540 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, d.w.z. met 13 %. De invoer van GE uit India vertegenwoordigde ongeveer 16 % van de totale invoer van GE in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek, wat neerkomt op een marktaandeel van 5 %. |
|
(46) |
Over het geheel genomen stegen de invoer uit India en het marktaandeel ervan tijdens de beoordelingsperiode. Ondanks de daling van het verbruik in de Unie bleef het volume van de invoer met dumping uit India tijdens de beoordelingsperiode stijgen (met 13 %), terwijl de verkoop van de bedrijfstak van de Unie daalde. |
5.3.2. Prijzen van het uit India ingevoerde product en prijsonderbieding
|
(47) |
De gemiddelde prijs van de invoer uit India heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 3 Invoerprijzen (EUR/ton)
|
||||||||||||||||||||||
|
(48) |
De gemiddelde invoerprijs (22) van GE uit India daalde tijdens de beoordelingsperiode met 80 %, van 13 756 EUR/ton in 2018 tot 2 747 EUR/ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
|
(49) |
Als gevolg van de grote wereldwijde vraag naar GE overtroffen de Indiase prijzen de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in de eerste helft van de beoordelingsperiode, maar daalden ze vervolgens met 60 % tussen 2018 en 2020 en bleven ze consequent lager dan de prijzen van de Unie in 2020 en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
|
(50) |
Gezien de niet-medewerking van de Indiase producenten-exporteurs heeft de Commissie de prijsonderbieding in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgesteld door een vergelijking te maken tussen:
|
|
(51) |
Dit resulteerde in de gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 33,2 %. Deze prijzen werden ook beschouwd als een redelijke indicator van mogelijke toekomstige prijsniveaus indien de maatregelen worden ingetrokken. |
|
(52) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde de Indiase overheid dat de door de Commissie berekende prijsonderbiedingsmarge niet representatief is, aangezien deze niet is gebaseerd op de werkelijke marktprijzen in de Unie. Volgens de Indiase overheid heeft het feit dat de verkoop van GrafTech Iberica plaatsvond op grond van langetermijncontracten (“LTA’s”) geleid tot een kunstmatig hoge verkoopprijs die niet indicatief is voor de marktprijs van GE in de Unie. |
|
(53) |
De Commissie is het daar niet mee eens. LTA’s zijn geen ongebruikelijke handelspraktijk, maar een zakelijke beslissing waarbij een klant ermee instemt zich in ruil voor leveringszekerheid aan een bepaald prijsniveau te binden. Aangezien LTA’s werden gebruikt bij transacties op de relevante markt, doet hun aanwezigheid in de steekproef niet af aan de representativiteit daarvan. Bovendien gebeurde slechts een deel van de verkoop van GrafTech via LTA’s, terwijl de verkoop van de andere twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek niet onder soortgelijke LTA’s viel. Daarom is de Commissie van mening dat, hoewel de LTA’s representatief zijn voor een deel van de markt, de door GrafTech Iberica gebruikte LTA’s over het geheel genomen geen significante invloed hadden op de berekening van de prijsonderbieding. Daarom werd dit argument afgewezen. |
5.3.3. Invoer uit andere derde landen dan India
|
(54) |
De invoer van het onderzochte product uit andere derde landen vond voornamelijk plaats vanuit China, Mexico en Rusland. |
|
(55) |
Het invoervolume uit andere derde landen, het marktaandeel en de prijzen daarvan hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 4 Invoer uit andere derde landen dan India
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(56) |
De gevolgen van de invoer uit andere derde landen werden geanalyseerd, aangezien die tijdens het TNO ongeveer 84 % van de totale invoer van GE in de Unie vertegenwoordigde. Ondanks het dalende verbruik zijn de uit andere derde landen ingevoerde hoeveelheden met 19 % gestegen van ongeveer 29 000 ton in 2018 tot ongeveer 35 000 ton in het TNO. |
|
(57) |
De invoer uit derde landen volgde gedeeltelijk de daling van het verbruik in 2019 en 2020, maar herstelde zich snel en bereikte het hoogste niveau in het TNO, met een stijging van 19 % in vergelijking met 2018. De gemiddelde prijs van de invoer uit andere derde landen volgde de algemene trend en daalde tussen 2018 en het TNO met 72 %. |
|
(58) |
Het overgrote deel van deze invoer in het TNO, namelijk 76 %, bestond uit invoer uit China. Het ingevoerde volume uit andere derde landen dan China en India steeg tijdens de beoordelingsperiode met 22 %. Het ingevoerde volume van GE uit India steeg van 5 800 ton in 2018 tot 6 500 ton tijdens het TNO, terwijl het volume uit China steeg van 22 054 ton in 2018 tot 26 065 ton tijdens het TNO, met een stijging van het marktaandeel van respectievelijk 25 % en 31 %. |
|
(59) |
Tijdens dezelfde periode waren de prijzen van de invoer uit China lager dan de prijzen van zowel de Indiase exporteurs als de prijzen van de producenten in de Unie (behalve in 2018). |
|
(60) |
Bovendien heeft de Commissie vanaf 7 april 2022 (23) de invoer van GE uit China onderworpen aan antidumpingrechten (gaande van 23 % tot 74,9 %) (24). |
5.4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
5.4.1. Algemene opmerkingen
|
(61) |
De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een evaluatie van alle economische indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren. |
|
(62) |
Zoals vermeld in overweging 14, is voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gebruikgemaakt van een steekproef. |
|
(63) |
Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens in de antwoorden op de antidumpingvragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten en van de macro-economische gegevens die zijn verstrekt door de niet in de steekproef opgenomen producenten en de indieners van het verzoek, die zijn getoetst aan de gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. Beide gegevensreeksen werden representatief bevonden voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
|
(64) |
De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping. |
|
(65) |
De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. |
5.4.2. Macro-economische indicatoren
5.4.2.1. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
(66) |
De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 5 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(67) |
Na de daling van het verbruik is het productievolume van de bedrijfstak van de Unie tussen 2018 en 2020 met 34 % gedaald en in het TNO gedeeltelijk hersteld, zij het onder het niveau van 2018. Tijdens de beoordelingsperiode is het productievolume in totaal met 13 % gedaald. |
|
(68) |
De daling van het productievolume is toe te schrijven aan de daling van het verbruik in combinatie met het door de bedrijfstak van de Unie geleden verlies in verkoophoeveelheid, zoals wordt uiteengezet in overweging 70. |
5.4.2.2. Verkoopvolume en marktaandeel
|
(69) |
Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 6 Verkoopvolume en marktaandeel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(70) |
Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 18 % gedaald. Het bleef tot 2020 gestaag dalen (met 38 %) en herstelde zich slechts gedeeltelijk in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Deze stijging volgde echter niet de vergelijkbare trend van het verbruik in de Unie, wat in het algemeen leidde tot een verlies aan marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van 77 % in 2018 tot 70 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (min 9 %), terwijl het marktaandeel van de invoer uit India in dezelfde periode met 25 % steeg. |
|
(71) |
In de loop van de beoordelingsperiode is het verbruik van GE in de EU met 10 % afgenomen. Deze daling van het verbruik met 15 000 ton had alleen gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie, die 21 000 ton omzet verloor. In dezelfde periode bleef het volume van de invoer met dumping uit India, China en andere derde landen stijgen tijdens de beoordelingsperiode, met respectievelijk 13 %, 18 % en 19 %. |
5.4.2.3. Groei
|
(72) |
Zoals hierboven uiteengezet, daalde het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 21 000 ton, terwijl de invoer met meer dan 6 200 ton toenam. Dit resulteerde in een verlies van marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met 9 % tijdens de beoordelingsperiode. Bijgevolg was er in de beoordelingsperiode voor de bedrijfstak van de Unie geen sprake van groei. |
5.4.2.4. Werkgelegenheid en productiviteit
|
(73) |
De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 7 Werkgelegenheid en productiviteit
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(74) |
Het aantal werknemers van de bedrijfstak van de Unie bleef tijdens de beoordelingsperiode relatief stabiel (daalde tijdens de beoordelingsperiode met 2 %). Gezien de productiedaling die in punt 5.4.2.1 wordt toegelicht, volgde de productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Unie, gemeten als productie (ton) per werknemer, dus dezelfde trend in dezelfde periode met een daling van 11 %. |
5.4.2.5. Hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden
|
(75) |
De Commissie heeft in overweging 34 geconcludeerd dat de dumping uit India in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet. De Commissie heeft ook geconcludeerd dat voortzetting van dumping bij uitvoer uit India zeer waarschijnlijk is indien de bestaande maatregelen komen te vervallen. |
|
(76) |
Ondanks de antidumpingmaatregelen die sinds 2009 van kracht zijn, heeft de bedrijfstak van de Unie een aanzienlijk verkoopvolume verloren, wat tot uiting komt in een verlies aan marktaandeel van 9 procentpunten tijdens de beoordelingsperiode. De bedrijfstak van de Unie kon zich bijgevolg niet volledig van eerdere dumping herstellen en blijft zeer kwetsbaar voor de schadelijke gevolgen van invoer met dumping op de markt van de Unie. |
5.4.3. Micro-economische indicatoren
5.4.3.1. Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden
|
(77) |
De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 8 Verkoopprijzen in de Unie
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(78) |
De verkoopprijzen zijn tussen 2018 en 2019 met 13 % gestegen alvorens in 2020 en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sterk te dalen tot een niveau dat 45 % lager ligt dan in 2018. |
|
(79) |
De productiekosten stegen, bereikten het hoogste punt in 2020 en begonnen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek te dalen. Deze trend is te wijten aan de aanzienlijke stijging van de prijs van de belangrijkste grondstof, namelijk naaldcokes. Door de toegenomen vraag van de industrie voor lithium-ionbatterijen steeg de prijs van naaldcokes gestaag en aanzienlijk tot 2019; hij begon pas vanaf 2020 te dalen. |
|
(80) |
Gezien de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie merkte de Commissie op dat een deel van de productie in de Unie (met name geproduceerd door GrafTech Iberica en GrafTech France), goed voor ongeveer 50 % van de totale verkoop en productie in de Unie, althans ten dele tijdelijk werd afgeschermd van directe concurrentie op de markt, terwijl het andere deel (de andere twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie) rechtstreeks werd blootgesteld aan de invoer met dumping uit India. |
|
(81) |
Deze situatie was het gevolg van het bestaan van LTA’s voor de verkoop van GE afkomstig van GrafTech Iberica. Deze LTA’s waren gesloten in de nasleep van een periode van ongewoon hoge prijzen in de jaren 2017-2018. Deze contracten zijn “take or pay”-aankoopcontracten, die een bepaald niveau van leveringen tegen vaste prijzen garanderen en waarbij de koper zich ertoe verbindt de overeengekomen volumes tegen de vooraf bepaalde vaste prijs te kopen, onder voorbehoud van verschillende contractuele rechten en verplichtingen. Deze contracten hadden een looptijd van drie tot vijf jaar. Het bleek dat een zeer groot deel van de verkoop van GrafTech Iberica in het tijdvak van het nieuwe onderzoek plaatsvond in het kader van deze LTA’s. Uit het onderzoek is niet gebleken dat andere producenten in de Unie tijdens de beoordelingsperiode gebruik hebben gemaakt van soortgelijke LTA’s. Gezien de beperkte looptijd van de LTA’s merkte de Commissie op dat de gevolgen van de contracten van tijdelijke aard zijn. |
|
(82) |
De oorsprong van deze LTA’s ligt in de periode van hoge prijsvolatiliteit in de jaren 2017-2018 die nog doorliep tot 2019. In deze jaren stegen de prijzen van grafietelektroden wereldwijd aanzienlijk. Dit was te wijten aan vele factoren, waaronder de toegenomen mondiale vraag. De belangrijkste reden voor de door de bedrijfstak van de Unie aangehaalde stijging van de vraag was de wereldwijde verschuiving in de staalindustrie, van hoogovens naar elektrische boogovens, waarin grafietelektroden worden gebruikt. Zoals uiteengezet in overweging 79, leidde de nieuwe concurrentie voor naaldcokes (de belangrijkste grondstof die bij de productie van grafietelektroden wordt gebruikt) met de industrie voor lithium-ionbatterijen bovendien tot een stijging van de grondstofkosten die bijdroeg tot de prijsvolatiliteit. Om dit probleem van prijsvolatiliteit aan te pakken, werden de LTA’s voor de levering van het onderzochte product afkomstig van GrafTech Iberica gesloten voor een looptijd van drie tot vijf jaar. Het principe was om stabielere prijzen te bekomen in ruil voor een stabiel aanbod zoals gevraagd door klanten. |
|
(83) |
Dankzij de bestaande LTA’s kon GrafTech Iberica in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verkopen tegen een stabiel prijsniveau ([25-50] % boven de gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie), ondanks de algemene prijsdaling waarvan de rest van de bedrijfstak van de Unie, die geen LTA’s had gesloten, niet was afgeschermd. Op basis van de beschikbare informatie, zoals de verkoopvolumes van het onderzochte product die niet aan de LTA’s waren onderworpen en afkomstig waren van GrafTech Iberica, en de verkoop van de twee andere in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, schatte de Commissie dat de gemiddelde prijs op de markt die niet viel onder de voorwaarden van de LTA’s, ongeveer [25-50] % lager was dan de gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie op de totale markt. Bijgevolg is de gemiddelde verkoopprijs in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen nauwkeurige weerspiegeling van de concurrentiële prijssituatie op de markt van de Unie, die aanzienlijk werd beïnvloed door laaggeprijsde invoer met dumping uit zowel India als China. |
5.4.3.2. Loonkosten
|
(84) |
De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 9 Gemiddelde loonkosten per werknemer
|
||||||||||||||||||||||
|
(85) |
De gemiddelde loonkosten zijn in de beoordelingsperiode lichtjes gedaald. De gemiddelde loonkosten per werknemer daalden in totaal met 5 %. Deze trend werd voornamelijk beïnvloed door de beperkte afname van de werkgelegenheid, zoals uiteengezet in overweging 74. |
5.4.3.3. Voorraden
|
(86) |
De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 10 Voorraden
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(87) |
Voorraden kunnen niet als een relevante schade-indicator voor deze bedrijfstak worden beschouwd, aangezien de productie en de verkoop hoofdzakelijk naar orders zijn gericht en de producenten dienovereenkomstig beperkte voorraden plegen aan te houden. Daarom worden de ontwikkelingen van de voorraden alleen ter informatie gegeven. |
|
(88) |
Over het geheel genomen werden de voorraden beïnvloed door de dalende trends in productie en verkoop van de bedrijfstak van de Unie. De eindvoorraden als percentage van de productie zijn in 2019 en 2020 aanzienlijk toegenomen (met respectievelijk 54 % en 78 %) en zijn in het tijdvak van het nieuwe onderzoek gedeeltelijk afgenomen. In totaal stegen de eindvoorraden in ton tijdens de beoordelingsperiode met 25 %. |
|
(89) |
Wanneer echter wordt gekeken naar de gegevens van de twee producenten in de Unie die geen LTA’s hebben gesloten, stegen hun voorraden in dezelfde periode met [35-45] %. |
5.4.3.4. Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
|
(90) |
De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 11 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(91) |
De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de omzet. |
|
(92) |
Na het in overweging 1 genoemde vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, waarbij de antidumpingmaatregelen werden ingesteld, verbeterde de situatie van de bedrijfstak van de Unie en bedroeg zijn winstmarge 75 % in 2018 ten gevolge van de in punt 5.4.3.1. vermelde prijsstijging. Daarna verslechterde de situatie echter; de winstmarges daalden vanaf 2018 tot een dieptepunt in 2020 (2 %) en herstelden zich gedeeltelijk in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (31 %), wat neerkomt op een daling met 58 % tijdens de beoordelingsperiode. |
|
(93) |
De oorzaak van deze dalende trend is de aanzienlijke daling van het verbruik in de Unie en van de omvang van de verkoop die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, in het voordeel van de invoer met dumping uit India en China, die zorgde voor aanzienlijke prijsdruk in de Unie door de prijzen van de bedrijfstak in de Unie te onderbieden en het niet onder de LTA’s vallende deel van de bedrijfstak van de Unie ertoe te dwingen zijn prijzen te verlagen, zoals uiteengezet in overweging 83. |
|
(94) |
Zoals hierboven vermeld, realiseerde een van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, GrafTech Iberica, het grootste deel van zijn verkoop op grond van LTA’s. Daarom werden producten verkocht tegen stabiele prijzen en tijdens het TNO (tot de LTA’s verstreken: een aanzienlijk deel verviel tegen eind 2021, een ander deel tegen eind 2022) werden die verkopen nog steeds geacht gedeeltelijk te zijn afgeschermd van externe factoren zoals de algemene prijsdaling. |
|
(95) |
Voor de andere twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie is de situatie echter anders. Met uitzondering van GrafTech Iberica geven de micro-indicatoren een ander beeld, waarbij de winstgevendheid van de verkoop in de Unie daalt van [+ 70-+80] % in 2018 tot [0-+10] % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
|
(96) |
De netto kasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. Gezien de dalende trend van de winst van de bedrijfstak van de Unie daalde de kasstroom tijdens de beoordelingsperiode met 68 %. |
|
(97) |
Dankzij een nog positieve kasstroom namen de investeringen in de beoordelingsperiode met 25 % toe, voornamelijk als gevolg van de inspanningen die de bedrijfstak van de Unie verrichtte om zijn productie te rationaliseren en de efficiëntie en productiviteit te verhogen om het hoofd te bieden aan de toenemende laaggeprijsde invoer. In dezelfde periode daalde het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de netto boekwaarde van de investeringen, echter met 79 % en volgde daarmee dezelfde trend als de winstgevendheid. |
|
(98) |
Een vergelijkbaar beeld als dat hierboven is merkbaar wanneer wordt gekeken naar de gegevens van de twee producenten in de Unie die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek niet verkochten op grond van LTA’s. In dezelfde periode daalden het rendement van investeringen en de kasstroom tot [0 + 10] %. |
|
(99) |
De afgenomen winstgevendheid en het afgenomen rendement van investeringen zullen het voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie steeds moeilijker maken om kapitaal aan te trekken voor toekomstige investeringen. Aangezien het rendement van investeringen zo snel daalt, komt het vermogen van de in de steekproef opgenomen producenten om in de toekomst kapitaal aan te trekken nog meer in het gedrang. |
5.4.4. Conclusie over schade
|
(100) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat stelden om gedurende de gehele beoordelingsperiode ten minste gedeeltelijk een aanzienlijk marktaandeel te behouden. Uit de meeste schade-indicatoren bleek dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie moeilijk was. Zoals hierboven uiteengezet, worden deze negatieve ontwikkelingen verklaard door de daling van het verbruik in combinatie met de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en de invoer met dumping uit China en India, die in dezelfde periode marktaandeel heeft gewonnen ten nadele van de bedrijfstak van de Unie, wiens marktaandeel is afgenomen. De situatie werd nog verergerd door de sterke toename van de invoer met dumping uit China en India. De bedrijfstak van de Unie heeft op deze uitdagingen gereageerd door zijn prijzen te verlagen en de winst te drukken, al bleef deze laatste tijdens de beoordelingsperiode positief. |
|
(101) |
Met name de productie, het verkoopvolume en het marktaandeel daalden, evenals de verkoopprijzen, wat een negatief effect had op de productiviteit en de winstgevendheid. De toegenomen prijsdruk als gevolg van de invoer met dumping uit India en China heeft de bedrijfstak van de Unie gedwongen zijn verkoopprijzen te verlagen, met negatieve gevolgen voor zijn winstgevendheid, die in de beoordelingsperiode aanzienlijk is gedaald. Ten slotte heeft het snel dalende rendement van investeringen een negatief effect op het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om kapitaal en investeringen aan te trekken. |
|
(102) |
Daarentegen slaagde de bedrijfstak van de Unie er ondanks de dalende trends nog steeds in een groot verkoopvolume en een aanzienlijk marktaandeel te handhaven. Evenzo bleef de winstgevendheid, ondanks de negatieve trend, gedurende de gehele beoordelingsperiode positief. Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode te kampen had met een aantal negatieve trends, die in 2021 in totaal tot een kwetsbare situatie leidden, maar dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft geleden. |
|
(103) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde de Indiase overheid dat de stijging van de grondstofprijzen na de militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne een van de belangrijkste factoren is voor de verminderde winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie. |
|
(104) |
Dit argument werd niet met bewijsmateriaal gestaafd. De militaire agressie en de onderliggende geopolitieke situatie ontwikkelden zich na het tijdvak van het nieuwe onderzoek, vanaf februari 2022, en hadden derhalve geen invloed op de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode. Dit argument werd dan ook ongegrond geacht. |
6. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DE SCHADE
|
(105) |
Zoals de Commissie heeft geconcludeerd in overweging 102, heeft de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade geleden. Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening beoordeeld of herhaling van de oorspronkelijk door de invoer met dumping uit India veroorzaakte schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen komen te vervallen. |
|
(106) |
Om vast te stellen of herhaling van schade als oorspronkelijk veroorzaakt door de invoer met dumping uit India waarschijnlijk is, heeft de Commissie de volgende elementen onderzocht: i) het productievolume en de reservecapaciteit in India, ii) de uitvoervolumes en -prijzen vanuit India naar de markten van andere derde landen, iii) de bestaande maatregelen in de andere derde landen, iv) de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, en v) de waarschijnlijke prijsniveaus van de invoer uit India en de gevolgen daarvan voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie, indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
6.1. Productiecapaciteit en reservecapaciteit
|
(107) |
Op basis van de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (25) werd de totale Indiase productiecapaciteit voor GE geraamd op ongeveer 160 000 ton, de productie op ongeveer 121 000 ton en de reservecapaciteit op ongeveer 39 000 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De geraamde reservecapaciteit vertegenwoordigde in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ongeveer 29 % van het verbruik in de Unie. |
|
(108) |
Bovendien bleek uit de informatie in het verzoek (26) dat één Indiase producent zijn capaciteit begin 2023 waarschijnlijk met nog eens 20 000 ton zal blijven verhogen, waardoor de reservecapaciteit zal toenemen tot 59 000 ton (43 % van het verbruik in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek). Er is dus capaciteit om aanzienlijk meer naar de Unie te gaan uitvoeren, met name omdat er geen aanwijzingen zijn dat de markten van derde landen of de binnenlandse markt extra productie kunnen absorberen. |
6.2. Volumes en prijzen bij uitvoer van India naar andere derde landen
|
(109) |
Bij gebrek aan medewerking en bijgevolg aan andere betrouwbaardere bronnen om de uitvoer van GE uit India naar andere derde landen dan de Unie vast te stellen, werd de analyse gebaseerd op de GTA-gegevens van HS-code 8545 11. Deze HS-code bestreek ongeveer 82 % van de Indiase uitvoer naar de Unie (in vergelijking met de Taric-gegevens van Eurostat), terwijl bijna geen invoer in de Unie uit India plaatsvond onder HS-code 8545 90. De GTA-gegevens voor HS 8545 11 werden daarom beschouwd als de meest betrouwbare bron voor de analyse van de markten van derde landen. |
|
(110) |
Zowel GIL als HEG, de twee bekende producenten van GE in India, bleken zeer exportgericht te zijn en in 2021 meer dan 60 % van hun productie uit te voeren. Turkije, de Verenigde Staten, de Unie en Egypte waren hun belangrijkste exportmarkten. Over het geheel genomen zijn de volumes van de wereldwijde uitvoer uit India van 2018 tot het TNO met 14 % gedaald, terwijl ze voor de drie belangrijkste exportmarkten (Turkije, de Verenigde Staten en Egypte) met 16 % zijn gestegen. |
|
(111) |
Uit de analyse van de uitvoerprijzen naar de tien belangrijkste exportlanden van India tijdens het TNO bleek dat de uitvoerprijs naar de Unie op fob-niveau aan de grens met India (2 727 EUR/ton) hoger was dan naar Egypte, Zuid-Korea, Zuid-Afrika, Mexico en de Verenigde Arabische Emiraten, terwijl deze lager was dan naar Turkije, de Verenigde Staten, Saoedi-Arabië en Indonesië. Gezien de uitvoerbeperkingen waarmee de Indiase bedrijfstak wordt geconfronteerd, zoals uiteengezet in punt 6.3, en rekening houdend met de huidige Indiase reservecapaciteit, werd echter geoordeeld dat Indiase exporteurs gestimuleerd zouden worden om aanzienlijke hoeveelheden uitvoer naar derde landen te verschuiven naar de aantrekkelijkere markt van de Unie indien de maatregelen komen te vervallen. |
6.3. Bestaande maatregelen in de andere derde landen
|
(112) |
Na de Amerikaanse sancties tegen Iran in augustus 2018 verloor India zijn grootste exportbestemming voor GE (27). Vóór de sancties behoorde Iran tot de drie belangrijkste exportbestemmingen voor GE voor India met een exportvolume van ongeveer 9 000 ton/jaar. In 2019 daalde het exportvolume van India naar Iran na de sancties tot bijna nul ton en dat bleef in de jaren daarna ook zo. |
|
(113) |
Daarnaast heeft de Euraziatische Economische Commissie de antidumpingmaatregelen ten aanzien van GE uit India tot september 2023 verlengd à rato van 16,04 % voor HEG en 32,83 % voor GIL en andere Indiase producenten. De Russische Federatie, een van de leden van de Euraziatische Economische Unie, was een belangrijke consument van GE met zijn jaarlijkse staalproductie in elektrische boogovens van 24 miljoen ton in 2019. De Indiase export van GE naar Rusland daalde van ongeveer 840 ton in 2018 tot nul ton in 2020 en 2021. Met de reeds beschikbare reservecapaciteit zal dit de mogelijk beschikbare exportmarkten voor de Indiase producenten bijgevolg beperken, waardoor de markt van de Unie nog aantrekkelijker wordt indien de maatregelen komen te vervallen. |
6.4. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
|
(114) |
De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie werd aangetoond door het feit dat er ondanks de van kracht zijnde antidumpingrechten en compenserende rechten geen eind kwam aan de invoer van Indiase GE op de markt van de Unie. Tijdens de beoordelingsperiode bleef India het op een na grootste land van uitvoer naar de Unie, na China. Ondanks een daling tussen 2019 en 2020 als gevolg van de COVID-19-pandemie, handhaafde en verhoogde India zijn uitvoer naar de Unie, tussen 5 800 ton in 2018 en 6 500 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, en ook zijn marktaandelen, tussen 4 % in 2018 en 5 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Dit ligt in de lijn van de uitvoervolumes en de marktaandelen in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek in het kader van de twee vorige nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van de maatregelen. Zoals vermeld in overweging 51, was de prijs van de Indiase uitvoer naar de Unie aanzienlijk lager dan de prijzen op de markt van de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
|
(115) |
Volgens de openbare verklaringen van HEG beschouwt de producent de Unie bovendien als een belangrijke uitvoermarkt om zijn aanwezigheid te vergroten als de antidumping-/antisubsidiemaatregelen worden opgeheven (28). |
6.5. Waarschijnlijke prijsniveaus bij invoer uit India en het effect daarvan op de situatie van de bedrijfstak van de Unie mochten de maatregelen komen te vervallen
|
(116) |
Om het effect van toekomstige invoer op de situatie van de bedrijfstak van de Unie te beoordelen, overwoog de Commissie dat het prijsniveau van de Indiase uitvoer zonder antidumpingrechten een redelijke indicator zou zijn voor de toekomstige prijzen bij uitvoer naar de markt van de Unie. Op basis hiervan, zoals uiteengezet in overweging 51, werd vastgesteld dat de gemiddelde prijsonderbiedingsmarge voor het onderzochte product 33,2 % bedroeg; daarom wordt dit beschouwd als de beste indicator van de waarschijnlijke prijsniveaus bij afwezigheid van antidumpingmaatregelen. |
|
(117) |
Gezien het intensieve gebruik en de snelle vervanging van het onderzochte product, hebben de gebruikers ervan de neiging om aanzienlijke voorraden aan te houden, net als voor grondstoffen. Daarom is het onderzochte product prijsgevoelig. Een sterke toename van de invoer tegen lage prijzen zou de bedrijfstak van de Unie dwingen zijn prijzen verder te verlagen, wat reeds is gedaan om te concurreren met de invoer uit India en China, zoals uiteengezet in punt 5.4.3.1. |
|
(118) |
Bovendien is de invoer van bepaalde GE uit China sinds april 2022 onderworpen aan het antidumpingrecht vermeld in overweging 58. De omvang van het product waarop die rechten betrekking hebben, omvat voor een groot deel de omvang van het product waarop dit onderzoek betrekking heeft, namelijk Taric-code 8545110010. Daarom wordt verwacht dat het Chinese marktaandeel zal dalen (van 20 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek). Dit zal de markt van de Unie nog aantrekkelijker maken voor de invoer met dumping/subsidiëring uit India. Gezien de huidige of zelfs waarschijnlijk toegenomen reservecapaciteit zoals vermeld in overweging 108, en zonder de concurrentie van de Chinese producenten-exporteurs, is het zeer waarschijnlijk dat de Indiase producenten-exporteurs hun uitvoer van het onderzochte product naar de markt van de Unie aanzienlijk zullen verhogen indien de maatregelen komen te vervallen. |
|
(119) |
Zoals uiteengezet in de overwegingen 81 tot en met 83, wordt de situatie van de bedrijfstak van de Unie in zijn geheel bovendien beïnvloed door de bijzondere situatie van GrafTech Iberica, die van tijdelijke aard is. Aan de LTA’s kwam een einde (in grote mate liep de grote meerderheid van de geldende LTA’s al af in 2022). Sommige bestaande LTA’s van GrafTech Iberica zijn voor een of twee jaar na 2022 verlengd. De verlengde LTA’s hadden echter slechts betrekking op een klein deel van de totale verkoop van GrafTech Iberica. Zelfs als de verlengde LTA’s in aanmerking worden genomen, zal het overgrote deel van het verkoopvolume van GrafTech Iberica eind 2023 niet langer onder de huidige LTA’s vallen. Dit aandeel zal eind 2024 nog verder stijgen. Bovendien merkte de Commissie op dat de gemiddelde verkoopprijzen voor producten van GrafTech Iberica voor de OT daalden ten opzichte van 2020 (zelfs met inbegrip van de verkopen in het kader van de LTA’s), wat erop wees dat de verkoop van producten van GrafTech Iberica de negatieve gevolgen ondervond van de invoer van grafietelektroden uit India en China tegen lage prijzen. Daarom zal GrafTech Iberica uiterlijk eind 2023 in dezelfde situatie verkeren als de andere producenten en volledig blootgesteld zijn aan de gevolgen van de toenemende invoer met dumping uit India. Dit betekent dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie verder zou verslechteren indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
|
(120) |
Met een verlies aan winstgevendheid zou de bedrijfstak van de Unie niet in staat zijn de nodige investeringen te doen. Uiteindelijk zou dit ook leiden tot verlies van werkgelegenheid en tot het risico op sluiting van productielijnen. |
|
(121) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde de Indiase overheid dat herhaling van schade in dit geval niet waarschijnlijk is, voornamelijk omdat het marktaandeel van de invoer uit India in de Unie slechts 5 % bedraagt en de schade voor de bedrijfstak van de Unie het gevolg is van de invoer uit China en niet van de invoer uit India. Voorts stelde de Indiase overheid dat de lage prijzen van de invoer uit India een reactie zijn op de laaggeprijsde invoer uit China. |
|
(122) |
Om vast te stellen of herhaling van de oorspronkelijk door de invoer met dumping uit India veroorzaakte schade waarschijnlijk is, heeft de Commissie, zoals uiteengezet in overweging 106, verschillende elementen in aanmerking genomen, zoals het productievolume en de reservecapaciteit in India, de omvang en de prijzen van de uitvoer uit India naar de markten van andere derde landen, de bestaande maatregelen in de andere derde landen, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de waarschijnlijke prijsniveaus van de invoer uit India en de gevolgen daarvan voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie, mochten de maatregelen komen te vervallen. In haar opmerkingen zette de Indiase overheid geen andere vraagtekens bij de analyse of de conclusie van de Commissie met betrekking tot een van deze elementen dan die welke zijn behandeld in overweging 125. Anders dan de Indiase overheid in haar opmerkingen suggereerde, heeft de Commissie haar bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van herhaling van schade niet gebaseerd op het marktaandeel van de invoer van GE uit India in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. |
|
(123) |
Derhalve werd het argument afgewezen. |
|
(124) |
Voorts stelde de Indiase overheid dat de markt van de Unie, wat prijzen betreft, voor de Indiase producenten-exporteurs geen aantrekkelijke markt is, aangezien de prijzen bij uitvoer naar de Unie lager zijn dan de prijs bij uitvoer van GE naar andere derde landen. |
|
(125) |
De Commissie heeft in overweging 111 erkend dat de Indiase prijzen bij uitvoer naar sommige derde landen hoger zijn dan de prijzen bij uitvoer naar de Unie. Niettemin zijn de prijzen voor sommige andere uitvoermarkten, die belangrijk zijn voor de Indiase producenten-exporteurs, lager dan de prijzen bij uitvoer naar de Unie. Zoals uiteengezet in de punten 6.1 tot en met 6.5, heeft de Indiase uitvoer in de beoordelingsperiode bovendien zijn marktaandeel in de Unie vergroot. Daarom heeft de Commissie om de hierboven uiteengezette redenen geconcludeerd dat dit argument ongegrond was. |
6.6. Conclusie
|
(126) |
Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat het vervallen van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van invoer met dumping uit India die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbiedt, waardoor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie nog zou verslechteren. Het is zeer waarschijnlijk dat dit tot een herhaling van aanmerkelijke schade zou leiden en dat de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie bijgevolg ernstig in gevaar zou komen. |
7. BELANG VAN DE UNIE
|
(127) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs, de distributeurs en de gebruikers. |
|
(128) |
Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken. |
7.1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
|
(129) |
De bedrijfstak van de Unie bestaat uit vijf groepen die in de Unie grafietelektroden produceren. Alle groepen verleenden volledige medewerking aan het onderzoek. Zoals vermeld in overweging 14, heeft de Commissie een steekproef van producenten in de Unie samengesteld. De steekproef bestond uit drie producenten in de Unie die de vragenlijst hebben beantwoord. De steekproef werd als representatief voor de bedrijfstak van de Unie beschouwd. |
|
(130) |
Zoals hierboven is uiteengezet, heeft de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode geen aanmerkelijke schade geleden, maar bevindt hij zich in een kwetsbare positie, zoals wordt bevestigd door de negatieve ontwikkelingen van de schade-indicatoren. Intrekking van de antidumpingrechten zou waarschijnlijk leiden tot een herhaling van aanmerkelijke schade, wat zich zou vertalen in een verlies aan verkoop- en productievolume, alsook in een verlies aan marktaandeel, wat zou leiden tot een verlies aan winstgevendheid en werkgelegenheid. |
|
(131) |
Daarentegen is de bedrijfstak van de Unie een levensvatbare bedrijfstak gebleken. Na het laatste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen is hij erin geslaagd zijn situatie in de eerlijke omstandigheden op de markt van de Unie te verbeteren, te investeren en een winst te genereren die hoger is dan de in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde streefwinst. Voortzetting van de maatregelen zou voorkomen dat de laaggeprijsde invoer uit India de markt van de Unie overspoelt en zou de bedrijfstak van de Unie derhalve in staat stellen houdbare prijzen en winstgevendheidsniveaus te handhaven die nodig zijn voor toekomstige investeringen. |
|
(132) |
De Commissie is op basis hiervan derhalve tot de conclusie gekomen dat handhaving van de antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is. |
7.2. Belang van niet-verbonden importeurs, handelaren en gebruikers
|
(133) |
De Commissie heeft contact opgenomen met alle haar bekende niet-verbonden importeurs, handelaren en gebruikers. Er heeft zich geen enkele belanghebbende gemeld. |
|
(134) |
Aangezien geen enkele importeur, handelaar of gebruiker zijn medewerking heeft verleend, was er geen informatie beschikbaar over de gevolgen van de rechten voor deze partijen. Uit het oorspronkelijke onderzoek is echter gebleken dat de eventuele gevolgen voor andere belanghebbenden niet zodanig waren dat de maatregelen in strijd met het belang van de Unie moesten worden geacht, en evenzo is in het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen gebleken dat handhaving van de maatregelen geen significant negatief effect op de situatie van deze partijen zou hebben. |
|
(135) |
Op grond van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat handhaving van de geldende antidumpingmaatregelen geen significante nadelige gevolgen voor importeurs, handelaren of gebruikers zou hebben. |
|
(136) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde de Indiase overheid dat handhaving van de geldende antidumpingmaatregelen niet in het belang van de Unie is. Zij stelde dat het feit dat de verkopen van GrafTech Iberica plaatsvonden op grond van LTA’s heeft geleid tot een kunstmatige en mededingingsverstorende hoge verkoopprijs die niet indicatief is voor de marktprijs van GE in de Unie. De gevolgen van deze verkopen tegen kunstmatig hoge prijzen zouden worden gevoeld door de downstreamgebruikers in de Unie. |
|
(137) |
Zoals uiteengezet in overweging 53, zijn LTA’s een niet ongebruikelijke, vrijelijk aangegane handelspraktijk waarbij beide partijen het eens zijn over voorwaarden waarvan zij veronderstellen dat zij gunstig zullen zijn. Daarom kunnen de LTA’s en de daaruit voortvloeiende prijzen volgens de Commissie niet als mededingingsverstorend worden beschouwd. Zoals uiteengezet in overweging 119, zullen de meeste door GrafTech Iberica ondertekende LTA’s bovendien uiterlijk eind 2023 aflopen, en zal GrafTech Iberica dan in dezelfde situatie verkeren als de andere producenten en volledig blootgesteld zijn aan de gevolgen van de toenemende invoer met dumping uit India. |
|
(138) |
Daarom werd dit argument afgewezen. |
|
(139) |
Voorts stelde de Indiase overheid dat handhaving van de rechten niet in het belang van de Unie zou zijn, aangezien de gevolgen van dergelijke rechten op de afnemers zullen worden afgewenteld. |
|
(140) |
Dit argument werd ongegrond geacht. Het belang van de gebruikers is door de Commissie beoordeeld in de overwegingen 134 en 135, en geconcludeerd werd dat handhaving van de geldende antidumpingmaatregelen geen aanzienlijke nadelige gevolgen voor de gebruikers zou hebben. |
7.3. Conclusie inzake belang van de Unie
|
(141) |
Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen waren om de bestaande maatregelen ten aanzien van invoer van het onderzochte product van oorsprong uit India niet te handhaven. |
8. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
|
(142) |
Op basis van de conclusies van de Commissie betreffende de voortzetting van de invoer met dumping uit India, de waarschijnlijkheid van herhaling van de schade die werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit India, en het belang van de Unie, is de Commissie van oordeel dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde grafietelektrodesystemen uit India moeten worden gehandhaafd. |
|
(143) |
Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”. |
|
(144) |
Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle voorschriften van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving. |
|
(145) |
Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen. |
|
(146) |
De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het onderzochte product voor zover het van oorsprong is uit India en is geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Ten aanzien van de invoer van het onderzochte product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten. |
|
(147) |
Een onderneming die haar naam wijzigt, mag vragen deze individuele antidumpingrechten te blijven toepassen. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (29). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om van het recht te genieten dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een verordening over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
|
(148) |
Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het voornemen bestond om handhaving van de bestaande maatregelen aan te bevelen. Ook konden zij hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. |
|
(149) |
Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (30) als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand. |
|
(150) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op grafietelektroden van de soort die voor elektrische ovens wordt gebruikt, met een schijnbare dichtheid van minimaal 1,65 g/cm3 en een elektrische weerstand van maximaal 6,0 μ.Ω.m, en nippels voor deze elektroden, tezamen of afzonderlijk ingevoerd, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8545 11 00 en ex 8545 90 90 (Taric-codes 8545110010 en 8545909010) en van oorsprong uit India.
2. De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten, zijn als volgt:
|
Onderneming |
Antidumpingrecht |
Aanvullende Taric-code |
|
Graphite India Limited (GIL), 31 Chowringhee Road, Kolkatta — 700016, West Bengal |
9,4 |
A530 |
|
HEG Limited, Bhilwara Towers, A-12, Sector-1, Noida — 201301, Uttar Pradesh |
0 |
A531 |
|
Alle overige ondernemingen |
8,5 |
A999 |
3. De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen, zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in India. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor alle andere ondernemingen geldt.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 juni 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) Verordening (EG) nr. 1629/2004 van de Raad van 13 september 2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India (PB L 295 van 18.9.2004, blz. 10).
(3) Verordening (EG) nr. 1628/2004 van de Raad van 13 september 2004 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India (PB L 295 van 18.9.2004, blz. 4).
(4) Verordening (EG) nr. 1354/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1628/2004 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India en van Verordening (EG) nr. 1629/2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India (PB L 350 van 30.12.2008, blz. 24).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1186/2010 van de Raad van 13 december 2010 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 332 van 16.12.2010, blz. 17).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1185/2010 van de Raad van 13 december 2010 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 597/2009 (PB L 332 van 16.12.2010, blz. 1).
(7) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/422 van de Commissie van 9 maart 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 64 van 10.3.2017, blz. 46).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/421 van de Commissie van 9 maart 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 64 van 10.3.2017, blz. 10).
(9) PB C 226 van 14.6.2021, blz. 3.
(10) Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India (PB C 113 van 9.3.2022, blz. 3).
(11) Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antisubsidiemaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India (PB C 113 van 9.3.2022, blz. 13).
(12) Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55).
(13) https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2585
(14) https://www.gtis.com/gta/
(15) https://www.mordorintelligence.com/
(16) https://reports.valuates.com/
(17) Een aanbieder van marktgegevens voor staalproducenten en staalgebruikers: https://www.steelmint.com/intel/india-graphite-electrode-prices-inch-up-6-for-oct-dec-21-quarter-8571 en https://twitter.com/SteelMint/status/1400101045217357835, de openbaar beschikbare informatie bestaat uit grafieken met maandelijkse binnenlandse verkoopprijzen voor GE in India; de Commissie kon deze prijzen echter alleen ramen en niet precies definiëren.
(18) Invoerprijs zonder douane- en AD/AS-rechten. Bron: Comext
(19) Gegevensset: Internationale transport- en verzekeringskosten voor de handel in goederen — OESO.
(20) Het productievolume is gebaseerd op gegevens van de EU-27, aangezien het Verenigd Koninkrijk sinds 1 februari 2020 niet langer deel uitmaakt van de Europese Unie en de overgangsperiode voor de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk op 31 december 2020 is afgelopen.
(21) Het verbruik is gebaseerd op gegevens van de EU-27, exclusief gegevens met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk.
(22) Invoerprijs zonder douane- en AD/AS-rechten. Bron: Eurostat.
(23) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/558 van de Commissie van 6 april 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 108 van 7.4.2022, blz. 20).
(24) Het toepassingsgebied van de verordening over China verschilt licht van het toepassingsgebied van de huidige verordening, aangezien deze geen nippels omvat maar wel grafietelektroden van de soort gebruikt voor elektrische ovens, met een schijnbare dichtheid van 1,5 g/cm3 of meer maar minder dan 1,65 g/cm3 en een elektrische weerstand van 6,0 μΩ.m of minder, of met een schijnbare dichtheid van 1,5 g/cm3 of meer en een elektrische weerstand van meer dan 6,0 μΩ.m maar niet meer dan 7,0 μΩ.m (Taric-codes 8545110010 en 8545110015).
(25) Openbaar beschikbaar jaarverslag van HEG in 2021 en GIL Corporate Presentation van 2021.
(26) Jaarverslag HEG 2021, blz. 2, 11.
(27) Niet-Amerikaanse bedrijven mogen geen Amerikaanse dollars meer gebruiken voor transacties met Iran. Bovendien kan de sanctie voor het schenden van de Amerikaanse sancties tot gevolg hebben dat buitenlandse bedrijven geen nieuwe Amerikaanse bankrekeningen mogen openen en te maken krijgen met beperkingen op leningen, licenties en Ex-Im-kredieten.
(28) Publiek beschikbaar HEG, Conference Call Transcript 2021 verstrekt door de indieners van het verzoek. https://hegltd.com/wp-content/uploads/2021/06/ConferenceCallTranscript08062021.pdf
(29) Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat G, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.
(30) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).