18.4.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 103/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/825 VAN DE COMMISSIE

van 17 april 2023

tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1408 ingestelde antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal van oorsprong uit Indonesië tot bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal verzonden vanuit Turkije, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 13,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

In oktober 2020 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1408 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal (“SSHR”) van oorsprong uit Indonesië, de Volksrepubliek China (“VRC”) en Taiwan. De geldende antidumpingrechten variëren van 9,2 % tot 19 % voor de invoer uit de VRC, van 4,1 % tot 7,5 % voor de invoer uit Taiwan en werden vastgesteld op 17,3 % voor de invoer uit Indonesië. Het onderzoek dat tot deze rechten heeft geleid (“het oorspronkelijke onderzoek”) werd in augustus 2019 geopend (3).

1.2.   Verzoek

(2)

Op 17 juni 2022 heeft de Commissie een verzoek ontvangen op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de geldende antidumpingmaatregelen en om de invoer van SSHR verzonden uit de Republiek Turkije (“Turkije”), al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije, te registreren.

(3)

Het verzoek is ingediend door de European Steel Association “Eurofer” (“de indiener van het verzoek”).

(4)

In het verzoek werd voldoende aangetoond dat na de instelling van de maatregelen ten aanzien van SSHR een verandering in de structuur van het handelsverkeer met betrekking tot de uitvoer uit Indonesië en Turkije naar de Unie heeft plaatsgevonden. Uit de in het verzoek verstrekte gegevens bleek een aanzienlijke verandering in de structuur van het handelsverkeer, waaronder een aanzienlijke toename van de uitvoer van roestvrijstalen platen, de belangrijkste grondstof voor de productie van SSHR, van Indonesië naar Turkije en een aanzienlijke toename van de uitvoer van SSHR van Turkije naar de Unie. Deze wijziging leek het gevolg te zijn van de zending van SSHR van Turkije naar de Unie, nadat er in Turkije assemblage-/voltooiingswerkzaamheden op waren uitgevoerd. Uit het bewijsmateriaal bleek dat met deze assemblage-/voltooiingswerkzaamheden werd begonnen ten tijde van de opening van het antidumpingonderzoek dat tot de geldende rechten heeft geleid, en dat er, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging was voor de betrokken praktijk.

(5)

Bovendien bevatte het verzoek voldoende bewijsmateriaal waaruit bleek dat de platen van roestvrij staal van oorsprong uit Indonesië meer dan 60 % van de totale waarde van de delen van SSHR vertegenwoordigden en dat de waarde die tijdens de assemblage-/voltooiingswerkzaamheden aan de onderdelen werd toegevoegd minder dan 25 % van de fabricagekosten bedroeg.

(6)

Bovendien bevatte het verzoek voldoende bewijsmateriaal waaruit bleek dat de praktijken, processen of werkzaamheden de corrigerende werking van de geldende antidumpingrechten wat de hoeveelheid en de prijzen betreft, ondermijnden. Er bleken aanzienlijke volumes SSHR de markt van de Unie te zijn binnengekomen. Voorts was er voldoende bewijs dat erop wees dat SSHR tegen schadeveroorzakende prijzen werden ingevoerd.

(7)

Ten slotte bevatte het verzoek voldoende bewijsmateriaal dat SSHR tegen dumpingprijzen werden ingevoerd ten opzichte van de eerder vastgestelde normale waarde.

1.3.   Betrokken product en onderzocht product

(8)

Het product waarop de mogelijke ontwijking betrekking heeft, betreft gewalste platte producten van roestvrij staal, ook indien opgerold (met inbegrip van op maat gesneden producten en bandstaal), enkel warm gewalst en met uitzondering van producten, niet opgerold, met een breedte van 600 mm of meer en een dikte van meer dan 10 mm, die op de datum van inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1408 zijn ingedeeld onder de GS-codes 7219 11, 7219 12, 7219 13, 7219 14, 7219 22, 7219 23, 7219 24, 7220 11 en 7220 12 en van oorsprong zijn uit Indonesië (“het betrokken product”). Dit is het product waarop de thans geldende maatregelen van toepassing zijn.

(9)

Het onderzochte product is hetzelfde als het in de vorige overweging gedefinieerde product, momenteel ingedeeld onder de GS-codes 7219 11, 7219 12, 7219 13, 7219 14, 7219 22, 7219 23, 7219 24, 7220 11 en 7220 12, maar verzonden vanuit Turkije, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije (Taric-codes 7219110010, 7219121010, 7219129010, 7219131010, 7219139010, 7219141010, 7219149010, 7219221010, 7219229010, 7219230010, 7219240010, 7220110010 en 7220120010) (“het onderzochte product”).

(10)

Uit het onderzoek is gebleken dat uit Indonesië naar de Unie uitgevoerde SSHR en vanuit Turkije verzonden SSHR, al dan niet van oorsprong uit Turkije, dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, en daarom moeten worden beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

(11)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Marcegaglia Specialties S.P.A. (“Marcegaglia”) aan dat al haar Turkse SSHR-invoer uit Indonesische platen zwarte SSHR-rollen betrof waarvoor in de Unie bijna geen vrije markt bestond. De onderneming maakte binnen het betrokken product onderscheid tussen witte SSHR en zwarte SSHR. Zwarte SSHR-rollen moeten vóór verdere verwerking worden gebeitst en gegloeid, waardoor het gebruik ervan uitsluitend wordt beperkt tot herwalsen. Marcegaglia voerde aan dat zij de enige onafhankelijke, niet verticaal geïntegreerde herwalser in de Unie is. Aangezien het uit Turkije ingevoerde product beperkt was tot zwart SSHR-rollen, was er dus geen concurrentie met witte SSHR die door producenten in de Unie worden vervaardigd en op de vrije markt worden verkocht.

(12)

De Commissie herinnerde eraan dat het doel van dit onderzoek was vast te stellen of er sprake was van ontwijking. Er was geen rechtsgrondslag om de reikwijdte van de productomschrijving van de maatregelen in het kader van dit onderzoek te herzien. De reikwijdte van de productomschrijving werd vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek en alle SSHR-rollen die onder de productomschrijving vielen, werden opgenomen. In het oorspronkelijke onderzoek werd met name geconcludeerd dat zwart en wit warmband dezelfde fysische en chemische basiskenmerken hebben, met elkaar concurreren en binnen de productomschrijving vallen (4). Het argument werd derhalve afgewezen.

(13)

Na de mededeling van feiten en overwegingen hebben Çolakoğlu Metalurji A.Ş. (“Çolakoğlu”), een Turkse producent-exporteur, en de regering van de Republiek Turkije aangevoerd dat de Commissie de reikwijdte van het onderzoek had moeten uitbreiden tot de verwerking van Indonesische roestvrijstalen platen tot SSHR in de Unie.

(14)

Zoals uiteengezet in overweging 31, herinnerde de Commissie eraan dat hoewel deze praktijk buiten het bestek van dit onderzoek viel, zij nota heeft genomen van het argument en verder zal onderzoeken of deze praktijk, indien deze wordt bevestigd, verdere maatregelen van de Commissie vereist.

1.4.   Opening van het onderzoek

(15)

Daar de Commissie na kennisgeving aan de lidstaten had vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om op grond van artikel 13, lid 3, van de basisverordening een onderzoek te openen, heeft zij bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1310 van de Commissie (5) (“de openingsverordening”) het onderzoek geopend en de invoer van uit Turkije verzonden SSHR, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije, aan registratie onderworpen.

1.5.   Opmerkingen over de opening van het onderzoek

(16)

Çolakoğlu voerde aan dat de opening van het onderzoek niet gerechtvaardigd was omdat er onvoldoende bewijsmateriaal was, en dat het onderzoek derhalve moest worden beëindigd.

(17)

Çolakoğlu voerde aan dat er onvoldoende verandering is in de structuur van het handelsverkeer, aangezien, bij gebrek aan een daling van de invoer van SSHR uit Indonesië, de toename van de invoer van SSHR uit Turkije, die de invoer uit Indonesië niet kon vervangen, op zich niet aantoonde dat er sprake was van een verandering in de structuur van het handelsverkeer.

(18)

De onderneming voerde tevens aan dat de praktijken, processen of werkzaamheden in Turkije niet onder een van de categorieën van artikel 13, lid 1, vierde alinea, van de basisverordening vielen. Er was met name geen positief bewijs dat de verzending van SSHR van oorsprong uit Indonesië via Turkije naar de Unie plaatsvond, noch aanwijzingen voor een reorganisatie van de verkooppatronen en -kanalen. Bovendien konden de praktijken, processen of werkzaamheden niet worden aangemerkt als een lichte wijziging, aangezien het onderzochte product een downstreamproduct is en als zodanig een ander product dan de uitgangsmaterialen ervan, of als een assemblage, met name omdat het onderzochte product en de roestvrijstalen platen niet onder dezelfde tariefposten worden ingedeeld.

(19)

Çolakoğlu voerde aan dat er, gezien de vraag naar roestvrijstalen producten in Turkije, een economische rechtvaardiging bestond om te investeren in productiecapaciteit voor roestvrij staal.

(20)

Çolakoğlu voerde ook aan dat er geen sprake was van schade en dat de corrigerende werking niet werd ondermijnd omdat i) met een marktaandeel van 1 %, de Turkse invoer niet significant genoeg was om het corrigerende effect van het recht te ondermijnen en ii) indien de corrigerende werking van het recht zou worden ondermijnd, dit niet het gevolg zou zijn van de invoer van SSHR uit Turkije, maar van de invoer van SSHR uit Indonesië, die na de instelling van de maatregelen werd voortgezet, en van SSHR die door de producenten in de Unie werden verwerkt op basis van uit Indonesië ingevoerde stalen platen.

(21)

Daarnaast voerde Çolakoğlu aan dat uitbreiding van de maatregelen tot Turkije in strijd zou zijn met het belang van de Unie, aangezien dit zou leiden tot een verdere prijsstijging, wat uiteindelijk negatieve gevolgen zou hebben voor de eindgebruikers en de consumenten.

(22)

Tot slot voerde Çolakoğlu aan dat de producenten in de Unie dezelfde handelingen verrichtten, namelijk de verwerking van Indonesische roestvrijstalen platen tot SSHR in de Unie, zelfs in grotere mate dan in Turkije. Daarom heeft Çolakoğlu verzocht het onderzoek te beëindigen of, als alternatief, het toepassingsgebied van het onderzoek uit te breiden tot de verwerking van Indonesische roestvrijstalen platen tot SSHR in de Unie.

(23)

Soortgelijke opmerkingen werden ontvangen van Marcegaglia en de regering van de Republiek Turkije.

(24)

Bovendien voerde Marcegaglia aan dat de invoer van roestvrijstalen platen uit Indonesië voor verdere verwerking in Turkije een economisch verantwoorde handeling was die erop gericht was haar bevoorradingsbronnen te diversifiëren.

(25)

De Commissie was van oordeel dat het verzoek voldoende bewijs bevatte dat zich na de opening van het oorspronkelijke onderzoek en de instelling van maatregelen een verandering in de structuur van het handelsverkeer met betrekking tot de uitvoer uit Indonesië en Turkije naar de Unie heeft voorgedaan. Het verzoek bevatte met name gegevens die wijzen op een verandering in de structuur van het handelsverkeer, met een aanzienlijke toename van de uitvoer van roestvrijstalen platen, de belangrijkste grondstof voor de productie van SSHR, van Indonesië naar Turkije en een aanzienlijke toename van de uitvoer van SSHR van Turkije naar de Unie.

(26)

Wat de praktijken, processen of werkzaamheden in Turkije betreft, was de Commissie van oordeel dat het verzoek voldoende bewijs bevatte van assemblage-/voltooiingswerkzaamheden, een van de praktijken die specifiek in artikel 13, lid 2, van de basisverordening worden genoemd, in Turkije, en dat deze werkzaamheden gebaseerd waren op het gebruik van roestvrijstalen platen, het belangrijkste uitgangsmateriaal, uit Indonesië. De tariefindeling van het onderzochte product en van de belangrijkste uitgangsmaterialen, of de wijziging daarvan, is irrelevant om te bepalen of assemblage-/voltooiingswerkzaamheden ontwijking inhouden.

(27)

Bovendien bevatte het verzoek voldoende bewijsmateriaal met betrekking tot het kennelijk ontbreken van een andere economische rechtvaardiging dan de instelling van de rechten, met name omdat de activiteiten hebben geleid tot een grotere complexiteit van de logistieke kosten en de dienstverleningskosten. De argumenten van Çolakoğlu en Marcegaglia werden verder geanalyseerd tijdens het onderzoek en worden behandeld in punt 2.4 hieronder.

(28)

De Commissie was van oordeel dat het verzoek ook voldoende bewijsmateriaal bevatte waaruit blijkt dat de corrigerende werking van de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van SSHR door deze praktijken werd ondermijnd, zowel wat de hoeveelheden als wat de prijzen betreft. In het verzoek werd met name voldoende bewijsmateriaal verstrekt waaruit bleek dat de invoer van SSHR plaatsvond tegen prijzen die lager waren dan de bij het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde geen schade veroorzakende prijs. Deze argumenten, met inbegrip van de argumenten met betrekking tot het aandeel van de invoer uit Turkije, werden tijdens het onderzoek nader geanalyseerd.

(29)

Wat de argumenten betreffende het belang van de Unie betreft, herinnerde de Commissie eraan dat het belang van de Unie geen overweging is voor opening op grond van artikel 13 van de basisverordening.

(30)

Derhalve verwierp de Commissie de argumenten dat het verzoek niet voldoende bewijsmateriaal bevatte om de opening van het onderzoek te rechtvaardigen.

(31)

Met betrekking tot de opmerkingen van Çolakoğlu als zouden in de Unie ingevoerde Indonesische platen in de Unie tot SSHR kunnen worden verwerkt, merkte de Commissie op dat deze praktijk buiten het toepassingsgebied van dit onderzoek viel. In de openingsverordening werd het onderzoek immers beperkt tot de invoer van SSHR in de Unie uit Turkije en de verwerkingswerkzaamheden in Turkije. De Commissie heeft echter nota genomen van het argument van Çolakoğlu en zal verder onderzoeken of de invoer van roestvrijstalen platen uit Indonesië in de Unie een onderdeel kan zijn van afzonderlijke ontwijkingspraktijken. De Commissie is begonnen toezicht te houden op de invoer van roestvrijstalen platen uit Indonesië in de Unie en volgens Eurostat is deze invoer in oktober 2022 beëindigd.

1.6.   Recht van verweer

(32)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Çolakoğlu aan dat de Commissie haar recht van verweer op grond van artikel 6, lid 7, van de basisverordening, artikel 296 VWEU en haar recht op behoorlijk bestuur overeenkomstig artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie heeft geschonden door veel van de argumenten die in de loop van het onderzoek zijn aangevoerd, niet in aanmerking te nemen. Çolakoğlu was met name van mening dat haar recht op behoorlijk bestuur was geschonden omdat de Commissie het toepassingsgebied van het onderzoek niet heeft uitgebreid tot roestvrijstalen platen uit Indonesië die rechtstreeks in de Unie worden ingevoerd.

(33)

De Commissie herinnerde eraan dat zij de belanghebbenden op 30 januari 2023 de belangrijkste feiten en overwegingen heeft meegedeeld waarop haar conclusies waren gebaseerd. Alle partijen kregen 15 dagen de tijd om opmerkingen te maken. Alle argumenten van Çolakoğlu en andere belanghebbenden zijn in aanmerking genomen, maar dit betekent niet dat elk afzonderlijk argument uitdrukkelijk in het informatiedocument moest worden behandeld (6). De Commissie moet haar bevindingen en conclusies naar behoren motiveren en toelichten, zoals zij in het informatiedocument heeft gedaan. Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft Çolakoğlu opmerkingen ingediend en is zij gehoord. De Commissie heeft alle opmerkingen naar behoren in aanmerking genomen, zoals hieronder toegelicht. Met betrekking tot de invoer van platen van roestvrij staal uit Indonesië in de Unie herinnerde de Commissie eraan dat zij in de mededeling van feiten en overwegingen, zoals in overweging 31 hierboven aangegeven, naar behoren heeft uitgelegd waarom deze vermeende praktijk buiten het toepassingsgebied van het onderhavige onderzoek viel. In tegenstelling tot wat Çolakoğlu beweerde, heeft de Commissie geen discretionaire bevoegdheid uitgeoefend, aangezien zij op grond van de openingsverordening alleen andere mogelijke ontwijkingspraktijken buiten de Unie, met name in Turkije, kon onderzoeken. Daarom was de Commissie van oordeel dat het recht van verweer van Çolakoğlu volledig was geëerbiedigd en wees zij het argument af.

1.7.   Onderzoektijdvak en verslagperiode

(34)

Het onderzoektijdvak liep van 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2022 (“het onderzoektijdvak” of “OT”). Er zijn voor het onderzoektijdvak gegevens verzameld om onder meer na te gaan of zich na de instelling van de maatregelen ten aanzien van het betrokken product inderdaad een verandering in de structuur van het handelsverkeer had voorgedaan en of er sprake was van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestond. Voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 (“de verslagperiode” of “VP”) zijn meer gedetailleerde gegevens verzameld, teneinde te onderzoeken of de invoer de corrigerende werking van de geldende maatregelen wat de prijzen en/of de hoeveelheden betreft ondermijnde en of er van dumping sprake was.

1.8.   Onderzoek

(35)

De Commissie heeft de autoriteiten van Indonesië en Turkije, de haar bekende producenten-exporteurs in die landen, de bedrijfstak van de Unie en de voorzitter van de Associatieraad EU-Turkije officieel van de opening van het onderzoek in kennis gesteld.

(36)

Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van Turkije bij de Europese Unie verzocht haar de namen en adressen te verstrekken van producenten-exporteurs en/of representatieve verenigingen die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, naast de Turkse producenten-exporteurs die in het verzoek van de indiener van het verzoek waren genoemd.

(37)

De vrijstellingsaanvraagformulieren voor de producenten-exporteurs in Turkije alsmede de vragenlijsten voor de producenten-exporteurs in Indonesië en voor de importeurs in de Unie werden beschikbaar gesteld op de website van DG Handel.

(38)

Vijf in Turkije gevestigde ondernemingen hebben een vrijstellingsaanvraagformulier ingediend. Het betrof:

Saritas Celik San.ve tic. A.S. (“Saritas”),

Üças Paslanmaz Çelik iç ve tic. A.S. (“UCAS”),

AST Turkey Metal Sanayi ve tic. A.S. (“AST”),

Poyraz Paslanmaz Sanayi ve diş ticaret Limited Sirk (“Poyraz”),

Çolakoğlu Metalurji A.Ş. (“Çolakoğlu”).

(39)

Bovendien heeft een importeur en gebruiker in de Unie, Marcegaglia, de vragenlijst beantwoord.

(40)

Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om binnen de bij de openingsverordening vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle partijen zijn ervan in kennis gesteld dat het niet verstrekken van alle relevante informatie of het verstrekken van onvolledige, onjuiste of misleidende informatie kan leiden tot toepassing van artikel 18 van de basisverordening en tot bevindingen die op de beschikbare gegevens worden gebaseerd.

(41)

Op 4 oktober 2022 vond een hoorzitting met Marcegaglia plaats.

(42)

Na de mededeling van feiten en overwegingen op 30 januari 2023 werden hoorzittingen gehouden met Marcegaglia op 8 februari 2023 en met Çolakoğlu op 10 februari 2023.

2.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

2.1.   Algemene overwegingen

(43)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening moeten om na te gaan of er sprake is van mogelijke ontwijking de volgende elementen worden onderzocht:

of zich een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen Indonesië, Turkije en de Unie heeft voorgedaan;

of die verandering het gevolg is van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van de geldende antidumpingmaatregelen, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat;

of is bewezen dat er sprake is van schade of dat de corrigerende werking van de geldende antidumpingmaatregelen, gezien de prijzen en/of de hoeveelheden van het onderzochte product, wordt ondermijnd, en

of is bewezen dat dumping plaatsvindt ten aanzien van de voor het betrokken product eerder vastgestelde normale waarden.

(44)

In het verzoek werd beweerd dat het betrokken product van Turkije naar de Unie werd verzonden na assemblage-/voltooiingswerkzaamheden in Turkije. In dit verband heeft de Commissie specifiek geanalyseerd of aan de voorwaarden van artikel 13, lid 2, van de basisverordening werd voldaan, met name:

of de assemblage-/voltooiingswerkzaamheden sinds of kort vóór de opening van het antidumpingonderzoek zijn aangevangen of aanmerkelijk zijn toegenomen en of de betrokken delen afkomstig zijn uit het land waarop de maatregelen van toepassing zijn, en

of de delen 60 % of meer uitmaken van de totale waarde van de delen van het geassembleerde product, en of de waarde die tijdens de assemblage-/voltooiingswerkzaamheden aan de ingevoerde delen wordt toegevoegd meer dan 25 % van de fabricagekosten bedraagt.

2.2.   Medewerking en status van producenten-exporteurs

(45)

Zoals vermeld in overweging 38, verzochten vijf in Turkije gevestigde ondernemingen om van de maatregelen te worden vrijgesteld indien zij tot Turkije zouden worden uitgebreid.

(46)

Drie daarvan, Saritas, UCAS en AST, werden niet als producenten-exporteurs beschouwd. Na analyse van de in hun respectieve verzoeken verstrekte informatie concludeerde de Commissie dat de ondernemingen weliswaar betrokken waren bij de aankoop en wederverkoop van het onderzochte product, maar het niet produceerden of vervaardigen. Het onderzochte product werd gekocht van andere entiteiten, namelijk de werkelijke producenten. Deze ondernemingen konden derhalve niet als producenten worden aangemerkt. Artikel 13, lid 4, van de basisverordening voorziet alleen in de mogelijkheid voor producenten om vrijstelling van de uitbreiding van antidumpingrechten aan te vragen. Dit werd herhaald in overweging 27 van de openingsverordening, waarin uitdrukkelijk werd vermeld dat vrijstellingen alleen kunnen worden verleend aan producenten van het onderzochte product in Turkije. Aangezien deze ondernemingen geen producenten bleken te zijn, konden zij geen vrijstelling aanvragen.

(47)

Wat Poyraz betreft, heeft de Commissie een zeer gebrekkig antwoord ontvangen, waarbij grote delen van het vrijstellingsaanvraagformulier volledig ontbraken of onvolledig waren. Na een schriftelijke aanmaning tot het verstrekken van ontbrekende gegevens diende de onderneming een antwoord in waarin de noodzakelijke informatie nog steeds zeer gebrekkig was of ontbrak. Daarom heeft de Commissie de onderneming ervan in kennis gesteld dat zij voornemens was overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening gebruik te maken van de beschikbare gegevens om vast te stellen of deze onderneming een producent was in de zin van artikel 13, lid 4, van de basisverordening. In haar antwoord legde de onderneming uit waarom zij geen volledige informatie verstrekte en verzocht zij de Commissie meer gegevens ter plaatse te verzamelen. De onderneming heeft geen verdere informatie verstrekt om de gebrekkige delen van haar antwoord op de vragenlijst te corrigeren of aan te vullen.

(48)

Hoewel het antwoord onvolledig was, bevestigde het wel dat Poyraz voornamelijk SSHR-rollen kocht in Indonesië en deze vervolgens gedeeltelijk (eventueel versneden en gesorteerd) op de markt van de Unie doorverkocht. Hoewel de onderneming niet in staat was de Commissie de kosten van de eventuele verwerking of een gedetailleerde lijst van de verkopen aan de Unie te verstrekken, blijkt uit het antwoord dat Poyraz het betrokken product inkocht en doorverkocht. In die zin kan Poyraz niet worden beschouwd als een producent in de zin van artikel 13, lid 4, van de basisverordening en kan zij dus niet in aanmerking komen voor een vrijstelling. Het vrijstellingsverzoek werd daarom afgewezen.

(49)

Çolakoğlu heeft aan het gehele onderzoek meegewerkt door het vrijstellingsaanvraagformulier in te dienen en de schriftelijke aanmaningen tot het verstrekken van ontbrekende gegevens te beantwoorden. Het algemene niveau van medewerking van de Turkse producenten-exporteurs was bijgevolg relatief hoog, aangezien de uitvoer van SSHR door Çolakoğlu naar de Unie [88 % tot 93 %] van de totale Turkse invoer tijdens de verslagperiode vertegenwoordigde, zoals gerapporteerd in de invoerstatistieken van Eurostat.

(50)

De Commissie heeft overeenkomstig artikel 16 van de basisverordening een controle ter plaatse verricht bij Çolakoğlu. Çolakoğlu voerde bijna al haar belangrijkste uitgangsmateriaal (roestvrijstalen platen) uit Indonesië in.

(51)

Ook de importeur in de Unie en gebruiker Marcegaglia werkte mee en verstrekte informatie over de aankoop van Indonesische roestvrijstalen platen, de daaropvolgende verwerking in Turkije en de invoer van SSHR in de Unie. Marcegaglia heeft verzocht om als producent-exporteur te worden behandeld. Zij motiveerde haar verzoek op basis van de aard van haar activiteiten, aangezien zij zich bezighield met de aankoop van platen uit Indonesië, deze platen vervolgens in het kader van een verwerkingsovereenkomst met Çolakoğlu in Turkije liet warmwalsen en later de rollen (SSHR) in de Unie invoerde. Marcegaglia was derhalve tijdens de gehele transactie eigenaar van de grondstof (platen) en van het eindproduct (SSHR), hetgeen door het onderzoek werd bevestigd. Omdat de feitelijke productie/verwerking plaatsvond in de bedrijfsruimten van Çolakoğlu in Turkije (7), concludeerde de Commissie echter dat Marcegaglia niet kon worden beschouwd als een producent-exporteur die om vrijstelling kon verzoeken.

2.3.   Verandering in de structuur van het handelsverkeer

2.3.1.   Invoer van SSHR

(52)

Tabel 1 toont de ontwikkeling van de invoer van SSHR uit Indonesië en Turkije tijdens het onderzoektijdvak.

Tabel 1

Invoer van SSHR in de Unie in het onderzoektijdvak (ton)

 

2018

2019

2020

2021

Verslagperiode

Indonesië

44 647

81 041

3 695

105 784

128 191

Index (basis = 2018)

100

182

8

237

287

 

 

 

 

 

 

Turkije

1 611

2 137

21 500

33 236

50 015

Index (basis = 2018)

100

133

1 335

2 064

3 106

Bron: Eurostat.

(53)

Tabel 1 laat zien dat de invoer van SSHR in de Unie uit Turkije is gestegen van 1 611 ton in 2018 tot 50 015 ton in de verslagperiode. De grootste toename van het invoervolume vond plaats van 2019 tot 2020, toen het volume meer dan vertienvoudigde, van 2 137 ton in 2019 tot 21 500 ton in 2020. Deze stijging viel samen met de opening van het oorspronkelijke onderzoek in augustus 2019 en de instelling van definitieve maatregelen in oktober 2020. Vanaf 2020 bleef de invoer uit Turkije sterk toenemen tot 50 015 ton tijdens de verslagperiode. Over het geheel genomen is de omvang van de invoer uit Turkije in het onderzoektijdvak meer dan verdertigvoudigd.

(54)

Tegelijkertijd is de invoer van SSHR uit Indonesië gestegen van 44 647 ton in 2018 tot 128 191 ton in de verslagperiode. De invoer steeg van 2018 tot 2019 met 82 %. Van 2018 tot 2020, tijdens het oorspronkelijke onderzoek, nam de invoer van SSHR uit Indonesië aanzienlijk af. In 2020 daalde de invoer tot minder dan een twintigste van het volume van 2019. Van 2021 tot de verslagperiode herstelde de invoer van SSHR uit Indonesië zich en begon deze opnieuw te stijgen (met meer dan 50 %) ten opzichte van het niveau van 2019. Over het geheel genomen is de invoer van SSHR uit Indonesië in de Unie in het onderzoektijdvak bijna verdrievoudigd, maar die stijging was relatief gezien veel minder significant dan de toename van de invoer uit Turkije.

2.3.2.   Uitvoer van roestvrijstalen platen van Indonesië naar Turkije

(55)

Tabel 2 toont de ontwikkeling van de invoer van roestvrijstalen platen uit Indonesië naar Turkije, gebaseerd op de Turkse invoerstatistieken uit de GTA-databank (8).

Tabel 2

Invoer van roestvrijstalen platen uit Indonesië in Turkije in het onderzoektijdvak (in ton)

 

2018

2019

2020

2021

Verslag-periode

Indonesië

0

6 368

14 172

60 684

40 513

Index (basis = 2019)

0

100

223

953

636

Bron: GTA.

(56)

Het belangrijkste uitgangsmateriaal voor de productie van SSHR is roestvrijstalen platen. Dit uitgangsmateriaal wordt vervolgens verder verwerkt, d.w.z. warmgewalst, om SSHR te produceren. Uit het bewijsmateriaal waarover de Commissie beschikte, bleek dat de SSHR die vanuit Turkije naar de Unie werden uitgevoerd, voornamelijk uit roestvrijstalen platen werden vervaardigd.

(57)

Uit tabel 2 blijkt dat de invoer van roestvrijstalen platen uit Indonesië naar Turkije aanzienlijk is toegenomen, van nul in 2018 tot 40 513 ton in de verslagperiode. De invoer uit Indonesië vertegenwoordigde ongeveer 99,9 % van de totale invoer van roestvrijstalen platen in Turkije in de periode van 2019 tot de verslagperiode. Bovendien viel de aanzienlijke toename van de invoer van roestvrijstalen platen uit Indonesië naar Turkije ook samen met het begin van de levering door Çolakoğlu aan haar afnemer in de Unie (Marcegaglia) vanaf 2019, wat leidde tot een toename van het verbruik van roestvrijstalen platen in Turkije voor de productie van SSHR. Voorts heeft de Commissie vastgesteld dat de totale invoer van roestvrijstalen platen uit Indonesië naar Turkije bij Çolakoğlu terechtkwam.

(58)

De aanzienlijke toename van de invoer van roestvrijstalen platen uit Indonesië naar Turkije wees op een toenemende vraag naar dergelijk uitgangsmateriaal in Turkije, wat grotendeels kan worden verklaard door de toename van de productie en uitvoer van SSHR uit Turkije tijdens de verslagperiode. Dit werd ook bevestigd door de door Çolakoğlu verstrekte informatie.

(59)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Çolakoğlu aan dat er geen sprake was van verandering in de structuur van het handelsverkeer, gezien de toename van de Indonesische invoer en het gebrek aan substitutie van de invoer van Indonesische SSHR door de invoer van Turkse SSHR. Zij voerde ook aan dat de Commissie, bij gebrek aan invoersubstitutie, afweek van haar gebruikelijke praktijk om vast te stellen of er sprake was van een verandering in de structuur van het handelsverkeer.

(60)

De Commissie merkte op dat artikel 13 van de basisverordening niet vereist dat de invoer uit het land waarop maatregelen van toepassing zijn, volledig wordt vervangen door invoer uit andere bronnen om een verandering in de structuur van het handelsverkeer vast te stellen. Ook wijkt de conclusie van de Commissie over de verandering in de structuur van het handelsverkeer niet af van de gebruikelijke praktijk van de Commissie, aangezien ook in sommige eerdere gevallen is vastgesteld dat er sprake was van een verandering in de structuur van het handelsverkeer, ondanks een toename van de invoer uit het land waarop de antidumpingmaatregelen van toepassing waren (9).

2.3.3.   Conclusie over de verandering in de structuur van het handelsverkeer

(61)

Hoewel de invoer van SSHR uit Turkije niet in de plaats kwam van de invoer uit Indonesië, die ook steeg, bleek uit het onderzoek dat de aanzienlijke hoeveelheden roestvrijstalen platen die uit Indonesië werden ingevoerd, verder werden verwerkt tot SSHR in Turkije om later naar de Unie te worden uitgevoerd. De toename van de uitvoer van SSHR uit Turkije naar de Unie die blijkt uit tabel 1, in combinatie met de aanzienlijke toename van de uitvoer van roestvrijstalen platen uit Indonesië naar Turkije in het onderzoektijdvak die blijkt uit tabel 2, vormde een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen Indonesië, Turkije en de Unie in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening.

2.4.   Praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het antidumpingrecht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat

(62)

Uit het onderzoek is gebleken dat Marcegaglia en Çolakoğlu een verwerkingsovereenkomst hebben gesloten op grond waarvan Marcegaglia roestvrijstalen platen uit Indonesië kocht, die naar Turkije verscheepte met het oog op verdere verwerking door Çolakoğlu tot SSHR, die later door Marcegaglia in de Unie werden ingevoerd. Over deze verwerkingsovereenkomst is onderhandeld eind 2018, vóór de opening van het oorspronkelijke onderzoek.

(63)

Tabel 3 toont de ontwikkeling van de uitvoer van SSHR naar de Unie door Çolakoğlu die onder de verwerkingsovereenkomst met Marcegaglia valt.

Tabel 3

SSHR-uitvoer door Çolakoğlu naar de Unie (in ton)

 

2018

2019

2020

2021

VP

SSHR-uitvoer door Çolakoğlu naar de Unie

0

5 -10

10 000 — 15 000

25 000 — 30 000

40 000 — 50 000

Bron: Gecontroleerde gegevens van de ondernemingen.

(64)

Uit tabel 3 blijkt dat de uitvoer door Çolakoğlu aanzienlijk is gestegen, van nul in 2018 tot meer dan 40 000 ton in de verslagperiode.

(65)

Uit het onderzoek is ook gebleken dat bijna de gehele uitvoer door Çolakoğlu naar de Unie plaatsvond in het kader van de verwerkingsovereenkomst met Marcegaglia. Evenzo werden bijna alle platen die uit Indonesië in Turkije werden ingevoerd, door Çolakoğlu verder omgezet in SSHR in het kader van de tussen beide ondernemingen gesloten verwerkingsovereenkomst.

(66)

Hoewel er andere redenen kunnen zijn geweest om de regeling in te voeren dan de geldende maatregelen, namelijk om de voorzieningszekerheid van Marcegaglia te waarborgen en om de markt van roestvrij staal in Turkije te bevoorraden, wijzen andere elementen sterk op een verband met de instelling van de rechten:

Hoewel reeds vóór de opening van het oorspronkelijke onderzoek over de verwerkingsovereenkomst is onderhandeld, was deze nog niet volledig in werking getreden vóór de opening van het oorspronkelijke onderzoek.

De praktijk in het kader van de verwerkingsovereenkomst is pas na het begin van het oorspronkelijke onderzoek wezenlijk toegenomen en is na de instelling van de definitieve maatregelen nog aanzienlijk toegenomen.

(67)

De Commissie merkte op dat de verwerkingsovereenkomst was opgezet met het oog op de bevoorrading van de markt van de Unie en niet van de Turkse binnenlandse markt. Çolakoğlu verkocht op de Turkse binnenlandse markt immers minder dan 2 % van de SSHR die waren vervaardigd op basis van uit Indonesië ingevoerde platen.

(68)

De Commissie heeft ook het argument van Marcegaglia geanalyseerd dat de verwerkingsovereenkomst zou zijn opgezet om de voorzieningszekerheid te waarborgen omdat de vraag aanzienlijk toenam en niet door de bedrijfstak van de Unie kon worden gedekt. In dit verband werd vastgesteld dat de assemblage-/voltooiingswerkzaamheden in Turkije pas na de opening van het oorspronkelijke onderzoek tegen Indonesië in aanzienlijke hoeveelheden zijn begonnen. De overeenkomst had niet alleen betrekking op het veiligstellen van leveringen uit Turkije, maar was als verwerkingsovereenkomst specifiek gericht op het baseren van die leveringen op platen uit Indonesië — het land waarop maatregelen van toepassing zijn. Bovendien was de Indonesische producent van roestvrijstalen platen ook de leverancier van SSHR. Normaal gesproken wordt niet een stap omhoog gegaan in de waardeketen van een verticaal geïntegreerde leverancier om redenen van voorzieningszekerheid. Tenzij het uiteraard bij de dreiging die wordt aangepakt, gaat om potentiële maatregelen die van invloed zouden zijn op de lagere stap in die waardeketen — in dit geval het antidumpingrecht op de invoer van SSHR uit Indonesië.

(69)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden Marcegaglia en Çolakoğlu aan dat hun zakelijke relatie niet afhing van het bestaan van het antidumpingrecht op de invoer van SSHR uit Indonesië. Beide ondernemingen voerden aan dat over de verwerkingsovereenkomst tussen Marcegaglia en Çolakoğlu reeds was onderhandeld vóór de opening van het oorspronkelijke onderzoek en dat de twee ondernemingen reeds lang een zakelijke relatie hadden, die meer dan tien jaar geleden van start ging. Hun verwerkingsovereenkomst maakte deel uit van een bredere overeenkomst waarbij Çolakoğlu zowel roestvrijstalen producten als koolstofstaalproducten zou verwerken.

(70)

De Commissie merkte op dat, zelfs indien rekening wordt gehouden met het feit dat Marcegaglia en Çolakoğlu al meer dan tien jaar een zakelijke relatie onderhouden en dat hun verwerkingsovereenkomst naar verluidt deel uitmaakte van een bredere overeenkomst, zoals ook vermeld in overweging 66, de praktijk waarop dit onderzoek betrekking heeft, namelijk de verwerking in Turkije van roestvrijstalen platen uit Indonesië tot SSHR, die vervolgens naar de Unie werden uitgevoerd, niet volledig tot stand kwam vóór de opening van het oorspronkelijke onderzoek. De praktijk nam na het begin van het oorspronkelijke onderzoek toe en nam na de instelling van de definitieve maatregelen nog aanzienlijk toe. Met andere woorden, de aanvang van de betrokken praktijk viel, ondanks de reeds lang bestaande relatie, in de tijd samen met de opening van het oorspronkelijke onderzoek en de latere instelling van maatregelen, en deed zich niet eerder voor. Daarom wees de Commissie dit argument af.

(71)

Çolakoğlu voerde aan dat er een economische rechtvaardiging bestond, gelinkt aan het bestaan van vraag, zowel in de EU als in Turkije, naar Turkse SSHR. Deze vraag zou de investeringen rechtvaardigen die vóór de opening van het oorspronkelijke onderzoek zijn gedaan om de productie van SSHR in Turkije te ontwikkelen.

(72)

De Commissie heeft aan het begin opgemerkt dat de praktijk waarvan werd vastgesteld dat zij de geldende antidumpingrechten ontwijkt, niet de productie van SSHR in Turkije als zodanig was. De praktijk waarvan werd vastgesteld dat zij op ontwijking neerkwam, bestond erin platen van roestvrij staal uit Indonesië in Turkije in te voeren, deze in SSHR te walsen en op de markt van de Unie te verkopen. De vraag of de investeringen in de capaciteitsontwikkeling economisch gerechtvaardigd waren, was derhalve irrelevant voor de bevindingen van de Commissie inzake ontwijking. De Commissie merkte bovendien op dat Çolakoğlu weliswaar de capaciteit ontwikkelde om haar eigen roestvrijstalen platen in Turkije te produceren, maar dat deze productie zeer beperkt was. Zoals vermeld in overweging 91, vertegenwoordigden platen van Turkse oorsprong in de verslagperiode minder dan 0,5 % van de platen die Çolakoğlu gebruikte voor de productie van SSHR die naar de Unie werd uitgevoerd. Ongeacht of er redenen waren voor de investeringen van Çolakoğlu in installaties voor de productie van roestvrij staal anders dan om de maatregelen te ontwijken, werden de betrokken investeringen derhalve niet gebruikt om aan de Unie SSHR te leveren die waren geproduceerd op basis van platen van Turkse oorsprong, aangezien tijdens de verslagperiode bijna de gehele uitvoer van Çolakoğlu was gebaseerd op SSHR die op basis van Indonesische platen werden geproduceerd. Het argument werd derhalve afgewezen.

(73)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Marcegaglia aan dat er een economische rechtvaardiging was, gezien haar bedrijfsmodel, dat was gebaseerd op, ten eerste, de diversificatie van de bevoorradingsbronnen en, ten tweede, de behoefte aan flexibiliteit om te kunnen inspelen op de beschikbaarheid van SSHR op de markt, afhankelijk van de schommelingen in de vraag naar downstreamproducten. De beperkte beschikbaarheid van zwarte SSHR op de markt van de Unie, met inbegrip van de invoer uit derde landen, rechtvaardigde beweerdelijk de strategie van Marcegaglia om roestvrijstalen platen uit Indonesië te kopen om via verwerkingsovereenkomsten tot zwarte SSHR te worden verwerkt. Bovendien voerde Marcegaglia aan dat de Commissie geen aandacht heeft besteed aan het feit dat Indonesië de grootste capaciteit van roestvrijstalen platen ter wereld heeft en, in tegenstelling tot andere landen, bereid is de kwaliteit en de hoeveelheden platen te leveren die Marcegaglia nodig heeft. Naar verluidt richten andere landen zich op SSHR of kennen zij een grote vraag naar SSHR voor downstreamproducten.

(74)

De Commissie merkte op dat, hoewel rekening werd gehouden met het hierboven beschreven bedrijfsmodel, dit argument de in de overwegingen 65 tot en met 67 uiteengezette argumenten niet ongeldig maakte. Daarnaast waren Indonesische SSHR op de markt van de Unie beschikbaar na de betaling van de antidumpingrechten, hetgeen bleek uit de toename van de invoer uit Indonesië. Bovendien is er geen bewijs dat de vermeende schommelingen in de beschikbaarheid van downstreamproducten alleen van invloed zouden zijn op de beschikbaarheid van SSHR, maar niet op de directe upstreaminput ervan, de roestvrijstalen platen, met als gevolg een overvloed van Indonesische platen en schaarste van Indonesische SSHR. Bovendien werd de bewering dat alle andere landen, met uitzondering van Indonesië, niet in staat of niet bereid waren voldoende hoeveelheden kwalitatief hoogstaande platen aan Marcegaglia te leveren, niet met bewijsmateriaal gestaafd. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(75)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Marcegaglia aan dat de economische rechtvaardiging van de verwerkingsovereenkomst met Çolakoğlu werd bevestigd door de recente aanzienlijke investeringen van Marcegaglia. In januari 2023 verwierf Marcegaglia een staalfabriek in het Verenigd Koninkrijk. Marcegaglia beweerde dat die recente aankoop van een fabriek voor de productie van roestvrijstalen platen werd ingegeven door de behoefte aan een betrouwbare en stabiele eigen bevoorradingsbron van SSHR. Aangezien de overgenomen staalfabriek roestvrijstalen platen produceert maar niet over warmwalserijen beschikt, voerde Marcegaglia echter aan dat zij in de toekomst een partnerschap met een andere fabriek nodig zou hebben om de in het Verenigd Koninkrijk geproduceerde roestvrijstalen platen in of buiten de Unie te verwerken tot SSHR. In dit verband is Çolakoğlu een betrouwbare en efficiënte partner gebleken die mogelijk ook kan worden gebruikt voor de verwerking van in het VK geproduceerde platen tot SSHR. Voorts wees Marcegaglia erop dat, aangezien zij snel zou kunnen voldoen aan haar vraag naar roestvrijstalen platen op basis van de productie van platen in het Verenigd Koninkrijk, in de toekomst geen verdere invoer van SSHR van platen uit Indonesië kon worden verwacht.

(76)

De Commissie was van mening dat deze recente ontwikkeling in de nabije toekomst best zou kunnen leiden tot een verandering van leveranciers van roestvrijstalen platen. Deze overname vond echter plaats in januari 2023, dus na de verslagperiode, en gaf geen enkele garantie dat en wanneer de vastgestelde ontwijkingspraktijk zou worden beëindigd.

(77)

Met betrekking tot de vermeende toekomstige verandering van omstandigheden merkte de Commissie op dat, vanaf een jaar na de verlenging van de maatregelen, Marcegaglia of Çolakoğlu een verzoek om een nieuw onderzoek van de antiontwijkingsmaatregel op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening kon indienen indien de wijziging van blijvende aard zou zijn. Een dergelijke wijziging kan immers verband houden met de aankoop van in het Verenigd Koninkrijk vervaardigde roestvrijstalen platen ter vervanging van de aankoop van roestvrijstalen platen uit Indonesië, mits kan worden aangetoond dat een dergelijke wijziging van blijvende aard zou zijn.

(78)

In het licht van al deze elementen heeft de Commissie geconcludeerd dat er, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging was voor de voltooiingswerkzaamheden door Çolakoğlu. De verandering in de structuur van het handelsverkeer was het gevolg van het feit dat de werkzaamheden na de opening van het oorspronkelijke onderzoek aanvingen en vervolgens aanzienlijk toenamen.

2.5.   Aanvang of aanmerkelijke toename van de werkzaamheden

(79)

In artikel 13, lid 2, punt a), van de basisverordening is bepaald dat de assemblage-/voltooiingswerkzaamheden sinds of kort vóór de opening van het antidumpingonderzoek moeten zijn aangevangen of aanmerkelijk moeten zijn toegenomen, en dat de betrokken delen hoofdzakelijk afkomstig moeten zijn uit de landen waarop de antidumpingmaatregelen van toepassing zijn.

(80)

Zoals beschreven in punt 2.4, heeft Çolakoğlu haar uitvoer in het onderzoektijdvak aanzienlijk verhoogd en werden bijna alle aankopen van het belangrijkste uitgangsmateriaal, roestvrijstalen platen, uit Indonesië ingevoerd.

(81)

De Commissie concludeerde derhalve dat de assemblage-/voltooiingswerkzaamheden sinds de opening van het oorspronkelijke onderzoek aanmerkelijk waren toegenomen, zoals vereist bij artikel 13, lid 2, punt a), van de basisverordening.

2.6.   Waarde van de delen en toegevoegde waarde

(82)

In artikel 13, lid 2, punt b), van de basisverordening is met betrekking tot assemblage-/voltooiingswerkzaamheden bepaald dat er sprake kan zijn van ontwijking wanneer de delen uit de landen waarop maatregelen van toepassing zijn 60 % of meer uitmaken van de totale waarde van de delen van het geassembleerde product, en de waarde die tijdens de assemblage-/voltooiingswerkzaamheden aan de ingevoerde delen wordt toegevoegd minder dan 25 % van de fabricagekosten bedraagt.

(83)

Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde Çolakoğlu haar argument dat de praktijken, processen of werkzaamheden niet vallen onder artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening, aangezien het onderzochte product, SSHR, een ander product is dan het uitgangsmateriaal ervoor, roestvrijstalen platen. Platen worden ingedeeld onder andere tariefposten dan SSHR, aangezien de verwerkingswerkzaamheden aanzienlijk zijn en aan de SSHR een niet-preferentiële Turkse oorsprong verlenen. Çolakoğlu voerde ook aan dat de oorsprongsregels weliswaar op WTO-niveau worden gereguleerd, maar dat er op WTO-niveau geen overeenstemming over ontwijking is bereikt. Daarom zou een besluit om de bestaande maatregelen uit te breiden tot de invoer van SSHR uit Turkije afbreuk doen aan de positie van de Unie als toonaangevende pleitbezorger van mondiale handelsconvergentie. Voorts verwees Çolakoğlu naar de zaak stalen kabels uit India (10), waarin de Commissie het standpunt verdedigde dat de niet-preferentiële oorsprongsregels relevant waren om te bepalen of de antidumpingrechten al dan niet van toepassing waren.

(84)

De Commissie merkte op dat de tariefindeling en de oorsprong van het onderzochte product en van de belangrijkste uitgangsmaterialen ervan, of de wijziging daarvan, irrelevant zijn om te bepalen of assemblage-/voltooiingswerkzaamheden ontwijking inhouden. De rechtsgrondslag voor een onderzoek naar ontwijking is artikel 13 van de basisverordening, en niet de douanewetgeving met betrekking tot de oorsprong. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft immers geoordeeld dat een verordening tot uitbreiding van een antidumpingrecht uitsluitend ten doel heeft de doeltreffendheid van dat recht te waarborgen en de ontwijking ervan te voorkomen (11). Om mogelijke ontwijking te beoordelen, zoals beschreven in overweging 82, heeft de Commissie derhalve onderzocht of aan de voorwaarden van artikel 13, lid 2, punt b), van de basisverordening werd voldaan, met name of de delen 60 % of meer uitmaken van de totale waarde van de delen van het geassembleerde product, en of de waarde die tijdens de assemblage-/voltooiingswerkzaamheden aan de ingevoerde delen wordt toegevoegd meer dan 25 % van de fabricagekosten bedraagt. Hoewel de WTO-leden uitdrukkelijk het probleem van ontwijking van antidumpingmaatregelen hebben erkend (12), zijn er op WTO-niveau geen uniforme regels inzake ontwijking die de regels van de Unie in dit opzicht onverenigbaar zouden maken. Ten slotte had het door Çolakoğlu genoemde besluit van de Commissie geen betrekking op de toepassing van artikel 13 als zodanig, maar op de inning van antidumpingrechten in geval van niet-naleving van de voorwaarden van een verbintenis. In de rechtspraak is bovendien verduidelijkt dat het gebruik van “afkomst” in plaats van “van oorsprong uit” in artikel 13 van de basisverordening impliceert dat “de Uniewetgever bewust afstand heeft genomen van de oorsprongsregels van het douanerecht en dat het begrip “afkomst” […] een autonome inhoud heeft, die verschilt van die van het begrip “oorsprong” in de zin van het douanerecht” (13). Het argument werd daarom afgewezen.

2.6.1.   Waarde van de delen

(85)

Het belangrijkste uitgangsmateriaal voor de productie van SSHR zijn roestvrijstalen platen. Bijna 100 % van de door Çolakoğlu verwerkte roestvrijstalen platen werd ingevoerd uit Indonesië. Door middel van een warmwalsproces, dat een voltooiingswerkzaamheid was in Turkije, werden deze roestvrijstalen platen verder verwerkt tot SSHR. Volgens de door Çolakoğlu verstrekte, geverifieerde informatie maakten de roestvrijstalen platen bijna 100 % uit van de totale waarde van de delen van het geassembleerd/voltooid product in de zin van artikel 13, lid 2, punt b), van de basisverordening.

(86)

Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde Çolakoğlu haar argument dat de vervaardiging van SSHR uit roestvrijstalen platen geen assemblage van delen via assemblagewerkzaamheden vormt in de zin van artikel 13, lid 2, van de basisverordening, aangezien er bij de productie van SSHR slechts één deel is. Zij voerde ook aan dat de verwijzing naar “assemblage- of voltooiingswerkzaamheden” in artikel 13, lid 2, van de basisverordening moet worden gelezen in de context van de toegevoegde waarde na de afronding van de assemblage. Aangezien de door Çolakoğlu verrichte werkzaamheden niet als assemblagewerkzaamheden konden worden aangemerkt, was volgens Çolakoğlu niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 13, lid 2, punten a) en b), van de basisverordening.

(87)

De Commissie heeft deze argumenten afgewezen. De in overweging 82 beschreven praktijk werd als een voltooiingswerkzaamheid beschouwd die, zoals tevens uiteengezet in overweging 44, onder het begrip “assemblagewerkzaamheden” in de zin van artikel 13, lid 2, van de basisverordening valt. Daarnaast zijn nog andere elementen in aanmerking genomen, zoals hieronder wordt toegelicht.

(88)

De basisverordening bevat geen definitie van de termen “assemblage” of “voltooiing”. De wijze waarop artikel 13, lid 2, van de basisverordening is opgebouwd, pleit er echter voor dat het begrip “assemblage”, als bedoeld in artikel 13, lid 2, punt b), aldus wordt uitgelegd dat het expliciet ook “voltooiing” omvat. Hieruit volgt dat het begrip “assemblage” in de zin van artikel 13, lid 2, niet alleen slaat op werkzaamheden die bestaan in het assembleren van delen van een samengesteld artikel, maar ook de verdere verwerking, d.w.z. afwerking van een product, kan omvatten.

(89)

Zoals aangegeven in overweging 84 hebben onderzoeken overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening tot doel de doeltreffendheid van antidumpingrechten te waarborgen en ontwijking ervan te voorkomen. Artikel 13, lid 2, van de basisverordening heeft bijgevolg ten doel praktijken, processen of werkzaamheden te identificeren waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van delen uit het land waarop de maatregelen van toepassing zijn, en waarbij deze delen worden geassembleerd of afgewerkt door daaraan een beperkte waarde toe te voegen.

(90)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Çolakoğlu aan dat SSHR geproduceerd met platen van Turkse oorsprong buiten het toepassingsgebied van het onderzoek vallen. Daarom mag de verlenging van de maatregelen alleen gelden voor SSHR die worden geproduceerd op basis van Indonesische platen en niet voor SSHR die worden geproduceerd op basis van platen van Turkse oorsprong. Çolakoğlu voerde ook aan dat de oorsprong door de nationale douaneautoriteiten kon worden gecontroleerd, gezien het bestaan van een haalbare en praktische manier om de Turkse oorsprong ervan te controleren. Met name het verkrijgen van een EUR.1-certificaat, dat preferentiële oorsprong verleent, moet voldoende garanties bieden dat de SSHR waarop het betrekking heeft, zijn verwerkt op basis van platen van Turkse oorsprong.

(91)

Artikel 13, lid 1, van de basisverordening voorziet in de uitbreiding van de rechten tot de invoer van het soortgelijke product uit derde landen, indien aan de voorwaarden is voldaan. Overeenkomstig artikel 13, lid 4, kunnen vrijstellingen van de uitbreiding van de maatregelen worden verleend aan producenten van het betrokken product van wie wordt vastgesteld dat zij niet betrokken zijn bij ontwijkingspraktijken. In haar analyse was de Commissie verplicht rekening te houden met alle verkopen aan de Unie van het onderzochte product door de producent-exporteur in kwestie, met inbegrip van SSHR die zijn vervaardigd op basis van platen van Turkse oorsprong, en niet alleen met de verkoop van het op basis van Indonesische platen vervaardigde product. In dit verband bevestigde het onderzoek dat Çolakoğlu naar de Unie SSHR uitvoerde die voornamelijk waren vervaardigd op basis van Indonesische platen. Uit het onderzoek is met name gebleken dat in de verslagperiode van de [40 000-50 000] ton SSHR die door Çolakoğlu naar de Unie werd uitgevoerd, slechts [20-200] ton SSHR werd geproduceerd met platen van Turkse oorsprong, wat overeenkomt met maximum 0,5 % van de delen. Bijgevolg waren de uit Indonesië ingevoerde delen (roestvrijstalen platen) in de verslagperiode goed voor meer dan 99,5 % van alle delen die bij de totale productie van SSHR werden gebruikt. Het argument werd derhalve afgewezen.

(92)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Çolakoğlu aan dat haar rechten van verdediging waren geschonden, met name op grond van artikel 6, lid 7, van de basisverordening en artikel 296 VWEU, omdat haar oorspronkelijke vrijstellingsverzoek niet alleen betrekking had op SSHR die op basis van Indonesische platen werden geproduceerd, maar afzonderlijk ook op SSHR die op basis van platen van Turkse oorsprong werden geproduceerd. Volgens Çolakoğlu werd dit element niet behandeld in de mededeling van feiten en overwegingen.

(93)

Zoals vermeld in overweging 85, heeft de uitbreiding krachtens artikel 13, lid 1, van de basisverordening betrekking op de invoer van het soortgelijke product uit derde landen en voorziet artikel 13, lid 4, in vrijstellingen voor “producenten […] van wie wordt vastgesteld dat zij niet betrokken zijn bij ontwijkingspraktijken”. De Commissie heeft in het informatiedocument aangegeven dat zij voor de beoordeling van het 60 %-criterium rekening heeft gehouden met alle door Çolakoğlu verwerkte platen en dat bijna 100 % van de door haar verwerkte roestvrijstalen platen uit Indonesië werd ingevoerd. Die roestvrijstalen platen maakten dus bijna 100 % uit van de totale waarde van de delen van het geassembleerd/voltooid product in de zin van artikel 13, lid 2, punt b), van de basisverordening. Op basis van deze beoordeling bleek Çolakoğlu betrokken te zijn bij ontwijkingspraktijken in de zin van artikel 13, lid 4, van de basisverordening en kon derhalve geen vrijstelling op grond van die bepaling worden verleend. Voorts heeft de Commissie na de mededeling van feiten en overwegingen in overweging 91 bevestigd dat SSHR die zijn geproduceerd op basis van platen van Turkse oorsprong in haar analyse in aanmerking moesten worden genomen en niet konden worden uitgesloten van de reikwijdte van het onderzoek. De Commissie was derhalve van oordeel dat het recht van verdediging van Çolakoğlu volledig was geëerbiedigd en wees het argument af.

(94)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat was voldaan aan het 60 %-criterium van artikel 13, lid 2, punt b), van de basisverordening.

2.6.2.   Toegevoegde waarde

(95)

De tijdens de verslagperiode vastgestelde gemiddelde toegevoegde waarde bleek lager te liggen dan 5 %, wat ver onder de in artikel 13, lid 2, punt b), van de basisverordening vastgestelde drempel van 25 % ligt. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de waarde die tijdens de assemblage-/voltooiingswerkzaamheden aan de ingevoerde delen werd toegevoegd, minder dan 25 % van de fabricagekosten bedroeg, zoals op grond van artikel 13, lid 2, punt b), van de basisverordening is vereist om te kunnen spreken van werkzaamheden die ontwijking inhouden.

2.7.   Ondermijning van de corrigerende werking van het antidumpingrecht

(96)

De Commissie heeft overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening onderzocht of de invoer van het onderzochte product, zowel wat hoeveelheden als wat prijzen betreft, de corrigerende werking van de thans geldende maatregelen ondermijnde.

(97)

Volgens de ingediende en geverifieerde gegevens van Çolakoğlu en Marcegaglia heeft Çolakoğlu tijdens de verslagperiode 40 000 — 50 000 ton uitgevoerd. Tegelijkertijd werd het verbruik van de vrije verkoop in de Unie door de indiener van het verzoek geraamd op ongeveer 1 200 000 ton voor de verslagperiode. Daarom vertegenwoordigde het marktaandeel van de invoer uit Turkije ongeveer 4 % van het verbruik van de vrije verkoop in de Unie tijdens de verslagperiode en meer dan 3 % van het in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde verbruik van de vrije verkoop in de Unie. Aangezien de Commissie bovendien een aanzienlijke reservecapaciteit in de warmwalserij van Çolakoğlu heeft vastgesteld, zou de onderneming haar uitvoervolumes in de toekomst aanzienlijk kunnen verhogen.

(98)

Wat de prijzen betreft, heeft de Commissie de gemiddelde geen schade veroorzakende prijs zoals vastgesteld bij het oorspronkelijke onderzoek vergeleken met de gewogen gemiddelde cif-uitvoerprijzen zoals bepaald op basis van statistieken van Eurostat, met de nodige correcties voor kosten na inklaring. De Commissie heeft gebruikgemaakt van statistieken van Eurostat aangezien de transacties tussen Çolakoğlu en Marcegaglia waren gebaseerd op een verwerkingsovereenkomst en dus dienstverleningsvergoedingen vormden en geen marktprijs weerspiegelden. Uit deze prijsvergelijking bleek dat de van Çolakoğlu afkomstige invoer de prijzen in de Unie met meer dan 13 % onderbood.

(99)

Marcegaglia, Çolakoğlu en de regering van de Republiek Turkije voerden na de mededeling van feiten en overwegingen aan dat, gezien de toename van de invoer uit Indonesië, de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer uit Indonesië geen corrigerende werking hadden die mogelijk zou kunnen worden ondermijnd door de invoer uit Turkije, die in absolute cijfers aanzienlijk lager lag.

(100)

Çolakoğlu voerde ook aan dat, mocht de invoer de corrigerende werking ondermijnen, dit niet de invoer van SSHR uit Turkije zou zijn, maar de invoer van platen die naar verluidt in de Unie tot SSHR worden verwerkt, gezien de aanzienlijke grotere volumes ervan.

(101)

De Commissie herinnerde eraan dat, hoewel de invoer van platen uit Indonesië in de Unie qua volume inderdaad groter was dan de invoer van SSHR uit Turkije, dit niets verandert aan de bevindingen van het onderzoek dat de invoer van SSHR uit Turkije de corrigerende werking van de maatregelen ondermijnt, namelijk dat deze invoer meer dan 4 % van het totale verbruik in de Unie tijdens de verslagperiode vertegenwoordigde en de prijzen van de Unie met meer dan 13 % onderbood. Bovendien hield de voortzetting van de invoer van SSHR uit Indonesië niet in dat de oorspronkelijke maatregelen inefficiënt waren. Het doel van de maatregelen was immers niet om de invoer te stoppen, maar om een gelijk speelveld tot stand te brengen. De invoer van Indonesische SSHR in de Unie is voortgezet en zelfs toegenomen, maar is onderworpen aan een recht dat bedoeld is om de gevolgen van schade veroorzakende dumping weg te nemen.

(102)

Wat de invoer van Indonesische platen in de Unie betreft, merkte de Commissie op dat de vraag of er andere factoren zijn die het corrigerende effect van de maatregelen kunnen ondermijnen irrelevant is voor de bevindingen in de onderhavige zaak. Bovendien vereist artikel 13, lid 1, van de basisverordening niet dat de Commissie eventuele andere factoren analyseert die de corrigerende werking van het recht bijkomend zouden kunnen ondermijnen.

(103)

Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Marcegaglia aan dat de invoer van zwarte SSHR uit Turkije, gezien de beperkte markt, de corrigerende werking van de geldende maatregelen ten aanzien van de invoer van Indonesische SSHR niet ondermijnt.

(104)

Zoals vermeld in overweging 12, merkte de Commissie op dat in het oorspronkelijke onderzoek werd geconcludeerd dat zwart en wit warmband dezelfde fysische en chemische basiskenmerken hebben, met elkaar concurreren en binnen de productomschrijving vallen. Het argument werd daarom afgewezen.

(105)

Gezien de bovenstaande overwegingen heeft de Commissie geconcludeerd dat de bestaande maatregelen, wat de hoeveelheden en de prijzen betreft, werden ondermijnd door de invoer uit Turkije waarop dit onderzoek betrekking heeft.

2.8.   Bewijs van dumping

(106)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of er bewijs was van dumping ten aanzien van de voor het soortgelijke product eerder vastgestelde normale waarden.

(107)

Daartoe heeft de Commissie de gemiddelde prijzen van de uitvoer uit Turkije op basis van Eurostat-statistieken vergeleken met de normale waarden die tijdens het oorspronkelijke onderzoek waren vastgesteld, gecorrigeerd voor de prijsstijging van SSHR-rollen in Indonesië, zoals gerapporteerd in openbare databanken (14). Uit de vergelijking van de normale waarden en de uitvoerprijzen bleek dat SSHR tijdens de verslagperiode werden uitgevoerd tegen dumpingprijzen.

3.   MAATREGELEN

(108)

Op basis van de bovenstaande bevindingen heeft de Commissie geconcludeerd dat het antidumpingrecht dat is ingesteld ten aanzien van de invoer van SSHR van oorsprong uit Indonesië werd ontweken door de invoer van het door Çolakoğlu uit Turkije verzonden onderzochte product.

(109)

Aangezien de mate van medewerking hoog was, nu de gemelde uitvoer van Çolakoğlu [88 % tot 93 %] bedroeg van de totale invoer uit Turkije in de Unie tijdens de verslagperiode, en geen enkele andere Turkse producent in de zin van artikel 13, lid 4, van de basisverordening om vrijstelling heeft verzocht, heeft de Commissie geconcludeerd dat de bevindingen inzake ontwijkingspraktijken met betrekking tot Çolakoğlu representatief zijn voor alle invoer uit Turkije.

(110)

Derhalve moeten overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening de geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van SSHR van oorsprong uit Indonesië worden uitgebreid tot de invoer van het onderzochte product.

(111)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, tweede alinea, van de basisverordening moet de uit te breiden maatregel de maatregel zijn die in artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1408 is vastgesteld voor “alle andere ondernemingen”, dat wil zeggen een definitief antidumpingrecht van 17,3 %, van toepassing op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring.

(112)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening, volgens welke uitgebreide maatregelen moeten worden toegepast op goederen waarvan de invoer in de Unie overeenkomstig de openingsverordening wordt geregistreerd, moeten de rechten worden geïnd op het onderzochte product waarvan de invoer wordt geregistreerd.

4.   VERZOEK OM VRIJSTELLING

(113)

Zoals hierboven beschreven, is vastgesteld dat Çolakoğlu betrokken was bij ontwijkingspraktijken. Daarom kon aan deze onderneming geen vrijstelling overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening worden verleend.

(114)

Zoals vermeld in punt 2.2 werden Saritas, UCAS en AST niet beschouwd als producenten-exporteurs en zijn zij derhalve niet gerechtigd om een vrijstelling aan te vragen. Ook kon de Commissie, gelet op haar ontoereikende antwoord, niet vaststellen of Poyraz een echte producent was en dus in aanmerking kwam voor een vrijstelling.

(115)

Gezien het bovenstaande mag geen van de ondernemingen worden vrijgesteld van de uitbreiding van de maatregelen.

5.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(116)

Op 30 januari 2023 heeft de Commissie aan alle belanghebbenden de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld die tot voornoemde conclusies hebben geleid, en heeft zij de belanghebbenden verzocht om opmerkingen in te dienen. Er werden opmerkingen ontvangen van Çolakoğlu, Marcegaglia en de regering van de Republiek Turkije, die naar behoren in overweging zijn genomen.

(117)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1408 ingestelde definitieve antidumpingrecht op gewalste platte producten van roestvrij staal, ook indien opgerold (met inbegrip van op maat gesneden producten en bandstaal), enkel warm gewalst en met uitzondering van producten, niet opgerold, met een breedte van 600 mm of meer en een dikte van meer dan 10 mm, van oorsprong uit Indonesië, de Volksrepubliek China en Taiwan, wordt uitgebreid tot gewalste platte producten van roestvrij staal, ook indien opgerold (met inbegrip van op maat gesneden producten en bandstaal), enkel warm gewalst en met uitzondering van producten, niet opgerold, met een breedte van 600 mm of meer en een dikte van meer dan 10 mm, momenteel ingedeeld onder de GS-codes 7219 11, 7219 12, 7219 13, 7219 14, 7219 22, 7219 23, 7219 24, 7220 11 en 7220 12, verzonden vanuit Turkije, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije (Taric-codes 7219110010, 7219121010, 7219129010, 7219131010, 7219139010, 7219141010, 7219149010, 7219221010, 7219229010, 7219230010, 7219240010, 7220110010 en 7220120010).

2.   Het uitgebreide recht is het antidumpingrecht van 17,3 % dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen” in Indonesië (aanvullende Taric-code C999).

3.   Het recht dat bij lid 1 en lid 2 van dit artikel werd uitgebreid, wordt geïnd op goederen waarvan de invoer werd geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1310.

4.   De bepalingen inzake douanerechten zijn van toepassing, tenzij anders vermeld.

Artikel 2

De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie van de invoer die is ingesteld bij artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1310, die wordt ingetrokken, te beëindigen.

Artikel 3

De door Saritas Celik San.ve tic. A.S., Üças Paslanmaz Çelik iç ve tic. A.S., AST Turkey Metal Sanayi ve tic. A.S., Poyraz Paslanmaz Sanayi ve diş ticaret Limited Sirk en Çolakoğlu Metalurji A.Ş. ingediende vrijstellingsverzoeken worden verworpen.

Artikel 4

1.   Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht moeten schriftelijk worden ingediend in een van de officiële talen van de Europese Unie en moeten ondertekend zijn door een persoon die gemachtigd is om de entiteit die om de vrijstelling verzoekt, te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan het onderstaande adres worden gestuurd:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat G

Kamer CHAR 04/39

1049 Brussel

BELGIË

2.   Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 kan de Commissie de invoer van ondernemingen die de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1408 ingestelde antidumpingmaatregelen niet ontwijken, vrijstellen van het bij artikel 1 uitgebreide recht.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 april 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1408 van de Commissie van 6 oktober 2020 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal van oorsprong uit Indonesië, de Volksrepubliek China en Taiwan (PB L 325 van 7.10.2020, blz. 26).

(3)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Taiwan en Indonesië (PB C 269 I van 12.8.2019, blz. 1).

(4)  Zie de overwegingen 44 tot en met 46 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/508 van de Commissie van 7 april 2020 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal van oorsprong uit Indonesië, de Volksrepubliek China en Taiwan (PB L 110 van 8.4.2020, blz. 3), bevestigd in de overwegingen 20 tot en met 28 en 31 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1408 van de Commissie.

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1310 van de Commissie van 26 juli 2022 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1408 ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal van oorsprong uit Indonesië door de invoer van bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal verzonden vanuit Turkije, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije, en tot onderwerping van deze invoer aan registratie (PB L 198 van 27.7.2022, blz. 8).

(6)  Zie in dit verband het arrest van 5 mei 2021, Acron/Commissie, T-45/19, ECLI:EU:T:2021:238, punt 95.

(7)  Zie voor een gelijkaardige conclusie overweging 79 van het Besluit van de Commissie van 27 juni 2012 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde sojaproteïneconcentraten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 168 van 28.6.2012, blz. 38).

(8)  https://www.gtis.com/gta/

(9)  Zie bijvoorbeeld de overwegingen 50 tot en met 54 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/302 van de Commissie van 24 februari 2022 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776, ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot vanuit Marokko verzonden bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Marokko, en tot beëindiging van het onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit Egypte door de invoer van vanuit Marokko verzonden bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Marokko (PB L 46 van 25.2.2022, blz. 49).

(10)  Overwegingen 42 tot en met 44 van Besluit 2006/38/EG van de Commissie van 22 december 2005 tot wijziging van Besluit 1999/572/EG van de Commissie tot aanvaarding van de verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van stalen kabels uit onder meer India (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 54).

(11)  Arrest van 12 september 2019, Commissie/Kolachi Raj Industrial, C-709/17 P, ECLI:EU:C:2019:717, punt 96 en aldaar aangehaalde rechtspraak.

(12)  Overeenkomst in het kader van de Uruguay-Ronde, besluit inzake de bestrijding van ontwijking.

(13)  Arrest van 12 september 2019, Commissie/Kolachi Raj Industrial, C-709/17 P, ECLI:EU:C:2019:717, punt 90.

(14)  De Commissie nam als referentie de prijsstijging van SSHR-rollen in Oost-Azië volgens Metal Bulletin, wat grotendeels de prijzen van SSHR uit Indonesië dekte. Dezelfde prijsstijging werd bevestigd door de GTA-gegevens van de wereldwijde invoer van SSHR uit Indonesië.