17.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 133/214


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/968 VAN DE COMMISSIE

van 16 mei 2023

tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde zware plaat van niet-gelegeerd staal of ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (de “basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Gezien Verordening (EU) 2015/477 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 inzake de maatregelen die de Unie kan nemen ten aanzien van het gecombineerde effect van antidumping- of antisubsidiemaatregelen en vrijwaringsmaatregelen (2), en met name artikel 1,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/336 (3) heeft de Europese Commissie (de “Commissie”) antidumpingrechten ingesteld op bepaalde zware plaat van niet-gelegeerd staal of ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “het betrokken land”) (“de oorspronkelijke maatregelen”). Het onderzoek dat leidde tot de instelling van de oorspronkelijke maatregelen wordt hierna “het oorspronkelijke onderzoek” genoemd.

(2)

De Commissie heeft bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1382 (4) (“de vrijwaringsverordening”) een aantal verordeningen tot instelling van antidumping- of antisubsidiemaatregelen ten aanzien van bepaalde staalproducten waarop vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn, gewijzigd.

(3)

De momenteel geldende antidumpingrechten bedragen 65,1 % tot 73,7 % voor invoer van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs; 70,6 % voor invoer van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen, en 73,7 % voor invoer van alle andere ondernemingen in de VRC.

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(4)

Na de bekendmaking van een bericht dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen (5), heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen.

(5)

Het verzoek om een nieuw onderzoek werd op 26 november 2021 ingediend door European Steel Association Eurofer (“de indiener van het verzoek”) namens de bedrijfstak van de Unie van bepaalde zware platen van niet-gelegeerd staal of ander gelegeerd staal in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

(6)

Het verzoek om een nieuw onderzoek was gebaseerd op de overweging dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(7)

Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité, tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijs was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 25 februari 2022 een dergelijk onderzoek geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van bepaalde zware platen van niet-gelegeerd staal of ander gelegeerd staal van oorsprong uit de VRC op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Zij heeft daartoe een bericht van opening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (6) (“het bericht van opening”).

1.4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(8)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2018 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”).

1.5.   Belanghebbenden

(9)

In het bericht van opening is de belanghebbenden verzocht contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de indiener van het verzoek en andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten in de VRC, alsmede de autoriteiten van de VRC en de haar bekende betrokken importeurs, gebruikers, handelaren en verenigingen op de hoogte gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(10)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(11)

Geen belanghebbende heeft om een onderhoud verzocht.

1.6.   Opmerkingen over de opening van het onderzoek

(12)

De Commissie heeft opmerkingen over de opening van het onderzoek ontvangen van een vereniging van staalproducenten uit de VRC (China Iron and Steel Association — “CISA”) en Primex Steel Trading GmbH (“Primex”). De indiener van het verzoek heeft ook opmerkingen ingediend hieromtrent.

(13)

Primex voerde aan dat het verzoek niet voldoende bewijs bevatte dat herhaling of voortzetting van dumping waarschijnlijk was. Primex voerde met name aan dat, indien de maatregelen worden beëindigd, de omvang van de invoer in de Unie niet alleen afhankelijk zal zijn van de reservecapaciteit in de VRC, maar ook van de vraag in de Unie, de prijs-kostenverhouding alsook de intensiteit van de concurrentie op de wereldmarkt, het bestaan van handelsbelemmeringen op de wereldmarkt, en de ontwikkeling van de wisselkoersen. Primex voerde ook aan dat op grond van de verschillende bronnen voor de reservecapaciteit die de indiener van het verzoek in het verzoek heeft gebruikt twijfels ontstonden over de geldigheid van deze gegevens. Primex verklaarde dat er als gevolg van de wijziging van het staalbeleid in de VRC, waaronder een verlaging van bepaalde terugbetalingen van btw bij uitvoer, er een gematigde toename van de invoer in de Unie zal zijn indien de maatregelen zouden worden beëindigd. Primex voerde ook aan dat de markt van de Unie voor de Chinese exporteurs niet zo aantrekkelijk was als de indiener van het verzoek beweerde in het verzoek om een nieuw onderzoek.

(14)

Uit de analyse van het verzoek is gebleken dat er in de openingsfase voldoende bewijs was dat voortzetting of herhaling van dumping waarschijnlijk is indien de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op invoer uit de VRC zouden komen te vervallen. De indiener van het verzoek heeft zijn analyse niet alleen gebaseerd op de reservecapaciteit in de VRC, maar ook op de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie vanwege de omvang ervan en het bestaande netwerk van handelsondernemingen waarover de grote Chinese producenten van zware platen beschikken in de Unie, de door derde landen opgelegde handelsbeschermingsmaatregelen, en het oneerlijke prijsstellingsgedrag van de VRC op de markten van derde landen. Het juridisch vereiste bewijsniveau voor een opening (“voldoende bewijs voor het bestaan van dumping, schade en een oorzakelijk verband”) is lager dan wat vereist is om tot een definitieve vaststelling te komen (7). Het vereiste om voldoende bewijsmateriaal aan te leveren is beperkt tot informatie waarover de verzoekende partij “redelijkerwijs kan beschikken” (8). De in het verzoek verstrekte informatie is niet vereist om onweerlegbaar het bestaan van de gestelde feiten aan te tonen (9). Deze argumenten werden derhalve afgewezen.

(15)

Primex was het niet eens met het door de indiener van het verzoek gekozen representatieve land, d.w.z. Brazilië. Primex voerde met name aan dat: de Braziliaanse markt kleiner was dan de Chinese markt: de Braziliaanse onderneming Usinas Siderúrgicas de Minas Gerais SA (“Usiminas”) die door de indiener van het verzoek is gebruikt voor het berekenen van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en winstmarges niet geschikt was, aangezien deze onderneming een dominante marktpositie heeft op de binnenlandse markt; de Braziliaanse markt wordt beschermd tegen internationale invoerconcurrentie door antidumpingrechten tegen invoer uit Oekraïne, de VRC, Zuid-Afrika en Zuid-Korea (10), en er geringe hoeveelheden uit Brazilië in de Unie worden ingevoerd.

(16)

Op basis van de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens heeft de Commissie het voorgestelde representatieve land geanalyseerd en was zij van mening dat Brazilië voldeed aan de wettelijke vereisten om voor het openen van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen als representatief land te worden gebruikt. Brazilië heeft in het bijzonder een niveau van economische ontwikkeling dat volgens de Wereldbank vergelijkbaar is met dat van de VRC, produceert aanzienlijke hoeveelheden zware plaat en heeft voor de overeenkomstige productie- en verkoopkosten gegevens die onmiddellijk beschikbaar zijn. Derhalve was de Commissie van mening dat Brazilië een geschikte keuze was als representatief land in de openingsfase.

(17)

Primex voerde ook aan dat de methode voor het berekenen van de dumping in het verzoek om een nieuw onderzoek niet juist was. Primex voerde met name aan dat het onderzoektijdvak (d.w.z. 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021) te kort was om een representatieve normale waarde vast te stellen en verschilde van de termijn in het verzoek om een nieuw onderzoek. Primex voerde ook aan dat de prijzen van de belangrijkste grondstoffen (ijzererts, cokeskolen en schroot) onderhevig waren aan sterke schommelingen, met name de prijs van ijzererts in 2021, en dat 2021 daarom niet als een representatief jaar kon worden beschouwd. Voorts voerde Primex aan dat het nog maar de vraag was of de gegevens van producenten in de Unie die de indiener van het verzoek in het verzoek had gebruikt voor de verbruiksfactoren representatief waren voor de gehele markt. Bovendien voerde Primex aan dat de in het verzoek om een nieuw onderzoek door de indiener van het verzoek gebruikte methode voor het berekenen van de normale waarde voor de VRC niet geschikt was, aangezien de indiener van het verzoek alleen de gegevens voor arbeidskosten, VAA-kosten en winst van de Braziliaanse onderneming Usiminas heeft gebruikt. Primex voerde ook aan dat het verzoek om een nieuw onderzoek geen bewijsmateriaal bevatte waaruit bleek dat de kostenstructuren van de producenten in de Unie, in Brazilië en in de VRC met elkaar konden worden vergeleken. Voorts voerde Primex aan dat in het verzoek om een nieuw onderzoek niet werd uitgelegd of de prijs voor de individuele productiefactoren in Brazilië representatief is. Primex voerde ook aan dat de indiener van het verzoek het winstpercentage ten onrechte heeft berekend als een percentage van de verkoopkostprijs, terwijl dit berekend had moeten worden als een percentage van de verkoop. Bovendien voerde Primex aan dat de representatieve winstmarge voor een langere periode moet worden berekend en ook betrekking moet hebben op 2019, aangezien dit jaar niet door de COVID-19-pandemie was beïnvloed. Ten slotte voerde Primex aan dat de winstmarge van 14 % die de indiener van het verzoek in het verzoek om een nieuw onderzoek heeft gebruikt, onder normale marktomstandigheden niet kan worden bereikt. Primex voerde ook aan dat de twee methoden die de indiener van het verzoek in het verzoek om een nieuw onderzoek heeft gebruikt voor het berekenen van de uitvoerprijs niet passend waren.

(18)

Een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van een maatregel wordt geopend wanneer het verzoek daartoe voldoende bewijs bevat dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot voortzetting of herhaling van dumping en schade zou leiden. De indiener van het verzoek heeft voldoende bewijsmateriaal over de uitvoerprijs en de normale waarde aangeleverd waaruit blijkt dat de dumpingmarges aanzienlijk zouden zijn indien de maatregelen zouden komen te vervallen. De cijfers waarop de normale waarde en de uitvoerprijs waren gebaseerd werden gestaafd door voldoende bewijs zoals werd bevestigd in een eigen analyse van de diensten van de Commissie. In de praktijk was de berekening van de normale waarde en van de uitvoerprijs in overeenstemming met de beginselen van artikel 2 van de basisverordening en bleek daaruit dat het verzoek voldoende bewijsmateriaal bevatte van dumping van het betrokken product op de markt van de Unie. In haar wettelijk verplichte analyse heeft de Commissie alleen rekening gehouden met de elementen waarvoor toereikend en nauwkeurig bewijs bestond.

(19)

De Commissie merkte op dat de basisverordening geen wettelijke verplichting bevat met betrekking tot de door de indiener van het verzoek gekozen periode, noch enige verplichting dat de voor het onderzoek gekozen periode dezelfde moest zijn als die welke door de indiener van het verzoek was gekozen. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de basisverordening, wordt een onderzoektijdvak vastgesteld dat in geval van dumping normaliter een onmiddellijk aan de procedure voorafgaande periode van ten minste zes maanden beslaat. De door de indiener van het verzoek gekozen periode, d.w.z. 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021, eindigde kort voor de indiening van het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op 26 november 2021 en werd derhalve beschouwd als representatief voor de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade in de openingsfase.

(20)

De Commissie heeft in het oorspronkelijke onderzoek vastgesteld dat het betrokken product en het product dat in de Unie wordt vervaardigd en verkocht door de bedrijfstak van de Unie soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. In het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen wordt uiteengezet dat het productieproces van de bedrijfstak van de Unie dat door de indiener van het verzoek is gebruikt voor de verbruiksfactoren vergelijkbaar was met het productieproces in de VRC en in het representatieve land. De kostenstructuur en de verbruiksfactoren die in het verzoek zijn gebruikt werden daarom als representatief beschouwd. Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening heeft de indiener van het verzoek de normale waarde berekend aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een representatief land, d.w.z. Brazilië. De kosten in dit land zijn toegepast op de verbruikspercentages van de productiefactoren om de productiekosten te berekenen, terwijl de VAA-kosten en winst zijn afgeleid van de openbaar beschikbare jaarrekeningen van een producent in een representatief land. Er moet worden opgemerkt dat zelfs uit de vergelijking van de door berekening vastgestelde productiekosten zonder VAA-kosten en winst van de producent in het representatieve land met de prijzen bij uitvoer van het onderzochte product uit de VRC naar derde landen, is gebleken dat er sprake was van dumping. Derhalve zijn de argumenten van Primex met betrekking tot het niveau van winstgevendheid zonder voorwerp geraakt.

(21)

Voor de uitvoerprijs zijn voor het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen drie methoden gebruikt, d.w.z. de gemiddelde prijs bij invoer uit de VRC in de Unie op Taric-niveau (11), de gepubliceerde gemiddelde fob-prijs voor een van de belangrijkste productsoorten bij uitvoer uit de VRC naar alle derde landen, en de gemiddelde prijs bij uitvoer uit de VRC naar alle derde landen. Deze drie methoden werden geacht met voldoende bewijsmateriaal te zijn gestaafd om in de openingsfase aan de wettelijke norm te voldoen.

(22)

CISA voerde aan dat buitensporige gebruikmaking van vertrouwelijkheid van gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek haar heeft belet de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie te beoordelen, en in te gaan op de argumenten van de indiener van het verzoek in het verzoek om een nieuw onderzoek. Dit zou ertoe hebben geleid dat het recht van verweer van CISA is geschonden. Zo verwees CISA in het bijzonder naar bijlage F1 (Capaciteit), bijlage F2 (Uitvoer), meer specifiek met betrekking tot de Chinese uitvoer van zware plaat van augustus 2020 tot en met juli 2021, en bijlage N (berekeningen met betrekking tot prijsonderbieding en prijsbederf), meer specifiek met betrekking tot de verkoop- en kostengegevens van de bedrijfstak van de Unie voor de EU27 van het verzoek om een nieuw onderzoek.

(23)

De Commissie merkt op dat de niet-vertrouwelijke bijlage F1 gegevens in orden van grootte voor het verbruik, de capaciteit en de productie van zware plaat in de VRC bevatte. De niet-vertrouwelijke bijlage F2 bevatte een uitgebreide samenvatting van de gemiddelde Chinese uitvoerprijs en de totale omvang van de uitvoer uit de VRC naar de rest van de wereld, alsook de top vijf van uitvoerbestemmingen. De niet-vertrouwelijke bijlage N bevatte de volledige berekeningen met betrekking tot prijsonderbieding en prijsbederf, alsook de geaggregeerde gegevens over de gemiddelde prijs en kosten van de bedrijfstak van de Unie. De niet-vertrouwelijke bijlage M bevatte de schade-indicatoren van alle indieners van het verzoek geïndexeerd per onderneming en de niet-vertrouwelijke bijlage K bevatte geaggregeerde waarden van alle gegevens die vereist zijn voor het berekenen van het verbruik in de EU, met inbegrip van verkoop, alsook geïndexeerd per onderneming. De informatie die is verstrekt in de niet-vertrouwelijke versie van het verzoek om een nieuw onderzoek werd derhalve niet voldoende gedetailleerd geacht om een redelijk inzicht te verkrijgen in de inhoud van de vertrouwelijke informatie.

(24)

Artikel 19 van de basisverordening voorziet in de bescherming van vertrouwelijke inlichtingen wanneer de bekendmaking ervan een concurrent aanmerkelijke mededingingsvoordelen zou geven of degene die de inlichtingen heeft verstrekt of van wie hij deze inlichtingen heeft verkregen, ernstig zou benadelen. De in de beperkte bijlagen bij het verzoek verstrekte informatie viel onder deze categorieën. De Commissie was van mening dat de versie van het verzoek die de belanghebbenden konden inzien alle essentiële bewijzen bevatte. De niet-vertrouwelijke samenvattingen van als vertrouwelijk verstrekte gegevens waren voldoende gedetailleerd om een redelijk inzicht te verkrijgen in de inhoud van als vertrouwelijk verstrekte informatie, zodat belanghebbenden gedurende de procedure hun recht van verweer konden uitoefenen. Het argument werd derhalve afgewezen.

(25)

CISA voerde aan dat het verzoek om een nieuw onderzoek tegenstrijdige informatie bevatte, met name wat betreft de prijs bij uitvoer uit de VRC naar de Unie, die gevolgen heeft gehad voor de bevindingen van dumping.

(26)

Het verzoek om een nieuw onderzoek bevatte geen tegenstrijdige informatie. De indiener van het verzoek heeft de normale waarde van twee productsoorten (S235 en S355) berekend en voor kwaliteitsklasse S235 de Chinese invoerprijs op Taric-niveau en voor kwaliteitsklasse S355 de bekendgemaakte gemiddelde Chinese uitvoerprijs gebruikt. Daarom heeft de indiener van het verzoek de dumpingmarges berekend door vergelijkbare productsoorten te vergelijken. Bovendien stelde de indiener van het verzoek dumping vast toen hij de gemiddelde Chinese prijs bij verkoop van het onderzochte product aan alle derde landen vergeleek met beide door berekening vastgestelde normale waarden. Het argument moest dan ook worden afgewezen.

(27)

CISA voerde aan dat het verzoek niet voldoende bewijs bevatte dat voortzetting of herhaling van schade waarschijnlijk was. CISA voerde met name aan dat het verzoek geen bewijsmateriaal bevatte waaruit bleek dat het vervallen van de maatregelen tot de voortzetting van schade zou kunnen leiden. CISA plaatste ook vraagtekens bij de vermeende kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie en voerde aan dat indien deze situatie inderdaad zo was, dit volledig kon worden toegeschreven aan de daling van het verbruik en de verminderde vraag. CISA voerde ook aan dat niets wees op herhaling van schade als gevolg van de vrijwaringsmaatregelen van de EU ten aanzien van bepaalde staalproducten, zoals zware plaat, en het feit dat de Chinese uitvoer van zware plaat niet langer in aanmerking kwam voor terugbetaling van btw bij uitvoer.

(28)

De Commissie beschouwde het bewijs in het verzoek als voldoende voor dumping, schade en een oorzakelijk verband, waarover de indiener van het verzoek redelijkerwijs kon beschikken. De belangrijkste schade-indicatoren in het verzoek vertoonden een negatieve trend voor het door de indiener van het verzoek gekozen referentietijdvak en de indiener van het verzoek voerde daarom aan nog steeds aanmerkelijke schade te lijden.

(29)

Niettemin erkende de indiener van het verzoek in zijn verzoek om een nieuw onderzoek ook dat de invoer uit de VRC grotendeels stil was komen te liggen sinds de instelling van de oorspronkelijke maatregelen en dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en de daling van het verbruik werden veroorzaakt door andere factoren, zoals de situatie van de algemene economie, met name in bouw- en pijplijnprojecten, en het negatieve effect van de COVID-19-pandemie. Hij voerde daarom ook aan dat herhaling van de schade waarschijnlijk is indien de maatregelen zouden komen te vervallen, en voerde in dit opzicht voldoende bewijs aan waaruit bleek dat de invoer uit de VRC waarschijnlijk zou toenemen tegen onderbiedingsprijzen, indien maatregelen uitblijven. Het argument van CISA moet dus worden afgewezen.

(30)

Primex voerde aan dat de cif-invoerprijs en de verkoopprijs in de Unie die de indiener van het verzoek in het verzoek om een nieuw onderzoek heeft gebruikt voor de berekeningen met betrekking tot prijsonderbieding en prijsbederf onjuist waren, en dat er geen prijsonderbiedings- en prijsbederfmarges gevonden zouden moeten worden. Bovendien voerde Primex aan dat de winstmarge die is gebruikt voor het berekenen van prijsbederf niet bereikt is, ondanks de maatregelen die de afgelopen jaren golden.

(31)

De Commissie was het er niet mee eens dat de berekeningen met betrekking tot prijsonderbieding en prijsbederf in het verzoek onjuist waren. De indiener van het verzoek heeft voor de meest voorkomende productsoorten een vergelijking van de uitvoerprijs en de verkoopprijs in de Unie verstrekt, die op een gedetailleerder niveau is gemaakt dan de door Primex voorgestelde vergelijking van de gemiddelde uitvoerprijs met de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie. De methode van de indiener van het verzoek wordt in het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen duidelijk toegelicht in punt 3.6 en in bijlage N, die voor elke representatieve productsoort een berekening bevat, waaruit prijsonderbieding en prijsbederf blijken. Met betrekking tot de door de indiener van het verzoek gebruikte winstmarge voor het berekenen van het prijsbederf was de Commissie in het oorspronkelijke onderzoek voorts van mening dat deze winstmarge redelijkerwijs zou kunnen worden bereikt onder normale concurrentievoorwaarden. Er moet worden opgemerkt dat, hoewel de indiener van het verzoek geen berekening van het prijsbederf had verstrekt, er nog steeds voldoende bewijs was waaruit bleek dat de schade als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC zich zou herhalen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Het argument werd derhalve afgewezen.

(32)

CISA voerde ten eerste aan dat het rapport waarop de Commissie zich had gebaseerd niet voldeed aan de normen van onpartijdig en objectief bewijs en bewijs met voldoende bewijskracht, vooral omdat het door de Commissie was opgesteld met als specifiek doel bedrijfstakken van de Unie in staat te stellen een klacht op het gebied van handelsmaatregelen in te dienen. Bovendien voerde CISA aan dat aangezien het rapport in 2017 werd gepubliceerd, het de vermeende verstoringen voor het onderzoektijdvak met betrekking tot het kalenderjaar 2021 niet kon weerspiegelen.

(33)

De Commissie was het daar niet mee eens. De Commissie merkte op dat het rapport een veelomvattend document is dat gestoeld is op uitgebreid objectief bewijsmateriaal, met inbegrip van wetgeving, regelgeving en andere officiële door de overheid van de Volksrepubliek China (“Chinese overheid”) gepubliceerde beleidsdocumenten, onafhankelijke rapporten van internationale organisaties, wetenschappelijke studies en artikelen van wetenschappers, en andere betrouwbare onafhankelijke bronnen. Het werd sinds december 2017 openbaar gemaakt, zodat elke belanghebbende ruimschoots de mogelijkheid had gehad om het verslag en het bewijsmateriaal waarop het is gebaseerd, te weerleggen, aan te vullen of te becommentariëren, en noch de Chinese overheid noch andere partijen hebben argumenten of bewijsmateriaal ingediend ter weerlegging van de bronnen in het rapport. Evenzo merkte de Commissie, met betrekking tot het argument dat het rapport achterhaald was, met name op dat de belangrijkste beleidsdocumenten en bewijzen in het rapport, waaronder de relevante vijfjarenplannen en de wettelijke voorschriften die op het onderzochte product van toepassing zijn, grotendeels nog steeds relevant waren tijdens het TNO en dat geen enkele partij heeft aangetoond dat dit niet langer het geval zou zijn. De VRC is pas in 2021 begonnen met de publicatie van nieuwe vijfjarenplannen en veel van die plannen werden pas in de tweede helft van het jaar openbaar gemaakt. Dit werd verder bevestigd door het case-specifieke onderzoek van de Commissie, zoals hierboven samengevat.

(34)

CISA voerde ten tweede aan dat het begrip verstoringen van betekenis niet wordt erkend in artikel 2.2 van de antidumpingovereenkomst van de WTO (“WTO-ADO”). In plaats daarvan staat de bepaling toe dat de normale waarde wordt berekend in een beperkt aantal specifieke omstandigheden, waarbij verstoringen van betekenis niet tot die omstandigheden behoren. Bovendien heeft CISA aangevoerd dat artikel 2.2 van de WTO-ADO alleen toestaat om de productiekosten in het land van herkomst te gebruiken, plus een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten en winst, terwijl artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toestaat de gegevens van een passend representatief land te gebruiken, waarmee het onverenigbaar is met de WTO-regels. Daarnaast voerde CISA aan dat elke berekende waarde zou moeten worden berekend overeenkomstig artikel 2.2.1.1 van de WTO-ADO en de interpretatie van de WTO-beroepsinstantie in de zaak EU — Biodiesel (DS473) en van het WTO-panel in de zaak EU — Cost Adjustment Methodologies II (Russia) (DS494), waarin het begrip “verstoringen van betekenis” noch de mogelijkheid om de gegevens van de exporteur buiten beschouwing te laten, worden genoemd.

(35)

De Commissie was van oordeel dat de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening volledig in overeenstemming zijn met de WTO-verplichtingen van de Europese Unie en de door CISA aangehaalde jurisprudentie. Ten eerste is de Commissie van oordeel dat het begrip “verstoringen van betekenis” in overeenstemming is met de WTO-ADO. De Commissie meent bovendien dat, overeenkomstig het besluit van het WTO-panel en de WTO-beroepsinstantie in DS473, de bepalingen van de basisverordening die over het algemeen voor alle WTO-leden gelden, zoals artikel 2, lid 5, tweede alinea, gebruikmaking van gegevens van een derde land toestaan, die naar behoren kunnen worden gecorrigeerd wanneer een dergelijke correctie noodzakelijk en onderbouwd is. Het bestaan van verstoringen van betekenis maakt de kosten en prijzen in het land van uitvoer ongeschikt voor de berekening van de normale waarde. In deze omstandigheden is in artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening voorzien in een berekening van productie- en verkoopkosten aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, waaronder die in een passend representatief land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau als het land van uitvoer. Met betrekking tot de zaak DS494 werd in het panelverslag van dit geschil specifiek geoordeeld dat de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening buiten het kader van het geschil vielen. Bovendien herinnerde de Commissie eraan dat zowel de EU als de Russische Federatie beroep hebben aangetekend tegen de bevindingen van het panel, die niet definitief zijn en derhalve volgens vaste rechtspraak van de WTO geen juridische status in het WTO-systeem hebben, aangezien zij niet zijn bekrachtigd door het Orgaan voor Geschillenbeslechting door middel van een besluit van de WTO-leden. Daarom wees de Commissie dit argument af.

(36)

CISA voerde ten derde aan dat de praktijk om eerdere onderzoeken aan te duiden als “bewijs” voor bepaalde aantijgingen, zoals de indiener van het verzoek in het verzoek in het onderhavige onderzoek heeft gedaan, waarschijnlijk geen stand zou houden tegen de aanpak van de beroepsinstantie ten aanzien van de bewijslast, zoals uiteengezet in de uitspraak van de WTO-beroepsinstantie in de zaak US — Definitive Antidumping and Countervailing Duties on Certain Products (China) (DS379).

(37)

De Commissie wees erop dat in de uitspraak van de beroepsinstantie in de zaak DS379 uitdrukkelijk wordt vermeld dat kruisverwijzing tussen vaststellingen is toegestaan, wanneer er sprake is van grote temporele en materiële overlapping van de twee onderzoeken. Er is duidelijk sprake van een dergelijke grote overlapping tussen het onderhavige onderzoek en het in het verzoek genoemde GOES-onderzoek (grain-oriented flat-rolled products of silicon-electrical steel — “gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal”), aangezien beide onderzoeken niet alleen betrekking hebben op de staalsector in de VRC, maar er slechts een onderbreking van zes maanden is tussen het onderzoektijdvak in GOES (1 juli 2019-30 juni 2020) en het TNO in het onderhavige onderzoek (1 januari 2021-31 december 2021).

(38)

CISA heeft ten vierde de kwestie van het 13e vijfjarenplan aan de orde gesteld en erop gewezen dat enerzijds het plan niet als bindend recht maar als een algemeen beleidsdocument moet worden beschouwd, zoals dat ook in de EU bestaat, en anderzijds dat het TNO buiten de door het 13e vijfjarenplan bestreken periode valt. Voorts voert CISA aan dat in het verzoek nog steeds wordt verwezen naar het 13e vijfjarenplan, waarbij wordt aangegeven dat er niets in het 14e vijfjarenplan staat waarmee de zeggenschap van de staat over de economie van de VRC in het algemeen of de staalsector in het bijzonder wordt beperkt.

(39)

Dit argument kon niet worden aanvaard. Ten eerste hanteert de VRC een periodieke vijfjarige planningscyclus. In die cyclus worden individuele planningsdocumenten voor de volgende cyclus al tijdens de vorige cyclus opgesteld, terwijl tegelijkertijd de individuele planningsdocumenten van de volgende cyclus met enige vertraging formeel kunnen worden afgegeven na het verstrijken van de desbetreffende planningsdocumenten van de vorige cyclus. Het feit dat de formele einddatum van het 13e vijfjarenplan mogelijk niet in het tijdvak van het nieuwe onderzoek valt of dat de desbetreffende 14e vijfjarenplannen met enige vertraging na het einde van de vorige planningsperiode zijn gepubliceerd, kan geen afbreuk doen aan de aard van het Chinese planningssysteem waarin de autoriteiten en marktdeelnemers altijd deel uitmaken van de planningscyclus. De Commissie benadrukte voorts dat de door de Chinese overheid gepubliceerde vijfjarenplannen niet louter algemene richtsnoeren zijn, maar een juridisch bindend karakter hebben. In dit verband verwees de Commissie naar de gedetailleerde analyse van de plannen in hoofdstuk 4 van het rapport, met een punt dat specifiek gewijd is aan het bindende karakter van de plannen in punt 4.3.1. Zowel in het 14e vijfjarenplan als in het 13e vijfjarenplan worden alle autoriteiten er uitdrukkelijk op gewezen de plannen zorgvuldig uit te voeren: “Wij zullen de planningsbeheersystemen zoals catalogi en lijsten, compilering en archivering, alsook afstemming en coördinatie versterken, lijsten en catalogi zoals de speciale nationale plannen in het kader van het “14e vijfjarenplan” ontwikkelen, planarchivering op basis van het in de nationale planning geïntegreerde beheersinformatieplatform bevorderen, en diverse plannen onder gecentraliseerd beheer brengen. Wij zullen mechanismen voor afstemming en coördinatie van de planning tot stand brengen en verbeteren, de door de [Chinese Communistische Partij (“CCP”)] en de Staatsraad goedkeurde plannen en de provinciale ontwikkelingsplannen vóór indiening ter goedkeuring op dit plan afstemmen, en ervoor zorgen dat de nationale ruimtelijke planning, de speciale planning, de regionale planning en andere planningsniveaus met dit plan in overeenstemming worden gebracht wat betreft de hoofddoelstellingen, de ontwikkelingsrichtsnoeren, de algehele structuur, belangrijke beleidsmaatregelen, belangrijke projecten, en preventie en beheersing van risico’s.” (12) Het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie bepaalt verder dat “alle gemeenten erop vooruit moeten gaan met dit plan en de belangrijkste elementen en de grote projecten ervan in hun voornaamste lokale taken moeten opnemen”, terwijl “de staalsector en andere belangrijke sectoren specifieke uitvoeringsadviezen moeten formuleren op basis van de doelstellingen en taken van dit plan” (13). Het argument van CISA moet dus worden afgewezen.

1.7.   Steekproeven

(40)

In het bericht van opening deelde de Commissie mee dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen in overeenstemming met artikel 17 van de basisverordening.

1.7.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(41)

In het bericht van opening kondigde de Commissie aan dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie had de steekproef samengesteld op basis van de bepalingen van artikel 17 van de basisverordening. De Commissie heeft de steekproef samengesteld op basis van de productie en verkoop van het soortgelijke product in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek, namelijk van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021. Deze voorlopige steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden meer dan 25 % van het geschatte totale productievolume in de Unie en meer dan 31 % van de geschatte totale verkoop in de Unie van het soortgelijke product. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken over de voorlopige steekproef. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

(42)

In de mededeling van 8 maart 2022 heeft de Commissie de voorlopige steekproef bevestigd als de definitieve steekproef, die geacht wordt representatief voor de bedrijfstak van de Unie te zijn.

1.7.2.   Steekproef van importeurs

(43)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(44)

Er hebben zich geen niet-verbonden importeurs kenbaar gemaakt.

1.7.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China

(45)

Om te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie alle haar bekende producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie gevraagd eventuele andere producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn, aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen.

(46)

Geen van de producenten-exporteurs uit het betrokken land heeft de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen.

1.8.   Antwoorden op de vragenlijsten

(47)

De Commissie heeft de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening in de VRC.

(48)

De Commissie heeft brieven met een link naar een vragenlijst gestuurd naar de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie:

AG der Dillinger Hüttenwerke, Dillingen, Duitsland;

Ilsenburger Grobblech GmbH, Ilsenburg, Duitsland;

ArcelorMittal España, S.A., Avilés, Spanje.

(49)

De vragenlijst is op de dag van opening ook beschikbaar gesteld in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (14).

(50)

Antwoorden op de vragenlijst zijn ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(51)

De Commissie heeft in het bericht van opening ook gebruikers en hun representatieve verenigingen, vakbonden en representatieve consumentenorganisaties verzocht informatie over het belang van de Unie te verstrekken en een specifieke vragenlijst in te vullen.

(52)

Er werden van drie ondernemingen antwoorden op de vragenlijst voor gebruikers van het onderzochte product ontvangen:

Vestas Wind Systems A/S, Denemarken (“Vestas”);

Astilleros Gondán S.A., Spanje;

Europipe GmbH, Duitsland.

1.9.   Controle

(53)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was, en om het belang van de Unie vast te stellen. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controles ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

 

Producenten in de Unie

AG der Dillinger Hüttenwerke, Dillingen, Duitsland;

Ilsenburger Grobblech GmbH, Ilsenburg, Duitsland;

ArcelorMittal España, S.A., Avilés, Spanje.

(54)

De Commissie was voornemens een controlebezoek ter plaatse te verrichten bij de belangrijkste onafhankelijke gebruiker (Vestas), maar de onderneming heeft niet voldoende medewerking verleend om dat bezoek mogelijk te maken.

1.10.   Mededeling van feiten en overwegingen

(55)

Op 28 februari 2023 heeft de Commissie alle belanghebbenden ingelicht over de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was een definitief antidumpingrecht in te stellen op zware platen van oorsprong uit de VRC (“de mededeling van de definitieve bevindingen”). Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen over de mededeling van de definitieve bevindingen. De Commissie heeft van de indiener van het verzoek en van CISA opmerkingen ontvangen.

(56)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen werden de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord overeenkomstig punt 5.8 van het bericht van opening. Er heeft een hoorzitting over de mededeling van de definitieve bevindingen plaatsgevonden met CISA.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(57)

Het onderzochte product is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk platte producten van niet-gelegeerd staal of van gelegeerd staal (met uitzondering van roestvrij staal, siliciumstaal, gereedschapsstaal en sneldraaistaal), warm gewalst, niet geplateerd noch bekleed, niet opgerold, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van 600 mm of meer of met een dikte van 4,75 mm of meer doch niet meer dan 10 mm en met een breedte van 2 050 mm of meer (“het onderzochte product” of “zware plaat”).

(58)

Zware platen worden gebruikt voor de vervaardiging van bouw-, mijnbouw- en bosbouwmaterieel, drukvaten, olie- en gasleidingen, scheepsbouw, bruggen en bouw.

2.2.   Betrokken product

(59)

Het betrokken product in dit onderzoek is het onderzochte product van oorsprong uit de VRC dat momenteel is ingedeeld onder de GN-codes ex 7208 51 20, ex 7208 51 91, ex 7208 51 98, ex 7208 52 91, ex 7208 90 20, ex 7208 90 80, 7225 40 40, ex 7225 40 60 en ex 7225 99 00 (Taric-codes: 7208512010, 7208519110, 7208519810, 7208529110, 7208902010, 7208908020, 7225406010 en 7225990045). De GN- en Taric-codes worden slechts ter informatie en onder voorbehoud van toekomstige wijzigingen van de tariefindeling vermeld.

2.3.   Soortgelijk product

(60)

Dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft bevestigd wat was vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk dat de volgende producten dezelfde fysische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product bij uitvoer naar de Unie;

het onderzochte product dat in de VRC wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en

het in de Unie door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en verkochte onderzochte product.

(61)

Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   DUMPING

 

   Inleidende opmerkingen

(62)

Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werden zware platen uit de VRC ingevoerd in verwaarloosbare hoeveelheden, die niet als uitgangspunten konden dienen om voortzetting van dumping vast te stellen. De Commissie heeft in het volgende punt derhalve onderzocht hoe waarschijnlijk het is dat er opnieuw dumping zou plaatsvinden.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DUMPING

(63)

De Commissie heeft overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening onderzocht of herhaling van dumping waarschijnlijk is indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. De volgende elementen zijn onderzocht: de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, de prijzen bij uitvoer naar de markten van derde landen alsmede de mogelijke absorptiecapaciteit van de markten van derde landen.

(64)

Zoals vermeld in overweging 46, werkte geen van de producenten uit de VRC aan het onderzoek mee. Derhalve heeft de Commissie de autoriteiten van de VRC meegedeeld dat zij wegens het gebrek aan medewerking artikel 18 van de basisverordening kan toepassen voor de bevindingen met betrekking tot de producenten-exporteurs in de VRC. De Commissie heeft ter zake geen opmerkingen ontvangen noch verzoeken om de raadadviseur-auditeur in te schakelen.

(65)

Bijgevolg werden in overeenstemming met artikel 18 van de basisverordening de bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte naar behoren bijgewerkte informatie, indien beschikbaar, de van de indiener van het verzoek verkregen informatie en informatie uit andere vrij toegankelijke bronnen, in het bijzonder de Global Trade Atlas (“GTA”) (15).

4.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(66)

Volgens de in het verzoek om een nieuw onderzoek door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens was de capaciteit voor de productie van zware platen in de VRC in het TNO gebaseerd op twee informatiebronnen, zoals CRU (16) en MCI (17). Volgens het rapport van CRU bedroeg de productiecapaciteit voor zware plaat in de VRC 94 miljoen ton in 2021 met een daadwerkelijke productie van 86 miljoen ton, met een resterende reservecapaciteit van ten minste 8 miljoen ton. Volgens MCI bedroeg de productiecapaciteit voor zware plaat in de VRC 113 miljoen ton in 2021 met een daadwerkelijke productie van 99 miljoen ton, met een resterende reservecapaciteit van ten minste 14 miljoen ton.

(67)

Hieruit volgt dat de reservecapaciteit in de VRC 8 tot 14 miljoen ton bedraagt, wat voldoende is om het volledige verbruik in de Unie in het TNO te dekken, dat 8,2 miljoen ton bedroeg, zoals aangegeven in tabel 2 in overweging 177. De indiener van het verzoek was van oordeel dat, gezien die grote reservecapaciteit, de invoer in de Unie vanuit de VRC zou kunnen stijgen tot meer dan 1 miljoen ton per jaar, zoals het geval was in het onderzoektijdvak (2015) van het oorspronkelijke onderzoek (18).

(68)

Zoals aangegeven in overweging 13 voerde Primex aan dat de capaciteit voor zware platen afhankelijk van de bron heel verschillend werd aangegeven, dat de herkomst van de oorspronkelijke gegevens niet was vermeld en dat de daling van de reservecapaciteit tussen 2018 en 2021 erop duidde dat de potentiële uitvoer vanuit de VRC naar de Unie de afgelopen jaren kleiner is geworden.

(69)

De indiener van het verzoek verduidelijkte dat de geschatte capaciteit was gebaseerd op twee gedetailleerde rapporten van twee onafhankelijke derden, d.w.z. CRU en MCI, op basis van de gegevens van aanzienlijke aantallen Chinese ondernemingen. Bovendien voerde de indiener van het verzoek aan dat de daling van de reservecapaciteit verband hield met een stijging van het zichtbare verbruik in de VRC tot 2020, gevolgd door een daling van het verbruik vanaf 2021 en een prognose van een aanhoudend zwakke Chinese economie. Het verbruik van zware platen in de VRC bedroeg in 2021 ongeveer 85 miljoen ton. De indiener van het verzoek verklaarde ook dat het Internationaal Monetair Fonds had gemeld dat de groei in de VRC sinds het begin van 2022 aanmerkelijk was verzwakt (19). Volgens de OESO begon de vertraging van het staalverbruik bovendien in juli 2021, toen zich een vertraging voordeed in de bouwsector (20). Volgens de marktinformatie van een van de producenten in de Unie zal de VRC naar verwachting op middellange termijn een negatieve groei van de vraag naar zware plaat noteren.

(70)

De indiener van het verzoek voerde daarom aan dat het verbruik van zware plaat in de VRC waarschijnlijk verder zou dalen, met een aanhoudende toename van de reservecapaciteit tot gevolg, met meer druk op Chinese producenten om markten van derde landen te vinden voor hun overcapaciteit van staal.

(71)

De indiener van het verzoek voerde voorts aan dat een sterke stijging van de invoer van Chinese platen (GN-code 7207 12 10) in de Unie in de periode van juni tot en met augustus 2022 duidt op een grote Chinese reservecapaciteit en hun vermogen om in een zeer kort tijdsbestek zeer grote hoeveelheden staal naar de Unie te verplaatsen.

(72)

De Commissie was van oordeel dat de in het verzoek verstrekte informatie, zoals verduidelijkt door de indiener van het verzoek, alsook het door haar aangevoerde bewijs met betrekking tot een verwachte daling van het verbruik in de VRC en de recente stijging van de invoer van platen, erop duidden dat de reservecapaciteit van zware platen in de VRC aanzienlijk is en op middellange termijn waarschijnlijk niet zal afnemen. De Commissie heeft de door Primex aangevoerde argumenten dan ook afgewezen.

(73)

De Commissie heeft derhalve vastgesteld dat er aanzienlijke reservecapaciteit was om de uitvoer naar de Unie in aanzienlijke hoeveelheden op te voeren, indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

4.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en prijzen bij uitvoer naar derde landen

(74)

Volgens de in het verzoek om een nieuw onderzoek door de indiener van het verzoek verstrekte informatie behoort de markt voor zware plaat in de Unie tot de grootste marken ter wereld. Bovendien bedraagt de capaciteit van Chinese producenten zoals vermeld in overweging 66 ten minste 9 miljoen ton meer dan het verbruik in de VRC zoals vermeld in overweging 69, waardoor Chinese producenten op zoek zijn naar uitvoermarkten die hun overcapaciteit kunnen absorberen.

(75)

De indiener van het verzoek heeft in het verzoek om een nieuw onderzoek aangegeven dat grote Chinese producenten van zware platen, zoals Baoshan Iron & Steel Co., Ltd (“Baosteel”) en Wuhan Iron & Steel Co., Ltd (“Wisco”), handelsondernemingen in de Unie hebben opgericht om gemakkelijker in de Unie te kunnen invoeren. Dit werd bevestigd in de uitvoeringsverordening van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal van oorsprong uit, onder meer, de VRC (21).

(76)

Zoals vermeld in overweging 67, bedroeg de invoer van zware plaat uit de VRC in 2015 meer dan 1 miljoen ton, voordat er antidumpingrechten werden ingesteld. Het is daarom waarschijnlijk dat, indien de maatregelen zouden komen te vervallen, Chinese exporteurs wederom in de verleiding zouden komen om aanzienlijke hoeveelheden naar de markt van de Unie uit te voeren.

(77)

Primex voerde aan dat de vrijwaringsmaatregelen die worden toegepast op zware platen (aangepast bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/434 van de Commissie (22)) de invoer in de Unie tot 30 juni 2024 beperken. Zij voerde aan dat de invoer uit de VRC onder het contingent voor andere landen valt en dat de invoer in die categorie in 2021 ongeveer 370 000 ton bedroeg. Zij voerde aan dat aangezien andere landen niet zullen stoppen met uitvoeren naar de Unie, de VRC geen toegang zal hebben tot het volledige contingent dat aan andere landen is toegewezen.

(78)

De indiener van het verzoek heeft in het verzoek om een nieuw onderzoek ook opgemerkt dat de huidige vrijwaringsmaatregelen van de EU op de invoer van bepaalde staalproducten de invoervolumes voor zware plaat niet noemenswaardig beperken.

(79)

Voor de periode 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023 werd het totale tariefcontingent voor kwartoplaten van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal echter vastgesteld op meer dan 3,2 miljoen ton, waarvan ongeveer 2,2 miljoen ton van deze hoeveelheid werd toegewezen aan “andere landen”, waaronder de VRC. Voor de periode 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 werd het contingent bovendien vastgesteld op ongeveer 3,4 miljoen ton, waarvan ongeveer 2,3 miljoen ton werd toegewezen aan “andere landen”, waaronder ook de VRC (23). De invoer van zware platen uit landen die als “andere landen” (d.w.z. met uitzondering van Oekraïne) zijn aangemerkt, bedroeg in het TNO in totaal minder dan 0,8 miljoen ton zoals aangegeven in de tabellen 3 en 5, waardoor er voor de VRC ruimte is om de invoer te verhogen naar meer dan 1 miljoen ton zonder door de vrijwaringsmaatregelen te worden geraakt.

(80)

De Commissie is van oordeel dat het contingent dat beschikbaar is voor de invoer uit de VRC daarom aanzienlijk is en dat het bestaan van het contingent geen afbreuk zou doen aan de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie indien de antidumpingrechten zouden komen te vervallen, zolang binnen het aanzienlijke contingent nog ruimte beschikbaar was voor invoer.

(81)

Om een idee te krijgen van het vermoedelijke prijsstellingsgedrag bij uitvoer naar de Unie in een situatie zonder maatregelen, heeft de Commissie bovendien de Chinese prijs bij uitvoer naar derde landen vergeleken met de Chinese normale waarde.

(82)

Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en de Chinese overheid heeft de Commissie de normale waarde bepaald op basis van de informatie die is verstrekt in het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en andere onmiddellijk beschikbare informatie, zoals in het volgende punt wordt beschreven.

4.2.1.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening voor de invoer van zware platen van oorsprong uit de VRC

(83)

Aangezien er ten tijde van de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat met betrekking tot de VRC wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, heeft de Commissie het onderzoek geopend op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(84)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van opening alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van dat bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken ten aanzien van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Van de Chinese overheid is geen antwoord op de vragenlijst ontvangen. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen.

(85)

In punt 5.3.2 van het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, op grond van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening mogelijk een passend representatief land moest kiezen teneinde de normale waarde vast te stellen aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks en heeft zij in dit verband Brazilië voorgesteld. De Commissie heeft verder opgemerkt dat zij andere mogelijke passende landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening.

(86)

Op 16 december 2022 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een mededeling op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen (“de mededeling”), met Brazilië als het representatieve land. Zij heeft de belanghebbenden tevens meegedeeld dat zij de VAA-kosten en winsten zou vaststellen op basis van de beschikbare informatie voor de ondernemingen Usinas Siderúrgicas de Minas Gerais (“Usiminas”) en Gerdau S/A (“Gerdau”), producenten van het onderzochte product in het representatieve land.

(87)

In hun opmerkingen bij de mededeling voerde de indiener van het verzoek aan dat de Commissie ook rekening moet houden met andere productiefactoren die worden gebruikt bij de vervaardiging van zware platen, zoals draad van niet-gelegeerd aluminium, resten en afvallen van aluminium, ferrolegering, ferrosilicium, water, zware olie, acetyleen enz.

(88)

In de mededeling presenteerde de Commissie de belangrijkste productiefactoren. Naast deze productiefactoren heeft de Commissie ook verbruiksgoederen en overheadkosten toegevoegd, zoals uiteengezet in de overwegingen 139 en 149. Aangezien het bij het huidige onderzoek gaat om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening, waarvoor geen precieze berekening van de dumpingmarge vereist is, maar veeleer moet worden nagegaan of voortzetting of herhaling van dumping waarschijnlijk is, was de Commissie bovendien van mening dat zij zich in dit geval bij wijze van uitzondering kon concentreren op de belangrijkste productiefactoren voor de berekening van de normale waarde. Zoals uiteengezet in de overwegingen 184 en 185, werd het betrokken product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bovendien in verwaarloosbare hoeveelheden ingevoerd vanuit de VRC. Daarom zal de door berekening vastgestelde normale waarde alleen worden gebruikt voor een vergelijking met de prijs bij uitvoer uit de VRC naar derde landen.

4.2.2.   Normale waarde

(89)

Artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt het volgende: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald.”

(90)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt echter het volgende: “Wanneer [...] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en “omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.”

(91)

Zoals hieronder nader toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat het op basis van het beschikbare bewijsmateriaal passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

4.2.2.1.   Bestaan van verstoringen van betekenis

(92)

In recente onderzoeken betreffende de staalsector in de VRC (24) heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening.

(93)

In die onderzoeken heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen in de VRC, waardoor de effectieve toewijzing van middelen overeenkomstig marktbeginselen wordt verstoord (25). De Commissie heeft met name geconcludeerd dat er in de sector staal — de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van het onderzochte product — niet alleen sprake blijft van een aanzienlijke mate van eigendom van de Chinese overheid in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening (26), maar dat de Chinese overheid ook in de gelegenheid is zich te mengen in prijzen en kosten via overheidsaanwezigheid in bedrijven in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening (27). De Commissie heeft verder vastgesteld dat de aanwezigheid van de staat op de financiële markten en het ingrijpen door de staat op die markten, alsmede bij de verstrekking van grondstoffen en basisproducten, een aanvullend verstorend effect hebben op de markt. In feite leidt het planningssysteem van de VRC er over de gehele linie toe dat er middelen worden geconcentreerd in sectoren die door de Chinese overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat de allocatie overeenkomstig marktwerking plaatsvindt (28). Bovendien heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren functioneert in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, en dus verstoringen veroorzaakt, met name wanneer in de VRC insolvente ondernemingen op de been worden gehouden en grondgebruiksrechten worden toegewezen (29). In dezelfde geest heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van loonkosten in de staalsector in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening (30), alsmede van verstoringen op de financiële markten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, met name wat betreft de toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC (31).

(94)

Evenals in de voorafgaande onderzoeken met betrekking tot de staalsector in de VRC is de Commissie in het huidige onderzoek nagegaan of het wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. De Commissie heeft dit gedaan op basis van het bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het verzoek, alsook in het werkdocument van de diensten van de Commissie over verstoringen van betekenis in de economie van de Volksrepubliek China ten behoeve van handelsbeschermingsonderzoeken (32) (“rapport”), dat is gebaseerd op openbaar beschikbare bronnen. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de betrokken sector, met inbegrip van het onderzochte product. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen, zoals die ook in het kader van haar eerdere onderzoeken in dit verband zijn vastgesteld.

(95)

De indiener van het verzoek heeft in het verzoek opgemerkt dat de prijzen en kosten van staalproducten in de VRC, met inbegrip van het onderzochte product, niet door de vrije marktwerking tot stand zijn gekomen. Hij beweert in het verzoek dat alle productiefactoren — land, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid — gelijkelijk worden verstoord. Ter ondersteuning van zijn standpunt verwees de indiener van het verzoek naar een aantal openbaar beschikbare informatiebronnen, zoals het rapport, de conclusies van het Amerikaanse Ministerie van Handel (33), het recente onderzoek van de Commissie naar de Chinese staalsector (34), het 13e vijfjarenplan voor de nationale economische en sociale ontwikkeling van de VRC alsook het 14e vijfjarenplan voor de nationale economische en sociale ontwikkeling van de VRC.

(96)

Op basis hiervan werd in het verzoek benadrukt dat:

de staalsector in de VRC wordt beschouwd als een industriële pijler waarin de Chinese overheid door middel van een reeks beleidsmaatregelen en richtsnoeren, zoals de vijfjarenplannen, vrijwel elk aspect van de ontwikkeling en werking van de staalsector controleert om de samenstelling van de markt te beïnvloeden en door beperkingen op te leggen ten aanzien van grondstoffen, investeringen, terugdringing van capaciteit, productomvang, verplaatsing van bedrijfsactiviteit, modernisering enz.;

Baoshan Iron & Steel Co., Ltd (“Baosteel”), een van de belangrijkste Chinese producenten van zware platen, een grote staatsonderneming is en deel uitmaakt van de China Baowu Steel Group Co. Ltd (“Baowu”), die Wuhan Iron/Steel Co., Ltd (“Wisco”) omvat. Baosteel en Wisco verrichten beiden verschillende partijopbouwende activiteiten, hebben partijleden in de directie en benadrukken hun banden met de CCP;

de kosten van grondstoffen, zoals staal en ijzererts, en energie in de VRC niet door de vrije marktwerking tot stand zijn gekomen, aangezien de productie van deze grondstoffen voorwerp is van staatssteun in de VRC; er sprake is van betekenisvolle systemische verstoringen met betrekking tot toegang tot kapitaal, grond en arbeid.

(97)

De Chinese overheid heeft geen opmerkingen gemaakt of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het rapport en het door de indiener verstrekte aanvullende bewijsmateriaal, over de aanwezigheid van verstoringen van betekenis en/of de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval.

(98)

De sector van het onderzochte product — de staalsector — is nog steeds in sterke mate in handen van de Chinese overheid in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening. Aangezien de Chinese exporteurs van het onderzochte product geen medewerking verleenden, kon de exacte verhouding tussen de producenten in particuliere en in overheidseigendom niet worden vastgesteld. Niettemin werd in het onderzoek bevestigd dat de twee grootste producenten in de staalsector, namelijk Angang Steel Group (“Ansteel”) en Baowu, ofwel volledig in handen van de staat zijn, of dat de staat er een meerderheidsbelang in heeft. Hoewel er mogelijk geen specifieke informatie beschikbaar is voor het onderzochte product, betreft het in elk geval een subsector van de staalsector en worden de bevindingen met betrekking tot de staalindustrie derhalve geacht ook indicatief te zijn voor het onderzochte product.

(99)

Zowel publieke als particuliere ondernemingen in de staalsector zijn onderworpen aan beleidstoezicht en beleidsadvies. De meest recente Chinese beleidsdocumenten met betrekking tot de staalsector bevestigen dat de Chinese overheid belang blijft hechten aan de sector en voornemens is in de sector in te grijpen om die vorm te geven in overeenstemming met het overheidsbeleid. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van het ontwerp voor een richtsnoeradvies van het Ministerie van Industrie en Informatietechnologie over de bevordering van een hoogwaardige ontwikkeling van de staalindustrie, waarin wordt opgeroepen tot een verdere consolidatie van de industriële basis en tot aanzienlijke verbeteringen bij de modernisering van de industriële keten (35), het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, waarin wordt gesteld dat de sector zal “vasthouden aan de combinatie van marktleiderschap en stimulering door de overheid” en “een groep leidende, ecologisch toonaangevende ondernemingen met een groot concurrentievermogen zal promoten” (36) of ook het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de staalschrootindustrie, waarvan de belangrijkste doelstellingen zijn om “de toepassing van staalschroot voortdurend te vergroten, en het allesomvattende schrootpercentage van de nationale staalproductie tegen het einde van het 14e vijfjarenplan naar 30 % te brengen” (37).

(100)

Op provinciaal niveau zijn soortgelijke voorbeelden te vinden van het voornemen van de Chinese autoriteiten om toezicht te houden op en sturing te geven aan de ontwikkelingen in de sector, zoals in Hebei, waar het de bedoeling is “geleidelijk over te gaan op de groepsontwikkeling van organisaties, de hervorming van de gemengde eigendom van staatsondernemingen te versnellen, zich te richten op het bevorderen van de regio-overschrijdende fusie en reorganisatie van particuliere ijzer- en staalbedrijven, en ernaar te streven 1 à 2 grote concerns van wereldklasse op te richten, alsook 3 tot 5 grote concerns met invloed in het binnenland ter ondersteuning” en “de recycling- en circulatiekanalen van staalschroot uit te breiden, en de screening en classificatie van staalschroot te versterken” (38). Evenzo voorziet het uitvoeringsplan voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie van Henan tijdens het 14e vijfjarenplan in de “bouw van kenmerkende staalproductiebases […], de bouw van zes kenmerkende staalproductiebases in Anyang, Jiyuan, Pingdingshan, Xinyang, Shangqiu, Zhouou enz., en de verbetering van de schaal, de intensivering, de specialisatie en het onderscheidingsvermogen van de industrie. Zo zal de productiecapaciteit van ruwijzer in Anyang tegen 2025 binnen 14 miljoen ton worden gehouden, en zal de productiecapaciteit van ruwstaal binnen 15 miljoen ton worden gehouden” (39). Verdere industriële beleidsdoelstellingen kunnen ook worden gezien in de planningsdocumenten van andere provincies, zoals Jiangsu (40), Shandong (41), Shanxi (42), Liaoning Dalian (43) of Zhejiang (44).

(101)

Wat betreft de vraag of de Chinese overheid zich via de overheidsaanwezigheid in bedrijven kon mengen in de prijzen en kosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening, was het door het gebrek aan medewerking van de kant van de producenten-exporteurs onmogelijk om systematisch persoonlijke banden tussen producenten van het onderzochte product en de CCP vast te stellen. Aangezien het bij het onderzochte product om een subsector van de staalsector gaat, is de beschikbare informatie met betrekking tot staalproducenten echter ook relevant voor het onderzochte product.

(102)

De voorzitter van Ansteel is bijvoorbeeld ook de secretaris van het partijcomité. Evenzo bekleedt de algemeen directeur van Ansteel ook de functie van de adjunct-secretaris van het partijcomité (45). In het geval van Baowu vervult de voorzitter van Baosteel, een dochteronderneming die voor 100 % in handen is van Baowu, tegelijkertijd de functie van secretaris van het partijcomité, terwijl de afgevaardigd bestuurder ook de adjunct-secretaris van het partijcomité is en de plaatsvervangend algemeen directeur lid van het permanente comité van het partijcomité is (46).

(103)

Bovendien heeft het partijcomité van Ansteel een rapport uitgebracht over het onderzoek naar en de uitvoering van de geest van de belangrijke toespraak van secretaris-generaal Xi Jinping “1 juli” van 22 juli 2022: “We moeten hard werken om de geest van de belangrijke toespraak “1 juli” van secretaris-generaal Xi Jinping uit te voeren, de regelingen en de regelingen van het partijcomité van de Ansteel Group zorgvuldig te vergelijken, “optionele acties” te bestuderen en op te stellen, nauw in verbinding te staan met de werkelijke situatie van de bevordering van de ontwikkelingsstrategie van het 14e vijfjarenplan van de Ansteel Group, diepgaand onderzoek te verrichten, ook praktische zaken te regelen, en ook nieuwe zaken te openen.” (47) Op 2 april 2021 werd hun aansluiting bij de partij in een bijeenkomst van de vakbond van de Ansteel Group benadrukt: “Vakbondsorganisaties op alle niveaus van de Ansteel Group moeten het leiderschap van de partij aanhangen, de politieke verantwoordelijkheid van vakbonden weerspiegelen, en zich welbewust toeleggen op de totale hoogwaardige ontwikkeling van de Ansteel Group.” (48)

(104)

Voorts staat op de website van Baowu het volgende: “Baowu voert de eisen van het “Advies inzake het versterken van het leiderschap van de partij aangaande het verbeteren van het ondernemingsbestuur door centrale ondernemingen” ten volle uit, verbetert systematisch het systeem voor het nemen van belangrijke besluiten en stelt de uitvoeringsmaatregelen vast voor het systeem voor het nemen van “drie belangrijke en één groot besluit”, stelt de lijst van besluitvormingsbevoegdheden en -verantwoordelijkheden voor belangrijke aangelegenheden op, en stelt de raad van bestuur samen.” (49)

(105)

Verder wordt in de sector van het onderzochte product een beleid gehanteerd dat discrimineert ten gunste van binnenlandse producenten of dat anderszins de markt beïnvloedt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje, van de basisverordening. Hoewel tijdens het onderzoek geen beleidsdocumenten konden worden gevonden die specifiek de ontwikkeling van de industrie voor zware platen als zodanig sturen, profiteert die sector van de richtsnoeren en interventies van de overheid in de staalsector, aangezien het onderzochte product daarvan een subsector is.

(106)

De Chinese overheid beschouwt de staalindustrie als een sleutelindustrie (50). Dit wordt bevestigd in de talrijke plannen, richtlijnen en andere documenten die zijn toegespitst op staal en die op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau worden uitgegeven. In het kader van het in maart 2021 goedgekeurde 14e vijfjarenplan heeft de Chinese overheid de staalsector bestemd voor transformatie en modernisering, alsmede voor optimalisering en structurele aanpassing (51). Evenzo wordt de sector in het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, dat ook van toepassing is op de staalsector, genoemd als het “fundament van de reële economie” en “een sleutelgebied dat het internationale concurrentievoordeel van de VRC vormgeeft”, en worden een aantal doelstellingen en werkmethoden vastgesteld die de ontwikkeling van de staalsector in de periode 2021-2025 zouden stimuleren, zoals een technologische upgrade ter verbetering van de structuur van de sector (niet in de laatste plaats door verdere bedrijfsconcentraties) of een digitale transformatie (52).

(107)

De andere belangrijke grondstof die voor de productie van zware platen wordt gebruikt, is ijzererts. IJzererts wordt ook genoemd in het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, waarin de staat voornemens is “binnenlandse minerale hulpbronnen rationeel te ontwikkelen; de exploratie van ijzererts te versterken […], preferentiële fiscale behandelingen toe te passen, de omarming van geavanceerde technologie en uitrusting aan te moedigen om de productie van vast mijnafval terug te dringen” (53). In provincies als Hebei voorzien de autoriteiten het volgende voor de sector: “kortingsubsidie voor investeringen in nieuwe projecten; financiële instellingen onderzoeken en begeleiden om leningen tegen lage rente te verstrekken aan ijzer- en staalbedrijven om over te stappen op nieuwe industrieën, en tegelijkertijd zal de regering kortingsubsidies verstrekken” (54). Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich aan de doelstellingen van het overheidsbeleid te houden, namelijk om aangemoedigde bedrijfstakken te ondersteunen, waaronder de productie van de belangrijkste grondstoffen voor de vervaardiging van het onderzochte product. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking.

(108)

Uit het onderhavige onderzoek is niet gebleken dat de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening in de sector zware platen als bedoeld in overweging 93 geen gevolgen zou hebben voor de fabrikanten van het onderzochte product.

(109)

De sector zware platen wordt ook beïnvloed door verstoringen van de loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening, zoals ook vermeld in overweging 93. Deze sector staat derhalve zowel direct (bij het vervaardigen van het onderzochte product of de belangrijkste basisproducten) als indirect (bij het krijgen van toegang tot basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn) bloot aan verstoringen (55).

(110)

Bovendien is in het onderhavige onderzoek geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de sector van het onderzochte product niet wordt beïnvloed door overheidsingrijpen in het financiële stelsel in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, zoals ook vermeld in overweging 93. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

(111)

Tot slot herinnert de Commissie eraan dat voor de productie van het onderzochte product een aantal basisproducten nodig is. Wanneer de producenten van zware platen deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die als hun kosten worden geregistreerd) duidelijk blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo zetten leveranciers van basisproducten bijvoorbeeld arbeidskrachten in die aan de verstoringen onderhevig zijn. Zij kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is.

(112)

Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van zware platen ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar geldt dit ook voor alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.), omdat de prijsvorming ervan door aanzienlijk overheidsingrijpen wordt beïnvloed, zoals beschreven in de delen I en II van het rapport. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz.

(113)

In haar opmerkingen over de mededeling herhaalde CISA haar opmerkingen in reactie op de opening van het onderzoek (zie de overwegingen 32 tot en met 39). Voorts voegde zij daaraan toe dat in artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening is bepaald dat de beoordeling met betrekking tot het bestaan van verstoringen van betekenis voor iedere producent-exporteur afzonderlijk moet worden uitgevoerd. Derhalve was de Commissie verplicht de situatie van iedere Chinese producent te analyseren en voor ieder van hen te beslissen of er factoren van de productie- of verkoopkosten verstoord zijn. CISA voerde aan dat, hoewel er in dit geval sprake was van een gebrek aan medewerking van individuele Chinese producenten, “voor het gehele land geldende” of “voor de gehele industrie geldende” bevindingen niet moeten worden toegestaan.

(114)

De Commissie merkte op dat, zodra is vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in het land van uitvoer overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in het land van uitvoer, zij overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), de normale waarde voor elke producent-exporteur kan berekenen op basis van niet-verstoorde prijzen of benchmarks in een passend representatief land. In artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening is bepaald dat de binnenlandse kosten van elke producent kunnen worden gebruikt wanneer op basis van nauwkeurig en passend bewijsmateriaal is vastgesteld dat zij niet verstoord zijn. Op grond van het beschikbare bewijsmateriaal over de productiefactoren van individuele producenten-exporteurs konden echter geen productie- en verkoopkosten van het onderzochte product als niet-verstoord worden vastgesteld. Dit argument werd dan ook afgewezen.

(115)

In haar opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde CISA de opmerkingen die zij in reactie op de inleiding van de procedure en in antwoord op de mededeling al had ingediend (zie de overwegingen 32 tot en met 39). Meer in het bijzonder erkende CISA weliswaar dat de Commissie haar eerdere opmerkingen had behandeld, maar toonde zij zich teleurgesteld over de afwijzing van de aangevoerde argumenten door de Commissie. Derhalve benadrukte CISA dat i) het rapport qua bewijskracht twijfelachtig is en niet voldoet aan de normen van onpartijdig en objectief bewijs, en ii) de verschillende vijfjarenplannen slechts algemene beleidsdocumenten zonder bindende rechtsgevolgen zijn — wat volgens CISA ook blijkt uit het ontbreken van expliciete sancties in geval van schending — en dat de EU soortgelijke beleidsdocumenten kent.

(116)

De argumenten van CISA zijn reeds behandeld in overweging 33 met betrekking tot het rapport en in overweging 39 met betrekking tot de vijfjarenplannen. Wat betreft de opmerking van CISA dat de EU beleidsdocumenten kent die vergelijkbaar zijn met de Chinese vijfjarenplannen, merkte de Commissie op dat die volstrekt irrelevant zijn voor de beoordeling van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Evenzo kan de verwijzing naar het ontbreken van sancties in de vijfjarenplannen geen wijziging rechtvaardigen van de beoordeling in overweging 39, waarin op basis van specifieke bepalingen uit de desbetreffende vijfjarenplannen, in combinatie met de in het rapport besproken feiten, wordt aangetoond dat de betrokken Chinese autoriteiten ondubbelzinnig verplicht zijn de vijfjarenplannen in kwestie uit te voeren. Daarom laten de argumenten van CISA de conclusies van de Commissie in de overwegingen 32 tot en met 39 onverlet.

(117)

Samengevat is uit het beschikbare bewijsmateriaal gebleken dat de prijzen en kosten van het onderzochte product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door vrije marktwerking tot stand zijn gekomen omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin genoemde relevante factoren. Op grond daarvan is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in dit geval niet passend is om voor de vaststelling van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten. Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening en zoals wordt toegelicht in het volgende punt.

4.2.2.2.   Representatief land

4.2.2.2.1.   Algemene opmerkingen

(118)

De keuze voor het representatieve land is gemaakt op basis van de volgende criteria uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:

een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC. Hiervoor heeft de Commissie landen gebruikt met een bruto nationaal inkomen per inwoner dat volgens de databank van de Wereldbank vergelijkbaar is met dat van de VRC (56);

productie van het onderzochte product in dat land (57);

beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land;

wanneer er sprake is van meer dan één mogelijk representatief land, moet, indien van toepassing, de voorkeur worden gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

(119)

Zoals uiteengezet in overweging 86, heeft de Commissie een mededeling aangaande relevante bronnen voor de vaststelling van de normale waarde bekendgemaakt. In deze mededeling zijn de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die ten grondslag liggen aan de relevante criteria. In de mededeling zijn de belanghebbenden in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om Brazilië in het onderhavige geval als het passende representatieve land aan te merken indien het bestaan van verstoringen van betekenis in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening zou worden bevestigd.

(120)

Overeenkomstig de criteria van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening heeft de Commissie Brazilië aangemerkt als een land met een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC, zoals door de indiener van het verzoek in het verzoek om een nieuw onderzoek was voorgesteld. Brazilië wordt door de Wereldbank op basis van het bruto nationaal inkomen ingedeeld als “hogermiddeninkomensland”. Het land wordt dus geacht een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als de VRC te hebben.

(121)

De Commissie heeft vastgesteld dat Brazilië aanzienlijke hoeveelheden zware platen produceert (geïnstalleerde capaciteit van ongeveer 3,1 miljoen ton per jaar (58)). De Commissie heeft tevens vastgesteld dat Brazilië voldoet aan alle criteria van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening en dat alle relevante openbare gegevens onmiddellijk beschikbaar en toegankelijk zijn, met inbegrip van invoerstatistieken en gegevens over de kosten van grondstoffen en productiefactoren als aardgas, elektriciteit en arbeid.

(122)

De belangrijkste Braziliaanse producent van zware platen is Usinas Siderúrgicas de Minas Gerais (“Usiminas”). Volgens de indiener van het verzoek is Usiminas een grote, geïntegreerde staalproducent die staal produceert volgens hetzelfde proces als de Chinese producenten (d.w.z. uit kolen en ijzererts, naar ruwijzer door middel van reductie in een hoogoven, naar ruwstaal met behulp van een oxystaaloven, en daarna continu gieten en rollen). De Commissie merkte op dat de jaarrekeningen voor Usiminas voor de boekjaren die eindigden op 31 december 2020 en 31 december 2021 beschikbaar zijn in de databank van Orbis Bureau van Dijk (“Orbis-databank”). Gerdau S/A (“Gerdau”) is een andere Braziliaanse producent van zware platen. De jaarrekeningen van Gerdau voor de boekjaren die eindigden op 31 december 2020 en 31 december 2021 zijn eveneens beschikbaar in de Orbis-databank. De Commissie is derhalve voornemens de financiële gegevens van beide Braziliaanse producenten van zware platen te gebruiken.

(123)

Er werden opmerkingen over het in het verzoek om een nieuw onderzoek voorgestelde representatieve land ontvangen van de importeur Primex.

(124)

Zoals vermeld in de overweging 15, was Primex het niet eens met de keuze voor Brazilië als een representatief land in het verzoek om een nieuw onderzoek. Primex voerde in het bijzonder aan dat 1) de Braziliaanse markt kleiner was dan de Chinese markt; 2) de Braziliaanse onderneming Usiminas die door de indiener van het verzoek is gebruikt voor het berekenen van de VAA-kosten en winstmarges niet geschikt was, aangezien deze onderneming een dominante marktpositie had op de binnenlandse markt; 3) de Braziliaanse markt werd beschermd tegen internationale invoerconcurrentie door antidumpingrechten ten aanzien van de invoer van zware platen uit Oekraïne, de VRC, Zuid-Afrika en Zuid-Korea, en 4) er geringe hoeveelheden zware platen uit Brazilië in de Unie werden ingevoerd.

(125)

De Commissie merkte op dat het feit dat een land een kleinere markt heeft dan de Chinese markten het land niet diskwalificeert als representatief land. Het vereiste van “geschiktheid” in de basisverordening heeft betrekking op het vergelijkbare niveau van economische ontwikkeling, terwijl er niet wordt verwezen naar de omvang van de markt als zodanig. Er werd ook opgemerkt dat, zoals de indiener van het verzoek in het verzoek heeft vermeld, Brazilië een van de drie grootste producenten van zware platen is in de groep “hogermiddeninkomenslanden” van de Wereldbank, samen met Rusland en de VRC (waarop deze procedure van toepassing is). Zoals hierboven is uitgelegd, zijn er twee geschikte producenten van zware platen in Brazilië met redelijke gegevens over VAA-kosten en winsten.

(126)

Voorts wordt het argument dat Usiminas een dominante positie op de Braziliaanse markt inneemt niet gestaafd met bewijsmateriaal waaruit blijkt of en hoe deze omstandigheid ervoor zou zorgen dat deze onderneming niet geschikt is om niet-verstoorde bronnen vast te stellen. Zoals hierboven is uitgelegd, heeft de Commissie voor het berekenen van VAA-kosten en winstmarges in elk geval de financiële gegevens van beide Braziliaanse producenten van zware platen gebruikt, aangezien de financiële gegevens van beide ondernemingen onmiddellijk beschikbaar zijn.

(127)

Bovendien heeft Primex niet onderbouwd hoe de instelling van antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van zware platen uit de VRC, Zuid-Afrika en Zuid-Korea van invloed is geweest op de geschiktheid van de VAA-kosten van Usiminas als niet-verstoorde bron. Hoewel het bestaan van de antidumpingmaatregelen in Brazilië inderdaad van invloed zou kunnen zijn op de winstmarge van Usiminas, zijn antidumpingmaatregelen met betrekking tot de winst bedoeld om eerlijke concurrentie te herstellen, waaronder het bereiken van een normaal winstniveau voor de binnenlandse producenten. De Commissie merkte in elk geval op dat de jaarrekeningen van zowel Usiminas als Gerdau niet zijn beperkt tot alleen zware platen, maar een aggregatie van de door deze ondernemingen geproduceerde staalproducten weerspiegelen. De Commissie merkte ook op dat Primex in deze fase geen alternatief representatief land heeft voorgesteld.

(128)

De belanghebbenden werd verzocht opmerkingen in te dienen over de geschiktheid van Brazilië als representatief land en van Usiminas en Gerdau als producenten in het representatieve land.

(129)

Naar aanleiding van de mededeling over het passende representatieve land hebben de belanghebbenden geen opmerkingen ingediend over de keuze voor Brazilië als representatief land.

(130)

CISA voerde in haar opmerkingen bij de mededeling aan dat de Commissie voor het vaststellen van de eenheidsprijs van de belangrijkste productiefactoren binnenlandse prijzen zou moeten gebruiken en niet de invoergegevens van de GTA, aangezien de invoerprijzen worden beïnvloed door verschillende factoren zoals de omvang van de invoer van een bepaald product, de beschikbaarheid van dat product en de afstand tussen de uitvoerende en invoerende landen.

(131)

De Commissie merkte op dat in artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening is bepaald dat overeenkomstige gegevens in een passend representatief land kunnen worden gebruikt, “mits de desbetreffende gegevens onmiddellijk beschikbaar zijn”. De Commissie beschikt niet over gegevens over de binnenlandse prijzen van de relevante productiefactoren in de mogelijke representatieve landen, en dergelijke gegevens zijn niet onmiddellijk beschikbaar. Daarentegen zijn gegevens over invoerprijzen in de mogelijke representatieve landen wel onmiddellijk beschikbaar. Indien de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening op basis van het bewijsmateriaal gerechtvaardigd is, corrigeert de Commissie deze invoerprijzen verder (bv. door de relevante douanerechten toe te voegen) om tot een redelijke vervangende waarde te komen die een niet-verstoorde binnenlandse prijs in deze landen vertegenwoordigt. De Commissie gaat ook na of er voldoende representatieve niet-verstoorde hoeveelheden van deze invoergegevens zijn zodat het daaruit voortvloeiende definitieve gemiddelde automatisch het effect van de potentieel abnormale prijzen aan de onder- en bovengrens van de orde van grootte beperkt, waardoor een mix van de verschillende kwaliteiten en beschikbaarheid van een bepaald basisproduct wordt weerspiegelt. Bovendien sluit de Commissie gegevens over invoer in het representatieve land vanuit de VRC en landen die geen lid zijn van de WTO (59) uit voor het bepalen van de relevante benchmarks. Zo lang de ingevoerde hoeveelheden van de productiefactoren representatief genoeg zijn en er geen sprake is van andere specifieke omstandigheden die ervoor zorgen dat ze niet geschikt zijn, is er geen objectieve reden om ze uit te sluiten. CISA heeft evenmin bewijsmateriaal ter ondersteuning van haar argument ingediend. Bij gebrek aan bewijs van het tegendeel wees de Commissie dit argument dan ook van de hand.

(132)

Tot slot hoefde er — gezien het gebrek aan medewerking en aangezien was vastgesteld dat Brazilië op grond van alle voornoemde factoren een passend representatief land was — geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden conform artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening.

4.2.2.2.2.   Conclusie

(133)

Bij gebrek aan medewerking en opmerkingen bij de mededeling over het passende representatieve land, zoals aangevoerd in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, en aangezien Brazilië voldeed aan alle criteria van artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening, heeft de Commissie Brazilië gekozen als passend representatief land.

4.2.2.3.   Bronnen voor de vaststelling van niet-verstoorde kosten

(134)

In de mededeling heeft de Commissie de productiefactoren zoals materialen, aardgas, energie en arbeid vermeld die bij de productie van het onderzochte product door de producenten-exporteurs worden gebruikt. De Commissie heeft ook verklaard dat zij, voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, gebruik zou maken van de GTA om de niet-verstoorde kosten van de meeste productiefactoren, met name de grondstoffen, vast te stellen. Voorts merkte de Commissie op dat zij gebruik zou maken van informatie van: de Internationale Arbeidsorganisatie (“IAO”) om de niet-verstoorde loonkosten en publieke tarieven van elektriciteitsleveranciers in Brazilië vast te stellen.

(135)

Tot slot verklaarde de Commissie dat zij voor het vaststellen van de VAA-kosten en winst gebruik zou maken van de financiële gegevens van Braziliaanse producenten van het onderzochte product.

(136)

In de mededeling heeft de Commissie de belanghebbenden tevens geïnformeerd dat wegens het grote aantal productiefactoren van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs die volledige informatie hadden verstrekt en het verwaarloosbare relatieve aandeel van sommige grondstoffen in de totale productiekosten, deze verwaarloosbare items onder “verbruiksgoederen” werden gegroepeerd. Bovendien heeft de Commissie meegedeeld dat zij het percentage van de verbruiksgoederen van het totaal van de grondstofkosten zal berekenen, en dat percentage zal toepassen op de herberekende grondstofkosten wanneer zij gebruikmaakt van de vastgestelde niet-verstoorde benchmarks in het passende representatieve land.

4.2.2.3.1.   Niet-verstoorde kosten en benchmarks

4.2.2.3.1.1.   Productiefactoren

(137)

Rekening houdend met alle op het verzoek gebaseerde informatie en later door de indiener van het verzoek en belanghebbenden ingediende informatie werden de volgende productiefactoren en hun bronnen geïdentificeerd met het oog op de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening:

Tabel 1

Productiefactoren voor zware plaat

Productiefactor

Goederencode in Brazilië

Niet-verstoorde waarde (in CNY)

Meeteenheid

Grondstoffen  (*1)

Ongebluste kalk

252210

0,86

kg

IJzererts

260112110

1,50

kg

Cokeskolen

270112

0,92

kg

Cokes

27040011

27040012

2,42

kg

Ferrosilicomangaan

720230

10,85

kg

Staalschroot

720449

2,5

kg

Aluminiumlegeringen, ruw

760120

17,93

kg

Fijne kalksteen

252100

0,19

kg

Ferromangaan, niet meer dan 2 % koolstof

720219

14,87

kg

Arbeid

Arbeid

n.v.t.

46,69

uur

Energie

Elektriciteit

n.v.t.

0,79

kWh

Aardgas

n.v.t.

7,46

M3

Grondstoffen

(138)

Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, heeft de Commissie als basis gebruikgemaakt van de gewogen gemiddelde invoerprijs voor het representatieve land zoals vermeld in de GTA, waarbij invoerrechten werden opgeteld. Er werd een invoerprijs in het representatieve land vastgesteld als gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC en de in bijlage 1 bij Verordening (EU) 2015/755 (60) genoemde landen die geen lid zijn van de WTO. De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC in het representatieve land uit te sluiten, aangezien zij in punt 4.2.2.1 tot de conclusie is gekomen dat het niet passend is om de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor de uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen. Na uitsluiting van de invoer in het representatieve land vanuit de VRC en vanuit landen die geen lid zijn van de WTO, bleef de omvang van de invoer uit andere derde landen representatief.

(139)

Voor een aantal productiefactoren vertegenwoordigden de werkelijk door de indiener van het verzoek gemaakte kosten een verwaarloosbaar percentage van de totale grondstofkosten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Aangezien de voor deze factoren gebruikte waarde geen merkbare invloed had op de berekeningen van de dumpingmarge, ongeacht de gebruikte bron, besloot de Commissie deze kosten bij alle andere grondstoffen op te nemen. Om een niet-verstoorde waarde voor alle andere grondstoffen vast te stellen, heeft de Commissie — bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs — overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Daarom heeft de Commissie het aandeel van alle andere grondstoffen in de totale grondstoffenkosten op basis van de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens vastgesteld op 7,5 %. Vervolgens is dit percentage toegepast op de niet-verstoorde waarde van de grondstoffen om de niet-verstoorde waarde van de andere grondstoffen te verkrijgen.

(140)

Normaliter moeten bij deze invoerprijzen ook de prijzen voor binnenlands vervoer worden opgeteld. Gezien de aard van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, dat bedoeld is om vast te stellen of de dumping zich opnieuw zou kunnen voordoen indien de maatregelen zouden komen te vervallen en niet om de exacte omvang daarvan te bepalen, heeft de Commissie echter besloten dat een correctie voor binnenlands vervoer niet nodig is. Dergelijke correcties zouden slechts leiden tot een verhoging van de normale waarde en derhalve van de dumpingmarge.

Arbeid

(141)

De Commissie heeft statistieken van de IAO gebruikt om de lonen in Brazilië vast te stellen (61). Deze statistieken verschaffen informatie over de maandlonen van werknemers in de productiesector en de gemiddelde werkuren per week in Brazilië tijdens het onderzoektijdvak (jaar 2021).

Elektriciteit

(142)

Voor elektriciteit heeft de Commissie gebruikgemaakt van de onmiddellijk beschikbare prijzen van Cemig Distribuição S.A., een van de belangrijkste elektriciteitsleveranciers in Brazilië (62). Met behulp van deze bron kan de prijs worden bepaald van het gemiddelde industrietarief voor het onderzoektijdvak (jaar 2021).

Aardgas

(143)

Voor aardgas heeft de Commissie gebruikgemaakt van de prijs van gas in Brazilië voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek zoals bekendgemaakt door Companhia de Gás de Minas Gerais (Gasmig) (63), op basis waarvan de prijs kan worden bepaald van aardgas dat aan industriële gebruikers wordt geleverd.

(144)

CISA heeft in haar opmerkingen bij de mededeling verklaard dat Brazilië als representatief land was gebruikt in twee andere onderzoeken, zoals AD683 — Electrolytic Chromium Coated Steel products (64) (“ECCS”) en R728 — Certain grain-oriented flat-rolled products of silicon-electrical steel (65). CISA verklaarde dat de onderzoektijdvakken in beide procedures weliswaar niet precies dezelfde waren, aangezien de twee bovengenoemde procedures recent zijn, maar dat de Commissie gegevens aan vergelijkbare bronnen had moeten ontlenen met betrekking tot energie en kosten, en als gevolg daarvan vergelijkbare kosten per eenheid had vastgesteld voor elke factor. CISA voerde aan dat de benchmark voor aardgas in het onderhavige onderzoek werd vastgesteld op basis van de prijs van gas in Brazilië die was bekendgemaakt door Gasmig en die was berekend op 7,46 CNY/M3. In het ECCS-onderzoek werd de benchmark voor gas vastgesteld op basis van de statistieken van het Braziliaanse Ministerie van Energie en berekend op 2,257 CNY/M3. In het GOES-onderzoek werd de benchmark voor gas vastgesteld op basis van de door Gasmig opgegeven prijzen en werd die berekend op 3,42 tot 3,72 CNY/M3. CISA verklaarde dat, ondanks het feit dat de onderzoektijdvakken van het ECCS-onderzoek en het GOES-onderzoek zeer dicht bij het onderzoektijdvak van het onderhavige onderzoek liggen, het verschil in prijzen tussen het onderhavige onderzoek en het ECCS-onderzoek en het GOES-onderzoek meer dan verdubbeld is en derhalve een redelijke orde van grootte overschreed. CISA verzoekt de Commissie de prijzen uit die verschillende bronnen te vergelijken en op grond daarvan een redelijke prijs te bepalen.

(145)

Voorts heeft CISA een vergelijkbare opmerking voor de arbeidskosten gemaakt. CISA heeft benadrukt dat de benchmark voor arbeid in het onderhavige onderzoek is vastgesteld op basis van de gegevens uit het door Usiminas gepubliceerde verslag inzake statistieken en duurzaamheid van de IAO en werd berekend op 46,69 CNY/uur. In het ECCS-onderzoek zijn alleen de statistieken van de IAO gebruikt en berekend op basis van gemiddelde arbeidskosten van 27,112 CNY/uur. CISA voerde aan dat de arbeidskosten in Brazilië binnen een korte periode niet zo veel hadden kunnen stijgen en vroeg de Commissie in het onderhavige onderzoek dezelfde methode als in het ECCS-onderzoek te gebruiken voor het vaststellen van de benchmark voor arbeid.

(146)

De Commissie merkte op dat het onderzoektijdvak van het onderhavige onderzoek verschilt van die van de door CISA genoemde twee onderzoeken. Zoals vermeld in overweging 8, loopt het onderzoektijdvak van het onderhavige onderzoek van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021, terwijl het onderzoektijdvak van het ECCS-onderzoek van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 was en voor het GOES-onderzoek van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020. Daardoor zou de waarde van de benchmarks kunnen verschillen aangezien die betrekking heeft op verschillende tijdvakken. Voort heeft CISA niet aangegeven of een van de door de Commissie gebruikte methoden voor het berekenen van de benchmarks onjuist was. Het lijkt erop dat CISA alleen naar de waarde van de benchmark heeft gekeken. CISA heeft niet aangegeven wat een redelijke waarde van de benchmark was. CISA leek ervan uit te gaan dat een lagere benchmark een redelijke benchmark zou zijn. De Commissie merkte ook op dat CISA voor gas naar zowel het ECCS-onderzoek als het GOES-onderzoek verwees, maar voor arbeid alleen naar het ECCS-onderzoek. Er wordt op gewezen dat de benchmark voor arbeid in het GOES-onderzoek werd berekend op 84,59 CNY/uur, twee keer zo hoog als in het onderhavige onderzoek. Bovendien merkte de Commissie op dat CISA geen opmerkingen maakt over de waarde van de benchmark voor elektriciteit met betrekking tot het ECCS-onderzoek en het GOES-onderzoek. In het onderhavige onderzoek was de benchmark voor elektriciteit aanzienlijk lager dan in de andere twee onderzoeken. In het onderhavige onderzoek werd de benchmark voor elektriciteit berekend op 0,79 kWh, terwijl die in het ECCS-onderzoek op 5,034 kWh en in het GOES-onderzoek op 8,251 kWh werd berekend.

(147)

In elk onderzoek berekent de Commissie de benchmarks op basis van de onmiddellijk beschikbare informatie en de informatie die specifiek is voor het onderzoek en de Chinese producenten-exporteurs. Er wordt aan herinnerd dat de Chinese producenten-exporteurs geen medewerking hebben verleend aan het onderhavige onderzoek, terwijl zij aan het ECCS-onderzoek en het GOES-onderzoek wel medewerking verleenden. Of de waarde van een benchmark in het ene onderzoek lager is dan in het andere onderzoek is niet relevant. Het argument werd derhalve afgewezen.

4.2.2.3.1.2.   Overhead-productiekosten, VAA-kosten, winst en afschrijving

(148)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.” Bovendien moet een waarde voor de overhead-productiekosten worden vastgesteld om de kosten te bestrijken die niet waren opgenomen in de bovengenoemde productiefactoren.

(149)

Om een niet-verstoorde waarde voor de overhead-productiekosten vast te stellen, heeft de Commissie — bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten — overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Daarom heeft de Commissie het aandeel van de overhead-productiekosten in de totale productie- en loonkosten vastgesteld op basis van de door een van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie verstrekte gegevens. Vervolgens is dit percentage toegepast op de niet-verstoorde waarde van de productiekosten om de niet-verstoorde waarde van de overhead-productiekosten te verkrijgen.

(150)

Bij de vaststelling van een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst is de Commissie uitgegaan van de meest recente beschikbare financiële gegevens van de ondernemingen in Brazilië die in de mededeling waren aangemerkt als actieve en winstgevende producenten van het onderzochte product. Voor de boekjaren 2021 en 2020 is gebruikgemaakt van de bij Orbis Bureau van Dijk opgevraagde financiële gegevens van de volgende ondernemingen: Usiminas en Gerdau.

(151)

CISA voerde naar aanleiding van de mededeling aan dat Usiminas en Gerdau in 2020 beide buitengewoon hoge inkomsten en winsten hebben geregistreerd in vergelijking tot 2021. Met het oog hierop vroeg CISA de Commissie niet de financiële gegevens van 2021 te gebruiken, maar een gemiddelde van de financiële gegevens voor 2020 en 2021 om een redelijk beeld te geven van een normale financiële situatie van de twee Braziliaanse producenten.

(152)

De Commissie achtte dit argument redelijk. Zowel Usiminas als Gerdau heeft in 2021 namelijk zeer hoge winsten geregistreerd. Daarom was de Commissie van oordeel dat het redelijker zou zijn om de financiële gegevens van beide Braziliaanse producenten voor 2020 te gebruiken in plaats van voor 2021, dat voor beide ondernemingen een uitzonderlijk jaar lijkt te zijn geweest.

(153)

In haar opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde CISA aan dat de door de Commissie gebruikte VAA-kosten en winstmarges nog steeds hoog waren. Zij voerde aan dat het in een bedrijfstak als ijzer en staal zeer zeldzaam, zo niet onmogelijk, was om een winst met dubbele cijfers te behalen. CISA voerde aan dat de Commissie de financiële informatie van Orbis voor de twee Braziliaanse ondernemingen, die niet alleen betrekking had op het betrokken product, niet zou mogen gebruiken, maar zich in plaats daarvan zou moeten baseren op de bevindingen van het door het Ministerie van Economische Zaken van Brazilië gepubliceerde nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen (66) betreffende de invoer van zware platen van oorsprong uit Zuid-Afrika, China, Zuid-Korea en Oekraïne. CISA verzocht de Commissie om bij de correctie van de VAA-kosten en de winstmarges rekening te houden met de bevindingen van dit onderzoek.

(154)

De Commissie merkte op dat CISA, zoals vermeld in overweging 151, de Commissie in haar opmerkingen naar aanleiding van de eerste mededeling had gevraagd niet de financiële gegevens van 2021 te gebruiken, maar een gemiddelde van de financiële gegevens voor 2020 en 2021 om een redelijk beeld te geven van een normale financiële situatie van de twee Braziliaanse producenten. De Commissie heeft dit argument aanvaard en maakte, om een nog grotere mate aan voorzichtigheid in acht te nemen, alleen gebruik van de VAA-kosten en winstmarges voor 2020, die lager waren dan de gemiddelde VAA-kosten en winstmarges voor 2020 en 2021 die CISA had gesuggereerd. Wat het door CISA genoemde onderzoek betreft, merkte de Commissie op dat dit onderzoek in oktober 2019 was afgerond en gebaseerd was op gegevens over 2013 en 2017, terwijl het onderzoektijdvak van het huidige onderzoek 2021 is. Bovendien heeft CISA niet aangegeven hoe de Commissie de VAA-kosten en de winstmarges zou moeten corrigeren op basis van de bevindingen van het Braziliaanse onderzoek. Bovendien is in artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaald dat de bedragen voor de VAA-kosten en de winst die bij de berekening van de normale waarde worden gebruikt, niet-verstoord en redelijk moeten zijn. CISA heeft niet aangetoond dat deze waarden vertekend of onredelijk waren. Het argument werd derhalve afgewezen.

4.2.2.3.2.   Berekening van de normale waarde

(155)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening de normale waarde in het stadium af fabriek berekend.

(156)

Eerst heeft de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld. Wegens het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs heeft de Commissie zich gebaseerd op de informatie die de indiener in het verzoek om een nieuw onderzoek heeft verstrekt over het verbruik van elke productiefactor (materialen en arbeid) voor de productie van het onderzochte product.

(157)

Toen de niet-verstoorde productiekosten waren vastgesteld, heeft de Commissie de overhead-productiekosten, de VAA-kosten en de winst toegevoegd zoals vermeld in de overwegingen 149 tot en met 152. De overhead-productiekosten werden vastgesteld op basis van door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens. De VAA-kosten en de winst werden bepaald op basis van de jaarrekeningen van Usiminas en Gerdau voor 2020, zoals vermeld in de jaarrekeningen van de ondernemingen. De Commissie heeft aan de niet-verstoorde productiekosten de volgende elementen toegevoegd:

de overhead-productiekosten, die gemiddeld 8,30 % van de directe productiekosten uitmaakten;

de VAA-kosten en andere kosten, die gemiddeld 33,51 % van de verkoopkostprijs van Usiminas en Gerdau uitmaakten, en

de winst, die gemiddeld 14,44 % uitmaakte van de verkoopkostprijs zoals gerealiseerd door Usiminas en Gerdau.

(158)

Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening.

4.2.3.   Uitvoerprijs

(159)

Bij gebrek aan medewerking van producenten-exporteurs uit de VRC werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van fob-gegevens van de GTA voor uitvoer uit de VRC naar derde landen, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek.

(160)

In dit opzicht gebruikte de Commissie de uitvoerstatistieken uit de GTA van de volgende Chinese goederencodes: 7208 51 10, 7208 51 20, 7208 51 90, 7208 52 00, 7208 90 00, 7225 40 91, 7225 40 99 en 7225 99 90. De Commissie merkt op dat deze goederencodes niet alleen betrekking hebben op het betrokken product, maar ook andere productsoorten omvatten. Aangezien producenten uit de VRC geen medewerking verleenden, kan aan de hand van de informatie in het dossier echter niet de omvang van het betrokken product in de totale omvang van de uitvoer van deze Chinese goederencodes worden vastgesteld. De gemiddelde uitvoerprijzen variëren van 619 EUR per ton tot 1 163 EUR per ton, afhankelijk van de goederencode. De gemiddelde uitvoerprijs voor alle acht Chinese goederencodes bedroeg 749 EUR per ton. De grootste hoeveelheden die naar derde landen werden uitgevoerd hadden de Chinese goederencode 7225 40 99, die van de acht Chinese goederencodes de laatste uitvoerprijs van 619 EUR per ton had.

(161)

De fob-gegevens van de GTA werden gecorrigeerd naar af fabriek. Bijgevolg werd de fob-prijs verminderd met de kosten van binnenlands vervoer op basis van informatie die de indiener van het verzoek heeft verstrekt in het verzoek om een nieuw onderzoek.

4.2.4.   Vergelijking

(162)

De Commissie heeft de normale waarde zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening vergeleken met de prijs bij uitvoer vanuit de VRC naar derde landen in het stadium af fabriek zoals hierboven vastgesteld.

(163)

Op basis hiervan variëren de prijsverschillen tussen de normale waarde en de prijzen bij uitvoer naar derde landen vastgesteld als een percentage van de cif-prijs, grens Unie, van 9 % tot 97 %, afhankelijk van de Chinese goederencode. Gemiddeld bedroeg het prijsverschil, vastgesteld als een percentage van de cif-prijs, grens Unie, 65 %.

(164)

Dit zou erop wijzen dat, indien de maatregelen zouden komen te vervallen en de prijzen waartegen de Chinese producenten-exporteurs het betrokken product zouden uitvoeren naar de Unie in overeenstemming zijn met de prijzen bij uitvoer naar andere derde landen die tijdens het nieuwe onderzoek zijn vastgesteld, de dumpingmarges waarschijnlijk aanmerkelijk zouden zijn, vergelijkbaar met de niveaus die in het oorspronkelijke onderzoek zijn vastgesteld.

(165)

Zoals vermeld in de overwegingen 13 en 27, voerden CISA en Primex bovendien aan dat het Chinese Ministerie van Financiën, om de uitvoer aan banden te leggen en de Chinese staalproductie te verleggen naar de Chinese binnenlandse industrie, heeft aangekondigd dat bepaalde staalproducten, waaronder zware plaat, met ingang van 1 augustus 2021 niet langer in aanmerking kwamen voor terugbetaling van btw bij uitvoer (67). CISA voerde aan dat de Chinese overheid met deze beleidswijziging beoogde de uitvoer te verlagen en de Chinese productie te verleggen naar de binnenlandse industrie. CISA voerde aan dat, als gevolg van deze beleidswijziging, in de nabije toekomst een aanzienlijke daling van de uitvoer van zware plaat vanuit de VRC kan worden verwacht, terwijl Primex aanvoerde dat er een gematigde stijging van de invoer vanuit de VRC zou komen.

(166)

Hoewel de Chinese producenten-exporteurs deze stimuleringsregeling voor uitvoer vanaf 2021 inderdaad kwijtraakten, zou het verlies van deze stimulans, met het oog op: 1) de afname van de vraag op de Chinese markt zoals vermeld in overweging 69; 2) het bestaan van antidumpingmaatregelen op verschillende andere grote markten zoals uitgelegd in overweging 169, en 3) aanmerkelijke reservecapaciteit zoals vermeld in de overwegingen 66 en 69, het de Chinese producenten niet beletten, indien de maatregelen worden beëindigd, grote hoeveelheden zware platen tegen dumpingprijzen uit te voeren naar de markt van de Unie zodat zij hun reservecapaciteit konden benutten. Bovendien hebben CISA en Primex het waarschijnlijke effect van het afschaffen van de btw-terugbetaling op de uitvoerprijs niet gekwantificeerd. Ook hebben zij tegenstrijdige standpunten met betrekking tot het effect op de invoervolumes indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Daarom wees de Commissie deze argumenten af.

4.3.   Relatie tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijspeil in de Unie

(167)

De Commissie heeft de prijsniveaus die de producenten in de Unie op de markt van de Unie zouden kunnen bereiken onderzocht in vergelijking met de prijsniveaus van Chinese producenten-exporteurs bij uitvoer naar de markten van andere derde landen.

(168)

Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten heeft de Commissie de GTA gebruikt. De Commissie heeft vastgesteld dat de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt (749 EUR/ton) in het tijdvak van het nieuwe onderzoek zoals weergegeven in tabel 9 even hoog was als de gemiddelde fob-prijs bij uitvoer naar derde landen (749 EUR/ton), maar hoger dan de gemiddelde prijs van de Chinese goederencode met het grootste uitvoervolume. Daarom zou het voor Chinese producenten-exporteurs aantrekkelijker zijn de uitvoer uit derde landen naar de Unie te verschuiven, indien de maatregelen zouden komen te vervallen, en daarbij de mogelijkheid aan te grijpen hun uitvoer naar de markt van de Unie uit te breiden.

4.4.   Mogelijke absorptiecapaciteit van de markten van derde landen

(169)

Op basis van de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek, onderzoek op internet en bestudering van de databank van de WTO, heeft de Commissie vastgesteld dat er antidumpingmaatregelen zijn ingesteld ten aanzien van de invoer van zware plaat uit de VRC naar Brazilië, Canada, Indonesië, Thailand, de Verenigde Staten van Amerika (68) en het Verenigd Koninkrijk (69). Gezien de moeilijkheden die de Chinese exporteurs ondervinden bij de verkoop aan al deze markten, zou de markt van de Unie, indien de huidige maatregelen zouden komen te vervallen, zeer aantrekkelijk worden voor Chinese exporteurs die hun overproductie willen uitvoeren en een beroep willen doen op hun reservecapaciteit.

4.5.   Conclusie

(170)

Op basis van de beoordeling in de overwegingen 66 tot en met 169, met name inzake de aanzienlijke reservecapaciteit van de Chinese exporteurs, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de lage absorptiecapaciteit van de markten van derde landen, heeft de Commissie geconcludeerd dat herhaling van invoer met dumping uit de VRC waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen zouden komen te vervallen.

(171)

Primex voerde aan dat het niveau van de invoer in de Unie indien de maatregelen zouden worden beëindigd niet alleen afhankelijk zal zijn van de productiecapaciteit in de VRC, maar van vele factoren, waarvan de consumentenvraag in de Unie de belangrijkste was. Andere factoren waren de prijs-kostenverhouding en de intensiteit van de concurrentie op de wereldmarkt, het bestaan van handelsbelemmeringen en de ontwikkeling van de wisselkoersen. Primex verklaarde ook dat niet kan worden voorspeld hoe deze factoren zich in de toekomst zullen ontwikkelen.

(172)

Zoals vermeld in overweging 170, is de conclusie van de Commissie dat herhaling van invoer met dumping in grote hoeveelheden uit de VRC waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen zouden komen te vervallen niet uitsluitend gebaseerd is op de reservecapaciteit in de VRC, maar ook op de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het lage absorptievermogen van de markten van derde landen. Primex heeft haar argument met betrekking tot de andere factoren niet onderbouwd en derhalve werd het argument afgewezen.

5.   SCHADE

5.1.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie

(173)

Het soortgelijke product werd tijdens de beoordelingsperiode door meer dan 25 producenten in de Unie geproduceerd. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(174)

De totale productie in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op ongeveer 9,4 miljoen ton. De Commissie baseerde dit cijfer op alle informatie die over de bedrijfstak van de Unie beschikbaar was, zoals het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de gecontroleerde door Eurofer ingediende gegevens.

(175)

Drie producenten in de Unie zijn geselecteerd in de steekproef, zoals vermeld in overweging 41. Zij vertegenwoordigen meer dan 25 % van de totale productie in de Unie van het soortgelijke product en meer dan 31 % van het geschatte totale verkoopvolume in de Unie van het soortgelijke product tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

5.2.   Verbruik in de Unie

(176)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van de invoerstatistieken van Eurostat en de gecontroleerde verkoopgegevens van de bedrijfstak van de Unie.

(177)

Het verbruik in de Unie van het onderzochte product heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Verbruik in de Unie (ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Totaal verbruik in de Unie

9 311 229

8 437 312

7 450 606

8 380 262

Index

100

91

80

90

Markt voor intern gebruik

866 715

530 957

492 545

665 731

Index

100

61

57

77

Vrije markt

8 444 514

7 906 355

6 958 061

7 714 531

Index

100

94

82

91

Bron: Eurostat en door Eurofer verstrekte gecontroleerde gegevens.

(178)

Het totale verbruik in de Unie daalde eerst met 9 % in 2019, toen de groei van het bbp van de Unie aanzienlijk vertraagde, waardoor sectoren met sterke cyclische kenmerken, zoals de staalindustrie, hard werden geraakt. Vervolgens werd de daling verergerd door de economische neergang als gevolg van de COVID-19-pandemie, en nam het verbruik nog verder af in 2020. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek herstelde het verbruik zich eindelijk, maar bleef het 10 % onder het niveau van 2018.

(179)

De markt voor intern gebruik omvat zowel de verkoop voor intern gebruik als het interne gebruik. In totaal daalde de hoeveelheid zware platen bestemd voor de markt voor intern gebruik in de beoordelingsperiode met 23 %. De markt voor intern gebruik vormde slechts een marginaal deel van de activiteiten op het gebied van zware plaat, en vertegenwoordigde minder dan 10 % van het totale verbruik in die periode. Het aandeel van deze verkopen in het totale verbruik was in 2019 en in 2020 zelfs nog lager tegen de achtergrond van de vertraging van de economie en de COVID-19-pandemie, en bedroeg ongeveer 6 % van het verbruik. Dit was voornamelijk het gevolg van een lagere vraag van verbonden ondernemingen die actief zijn in de buizensector.

(180)

Het verbruik in de Unie op de vrije markt volgde een vergelijkbare trend als het totale verbruik. Deze nam tot 2020 geleidelijk af met 18 % door de in overweging 178 genoemde oorzaken en begon zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek te herstellen. Het niveau van 2018 werd echter niet bereikt. Uit het onderzoek is gebleken dat bepaalde verkoopsegmenten, zoals de automobielsector en de windturbinesector, groeiden, met name in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Daarentegen werden sommige van de belangrijkste verkoopsegmenten, zoals de stalenbuizenbranche en de scheepsbouw, sterk beïnvloed door de economische vertraging en herstelden zij zich niet in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Dit leidde tot een daling met 9 % van het totale verbruik in de Unie op de vrije markt tijdens de beoordelingsperiode.

5.3.   Invoer uit de VRC

5.3.1.   Volume en marktaandeel van de invoer uit de VRC

(181)

De Commissie heeft de omvang van de invoer uit de VRC vastgesteld op basis van invoerstatistieken van Eurostat. Vervolgens is het marktaandeel van de invoer vastgesteld door het invoervolume bestemd voor de vrije markt te vergelijken met het totale verbruik in de Unie in die markt als vermeld in tabel 2 in overweging 177.

(182)

De invoer in de Unie uit de VRC heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Invoervolume en marktaandeel

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Invoervolume uit de VRC (ton)

13 092

9 515

2 657

1 778

Index

100

73

20

14

Marktaandeel (%)

0,16

0,12

0,04

0,02

Index

100

78

25

15

Bron: Eurostat.

(183)

In het oorspronkelijke onderzoek bedroeg het invoervolume uit de VRC 1,4 miljoen ton en was het marktaandeel meer dan 14 %.

(184)

De invoer vanuit de VRC in de Unie werd in de beoordelingsperiode verwaarloosbaar. Het niveau van de omvang ervan was reeds in 2018 zeer laag en daalde in de beoordelingsperiode met 86 %.

(185)

Het marktaandeel van de invoer uit de VRC bleef in de beoordelingsperiode verwaarloosbaar, namelijk minder dan 1 % van het verbruik in de Unie.

5.3.2.   Prijzen van de invoer uit de VRC

(186)

Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs heeft de Commissie de gemiddelde prijs bij invoer uit de VRC vastgesteld op basis van invoerstatistieken van Eurostat.

(187)

De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit de VRC heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Invoerprijs (EUR/ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC

459

728

651

925

Index

100

159

142

201

Bron: Eurostat.

(188)

De gemiddelde prijzen bij invoer uit de VRC schommelden in de beoordelingsperiode aanzienlijk. Zoals getoond in tabel 3 in overweging 182, bleef het invoervolume in de beoordelingsperiode verwaarloosbaar. De Commissie was daarom van oordeel dat er geen zinvolle of relevante conclusies over een dergelijk beperkt invoervolume konden worden getrokken.

(189)

Daarnaast is het vermeldenswaardig dat de producenten in de Unie hun zware platen in de beoordelingsperiode verkochten op basis van middellangetermijncontracten, voornamelijk een-/tweejarige contracten, met vaste prijzen voor de contractperiode, maar dat de beschikbare informatie erop wijst dat Chinese exporteurs hun zware platen verkochten op spotbasis, namelijk op basis van zeer kortlopende contracten. Dit heeft deze exporteurs in staat gesteld hun prijzen relatief snel aan te passen aan de marktomstandigheden en snel de prijsontwikkeling te volgen. Zoals vermeld in overweging 185, bleef het marktaandeel van de Chinese producten in de beoordelingsperiode echter systematisch onder het minimale niveau en kunnen daarom geen zinvolle conclusies worden getrokken met betrekking tot de prijsstelling voor dergelijke beperkte hoeveelheden.

5.4.   Invoer uit andere derde landen dan de VRC

(190)

Het grootste deel van de invoer van zware platen uit andere derde landen dan de VRC was afkomstig uit Oekraïne, India, de Russische Federatie en de Republiek Korea.

(191)

Het (geaggregeerde) volume van de invoer in de Unie alsmede het aandeel op de vrije markt en de prijzen van de invoer van zware platen uit andere derde landen hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Invoer uit derde landen en marktaandeel

Land

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Oekraïne

Volume (ton)

342 512

307 463

381 846

457 959

 

Index

100

90

111

134

 

Marktaandeel (%)

4,1

3,9

5,5

5,9

 

Index

100

96

135

146

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

582

582

494

758

 

Index

100

100

85

130

India

Volume (ton)

294 240

113 830

145 573

182 440

 

Index

100

39

49

62

 

Marktaandeel (%)

3,5

1,4

2,1

2,4

 

Index

100

41

60

68

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

576

579

470

675

 

Index

100

100

82

117

Russische Federatie

Volume (ton)

174 828

169 196

162 334

179 341

 

Index

100

97

93

103

 

Marktaandeel (%)

2,1

2,1

2,3

2,3

 

Index

100

103

113

112

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

538

519

433

661

 

Index

100

96

80

123

Republiek Korea

Volume (ton)

200 522

220 171

214 634

127 688

 

Index

100

110

107

64

 

Marktaandeel (%)

2,4

2,8

3,1

1,7

 

Index

100

117

130

70

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

592

578

529

726

 

Index

100

98

89

123

Totaal van alle derde landen behalve de VRC

Volume (ton)

1 226 693

1 001 795

1 069 141

1 190 755

 

Index

100

82

87

97

 

Marktaandeel (%)

14,5

12,7

15,4

15,4

 

Index

100

87

106

106

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

579

581

497

731

 

Index

100

100

86

126

Bron: Eurostat.

(192)

De totale invoer van het onderzochte product uit andere derde landen dan de VRC daalde in de beoordelingsperiode met 3 %.

(193)

Aangezien de omvang van de invoer uit andere derde landen in totaal in mindere mate daalde dan het verbruik in de Unie in de beoordelingsperiode zoals beschreven in overweging 178, steeg het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen met 6 % (of 0,9 procentpunt) gedurende de beoordelingsperiode.

(194)

De indiener van het verzoek heeft voor het berekenen van de invoer van zware platen van niet-gelegeerd staal gebruikgemaakt van Eurostat-gegevens die betrekking hebben op de volledige GN-codes die met deze producten overeenkomen, in plaats van alleen de respectieve Taric-codes. Dit is omdat de indiener van het verzoek van mening is dat alle producten die onder deze GN-codes worden ingevoerd het onderzochte product moeten zijn. Vooral met betrekking tot gereedschapsstaal, dat van de productomschrijving is uitgesloten, voerde de indiener van het verzoek aan dat gereedschapsstaal volgens de definitie in de gecombineerde nomenclatuur (70) alleen kan worden vervaardigd uit gelegeerd staal, en daarom kunnen er geen onder GN-codes vallende producten van gereedschapsstaal zijn die met niet-gelegeerd staal overeenkomen. De indiener van het verzoek voerde aan dat in de klacht in het oorspronkelijke onderzoek in elk geval alleen gereedschapsstaal van gelegeerd staal werd uitgesloten. De indiener van het verzoek was van oordeel dat de Commissie geen 10-cijferige Taric-codes had moeten vaststellen voor de belangrijkste GN-codes 7208 51 20, 7208 51 91, 7208 51 98 en 7208 52 91 voor zware plaat van niet-gelegeerd staal en dat met een berekening op basis van deze Taric-codes de invoer aanzienlijk zou worden onderschat als gevolg van een onjuiste indeling. Als gevolg hiervan zou een dergelijke onderschatting leiden tot fouten in de berekening van andere schadefactoren, zoals verbruik en marktaandeel, en mogelijk tot een verstoord beeld van de situatie van de bedrijfstak van de Unie in de schadeanalyse.

(195)

De Commissie heeft vastgesteld dat producten van gereedschapsstaal ook uit niet-gelegeerd staal (d.w.z. koolstofstaal) (71) kunnen worden vervaardigd en dat ten minste bepaalde hoeveelheden van dergelijke producten in de beoordelingsperiode in de Unie zijn ingevoerd. Het bestaan van uit niet-gelegeerd staal vervaardigd gereedschapsstaal is niet in strijd met de definitie van gereedschapsstaal in de gecombineerde nomenclatuur, aangezien die definitie alleen wordt verstrekt voor specifieke onderverdelingen (GN-codes) die overeenkomen met producten van gelegeerd staal. Bovendien heeft de indiener van het verzoek geen bewijs geleverd van een onjuiste indeling van invoer van het onderzochte product. Gezien het bovenstaande heeft de Commissie bevestigd dat de basis, die relevant is voor het berekenen van invoergegevens, de respectieve Taric-codes moeten zijn, wanneer dergelijke codes zijn aangemaakt. Tot slot merkte de Commissie op dat de conclusie inzake schade niet zou veranderen, zelfs als er bewijs was dat een hogere schatting door het gebruik van volledige GN-codes nauwkeuriger zou zijn.

5.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

5.5.1.   Algemene opmerkingen

(196)

De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een evaluatie van alle economische indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

(197)

Zoals vermeld in overweging 41, is voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gebruikgemaakt van een steekproef.

(198)

Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek en de gecontroleerde antwoorden van de indiener van het verzoek op de vragenlijst, namelijk de gegevens met betrekking tot alle producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren vastgesteld op basis van gegevens uit de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, namelijk de gegevens met betrekking tot de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide gegevensreeksen werden representatief bevonden voor het bepalen van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(199)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping.

(200)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

5.5.2.   Macro-economische indicatoren

5.5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(201)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6 A

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Productievolume (ton)

10 261 491

9 382 766

8 684 523

9 441 069

Index

100

91

85

92

Productiecapaciteit (ton)

14 172 600

14 479 668

14 645 251

13 445 956

Index

100

102

103

95

Bezettingsgraad (%)

72

65

59

70

Index

100

89

82

97

Bron: Verzoek om een nieuw onderzoek en door Eurofer verstrekte gecontroleerde gegevens.

(202)

Uit het onderzoek is gebleken dat de trends in de productie van de bedrijfstak van de Unie de trends in het verbruik op de vrije markt op de voet hebben gevolgd. In de beoordelingsperiode is de productie in totaal met 8 % gedaald. De situatie was met name lastig in 2020, toen de productie met 15 % afnam vanwege een geringe vraag als gevolg van de opkomst van de COVID-19-pandemie in dat jaar. De productie herstelde zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, in overeenstemming met de stijgingen van het verbruik op de vrije markt en het interne gebruik, maar bereikte niet het niveau van 2018.

(203)

De productiecapaciteit voor zware platen werd in de periode 2018 tot en met 2020 gehandhaafd en nam zelfs iets toe. Uit het onderzoek bleek echter dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een deel van zijn capaciteit moest sluiten of naar andere producten moest overdragen. De totale capaciteit daalde in de beoordelingsperiode met 5 % of met 727 000 ton.

(204)

Gezien de daling van de productiecapaciteit met 5 %, werd de bezettingsgraad aan het begin en aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek gehandhaafd op ongeveer 70 %. De bezettingsgraad was echter bijzonder laag in 2019 en 2020, toen deze slechts 59 % bedroeg. Deze lage graad werd veroorzaakt door de economische neergang als gevolg van de COVID-19-crisis, die een aanzienlijke daling van het verbruik op de vrije markt en van de productie bestemd voor het interne gebruik en de verkoop voor intern gebruik heeft veroorzaakt.

Tabel 6 B

Productie in de Unie voor intern gebruik en verkoop voor intern gebruik

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Productievolume (ton)

866 715

530 957

492 545

665 731

Index

100

61

57

77

Bron: Door Eurofer verstrekte gecontroleerde gegevens.

(205)

Zoals vermeld in punt 5.2 “Verbruik in de Unie”, is het verbruik voor zware platen afgenomen in de beoordelingsperiode. Het effect van de neergang was met name duidelijk voor de productie bestemd voor intern gebruik en de verkoop voor intern gebruik, die met 39 % daalde in 2019 en met nog eens 4 procentpunten in 2020. Het in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgestelde herstel was niet voldoende om het in de voorgaande jaren verloren gegane productievolume terug te winnen.

5.5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(206)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Totaal verkoopvolume op de markt van de Unie (ton)

7 977 991

7 317 413

6 233 894

7 006 890

Index

100

92

78

88

Marktaandeel (%)

85,7

86,7

83,7

83,6

Index

100

101

98

98

Verkoop voor intern gebruik

773 262

422 368

347 631

484 892

Index

100

55

45

63

Marktaandeel van de verkoop voor intern gebruik (%)

8,3

5,0

4,7

5,8

Index

100

60

56

70

Verkoop op de vrije markt

7 204 729

6 895 045

5 886 263

6 521 998

Index

100

96

82

91

Marktaandeel van de verkoop op de vrije markt (%)

77,4

81,7

79,0

77,8

Index

100

106

102

101

Bron: Door Eurofer verstrekte gecontroleerde gegevens.

(207)

De ontwikkeling van het totale verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie volgde in grote lijnen de trend in het verbruik tijdens de beoordelingsperiode. Het daalde in 2019 met 8 % en nog verder in 2020, het jaar waarin de COVID-19-pandemie plaatsvond. De vraag herstelde zich weliswaar in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, maar stond de bedrijfstak niet toe het verkoopniveau van 2018 te bereiken. In totaal ging in de beoordelingsperiode bijna één miljoen ton aan verkoop verloren.

(208)

Uit het onderzoek is gebleken dat de verkoop voor intern gebruik zwaarder was getroffen dan de verkoop op de vrije markt. De daling tussen 2018 en het einde van 2020 bedroeg 55 % (of ongeveer 425 000 ton). Het herstel van de verkoop voor intern gebruik in het tijdvak van het nieuwe onderzoek was relatief zwak en deze verkoop lag nog steeds 37 % onder het niveau van 2018.

(209)

De verkoop op de vrije markt werd eveneens geraakt door de algemene neergang van de markt en de trends in de verkoop volgden ook de trends in het verbruik op die markt. Het schijnbare herstel in het tijdvak van het nieuwe onderzoek was zwak en niet voldoende om het in de voorgaande jaren verloren gegane verkoopvolume terug te winnen.

(210)

Aangezien de trends in het verkoopvolume de trends in het verbruik op de vrije markt op de voet volgden, verloor de bedrijfstak van de Unie geen marktaandeel op die markt. Dit kan niet verhullen dat het verlies aan verkoopvolume op de vrije markt (– 683 000 ton) in de beoordelingsperiode aanzienlijk was.

5.5.2.3.   Groei

(211)

Zoals vermeld in overweging 178, had de beoordelingsperiode betrekking op het jaar 2019, toen de economische groei vertraagde, en 2020, waarin de neergang verergerde als gevolg van de COVID-19-pandemie. Bijgevolg zijn de markt en andere volume-indicatoren in die periode niet gegroeid, ondanks dat de markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bemoedigende tekenen van herstel vertoonde.

5.5.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(212)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Aantal werknemers

18 722

18 979

18 795

16 032

Index

100

101

100

86

Productiviteit (ton/vte)

548

494

462

589

Index

100

90

84

107

Bron: Door Eurofer verstrekte gecontroleerde gegevens.

(213)

De bedrijfstak van de Unie behield zijn werkgelegenheid tot het einde van 2020, maar moest in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 14 % van zijn medewerkers ontslaan als gevolg van de ernst van de neergang van de markt. Dit was met inbegrip van de werknemers die verloren zijn gegaan door de afsluiting van de activiteiten op het gebied van zware plaat van een van de producenten in de Unie (ThyssenKrupp) in 2021.

(214)

De productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Unie was in 2019 en 2020 heel laag omdat de productie aanzienlijk was gedaald (tot –15 %) en de werkgelegenheid in die jaren werd gehandhaafd. Het herstel van de productiviteit in het tijdvak van het nieuwe onderzoek was toe te schrijven aan een lager aantal werknemers en het herstel van de productie (+7 %) vergeleken met 2020.

5.5.2.5.   Herstel van dumping in het verleden

(215)

Aangezien de omvang van de invoer uit de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verwaarloosbaar was, heeft de Commissie geen berekening van dumping uitgevoerd voor die periode. Er wordt echter aan herinnerd dat een dergelijke berekening werd gemaakt in de context van de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping in hoofdstuk 4.

(216)

In de context van herstel van de gevolgen van eerdere dumping, is het vermeldenswaardig dat het onderhavige onderzoek het eerste nieuwe onderzoek naar de oorspronkelijke maatregelen is, waarvan het niveau varieert van 65,1 % tot 73,7 %. Met het oog op het marktaandeel van 14,4 % dat de Chinese exporteurs toen hadden, kan het negatieve effect van eerdere dumping op de markt van de Unie en op de bedrijfstak van de Unie op de lange termijn niet worden onderschat, in het bijzonder in een context van economische neergang.

(217)

Gezien de ongunstige economische situatie tijdens de beoordelingsperiode, herstelde de bedrijfstak van de Unie zich niet voldoende van de gevolgen van eerdere dumping.

5.5.3.   Micro-economische indicatoren

5.5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(218)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid voor niet-verbonden afnemers in de Unie en de productiekosten per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Verkoopprijzen in de Unie en productiekosten per eenheid (EUR/ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Verkoopprijs per eenheid in de Unie op de totale markt

680

713

674

762

Index

100

105

99

112

Verkoopprijs per eenheid op de markt voor intern gebruik

[613 -742 ]

[744 -900 ]

[757 -917 ]

[848 -1 027 ]

Index

100

121

124

138

Verkoopprijs per eenheid op de vrije markt

687

708

671

749

Index

100

103

98

109

Productiekosten per eenheid

746

794

776

839

Index

100

106

104

112

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Gegevens over de verkoopprijs per eenheid op de markt voor intern gebruik werden met het oog op de vertrouwelijkheid in orden van grootte gepresenteerd.

(219)

De bedrijfstak van de Unie kon de verkoopprijs op de vrije markt in de beoordelingsperiode met 9 % verhogen. De prijsstijging was echter niet voldoende om de gelijktijdige kostenstijging in die periode te dekken. Zoals uiteengezet in overweging 189, verkoopt de bedrijfstak van de Unie op basis van jaarlijkse of tweejaarlijkse contracten, waarbij de prijzen vast liggen gedurende de looptijd van het contract. Bovendien is er het effect van de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan voor de markt die niet konden worden voorzien.

(220)

Uit het onderzoek is gebleken dat de prijzen in zekere mate konden worden gecorrigeerd, in overeenstemming met de ontwikkeling van de kosten. Niettemin lag de verkoopprijs per eenheid op de vrije markt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 12 % onder de productiekosten per eenheid.

5.5.3.2.   Loonkosten

(221)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR/vte)

73 799

75 871

69 631

77 009

Index

100

103

94

104

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(222)

Tijdens de beoordelingsperiode schommelden de gemiddelde arbeidskosten enigszins en stegen zij in totaal met 4 %.

5.5.3.3.   Voorraden

(223)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Voorraden

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Eindvoorraden (ton)

288 326

234 287

236 113

294 404

Index

100

81

82

102

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie

11,8

10,0

11,7

12,6

Index

100

85

99

107

Bron: antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(224)

In tabel 11 is te zien dat de voorraden zware platen van 2018 tot 2019 met bijna 20 % afnamen, in 2020 stabiel bleven en in 2021 weer stegen tot de niveaus van 2018, op ongeveer 12 % van de totale productie. Voorraden worden niet als een belangrijke schade-indicator voor de bedrijfstak beschouwd, aangezien het soortgelijke product normaal gesproken door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd op basis van specifieke bestellingen van de gebruikers.

5.5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(225)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek (2021)

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet)

–5,7

–7,6

–11,0

–3,4

Index

– 100

– 134

– 194

–59

Kasstroom (EUR)

–49 630 826

–39 006 682

– 117 031 312

–66 865 341

Index

– 100

–79

– 236

– 135

Investeringen (EUR)

96 993 957

107 862 764

81 821 894

41 298 553

Index

100

111

84

43

Rendement van investeringen (%)

–10,5

–15,9

–20,0

–5,4

Index

– 100

– 151

– 190

–51

Bron: Antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(226)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie, namelijk de verkoop op de vrije markt, uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De winstgevendheid bereikte zoals verwacht zijn laagste niveau, te weten –11 %, op het hoogtepunt van de pandemie in 2020. Zij herstelde zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, maar bleef negatief. Dit resultaat kon worden bereikt omdat de prijzen met maximaal 9 % waren gestegen in vergelijking met 2018 en bepaalde kosten, zoals de totale arbeidskosten, in die periode konden worden verlaagd.

(227)

De netto kasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De kasstroom is tijdens de beoordelingsperiode negatief gebleven en verslechterde met name in 2020 aanzienlijk. Hij herstelde zich enigszins in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, maar bleef fors negatief.

(228)

De economische neergang, de stijgingen in de meeste productiekosten en de verliezen die door de bedrijfstak van de Unie werden geleden tijdens de beoordelingsperiode hadden ernstige gevolgen voor het investeringsniveau, dat vanaf 2020 consequent en drastisch moest worden verlaagd. Het investeringsniveau in het tijdvak van het nieuwe onderzoek was minder dan de helft van het niveau van 2018.

(229)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de netto boekwaarde van de investeringen. Evenals de andere prestatie-indicatoren bleef dit tijdens de beoordelingsperiode negatief. Het zal niet verbazen dat het zijn laagste niveau (–20 %) bereikte in 2020. Het herstel van de markt, de vermindering van het verlies, maar ook een lager investeringsniveau hebben in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geleid tot een enigszins beter resultaat, hoewel dit wel negatief was.

5.6.   Conclusie over schade

(230)

Uit het onderzoek is gebleken dat de invoer uit de VRC tijdens de beoordelingsperiode daalde en onder het minimale niveau bleef. Derhalve konden geen zinvolle conclusies worden getrokken op basis van het volume of de prijs van dergelijke beperkte ingevoerde hoeveelheden.

(231)

De omvang van de invoer uit andere derde landen daalde in de beoordelingsperiode ook in een context van dalende vraag. De gemiddelde invoerprijs van zware platen die werden ingevoerd uit alle andere derde landen lag ongeveer 2,5 % onder het gemiddelde prijsniveau van de bedrijfstak van de Unie. Hun marktaandeel bleef in die periode over het algemeen stabiel.

(232)

De beoordelingsperiode omvat het jaar 2020, waarin de COVID-19-pandemie tot ontwikkeling kwam, die wereldwijd leidde tot een aanzienlijke algemene neergang van economieën. In deze context bleek uit het onderzoek dat op een krimpende markt alle schade-indicatoren van de bedrijfstak van de Unie zich negatief ontwikkelden en/of negatief bleven tijdens de beoordelingsperiode. De productie nam af en de verkoop op de vrije markt daalde met 9 %, waardoor de bedrijfstak van de Unie zijn werkgelegenheid met 14 % moest verminderen. De verkoopprijzen konden worden verhoogd, maar niet voldoende om de stijgingen van de productiekosten te dekken, waardoor de winstgevendheid, kasstroom, investeringen en het rendement van investeringen in die periode negatief bleven.

(233)

Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek in een zeer kwetsbare situatie bevond en aanmerkelijke schade leed in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. Tegelijkertijd concludeerde de Commissie dat, met het oog op de verwaarloosbare ingevoerde hoeveelheden van het betrokken product uit de VRC, de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek leed niet door invoer uit de VRC kon zijn veroorzaakt.

(234)

Primex voerde aan dat de daling van de vraag de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie had veroorzaakt en dat er geen bewijs was van een oorzakelijk verband tussen invoer uit de VRC en de situatie van de producenten in de Unie. De Chinese exporteurs konden dus niet verantwoordelijk worden gesteld voor eventuele schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden op de markt van de Unie.

(235)

De daling van het verbruik heeft tijdens de beoordelingsperiode waarschijnlijk een rol gespeeld in de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. Er wordt echter aan herinnerd dat andere criteria, met name de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping en schade als gevolg van invoer met dumping uit de VRC, in aanmerking moeten worden genomen in een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen dat wordt geopend op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening. In dit opzicht heeft de Commissie de waarschijnlijkheid van herhaling van schade die oorspronkelijk werd veroorzaakt door invoer uit de VRC verder onderzocht.

Opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen

(236)

In zijn opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen stemde de indiener van het verzoek in met de conclusies van de Commissie en stelde hij dat de instelling van antidumpingmaatregelen heeft geleid tot een algemene verbetering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie ten opzichte van het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek, waarbij hij echter aantekende dat de bedrijfstak van de Unie nog steeds schade lijdt en in een economisch kwetsbare situatie verkeert.

(237)

CISA stelde in haar opmerkingen dat het door de Commissie erkende feit dat de vermeende aanhoudende schade voor de bedrijfstak van de Unie niet door de invoer uit de VRC werd veroorzaakt, in deze zaak van cruciaal belang is.

(238)

CISA betwistte echter ook de vaststelling van de schade door de Commissie en voerde aan dat deze niet voldeed aan de norm van objectief onderzoek en positief bewijsmateriaal van artikel 3.1 van de WTO-antidumpingovereenkomst. Om dit argument te staven, ging CISA dieper in op de keuze van de beoordelingsperiode, de interpretatie van de belangrijkste macro-economische indicatoren van de bedrijfstak van de Unie en de ontwikkeling van de invoerprijzen.

(239)

Wat de beoordelingsperiode betreft, verwees CISA naar de interpretatie van de norm van “objectief onderzoek” door de WTO-beroepsinstantie, die in haar verslag (72) stelde dat “onderzoekende autoriteiten niet het recht hebben hun onderzoek zodanig uit te voeren dat het waarschijnlijker wordt dat zij, als gevolg van het feitenonderzoek of de evaluatieprocedure, zullen vaststellen dat de binnenlandse bedrijfstak schade lijdt”. Bovendien verwees CISA naar artikel 6, lid 1, van de basisverordening, waarin is bepaald dat het onderzoektijdvak onder meer dient “om ervoor te zorgen dat de bevindingen representatief zijn”. CISA was van mening dat de door de Commissie gebruikte beoordelingsperiode (1 januari 2018 tot en met 31 december 2021) niet representatief was vanwege de gevolgen van COVID-19 in 2020 en 2021 voor de economie in het algemeen en voor de staalindustrie in het bijzonder, en dat de Commissie ten minste de twee jaar ervóór en tevens de periode na het OT in de beoordelingsperiode had moeten opnemen.

(240)

Wat de interpretatie van de belangrijkste macro-economische indicatoren van de bedrijfstak van de Unie betreft, herhaalde CISA de standpunten die zij in haar opmerkingen over de opening van het onderzoek al kenbaar had gemaakt. CISA richtte zich met name op de daling van het verbruik van zware plaat in de Unie en voerde aan dat de indicatoren van de bedrijfstak van de Unie in relatie tot deze daling moesten worden geanalyseerd. CISA voerde aan dat deze benadering zou leiden tot de conclusie dat de bedrijfstak van de Unie in een gezonde toestand verkeert. Bovendien benadrukte CISA dat de negatieve ontwikkeling van de desbetreffende indicatoren niet kon worden toegeschreven aan de invoer uit de VRC.

(241)

Wat de ontwikkeling van de invoerprijzen betreft, merkte CISA op dat de prijzen van de invoer uit de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek hoger waren dan de verkoopprijzen en de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie, en tevens dat de prijzen van de invoer uit de VRC tussen 2019 en 2021 hoger waren dan de prijzen bij invoer uit andere derde landen, die constant onder de verkoopprijzen en de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie lagen. Volgens CISA kon dit gelden als voorlopig bewijs voor prijsonderbieding en prijsbederf door de huidige exporteurs, en verschafte dit verdere onderbouwing voor de stelling dat handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van China, in weerwil van de conclusies van de Commissie, niet gerechtvaardigd is.

(242)

Zoals vermeld in overweging 233, kon de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek heeft geleden, niet worden toegeschreven aan de invoer met dumping uit de VRC. Daarom, en in tegenstelling tot de opmerkingen van CISA, is de oorzaak van de schade in de onderhavige zaak niet van cruciaal belang. Bovendien is uit de analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade gebleken dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van de invoer met dumping tegen schadeveroorzakende prijzen uit de VRC, en dat herhaling van de aanmerkelijke schade die oorspronkelijk werd veroorzaakt door invoer met dumping uit de VRC waarschijnlijk is. Dit wordt in detail uiteengezet in de overwegingen 249 tot en met 263. De argumenten van CISA met betrekking tot de vaststelling van aanmerkelijke schade doen derhalve niet ter zake.

(243)

Hoe dan ook, en voor de volledigheid, was de Commissie het om de in de volgende overwegingen uiteengezette redenen niet eens met de uitspraken van CISA dat de vaststelling van schade niet voldeed aan de norm van objectief onderzoek en positief bewijsmateriaal. Zij betwistte ook dat de argumenten die door CISA waren aangedragen deze bewering ook maar enigszins konden staven.

(244)

Wat de keuze van de beoordelingsperiode betreft, beschikt de Commissie, zoals CISA in haar opmerkingen toegeeft, over een ruime beoordelingsmarge. In deze zaak heeft zij haar normale praktijk gevolgd door een periode te kiezen die het onderzoektijdvak omvat (geselecteerd overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de basisverordening) en drie volledige jaren daarvoor. Elke insinuatie dat de beoordelingsperiode zodanig is gekozen dat de kans op vaststelling van schade groter wordt, is derhalve volledig ongegrond en moet worden afgewezen. Wat de representativiteit betreft, zou een periode van vier volledige jaren normaal gesproken als voldoende representatief worden beschouwd. Het is normaal dat de marktomstandigheden binnen een dergelijke periode variëren en dat zich in die tijd intervallen van economische neergang kunnen voordoen, of deze nu onderdeel zijn van een conjunctuurcyclus of worden veroorzaakt door onverwachte ontwikkelingen, zoals de COVID-19-uitbraak. Bovendien benadrukte de Commissie dat de marktomstandigheden, met inbegrip van de daling van het verbruik, naar behoren in aanmerking zijn genomen in haar beoordeling, waarin werd geconcludeerd dat de schade niet kon worden toegeschreven aan de invoer uit China.

(245)

Wat de interpretatie van de belangrijkste macro-economische indicatoren betreft, merkte de Commissie op dat niets in de basisverordening erop wijst dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie alleen moet worden beoordeeld in relatie tot het verbruik en andere marktomstandigheden. In plaats daarvan vereist de basisverordening dat bij de beoordeling van het oorzakelijk verband rekening wordt gehouden met inkrimping van de vraag en veranderingen in consumptiepatronen. Zoals hierboven uiteengezet, voldeed de analyse van de Commissie volledig aan dit vereiste.

(246)

Wat de ontwikkeling van de invoerprijzen betreft, merkte de Commissie op dat de vergelijking van de omvang en de prijzen van de invoer uit de VRC met de omvang en de prijzen van de invoer uit derde landen niet relevant is voor de vaststelling van de schade op zich, maar alleen relevant kan zijn voor de beoordeling van het bestaan van een oorzakelijk verband.

(247)

Gezien het bovenstaande bevestigde de Commissie haar conclusie inzake schade, waarbij zij opmerkt dat de analyse van het bestaan van aanmerkelijke schade in het tijdvak van het nieuwe onderzoek hoe dan ook losstaat van de positieve vaststelling van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade indien de maatregelen komen te vervallen. Die laatste vaststelling is gebaseerd op een prospectieve analyse van verschillende factoren, zoals uiteengezet in de overwegingen 250 tot en met 260.

6.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE DIE OORSPRONKELIJK WERD VEROORZAAKT DOOR DE INVOER MET DUMPING UIT DE VRC

(248)

Zoals de Commissie in overweging 233 heeft geconcludeerd, heeft de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanmerkelijke schade geleden. Zoals vermeld in overweging 216, kan het negatieve effect van eerdere aanmerkelijke dumping niet worden onderschat en was de Commissie van oordeel dat de in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgestelde schade voor de bedrijfstak van de Unie niet door invoer uit de VRC kon zijn veroorzaakt vanwege de zeer geringe omvang ervan in die periode. Zoals vermeld in de overwegingen 185 en 230, bleef het marktaandeel van de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode onder het minimale niveau, namelijk onder 1 % van het verbruik. Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening beoordeeld of herhaling van de oorspronkelijk door de invoer met dumping uit de VRC veroorzaakte schade waarschijnlijk is, mochten de antidumpingmaatregelen komen te vervallen.

(249)

In dit verband heeft de Commissie de productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC onderzocht, alsook de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, met inbegrip van het verband tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijsniveau in de Unie. Voorts heeft zij de waarschijnlijke prijsniveaus bij invoer uit de VRC in een situatie zonder antidumpingmaatregelen onderzocht, alsook het effect ervan op de bedrijfstak van de Unie.

(250)

Er wordt aan herinnerd dat Chinese exporteurs in steeds grotere mate aanwezig waren op de markt van de Unie en een marktaandeel van 14,4 % hadden in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. Hieruit blijkt dat deze exporteurs een bijzonder belang hebben op de markt van de Unie. Zoals uiteengezet in overweging 170, is het op basis van de reservecapaciteit in de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor Chinese producenten-exporteurs en het bestaan van antidumpingmaatregelen in andere landen, die de mogelijkheden voor uitvoer naar deze markten beperken, zeer waarschijnlijk dat het vervallen van de antidumpingmaatregelen zou resulteren in een aanzienlijke stijging van de uitvoer van zware plaat vanuit de VRC naar de Unie.

(251)

Met betrekking tot de prijsniveaus waarop deze invoer de Unie zou binnenkomen, heeft de indiener van het verzoek schattingen verstrekt waarvoor prijsgegevens zijn gebruikt van S&P Global Platts, een onafhankelijke marktanalist van de staalsector. Deze gegevens omvatten de prijzen bij uitvoer (fob) vanuit de VRC (Shanghai), door de bedrijfstak van de Unie in rekening gebrachte prijzen (af fabriek) in Noord- en Zuid-Europa, alsook de prijzen bij invoer (cif) in een Zuid-Europese haven. De prijzen bij uitvoer vanuit de VRC hebben betrekking op de kwaliteitsklasse voor constructiestaal Q355, terwijl de rest van de prijzen betrekking heeft op de vergelijkbare klasse S235 JR. Uit de gegevens is gebleken dat de prijzen bij uitvoer uit de VRC in de periode na het tijdvak van het nieuwe onderzoek over het algemeen aanzienlijk lager waren dan de door de bedrijfstak van de Unie in rekening gebrachte prijzen in Noord- en Zuid-Europa, en lager waren dan de prijzen bij invoer in een Zuid-Europese haven. De indiener van het verzoek heeft met name voor de laatste drie maanden waarvoor gegevens beschikbaar waren, d.w.z. augustus, september en oktober 2022, de prijzen bij uitvoer uit de VRC (gecorrigeerd voor de kosten voor het vervoer vanuit Shanghai naar Antwerpen) berekend op een niveau dat 39 % lager ligt dan de door de bedrijfstak van de Unie in rekening gebrachte prijzen in Noord-Europa, 29 % lager dan de door de bedrijfstak van de Unie in rekening gebrachte prijzen in Zuid-Europa en 20 % lager dan de prijzen bij invoer in Zuid-Europa. Bijgevolg berekende de indiener van het verzoek dat de uitvoer van grote hoeveelheden vanuit de VRC naar de markt van de Unie er waarschijnlijk toe zou leiden dat de marktprijzen in de Europese Unie ten minste 20 % tot 29 % zouden dalen als de verkoopvolumes zouden worden gehandhaafd.

(252)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat een aanzienlijke toename van de invoer uit de VRC extra veel druk zou uitoefenen op de prijzen in de Unie, die zich reeds op een verliesgevend niveau bevinden. Gezien de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie, zou deze combinatie resulteren in verdere aanmerkelijke verliezen van verkoop, marktaandeel en winstgevendheid, waardoor de situatie nog verder zou verslechteren en uiteindelijk de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie in gevaar zou kunnen worden gebracht.

(253)

CISA voerde een aantal argumenten aan met betrekking tot de waarschijnlijkheid van herhaling van de schade. Zo voerde zij aan dat zware platen reeds in aanmerking komen voor de bescherming die wordt geboden door vrijwaringsmaatregelen van de EU en dat alleen deze maatregelen herhaling van de schade zeer onwaarschijnlijk maken. Zij verzocht de Commissie bij haar beoordeling van het onderhavige nieuwe onderzoek rekening te houden met deze dubbele bescherming.

(254)

In deze context moet aan twee basisbeginselen worden herinnerd. Ten eerste zijn zowel vrijwaringsmaatregelen als antidumpingmaatregelen weliswaar bedoeld om schade tegen te gaan, maar komen de eerste niet in de plaats van de laatste. Ten tweede is er in dit geval geen sprake van dubbele bescherming voor de bedrijfstak van de Unie. Zoals vermeld door CISA, waren de vrijwaringsmaatregelen vastgesteld op 25 %, terwijl de antidumpingrechten ten aanzien van zware platen hoger waren en waren vastgesteld op een niveau tussen 65,1 % en 73,7 %. Zoals duidelijk wordt vermeld in bijlage 2.6 bij de vrijwaringsverordening, is slechts een deel van het antidumpingrecht van toepassing nadat de vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van zware platen zijn betaald. Deze maatregelen zijn daarom niet cumulatief en er is geen sprake van dubbele bescherming.

(255)

Bovendien blijkt uit bijlage 2.6 bij de vrijwaringsverordening dat de vrijwaringsmaatregelen niet zijn vastgesteld om ervoor te zorgen dat zware platen uit de VRC worden ingevoerd op het relevante niet-schadelijke prijsniveau dat in het oorspronkelijke antidumpingonderzoek is vastgesteld. Er zou een aanvullend recht van ten minste 40,1 % verschuldigd zijn om aan dat vereiste te voldoen. Zoals vermeld in de overwegingen 79 en 80, merkte de Commissie bovendien op dat het algemene contingent waarin de huidige vrijwaringsmaatregelen voorzien aanzienlijk is en dat het met dit contingent daarom niet mogelijk is de invoer die vanuit de VRC tegen schadeveroorzakende prijzen de markt van de Unie betreedt, noemenswaardig te beperken indien de antidumpingrechten zouden komen te vervallen.

(256)

Op basis van bovenstaande overwegingen worden de argumenten dat de bedrijfstak van de Unie dubbel wordt beschermd en dat de vrijwaringsmaatregelen herhaling van de schade zouden voorkomen, afgewezen.

(257)

CISA en Primex voerden voorts aan dat het Chinese Ministerie van Financiën had aangekondigd dat bepaalde staalproducten, waaronder zware platen, vanaf augustus 2021 niet langer in aanmerking komen voor btw-terugbetaling bij uitvoer, en dat herhaling van de schade als gevolg van deze maatregel onwaarschijnlijk is indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

(258)

Zoals vermeld in overweging 166, hebben CISA en Primex geen argumenten aangevoerd over het waarschijnlijke effect van de afschaffing van de btw-terugbetaling bij uitvoer op de prijs bij uitvoer naar de Unie, indien de maatregelen zouden komen te vervallen. De Commissie was van oordeel dat de afschaffing van de btw-terugbetaling bij uitvoer de Chinese producenten er, gezien de noodzaak om hun reservecapaciteit aan te spreken, niet van zou weerhouden de markt van de Unie met uitvoer met dumping te overspoelen. Derhalve was het argument dat herhaling van de schade niet waarschijnlijk was als gevolg van deze afschaffing, niet onderbouwd.

(259)

Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van de invoer met dumping tegen schadeveroorzakende prijzen uit de VRC en tot herhaling van de aanmerkelijke schade die oorspronkelijk werd veroorzaakt door invoer met dumping uit de VRC waarschijnlijk is.

Opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen

(260)

In zijn opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen stemde de indiener van het verzoek in met de conclusie van de Commissie en stelde hij dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van de invoer met dumping tegen schadeveroorzakende prijzen uit de VRC, en dat herhaling van de aanmerkelijke schade die oorspronkelijk werd veroorzaakt door invoer met dumping uit de VRC waarschijnlijk is.

(261)

CISA daarentegen herhaalde in haar opmerkingen dat de invoer van zware platen uit China nu reeds te verwaarlozen was en dat de afschaffing van de btw-terugbetaling bij uitvoer deze nog verder zou ontmoedigen. Volgens CISA kan redelijkerwijs alleen worden geconcludeerd dat de gestelde schade of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie niet kan worden veroorzaakt door de invoer uit de VRC.

(262)

Naar het oordeel van de Commissie was de relevante vraag in het kader van de beoordeling van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade niet het effect van de afschaffing van de btw-terugbetaling bij uitvoer tijdens de looptijd van de maatregelen, maar het effect ervan op de markt van de Unie voor zware platen en op de bedrijfstak van de Unie indien de maatregelen zouden komen te vervallen. De Commissie merkte op dat CISA de gevolgen van een dergelijke afschaffing niet kwantificeerde voor de potentiële omvang waarin en uitvoerprijs waartegen Chinese producten de markt van de Unie zouden kunnen bereiken. Bovendien voerde zij geen tegenargumenten aan tegen de conclusie dat de afschaffing van de btw-terugbetaling bij uitvoer het de Chinese producenten niet zou beletten de markt van de Unie met gedumpte producten te overspoelen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Daarom bleef de Commissie bij haar conclusie in overweging 259 over de waarschijnlijkheid van herhaling van schade.

7.   BELANG VAN DE UNIE

(263)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs/handelaren en gebruikers.

(264)

Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunten kenbaar te maken.

7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(265)

De bedrijfstak van de Unie is gevestigd in meerdere lidstaten, zoals Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, België, Griekenland, Tsjechië, Polen, Oostenrijk en had, zoals vermeld in overweging 212, in het tijdvak van het nieuwe onderzoek rechtstreeks meer dan 16 000 mensen in dienst met betrekking tot zware platen.

(266)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie gedurende de beoordelingsperiode verliesgevend is gebleven en zijn productie- en verkoopvolume op de markt van de Unie is gedaald, ondanks de bestaande maatregelen ten aanzien van de VRC. Zoals hierboven uitgelegd is het zeer waarschijnlijk dat opnieuw aanzienlijke hoeveelheden tegen dumpingprijzen uit de VRC zullen worden ingevoerd, indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Dit zou waarschijnlijk leiden tot een verdere verslechtering van de toch al kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie, waarmee de levensvatbaarheid van de productie van zware platen in gevaar zou kunnen komen, waardoor banen en alternatieve bevoorradingsbronnen in de Unie verloren zouden gaan.

(267)

Het belang van de bedrijfstak van de Unie is dat de markt wordt beheerd door doeltreffende en eerlijke handelsvoorwaarden. Indien de maatregelen worden gehandhaafd, wordt verwacht dat de bedrijfstak van de Unie door het herstel van de markt na de pandemie in staat zal zijn om zijn prijzen, productie, verkoopvolume en werkgelegenheid te verhogen en geleidelijk weer winstgevend te worden.

(268)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat handhaving van de geldende maatregelen ten aanzien van de VRC in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn.

7.2.   Belang van de niet-verbonden importeurs en handelaren

(269)

Er zijn geen niet-verbonden importeurs of handelaren die de relevante vragenlijst van de Commissie hebben ingevuld.

(270)

Primex, importeur van zware platen, had bezwaar tegen verlenging van de maatregelen, maakte een opmerking over de opening van het onderzoek, maar niet over het belang van de niet-verbonden importeurs en handelaren.

(271)

In het oorspronkelijke onderzoek werd geconcludeerd dat de instelling van maatregelen geen significante negatieve gevolgen zou hebben voor het belang van de importeurs in de Unie. Dit kwam door het feit dat zware platen goed waren voor 20 % of minder van de activiteiten van de medewerkende importeurs, en door het feit dat de meeste importeurs goederen uit meerdere bronnen, waaronder de bedrijfstak van de Unie, verhandelen.

(272)

Gezien het bovenstaande kwam de Commissie tot de conclusie dat het effect op de niet-verbonden importeurs en handelaren waarschijnlijk niet groot zal zijn, mochten de maatregelen worden gehandhaafd.

7.3.   Belang van de gebruikers

(273)

Drie gebruikers verleenden medewerking aan het onderzoek en hebben, ten minste gedeeltelijk, de vragenlijst van de Commissie ingevuld. Europipe GmbH (“Europipe”) verklaarde dat hij voor handhaving van de maatregelen zou zijn. Deze gebruiker is echter eigendom van twee producenten in de Unie en zijn standpunt kan niet als representatief voor het belang van de gebruikers worden beschouwd.

(274)

De andere twee gebruikers, Vestas Wind Systems A/S (“Vestas”) en Astilleros Gondán S.A. (“Gondán”), verklaarden dat zij tegen handhaving van de maatregelen zouden zijn.

(275)

Vestas, actief in de bouw van windturbines, verklaarde dat het onderzochte product verantwoordelijk was voor een aanzienlijk deel van de kosten van zijn eindproducten. Hoewel hij verklaarde zware platen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek uitsluitend bij de bedrijfstak van de Unie te hebben ingekocht, beweerde hij dat handhaving van de maatregelen zijn activiteiten negatief zou beïnvloeden. Deze gebruiker weigerde echter informatie te verstrekken die relevant zou zijn voor het verifiëren van dit argument.

(276)

Om het mogelijke effect van de verlenging van de maatregelen op deze gebruiker, en meer in het algemeen op de sector windturbine-installaties, te beoordelen, heeft de Commissie zich ook gebaseerd op een verslag van WindEurope (73), waaruit bleek dat de industrie voor windturbine-installaties in de periode 2018 tot en met 2020 ondanks de in overweging 178 genoemde moeilijke economische situatie consequent groeide (+22 %) en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bleef groeien (+17 %). De prognoses tot 2026 wijzen erop dat deze activiteit aanzienlijk zal blijven groeien.

(277)

Gondán, actief in de scheepsbouw, verklaarde eveneens in het tijdvak van het nieuwe onderzoek uitsluitend van de bedrijfstak van de Unie te hebben gekocht. De kosten van het onderzochte product bedroegen minder dan 5 % van de volledige kosten van de respectieve eindproducten.

(278)

In totaal vertegenwoordigde het verbruik van zware plaat van de bezwaar makende gebruikers in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanzienlijk minder dan 10 % van het totale verbruik op de vrije markt van de Unie.

(279)

Gezien het bovenstaande is er geen bewijs waaruit blijkt dat het mogelijke effect van de voortzetting van de maatregelen op de activiteiten van deze gebruikers aanzienlijk of onevenredig zou zijn.

(280)

Vestas, CISA en Primex voerden aan dat de voortzetting van antidumpingmaatregelen niet in het belang van de Unie zou zijn, met name wanneer rekening wordt gehouden met de impact van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne sinds 24 februari 2022 op het aanbod van zware platen, en met de daaruit volgende sancties die aan Rusland en Belarus zijn opgelegd. Volgens deze partijen hebben deze ontwikkelingen geleid tot het stilvallen van de invoer van zware platen van oorsprong uit Rusland en Belarus, en tot een aanzienlijke beperking van de invoer uit Oekraïne, die naar verwachting beide zullen aanhouden. Volgens Vestas en Primex zou de productiecapaciteit van de producenten in de Unie ook zijn beperkt als gevolg van vermeende tekorten in het aanbod van staalplaten, of van andere basisproducten zoals ijzerertspellets, cokeskolen, schroot en legeringsmetalen. Gezien de daling van de invoer uit de voornoemde landen voerden CISA en Primex aan dat invoer van oorsprong uit de VRC in de plaats van het ontbrekende aanbod zou kunnen komen.

(281)

De Commissie erkende dat de oorlog in Oekraïne vanaf februari 2022 heeft geleid tot een aanzienlijke daling van de invoer uit Rusland en Oekraïne, en dat niets erop wees dat deze situatie in de nabije toekomst zou veranderen. De Commissie heeft echter vastgesteld dat de invoer uit Oekraïne en Rusland hoofdzakelijk is vervangen door invoer uit India, Indonesië en de Republiek Korea. Zoals weergegeven in overweging 201, behoudt de bedrijfstak van de Unie een reservecapaciteit van ongeveer 4 miljoen ton en kan hij aanzienlijke stijgingen in de vraag opvangen, terwijl de vermeende beperkingen op grondstoffen niet zijn bewezen. Tot slot herinnerde de Commissie eraan dat het doel van de maatregelen niet is om de markt te sluiten voor invoer uit de VRC, en dat Chinese exporteurs hun zware platen altijd tegen een prijs hebben mogen verkopen die geen schade berokkent. De argumenten over bevoorradingsproblemen moeten derhalve worden afgewezen.

(282)

Al met al was de Commissie van oordeel dat het effect van de voortzetting van de maatregelen op gebruikers niet groot zou zijn, vooral wanneer rekening wordt gehouden met de noodzaak om de productie van zware plaat in de Unie te behouden.

7.4.   Andere factoren

(283)

Vestas voerde aan dat, als gevolg van de capaciteitsbeperkingen van de bedrijfstak van de Unie, niet in de vraag van de windturbinesector in de Unie naar zware platen, en in het bijzonder grote stalen platen, kan worden voorzien indien de maatregelen worden gehandhaafd. Volgens Vestas zou dit ook gevolgen hebben voor de verdere penetratie van wind in de energiemix en bijgevolg voor het vermogen van de Unie om haar doelstellingen inzake hernieuwbare energie en beperking van de CO2-uitstoot te verwezenlijken.

(284)

De Commissie merkte op dat Vestas geen bewijs heeft geleverd voor de aangevoerde capaciteitsbeperkingen voor het specifieke soort zware platen. Zoals vermeld in overweging 281, behoudt de bedrijfstak van de Unie bovendien een reservecapaciteit waarmee aanzienlijke stijgingen in de vraag kunnen worden opgevangen, en wordt zijn productie aangevuld met invoer uit derde landen. Gezien het bovenstaande is er geen bewijs waaruit blijkt dat handhaving van de maatregelen de ontwikkeling van de windturbinesector aanzienlijk zou beperken.

(285)

Bovendien is uit het onderzoek gebleken dat de bedrijfstak van de Unie ambitieuze plannen heeft voor investeringen in de “vergroening” van de staalproductie, onder meer door over te stappen van traditionele hoogovens op elektrische boogovens. Dergelijke investeringen zullen naar verwachting in aanzienlijke mate bijdragen tot het behalen van de doelen van de Unie voor het terugdringen van koolstofemissies. Zij kunnen echter pas geld beginnen op te leveren indien de bedrijfstak van de Unie een adequate winstgevendheid kan bereiken, waarvoor het handhaven van de maatregelen een absolute vereiste is.

(286)

Al met al was de Commissie van oordeel dat de voortzetting van de maatregelen over het geheel genomen geen negatief effect zou hebben op de milieudoelstellingen van de Unie.

7.5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(287)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van zware platen van oorsprong uit de VRC niet te handhaven.

Opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen

(288)

In zijn opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen stemde de indiener van het verzoek in met de conclusies van de Commissie en verklaarde hij dat voortzetting van de maatregelen de gehele markt van de Unie ten goede zou komen door een betrouwbare en stabiele levering van zware plaat binnen de EU te waarborgen en de lopende overgang naar een groene staalproductie en vermindering van broeikasgasemissies mogelijk te maken.

(289)

Daar bracht CISA tegenin dat het belang van de Unie juist het vervallen van de desbetreffende maatregelen vereist en wel om de volgende redenen: 1) het potentiële invoertekort na de feitelijke uittreding van Rusland en Oekraïne uit de EU-markt en de handhaving van vrijwaringsmaatregelen voor staal; 2) het voorgestelde EU-mechanisme voor koolstofgrenscorrectie, en 3) de risico’s van economische recessie in verband met de hoge inflatie in de EU.

(290)

Wat het potentiële invoertekort betreft, herhaalde CISA haar standpunt dat de stopzetting van de invoer uit Rusland en Oekraïne tot een tekort aan de aanbodzijde zou leiden. Als onderbouwing van haar stelling verstrekte zij een relevant artikel (74) van een marktanalist.

(291)

De Commissie merkte op dat de door CISA verstrekte informatie de conclusie bevestigt dat de invoer uit Oekraïne en Rusland grotendeels is vervangen door invoer uit andere landen, waaronder India en Indonesië. Mede gezien het feit dat CISA geen betrouwbare informatie heeft verstrekt over de ontwikkeling van de vraag in de Unie of over de productie van zware platen door producenten in de Unie, werd geoordeeld dat de argumenten betreffende het bestaan van een tekort niet waren onderbouwd en niet in aanmerking konden worden genomen.

(292)

Wat het EU-mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (“CBAM”, Carbon Border Adjustment Mechanism) betreft, voerde CISA aan dat dit, indien het wordt vastgesteld en toegepast overeenkomstig de desbetreffende voorlopige overeenkomst tussen het Europees Parlement en de Raad (75), aanzienlijke extra kosten met zich mee zal brengen en derhalve de invoer van zware platen, waaronder met name de invoer uit China, India, Rusland en Turkije, zal ontmoedigen.

(293)

Zoals CISA zelf erkende, had het CBAM tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen gevolgen omdat het nog steeds de status van wetgevingsvoorstel had. De Commissie herinnerde er hoe dan ook aan dat het voorgestelde mechanisme tot doel heeft koolstoflekkage te voorkomen, schonere industriële productie in niet-EU-landen aan te moedigen en te zorgen voor een eerlijke prijs van de koolstof die wordt uitgestoten bij de productie van een beperkt aantal energie-intensieve goederen die de EU binnenkomen. Daarom zijn de doelstellingen van het CBAM volledig in overeenstemming met het belang van de Unie om haar milieudoelstellingen na te streven. Daarnaast herinnerde de Commissie eraan dat het eventuele effect van het CBAM op de invoer van zware platen uit China, India, Rusland en Turkije zou afhangen van het niveau van decarbonisatie in het productieproces van deze landen, dat in dit stadium nog niet kan worden beoordeeld. De Commissie zal in dit verband het effect van het CBAM aan het einde van de overgangsperiode (december 2025) evalueren om de toepassing ervan waar nodig aan te passen voordat het definitieve systeem in januari 2026 volledig in werking treedt. Gezien het bovenstaande werd dit argument afgewezen.

(294)

Wat inflatie betreft, voerde CISA aan dat, gezien de ongekende niveaus in de Unie in 2022, de stijging van de prijzen van het betrokken product een risico vormde voor de levensvatbaarheid van infrastructuurprojecten, en de groei van het bbp in de EU-lidstaten in gevaar zou brengen.

(295)

De Commissie herinnerde eraan dat de maatregelen tot doel hadden eerlijke marktvoorwaarden in de Unie te waarborgen, en merkte op dat een economisch klimaat waarin de kosten van basisproducten aanzienlijk stijgen, maar producenten hun prijzen niet dienovereenkomstig kunnen aanpassen als gevolg van invoer met dumping, niet bevorderlijk zou zijn voor economische groei en een gevaar zou vormen voor de levensvatbaarheid van de bedrijfstak.

(296)

Al met al bleef de Commissie bij haar standpunt dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van zware platen van oorsprong uit de VRC niet te handhaven.

8.   ARGUMENTEN VOOR SCHORSING VAN DE MAATREGELEN

(297)

CISA voerde aan dat aan de voorwaarden voor schorsing van de huidige antidumpingmaatregelen overeenkomstig artikel 14, lid 4, van de basisverordening is voldaan. CISA voerde aan dat beide voorwaarden van het voornoemde artikel 14, lid 4, van de basisverordening zijn vervuld. CISA beweerde dat de marktomstandigheden tijdelijk dermate zijn veranderd dat het onwaarschijnlijk is dat de schade als gevolg van de schorsing zal blijven bestaan of zich opnieuw zal voordoen. In dat opzicht verwees CISA naar de groeiverwachtingen van de downstream-bedrijfstak in de Unie en naar de toenemende schaarste op de markt van de Unie, het verwachte economische herstel in de periode na COVID-19, de prijsstijgingen van het betrokken product, de verwachte daling van de omvang van de invoer uit Rusland en Oekraïne en het uitvoeringsbesluit tot schorsing van de definitieve antidumpingrechten op gewalste platte aluminiumproducten uit de VRC.

(298)

De Commissie wees het argument van CISA af, aangezien het niet was onderbouwd. CISA heeft geen informatie ingediend om te onderbouwen of aan de voorwaarden van artikel 14, lid 4, van de basisverordening is voldaan en of de huidige antidumpingmaatregelen moeten worden geschorst.

9.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(299)

Gezien de conclusies van de Commissie inzake de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping, de waarschijnlijkheid van herhaling van schade en het belang van de Unie moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van zware plaat uit de Volksrepubliek China worden gehandhaafd.

(300)

Om het gevaar van ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

(301)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle vereisten van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(302)

Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen.

(303)

De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het onderzochte product voor zover het van oorsprong is uit de VRC en is geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Ten aanzien van de invoer van het onderzochte product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen verbonden zijn, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Deze invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(304)

Een onderneming die later haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (76). Het moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een verordening over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(305)

Een exporteur of producent die het betrokken product niet naar de Unie heeft uitgevoerd in het tijdvak dat is gebruikt voor het vaststellen van de hoogte van het recht dat momenteel van toepassing is op zijn uitvoer kan de Commissie verzoeken te worden onderworpen aan het antidumpingrecht voor medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen. De Commissie moet een dergelijk verzoek inwilligen, op voorwaarde dat aan drie voorwaarden is voldaan. De nieuwe producenten-exporteur moet aantonen dat: i) hij het betrokken product niet naar de Unie heeft uitgevoerd in het tijdvak dat is gebruikt voor het vaststellen van de hoogte van het recht dat op zijn uitvoer van toepassing is; ii) hij niet verbonden is aan een onderneming die dat wel heeft gedaan en dus onderworpen is aan de antidumpingrechten, en iii) het betrokken product daarna heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om dat in aanzienlijke hoeveelheden te doen.

(306)

Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan het voornemen bestond om handhaving van de bestaande maatregelen aan te bevelen. Ook konden zij hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

(307)

Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (77) als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(308)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 (78) heeft de Commissie voor een periode van drie jaar een vrijwaringsmaatregel ten aanzien van bepaalde staalproducten ingesteld. Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1029 van de Commissie (79) is de vrijwaringsmaatregel verlengd tot en met 30 juni 2024. Het onderzochte product is een van de productcategorieën waarop de vrijwaringsmaatregel van toepassing is. Zodra de in het kader van de vrijwaringsmaatregel vastgestelde tariefcontingenten worden overschreden, zou bijgevolg voor dezelfde partij zowel het douanerecht bij contingentoverschrijding als het antidumpingrecht verschuldigd zijn. Aangezien een dergelijke cumulatie van antidumpingmaatregelen met vrijwaringsmaatregelen kan leiden tot een groter dan wenselijk effect op de handel, heeft de Commissie besloten de gelijktijdige toepassing van het antidumpingrecht met het douanerecht bij contingentoverschrijding voor het onderzochte product gedurende de periode waarin het vrijwaringsrecht van toepassing is, te voorkomen.

(309)

Dit betekent dat wanneer het in artikel 1, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding op het onderzochte product van toepassing wordt, het in artikel 1, lid 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding wordt geïnd naast het verschil tussen dat recht en de hogere krachtens de onderhavige verordening ingestelde antidumpingrechten. Het gedeelte van het bedrag aan niet-geïnde antidumpingrechten wordt geschorst.

(310)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op platte producten van niet-gelegeerd staal of van gelegeerd staal (met uitzondering van roestvrij staal, siliciumstaal, gereedschapsstaal en sneldraaistaal), warm gewalst, niet geplateerd noch bekleed, niet opgerold, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van 600 mm of meer of met een dikte van 4,75 mm of meer doch niet meer dan 10 mm en met een breedte van 2 050 mm of meer, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7208 51 20, ex 7208 51 91, ex 7208 51 98, ex 7208 52 91, ex 7208 90 20, ex 7208 90 80, 7225 40 40, ex 7225 40 60 en ex 7225 99 00 (Taric-codes: 7208512010, 7208519110, 7208519810, 7208529110, 7208902010, 7208908020, 7225406010 en 7225990045) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten, zijn als volgt:

Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Nanjing Iron and Steel Co., Ltd

73,1  %

C143

Minmetals Yingkou Medium Plate Co., Ltd

65,1  %

C144

Wuyang Iron and Steel Co., Ltd en Wuyang New Heavy & Wide Steel Plate Co., Ltd

73,7  %

C145

Andere medewerkende ondernemingen opgenomen in de bijlage

70,6  %

 

Alle andere ondernemingen

73,7  %

C999

3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen, zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (onderzocht product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming)(aanvullende Taric-code) in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Artikel 1, lid 2, kan worden gewijzigd om nieuwe producenten-exporteurs uit de Volksrepubliek China toe te voegen en hen te onderwerpen aan het passende gewogen gemiddelde antidumpingrecht voor niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen. Een nieuwe producent-exporteur moet met bewijs aantonen dat:

a)

hij de in artikel 1, lid 1, beschreven goederen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tussen 1 januari 2015 en 31 december 2015 (het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek) niet heeft uitgevoerd;

b)

hij niet verbonden is met een exporteur of producent op wie de bij deze verordening ingestelde maatregelen van toepassing zijn, en

c)

hij na het verstrijken van het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China daadwerkelijk heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Wanneer het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding van toepassing wordt op platte producten van niet-gelegeerd staal of van gelegeerd staal (met uitzondering van roestvrij staal, siliciumstaal, gereedschapsstaal en sneldraaistaal), warm gewalst, niet geplateerd noch bekleed, niet opgerold, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van 600 mm of meer of met een dikte van 4,75 mm of meer doch niet meer dan 10 mm en met een breedte van 2 050 mm of meer, wordt het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding geïnd naast het verschil tussen dat recht en het hogere antidumpingrecht zoals vastgesteld in artikel 1, lid 2.

2.   De inning van het overeenkomstig lid 1 niet-geïnde deel van het antidumpingrecht wordt geschorst.

3.   De in lid 2 bedoelde schorsingen zijn van tijdelijke aard en gelden voor de periode waarin het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) 2019/159 bedoelde douanerecht bij contingentoverschrijding van toepassing is.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 mei 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  PB L 83 van 27.3.2015, blz. 11.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/336 van de Commissie van 27 februari 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde zware plaat van niet-gelegeerd staal of ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 50 van 28.2.2017, blz. 18).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1382 van de Commissie van 2 september 2019 tot wijziging van een aantal verordeningen tot instelling van antidumping- of antisubsidiemaatregelen ten aanzien van bepaalde staalproducten waarop vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn (PB L 227 van 3.9.2019, blz. 1).

(5)  Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 209 van 2.6.2021, blz. 24).

(6)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde zware plaat van niet-gelegeerd staal of ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 89 van 25.2.2022, blz. 3).

(7)  Zie het arrest van 11 juli 2017, Viraj Profiles Ltd, T-67/14, ECLI:EU:T:2017:481, punten 98 en 99.

(8)  Zie het arrest van 15 december 2016, Gul Ahmed Textile Mills Ltd, T-199/04 RENV, ECLI:EU:T:2016:740, punt 92.

(9)  Id. punt 94.

(10)  Bron: Verzoek (t22.001107) blz. 7 en https://www.argusmedia.com/en/news/2021033-brazil-renews-antidumping-duties-on-plate-imports

(11)  10-cijferige goederencodes.

(12)  Zie artikel LXIV, afdeling 2 van het 14e vijfjarenplan.

(13)  Zie afdeling VIII van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie.

(14)  https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2583

(15)  http://www.gtis.com/gta/secure/default.cfm

(16)  https://www.crugroup.com CRU International Limited, Steel Plate Market Outlook (november 2021).

(17)  https://www.metalsconsultinginternational.com; bron: James F. King (Metals Consulting International Limited).

(18)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1777 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde zware plaat van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 272 van 7.10.2016, blz. 5).

(19)  IMF, “World Economic Outlook”, 19 (okt. 2022); https://www.imf.org/-/media/Files/Publications/WEO/2022/October/English/text.ashx (geraadpleegd op 5 december 2022).

(20)  OESO, “Steel Market Developments, Q2 2022”, 70 (2022); https://www.oecd.org/industry/ind/steel-market-developments-Q2-2022.pdf (geraadpleegd op 5 december 2022).

(21)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/58 van de Commissie van 14 januari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste platte producten met georiënteerde korrel van siliciumstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Japan, de Republiek Korea, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 10 van 17.1.2022, blz. 17).

(22)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/434 van de Commissie van 15 maart 2022 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB L 88 van 16.3.2022, blz. 181).

(23)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/978 van de Commissie van 23 juni 2022 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 tot instelling van een definitieve vrijwaringsmaatregel ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB L 167 van 24.6.2022, blz. 58).

(24)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068 van de Commissie van 26 oktober 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Russische Federatie naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 149); Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191 van de Commissie van 16 februari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 36 van 17.2.2022, blz. 1); Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95 van de Commissie van 24 januari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, verzonden vanuit Taiwan, Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 16 van 25.1.2022, blz. 36); Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 van de Commissie van 15 december 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde stalen windmolenmasten voor grootschalige toepassing van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 450 van 16.12.2021, blz. 59); Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635 van de Commissie van 16 april 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of niet-gelegeerd staal, van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China en Rusland, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 132 van 19.4.2021, blz. 145).

(25)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 80; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 208; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 59; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 149 en 150.

(26)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 64; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 192; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 46; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 115 tot en met 118.

(27)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 66; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overwegingen 193 en 194; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 47; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 119 tot en met 122. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als een afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten, maar daarnaast vormen de cellen van de Chinese Communistische Partij (“CCP”) in ondernemingen, niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen, een ander belangrijk kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Volgens het vennootschapsrecht van de VRC moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. De CCP heeft haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen in elk geval sinds 2016 echter nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen. In 2017 werd bericht dat in 70 % van circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen het laatste woord te laten hebben. Die regels gelden voor alle sectoren van de Chinese economie, in alle sectoren, ook op de producenten van het onderzochte product en de leveranciers van de basisproducten ervan.

(28)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 68; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overwegingen 195 tot en met 201; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overwegingen 48 tot en met 52; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 123 tot en met 129.

(29)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 74; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 202; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 53; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 130 tot en met 133.

(30)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 75; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 203; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 54; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 134 en 135.

(31)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 76; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 204; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 55; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 136 tot en met 145.

(32)  Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 483 final/2 van 20.12.2017, beschikbaar op: https://ec.europa.eu/transparency/documents-register/detail?ref=SWD(2017)483&lang=en

(33)  Ministerie van Handel, “China’s status as a non-market economy”, A-570053, 26 oktober 2017, blz. 196; “Non-Oriented Electrical Steel from the People’s Republic of China: Final Results of the Expedited First Sunset Review of the Countervailing Duty Order”, 85 Fed. Reg. 11339 (27 februari 2020); Antisubsidieonderzoek “Certain Corrosion-Resistant Steel Products from the People’s Republic of China: Final Affirmative Determination”, 81 Fed. Reg. 35308” (2 juni 2016).

(34)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/687 van de Commissie van 2 mei 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde organisch beklede staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 116 van 3.5.2019, blz. 5); Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635 en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/508 van de Commissie van 7 april 2020 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal van oorsprong uit Indonesië, de Volksrepubliek China en Taiwan (PB L 110 van 8.4.2020, blz. 3); Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17), en Uitvoeringsverordening (EU) 2022/58.

(35)  Zie: https://www.miit.gov.cn/jgsj/ycls/gzdt/art/2020/art_8fc2875eb24744f591bfd946c126561f.html (geraadpleegd op 21 november 2022).

(36)  Zie afdeling IV, onderafdeling 3, van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie.

(37)  Zie afdeling II, onderafdeling 1, van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de staalschrootindustrie.

(38)  Zie het driejarige actieplan voor clusterontwikkeling in de keten van de staalindustrie, hoofdstuk I, afdeling 3, van de provincie Hebei; te raadplegen via: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20200717/1089773.shtml (geraadpleegd op 5 december 2022).

(39)  Zie het uitvoeringsplan van Henan voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie tijdens het 14e vijfjarenplan, hoofdstuk II, afdeling 3; te raadplegen via: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20211210/1192881.shtml (geraadpleegd op 5 december 2022).

(40)  Werkplan voor de transformatie en modernisering en de verbetering van de opzet van de staalsector 2019-2025 van de provincie Jiangsu; te raadplegen via: http://www.jiangsu.gov.cn/art/2019/5/5/art_46144_8322422.html (geraadpleegd op 5 december 2022).

(41)  14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de staalindustrie van de provincie Shandong; samenvatting beschikbaar op: http://www.cbmf.org/cbmf/xgxy/gt79/7120947/index.html (geraadpleegd op 5 december 2022).

(42)  Actieplan voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie 2020 van de provincie Shanxi; te raadplegen via: http://gxt.shanxi.gov.cn/zfxxgk/zfxxgkml/cl/202110/t20211018_2708031.shtml (geraadpleegd op 5 december 2022).

(43)  14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de be- en verwerkende industrie van de gemeente Dalian, Liaoning: “Tegen 2025 zal de industriële outputwaarde van nieuwe materialen 15 miljoen yuan bereiken, en is het niveau van uitrusting en belangrijke materialen dat de capaciteit waarborgt duidelijk verbeterd.”; te raadplegen via: https://www.dl.gov.cn/art/2021/12/20/art_854_1995411.html (geraadpleegd op 5 december 2022).

(44)  Actieplan ter bevordering van een hoogwaardige ontwikkeling van de staalindustrie van de provincie Zhejiang: “Fusies en reorganisaties van ondernemingen bevorderen, het concentratieproces versnellen, het aantal staalsmeltende ondernemingen terugbrengen tot ongeveer tien bedrijven”; te raadplegen via: https://www.dl.gov.cn/art/2021/12/20/art_854_1995411.html (geraadpleegd op 5 december 2022).

(45)  Zie de website van de groep, beschikbaar op: http://www.ansteel.cn/about/jituangaoguan/ (geraadpleegd op 21 november 2022).

(46)  Zie de website van de onderneming, beschikbaar op: https://www.baosteel.com/about/manager (geraadpleegd op 21 november 2022).

(47)  Zie http://www.ansteel.cn/news/xinwenzixun/2021-07-23/0a6a300e05b3e89e7da1fccf2b1c8e77.html (geraadpleegd op 21 november 2022).

(48)  Zie http://www.ansteel.cn/news/xinwenzixun/2021-04-06/19759181c95ff4e85e2b378a1369fb17.html (geraadpleegd op 21 november 2022).

(49)  Zie de website van de groep, beschikbaar op: http://www.baowugroup.com/party_building/overview (geraadpleegd op 21 november 2022).

(50)  Rapport — deel III, hoofdstuk 14, blz. 346 e.v.

(51)  Zie het 14e vijfjarenplan van de Volksrepubliek China voor nationale economische en sociale ontwikkeling en doelstellingen op lange termijn voor 2035, deel III, artikel VIII, beschikbaar op: https://cset.georgetown.edu/publication/china-14th-five-year-plan/ (geraadpleegd op 7 september 2022).

(52)  Zie met name de afdelingen I en II van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie.

(53)  Zie het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, blz. 22.

(54)  Zie het actieplan 1+3 voor ijzer en staal 2022, hoofdstuk 4, afdeling 2, van de gemeente Tangshan, Hebei; te raadplegen via: http://www.chinaisa.org.cn/gxportal/xfgl/portal/content.html?articleId=e2bb5519aa49b566863081d57aea9dfdd59e1a4f482bb7acd243e3ae7657c70b&columnId=3683d857cc4577e4cb75f76522b7b82cda039ef70be46ee37f9385ed3198f68a (geraadpleegd op 23 november 2022).

(55)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 134 en 135, en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/508, overwegingen 143 en 144.

(56)  World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income

(57)  Als het onderzochte product in geen enkel land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau wordt geproduceerd, kan de productie van een product in dezelfde algemene categorie en/of sector als die van het onderzochte product in aanmerking worden genomen.

(58)  https://sideraconsult.com/gerdau-initiates-production-of-heavy-plates/

(59)  Deze landen zijn in een lijst opgenomen in bijlage 1 bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).

(*1)  De waarde van de benchmarks voor grondstoffen verschilt enigszins van de waarde van deze benchmarks in de mededeling als gevolg van een administratieve fout (in de mededeling werd de waarde van deze benchmarks verkeerd berekend op basis van de ingevoerde hoeveelheden voor alleen het eerste kwartaal van 2021, in plaats van voor heel 2021).

(60)  Verordening (EU) 2015/755. Volgens artikel 2, lid 7, van de basisverordening kunnen de binnenlandse prijzen in die landen niet worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde.

(61)  https://www.ilo.org/ilostat

(62)  https://www.cemig.com.br/

(63)  http://www.gasmig.com.br

(64)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/802 van de Commissie van 20 mei 2022 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op producten van elektrolytisch verchroomd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Brazilië (PB L 143 van 23.5.2022, blz. 11).

(65)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/58.

(66)  https://www.in.gov.br/web/dou/-/portaria-n-4.434-de-1-de-outubro-de-2019-219471875

(67)  Zie http://www.gov.cn/zhengce/zhengceku/2021-04/28/content_5603588.htm en http://www.gov.cn/zhengce/zhengceku/2021-07/29/content_5628266.htm, beide alleen in de Chinese taal.

(68)  http://i-tip.wto.org/goods/Forms/MemberView.aspx?mode=modify&action=search

(69)  https://www.trade-remedies.service.gov.uk/public/case/TD0014/submission/882d267b-8cbc-48bd-bceb-059a615a0779/

(70)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1998 van de Commissie van 20 september 2022 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282 van 31.10.2022, blz. 1).

(71)  Zie bijvoorbeeld verschillende kwaliteitsklassen niet-gelegeerd gereedschapsstaal zoals beschreven in bijlage C bij de norm EN ISO 4957.

(72)  Verslag van de WTO-beroepsinstantie, “United States — Anti Dumping Measures on Certain Hot Rolled Steel Products from Japan”, DS184, punt 193.

(73)  https://windeurope.org/intelligence-platform/product/wind-energy-in-europe-2021-statistics-and-the-outlook-for-2022-2026/

(74)  European steel plate market: Effects from Russia’s war in Ukraine one year on – Fastmarkets (https://www.fastmarkets.com/insights/european-steel-plate-market-one-year-russias-war-in-ukraine) – laatst geraadpleegd op 21 maart 2023.

(75)  https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_22_7719

(76)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat G, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.

(77)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(78)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie van 31 januari 2019 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB L 31 van 1.2.2019, blz. 27).

(79)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1029 van de Commissie van 24 juni 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie teneinde de vrijwaringsmaatregel ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten te verlengen (PB L 225 I van 25.6.2021, blz. 1).


BIJLAGE

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende Chinese producenten-exporteurs

Naam

Stad

Aanvullende Taric-code

Angang Steel Company Limited

Anshan, Liaoning

C150

Inner Mongolia Baotou Steel Union Co., Ltd

Baotou, Binnen-Mongolië

C151

Zhangjiagang Shajing Heavy Plate Co., Ltd

Zhangjiagang, Jiangsu

C146

Jiangsu Tiangong Tools Company Limited

Danyang, Jiangsu

C155

Jiangyin Xingcheng Special Steel Works Co., Ltd

Jiangyin, Jiangsu

C147

Laiwu Steel Yinshan Section Co., Ltd

Laiwu, Shandong

C154

Nanyang Hanye Special Steel Co., Ltd

Xixia, Henan

C152

Qinhuangdao Shouqin Metal Materials Co., Ltd

Qinhuangdao, Hebei

C153

Shandong Iron & Steel Co., Ltd, Jinan Company

Jinan, Shandong

C149

Wuhan Iron and Steel Co., Ltd

Wuhan, Hubei

C156

Xinyu Iron & Steel Co., Ltd

Xinyu, Jiangxi

C148