17.4.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 102/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/814 VAN DE COMMISSIE

van 14 april 2023

betreffende gedetailleerde regelingen voor bepaalde procedures van de Commissie op grond van Verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828 (digitalemarktenverordening) (1), en met name artikel 46, lid 1, punten a), d), e), f), h), i), j), k) en m),

Na alle belanghebbenden te hebben uitgenodigd hun opmerkingen te maken,

Na raadpleging van het raadgevend comité digitale markten,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie is op grond van Verordening (EU) 2022/1925 bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen met gedetailleerde regelingen voor de toepassing van bepaalde aspecten van die verordening. Volgens het beginsel van behoorlijk bestuur en het rechtszekerheidsbeginsel moeten regels worden vastgesteld voor met name kennisgevingen, verzoeken, verslagen en andere indieningen van informatie, inclusief voor de vaststelling van de datums van kennisgevingen en indieningen van informatie, en het opstarten van procedures op grond van Verordening (EU) 2022/1925. Ook moeten regels worden vastgesteld betreffende de uitoefening van het recht om te worden gehoord en het recht tot inzage van het dossier door de adressaten van de voorlopige bevindingen van de Commissie.

(2)

Om een eerlijke en efficiënte procedure en een doeltreffende en volledige handhaving van Verordening (EU) 2022/1925 te waarborgen en alle betrokken natuurlijke en rechtspersonen rechtszekerheid te bieden, is het belangrijk om onder meer het kader voor de verstrekking van documenten op grond van Verordening (EU) 2022/1925 vast te stellen. Er moeten in het bijzonder regels worden vastgesteld met betrekking tot het formaat en de maximale lengte van documenten, het gebruik van talen en de procedure voor de bezorging en ontvangst van documenten. Voorts moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de informatie die ondernemingen die kernplatformdiensten aanbieden, moeten opnemen in de kennisgevingen overeenkomstig artikel 3, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EU) 2022/1925 of bij indieningen van informatie naar aanleiding van een verzoek van de Commissie als bedoeld in artikel 3, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) 2022/1925. Wanneer een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, voorbereidingen treft voor een kennisgeving overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) 2022/1925 en artikel 2 van onderhavige verordening, moeten deze, binnen een redelijke termijn vóór deze kennisgeving, voorafgaand contact kunnen opnemen met de Commissie met het oog op een doeltreffende kennisgevingsprocedure overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) 2022/1925. Bij de uitvoering van haar taken uit hoofde van Verordening (EU) 2022/1925 zal de Commissie zich voornamelijk moeten baseren op de informatie die door de betrokken ondernemingen wordt verstrekt. Daarom is het erg belangrijk dat die informatie correct, volledig en niet misleidend is en in voorkomend geval binnen de termijnen wordt verstrekt.

(3)

Verordening (EU) 2022/1925 vereist een specifiek procedureel kader dat rekening houdt met de specifieke kenmerken van die verordening. Dat kader moet gericht zijn op een snel en doeltreffend onderzoeks- en handhavingsproces, waarbij wordt gewaarborgd dat het recht om te worden gehoord van de partijen bij de procedure doeltreffend wordt beschermd. Er moeten dus duidelijke en evenredige regels worden vastgesteld voor de uitoefening van het recht om te worden gehoord, ook voor de toegang tot het dossier van de Commissie. De onderneming of ondernemersvereniging waaraan de Commissie haar voorlopige bevindingen heeft meegedeeld, moet het recht hebben om haar standpunten schriftelijk kenbaar te maken binnen een door de Commissie vast te stellen termijn die enerzijds de efficiëntie en doeltreffendheid van de procedure en anderzijds het recht om te worden gehoord met elkaar verzoent. De adressaat van de voorlopige bevindingen moet het recht hebben de relevante feiten beknopt uiteen te zetten en bewijsstukken aan te reiken. De adressaat van de voorlopige bevindingen moet altijd het recht hebben om van de Commissie de niet-vertrouwelijke versies van alle in de voorlopige bevindingen genoemde documenten te verkrijgen, maar hij bovendien toegang krijgen tot alle documenten in het dossier van de Commissie, zonder enige weglating, onder voorwaarden die in een besluit van de Commissie moeten worden opgenomen. Deze toegang moet in bepaalde situaties worden beperkt, onder meer wanneer inzage in bepaalde documenten schade zou berokkenen aan de partij die ze heeft ingediend of wanneer andere belangen prevaleren.

(4)

Wanneer de Commissie de betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen toegang verleent tot het dossier, moet zij de bescherming van bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie op evenredige wijze waarborgen. De Commissie moet ondernemingen of ondernemersverenigingen die documenten, inclusief verklaringen, indienen of hebben ingediend, kunnen vragen bedrijfsgeheimen of andere vertrouwelijke informatie te identificeren. Om ervoor te zorgen dat de opmerkingen van derden met betrekking tot publicaties of raadplegingen overeenkomstig artikel 8, lid 6, artikel 18, leden 5 en 6, artikel 19, lid 2, en artikel 29, lid 4, van Verordening (EU) 2022/1925 effectief worden beoordeeld, moeten dergelijke opmerkingen als niet-vertrouwelijk worden behandeld met het oog op het verlenen van toegang tot het dossier en de voorbereiding van besluiten van de Commissie, waarbij derden moeten kunnen verzoeken de naam van de auteur en de afzender of andere identificatiegegevens weg te laten voordat de opmerkingen worden gedeeld met de adressaat van de voorlopige bevindingen of met een andere derde.

(5)

Alvorens documenten ter beschikking te stellen van de adressaat van haar voorlopige bevindingen, moet de Commissie beoordelen of, met het oog op een doeltreffende uitoefening van het recht om te worden gehoord, de noodzaak tot inzageverlening zwaarwegender is dan de schade die een dergelijke inzageverlening de derde zou kunnen berokkenen.

(6)

In het belang van de rechtszekerheid moeten de termijnen van Verordening (EU) 2022/1925 en de onderhavige verordening, inclusief de door de Commissie op grond van die verordeningen vastgestelde termijnen, worden geregeld bij Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (2). Indien nodig moeten echter specifieke regels inzake termijnen worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening worden gedetailleerde regelingen vastgesteld met betrekking tot:

1.

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van kennisgevingen en indieningen op grond van artikel 3, van met redenen omklede verzoeken op grond van artikel 8, lid 3, artikel 9 en artikel 10, van de verplichte verslaglegging ingediend op grond van artikel 11, van kennisgevingen en indieningen op grond van de artikelen 14 en 15 van Verordening (EU) 2022/1925;

2.

procedures op grond van artikel 29 van Verordening (EU) 2022/1925;

3.

de uitoefening van het recht om te worden gehoord en de voorwaarden van inzageverlening als bedoeld in artikel 34 van Verordening (EU) 2022/1925;

4.

termijnen.

HOOFDSTUK II

KENNISGEVINGEN, VERZOEKEN EN ANDERE INDIENINGEN

Artikel 2

Kennisgevingen en indieningen van informatie naar aanleiding van verzoeken van de Commissie

1.   Bij kennisgevingen op grond van artikel 3, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EU) 2022/1925 wordt alle informatie verstrekt, inclusief documenten, als aangegeven in het in bijlage I bij deze verordening vastgestelde formulier.

2.   Indieningen van informatie naar aanleiding van een verzoek om inlichtingen van de Commissie als bedoeld in artikel 3, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) 2022/1925 bevatten alle informatie, inclusief documenten, waarom de Commissie in haar verzoek heeft gevraagd. De Commissie kan in haar verzoek om inlichtingen aangeven welke van de rubrieken van het formulier in bijlage I bij deze verordening moeten worden ingevuld.

3.   Indien de kennisgevende onderneming overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) 2022/1925 in haar kennisgeving voldoende onderbouwde argumenten wenst aan te voeren om aan te tonen dat zij door de omstandigheden waarin de betrokken kernplatformdienst actief is, bij wijze van uitzondering niet voldoet aan de vereisten van artikel 3, lid 1, van die verordening, ondanks het feit dat zij aan alle drempels van artikel 3, lid 2, van die verordening voldoet, dan verstrekt zij dergelijke argumenten in een bijlage bij haar kennisgeving. Voor elke afzonderlijke kernplatformdienst waarvoor de kennisgevende onderneming onderbouwde argumenten wenst te verstrekken, wordt een afzonderlijke bijlage verstrekt. De kennisgevende onderneming geeft ook duidelijk aan op welke van de drie cumulatieve vereisten van artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2022/1925 haar argumenten betrekking hebben en legt voor elk argument uit waarom de betrokken kernplatformdienst bij wijze van uitzondering niet aan die vereiste voldoet, ondanks het feit dat zij aan de overeenkomstige drempel van artikel 3, lid 2, van die verordening voldoet.

4.   De overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 bij de Commissie ingediende informatie moet correct, volledig en niet misleidend zijn. De informatie moet op een duidelijke, goed gestructureerde en begrijpelijke wijze worden gepresenteerd.

5.   Wanneer de kennisgevende onderneming vraagt om bepaalde verstrekte informatie niet te publiceren of andere partijen er niet anderszins inzage in te verlenen, verstrekt zij die informatie in een afzonderlijk document, met op elke bladzijde duidelijk de vermelding “bedrijfsgeheimen”, en motiveert zij dit.

6.   De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde kennisgevingen en indieningen worden opgesteld in een van de officiële talen van de Unie. De taal van de procedure is de taal van de in lid 1 bedoelde kennisgeving of, bij gebreke daarvan, van de in lid 2 bedoelde indiening van informatie, tenzij de Commissie en de betrokken onderneming anders overeenkomen. Eventuele overeenkomstig lid 1 bijgevoegde bijlagen worden ingediend in hun oorspronkelijke taal en gaan, indien de oorspronkelijke taal niet een van de officiële talen van de Unie is, vergezeld van een getrouwe vertaling in de taal van de procedure.

7.   De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde kennisgevingen en indieningen gaan vergezeld van een schriftelijk bewijs dat de personen die deze indienen, gemachtigd zijn om namens de betrokken onderneming op te treden.

8.   De Commissie kan, op met redenen omkleed verzoek, een onderneming vrijstellen van de verplichting om specifieke documenten of inlichtingen te verstrekken die vereist zijn voor de in lid 1 bedoelde kennisgeving, indien de Commissie van oordeel is dat naleving van die verplichtingen niet noodzakelijk is voor haar beoordeling van de kennisgeving overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Verordening (EU) 2022/1925.

9.   De Commissie stuurt de betrokken onderneming of haar vertegenwoordigers onverwijld een schriftelijke bevestiging van ontvangst van de kennisgevingen of indieningen als bedoeld in de leden 1, 2 en 3.

Artikel 3

Datum van kennisgevingen en indieningen van informatie

1.   Indien de informatie in een kennisgeving of bij een indiening van informatie of onderbouwde argumenten als bedoeld in artikel 2, leden 1, 2 en 3, van deze verordening in inhoudelijk opzicht onvolledig is, stelt de Commissie de betrokken onderneming of haar vertegenwoordigers daarvan onverwijld schriftelijk in kennis. In dat geval geldt als datum van kennisgeving of indiening de datum waarop de Commissie de volledige informatie ontvangt of waarop de Commissie de betrokken onderneming ervan in kennis stelt dat zij de gevraagde informatie gezien de omstandigheden niet langer nodig heeft.

2.   Indien een kennisgeving, een indiening van informatie of een onderbouwd argument als bedoeld in artikel 2, leden 1, 2 en 3, betrekking heeft op twee of meer kernplatformdiensten, kan de Commissie specificeren dat de informatie in de kennisgeving of indiening slechts onvolledig is wat betreft een of meer van die kernplatformdiensten. In dat geval geldt, uitsluitend wat betreft die kernplatformdiensten, als datum van kennisgeving of indiening de datum waarop de Commissie de volledige informatie ontvangt of waarop de Commissie de betrokken onderneming ervan in kennis stelt dat zij de gevraagde informatie gezien de omstandigheden niet langer nodig heeft.

3.   Wanneer de beoordeling van een kennisgeving gaande is, deelt de kennisgevende onderneming de Commissie onverwijld het volgende mee:

a)

alle wezenlijke veranderingen van de feiten die in de kennisgeving of indiening van informatie of in de onderbouwde argumenten als bedoeld in artikel 2, leden 1, 2 en 3, worden gepresenteerd, die aan het licht komen na de desbetreffende kennisgeving of indiening en waarvan de onderneming op de hoogte is of hoort te zijn;

b)

alle nieuwe informatie die na de kennisgeving of indiening aan het licht komt en waarvan de onderneming op de hoogte is of hoort te zijn en die had moeten worden verstrekt indien deze gekend zou zijn geweest ten tijde van de kennisgeving of indiening.

4.   De Commissie stelt de betrokken onderneming onverwijld schriftelijk in kennis van de ontvangst van het bericht betreffende de wezenlijke veranderingen of nieuwe informatie uit hoofde van lid 3. Indien dergelijke veranderingen of informatie significante gevolgen kunnen hebben voor de beoordeling door de Commissie van de kennisgeving, de indiening van informatie of van onderbouwde argumenten als bedoeld in artikel 2, leden 1, 2 en 3, wordt de datum waarop de Commissie de desbetreffende informatie ontvangt beschouwd als de datum van kennisgeving of indiening. De Commissie stelt de onderneming daarvan in kennis.

5.   Voor de toepassing van dit artikel wordt geheel of gedeeltelijk onjuiste of misleidende informatie beschouwd als onvolledige informatie.

Artikel 4

Formaat en lengte van de documenten

1.   Documenten die uit hoofde van Verordening (EU) 2022/1925 bij de Commissie worden ingediend, moeten voldoen aan het in bijlage II bij deze verordening vastgestelde formaat en maximumaantal bladzijden.

2.   De Commissie kan, op met redenen omkleed verzoek, een onderneming of ondernemersvereniging toestaan dit maximumaantal bladzijden te overschrijden indien en voor zover de onderneming of ondernemersvereniging aantoont dat het objectief onmogelijk of uiterst moeilijk is om binnen het desbetreffende maximum bijzonder complexe juridische of feitelijke kwesties aan de orde te stellen.

3.   Wanneer een door een onderneming of ondernemersvereniging overeenkomstig deze verordening of Verordening (EU) 2022/1925 ingediend document niet in overeenstemming is met de leden 1 en 2, kan de Commissie de onderneming of ondernemersvereniging vragen het in overeenstemming te brengen.

HOOFDSTUK III

INLEIDING VAN DE PROCEDURE

Artikel 5

Inleiding van de procedure

1.   De Commissie kan te allen tijde besluiten een procedure in te leiden met het oog op de vaststelling van een besluit op grond van artikel 29 van Verordening (EU) 2022/1925, maar uiterlijk op de datum waarop zij overeenkomstig artikel 29, lid 3, van die verordening haar voorlopige bevindingen meedeelt.

2.   De Commissie maakt de inleiding van de procedure openbaar.

HOOFDSTUK IV

RECHT OM TE WORDEN GEHOORD EN TOEGANG TOT HET DOSSIER

Artikel 6

Opmerkingen over voorlopige bevindingen

De adressaat van voorlopige bevindingen overeenkomstig artikel 34, lid 1, van Verordening (EU) 2022/1925 kan schriftelijk, beknopt en in overeenstemming met de vereisten van bijlage II bij deze verordening inzake het formaat en de lengte van documenten, opmerkingen, alsook bewijsstukken ter staving daarvan, bij de Commissie indienen binnen de door de Commissie overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2022/1925 gestelde termijn. De Commissie is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die zij na het verstrijken van die termijn ontvangt.

Artikel 7

Identificatie en bescherming van vertrouwelijke informatie

1.   Tenzij anders bepaald in Verordening (EU) 2022/1925 of artikel 8 van deze verordening en onverminderd lid 6 van dit artikel, worden door de Commissie verzamelde of verkregen inlichtingen of documenten niet openbaar of toegankelijk gemaakt door de Commissie, voor zover deze bedrijfsgeheimen of andere vertrouwelijke informatie van een natuurlijke of rechtspersoon bevatten.

2.   Wanneer de Commissie op grond van artikel 21 van Verordening (EU) 2022/1925 om inlichtingen verzoekt of overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) 2022/1925 verhoren voert, stelt zij de betrokken natuurlijke of rechtspersonen ervan in kennis dat zij, door de Commissie informatie te verstrekken, ermee instemmen dat op grond van artikel 8 van deze verordening toegang kan worden verleend tot deze informatie. In ieder geval zijn de bepalingen van artikel 8 van toepassing op elk document dat spontaan bij de Commissie wordt ingediend op grond van Verordening (EU) 2022/1925 of de onderhavige verordening.

3.   Onverminderd lid 2, kan de Commissie natuurlijke of rechtspersonen die documenten in haar dossier hebben opgesteld, vragen aan te geven welke documenten, verklaringen of delen daarvan volgens hen bedrijfsgeheimen of andere vertrouwelijke informatie bevatten. De Commissie kan natuurlijke of rechtspersonen ook een termijn opleggen waarbinnen zij kunnen aangeven welk deel van een besluit van de Commissie volgens hen bedrijfsgeheimen of andere vertrouwelijke informatie bevat.

4.   De Commissie kan natuurlijke of rechtspersonen een termijn opleggen om:

a)

hun beweringen inzake bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie voor elk afzonderlijk document, elke afzonderlijke verklaring of een deel daarvan specifiek te onderbouwen;

b)

de Commissie een niet-vertrouwelijke versie te verstrekken van de documenten of verklaringen waaruit de bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie op duidelijke en begrijpelijke wijze zijn weggelaten;

c)

een beknopte, niet-vertrouwelijke en duidelijke beschrijving van elk stuk weggelaten informatie te verstrekken.

5.   Indien natuurlijke of rechtspersonen een verzoek van de Commissie op grond van lid 3 of lid 4 niet binnen de vastgestelde termijn honoreren, kan de Commissie ervan uitgaan dat de betrokken documenten of verklaringen geen bedrijfsgeheimen of andere vertrouwelijke informatie bevatten.

6.   Indien de Commissie vaststelt dat bepaalde informatie waarvan door een natuurlijke of rechtspersoon wordt beweerd dat zij vertrouwelijk is, openbaar mag worden gemaakt, hetzij omdat deze informatie geen bedrijfsgeheimen of andere vertrouwelijke informatie bevat, hetzij omdat er een hoger belang is bij de openbaarmaking, stelt de Commissie de betrokken natuurlijke of rechtspersoon ervan in kennis dat zij voornemens is inzage in die informatie te verlenen, tenzij zij binnen een week bezwaren ontvangt. Indien de betrokken natuurlijke of rechtspersoon bezwaar maakt, kan de Commissie een met redenen omkleed besluit vaststellen waarin de datum wordt gespecificeerd waarna de informatie openbaar zal worden gemaakt. Dit mag niet eerder geschieden dan één week na de datum van de kennisgeving. Het besluit wordt ter kennis gebracht van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon.

7.   Tenzij anders aangegeven door de Commissie, worden opmerkingen van derden over een publicatie of raadpleging op grond van artikel 8, lid 6, artikel 18, leden 5 en 6, artikel 19, lid 2, en artikel 29, lid 4, van Verordening (EU) 2022/1925 als niet-vertrouwelijk behandeld. Belanghebbende derden die opmerkingen indienen, mogen vragen dat de naam van de auteur en de afzender of andere identificatiegegevens worden weggelaten voordat de opmerkingen worden gedeeld met de adressaat van de voorlopige bevindingen of met een andere derde. De Commissie kan deze opmerkingen, of een niet-vertrouwelijke versie daarvan, openbaar maken, op voorwaarde dat zij in het kader van de publicatie of raadpleging gewag heeft gemaakt van deze mogelijkheid.

Artikel 8

Toegang tot het dossier

1.   Op verzoek verleent de Commissie toegang tot het dossier aan de onderneming of ondernemersvereniging waaraan zij voorlopige bevindingen heeft gericht (de “adressaat”) overeenkomstig artikel 34, lid 1, van Verordening (EU) 2022/1925. Toegang tot het dossier wordt niet verleend vóór kennisgeving van de voorlopige bevindingen.

2.   Bij het verlenen van toegang tot het dossier verstrekt de Commissie de adressaat alle in de voorlopige bevindingen genoemde documenten, onder voorbehoud van weglatingen op grond van artikel 7, lid 3, ter bescherming van bedrijfsgeheimen of andere vertrouwelijke informatie.

3.   Onverminderd lid 4, verleent de Commissie ook toegang tot alle documenten in haar dossier, zonder enige weglating, onder voorwaarden van inzageverlening die zij in een besluit vaststelt. De voorwaarden van inzageverlening worden vastgesteld overeenkomstig het volgende:

a)

Toegang tot documenten wordt slechts verleend aan een beperkt aantal gespecificeerde externe juridische en economische adviseurs en externe technische deskundigen die door de adressaat in dienst worden genomen en van wie de namen vooraf aan de Commissie worden meegedeeld.

b)

De gespecificeerde externe juridische en economische adviseurs en externe technische deskundigen zijn ondernemingen, werknemers van ondernemingen of bevinden zich in een situatie die vergelijkbaar is met die van werknemers van ondernemingen. Zij zijn allemaal gebonden aan de voorwaarden van inzageverlening.

c)

Personen op de lijst van gespecificeerde externe juridische en economische adviseurs en externe technische deskundigen hebben op de datum van het besluit van de Commissie inzake de voorwaarden van inzageverlening geen arbeidsrelatie hebben met de adressaat en bevinden zich niet in een situatie die vergelijkbaar is met die van een werknemer van de adressaat. Indien gespecificeerde externe juridische of economische adviseurs of externe technische deskundigen vervolgens tijdens het onderzoek of in de drie jaar na afloop van het onderzoek van de Commissie een dergelijke relatie aangaan met de adressaat of met andere ondernemingen die actief zijn op dezelfde markten als de adressaat, stellen de gespecificeerde externe juridische of economische adviseurs of externe technische deskundigen de Commissie onverwijld in kennis van de voorwaarden van die relatie. De gespecificeerde externe juridische of economische adviseurs of externe technische deskundigen in kwestie moeten de Commissie ook de garantie bieden dat zij geen toegang meer hebben tot de informatie of de documenten in het dossier waartoe zij overeenkomstig punt a) toegang hebben verkregen en die door de Commissie niet ter beschikking van de adressaat zijn gesteld. Zij bieden de Commissie ook de garantie dat zij zullen blijven voldoen aan de in punt d) van dit lid bedoelde vereisten.

d)

Gespecificeerde externe juridische en economische adviseurs en externe technische deskundigen geven de verstrekte documenten of de inhoud ervan niet door aan natuurlijke of rechtspersonen die niet gebonden zijn door de voorwaarden voor inzageverlening, en gebruiken geen van de verstrekte documenten of de inhoud ervan voor andere doeleinden dan voor de in artikel 8, lid 8, genoemde doeleinden.

e)

In de voorwaarden van inzageverlening specificeert de Commissie de technische middelen voor de inzageverlening alsook de duur ervan. Inzage kan elektronisch worden verleend of (voor sommige of alle documenten) fysiek in de gebouwen van de Commissie.

4.   In uitzonderlijke omstandigheden kan de Commissie besluiten geen toegang te verlenen tot bepaalde documenten of toegang te verlenen tot documenten waaruit bepaalde gegevens zijn weggelaten, overeenkomstig de voorwaarden van inzageverlening als bedoeld in lid 3, indien de Commissie vaststelt dat de schade die de partij die de documenten in kwestie heeft ingediend waarschijnlijk zou lijden als gevolg van inzage onder de voorwaarden van inzageverlening, per saldo zwaarwegender zou zijn dan het belang van inzageverlening van het volledige document met het oog op de uitoefening van het recht om te worden gehoord. Onverminderd artikel 34, lid 4, vierde en vijfde zin, van Verordening (EU) 2022/1925 kan de Commissie om dezelfde reden besluiten niet of slechts gedeeltelijk inzage te verlenen in de correspondentie tussen de Commissie en overheidsinstanties van de lidstaten of van derde landen en in andere soorten gevoelige documenten.

5.   De in lid 3 bedoelde gespecificeerde externe juridische en economische adviseurs en externe technische deskundigen kunnen, binnen een week nadat zij toegang tot het dossier hebben verkregen onder de voorwaarden van inzageverlening, bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek indienen om toegang te krijgen tot een niet-vertrouwelijke versie van eender welk document in het dossier van de Commissie dat nog niet overeenkomstig lid 2 aan de adressaat is verstrekt, teneinde deze niet-vertrouwelijke versie ter beschikking te stellen van de adressaat, of om de voorwaarden van inzageverlening uit te breiden tot andere gespecificeerde externe juridische en economische adviseurs of externe technische deskundigen. Een dergelijke aanvullende toegang of uitbreiding kan slechts bij wijze van uitzondering worden verleend, mits wordt aangetoond dat deze onontbeerlijk is voor een goede uitoefening van het recht van de adressaat om te worden gehoord.

6.   Voor de toepassing van lid 4 of lid 5 kan de Commissie de partij die de documenten in kwestie heeft ingediend, verzoeken overeenkomstig artikel 7, leden 3 en 4, een niet-vertrouwelijke versie te verstrekken.

7.   Indien de Commissie van oordeel is dat een verzoek uit hoofde van lid 5 gegrond is teneinde te waarborgen dat de adressaat zijn recht om te worden gehoord doeltreffend kan uitoefenen, verzoekt de Commissie de partij die de betrokken documenten heeft ingediend, ermee in te stemmen dat een niet-vertrouwelijke versie ter beschikking van de adressaat wordt gesteld of dat de voorwaarden van inzageverlening uitsluitend met betrekking tot de betrokken documenten worden uitgebreid tot bepaalde personen of ondernemingen. Indien de partij die de betrokken documenten heeft ingediend hier niet mee instemt, stelt de Commissie een besluit vast waarin de voorwaarden van inzageverlening van de betrokken documenten worden vastgesteld.

8.   Documenten die zijn verkregen als gevolg van op grond van dit artikel verleende toegang tot het dossier, worden uitsluitend gebruikt voor de betrokken procedures in het kader waarvan toegang tot die documenten werd verleend, of voor administratieve of gerechtelijke procedures inzake de toepassing van Verordening (EU) 2022/1925 in verband met die procedures.

9.   De Commissie kan op elk moment tijdens de procedure in plaats van toegang te verlenen tot het dossier overeenkomstig lid 3, of in combinatie daarmee, toegang verlenen tot sommige of alle documenten met weglatingen overeenkomstig artikel 7, lid 3, om onevenredige vertragingen of administratieve lasten te voorkomen.

HOOFDSTUK V

TERMIJNEN

Artikel 9

Aanvang van de termijnen

1.   Onverminderd lid 2 worden de termijnen uit hoofde van Verordening (EU) 2022/1925 en de onderhavige verordening berekend overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71.

2.   In afwijking van lid 1 gaan de termijnen in op de werkdag die volgt op de gebeurtenis waarnaar de desbetreffende bepaling van Verordening (EU) 2022/1925 of de onderhavige verordening verwijst.

3.   Wanneer een document niet in overeenstemming is met de in bijlage II bij deze verordening vastgestelde eisen inzake formaat en lengte, beginnen de termijnen pas te lopen nadat het document op verzoek van de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 3, in overeenstemming is gebracht.

Artikel 10

Vaststelling van termijnen

1.   Wanneer de Commissie krachtens Verordening (EU) 2022/1925 of de onderhavige verordening een termijn vaststelt, houdt zij naar behoren rekening met alle relevante feitelijke en juridische elementen en alle betrokken belangen, en met name met de mogelijkheid voor personen om hun recht om te worden gehoord uit te oefenen, alsook met de doelmatigheid van de procedure.

2.   In voorkomend geval en op een met redenen omkleed verzoek van de betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen dat vóór het verstrijken van de door de Commissie overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1925 of de onderhavige verordening vastgestelde termijn is ingediend, kan een termijn worden verlengd. Alvorens een dergelijke verlenging toe te staan, beoordeelt de Commissie of het met redenen omklede verzoek voldoende is onderbouwd en of de gevraagde verlenging de naleving van de toepasselijke procedurele termijnen van Verordening (EU) 2022/1925 in gevaar kan brengen.

HOOFDSTUK VI

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Bezorging en ontvangst van de documenten

1.   De bezorging van documenten aan en door de Commissie op grond van Verordening (EU) 2022/1925 en deze verordening geschiedt langs digitale weg. Technische specificaties betreffende de wijze van bezorging en ondertekening kunnen door de Commissie worden gepubliceerd en regelmatig worden bijgewerkt.

2.   Documenten die langs digitale weg worden bezorgd, worden ondertekend met ten minste één gekwalificeerde elektronische handtekening die voldoet aan de eisen van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3).

3.   Documenten die langs digitale weg aan de Commissie worden bezorgd, worden geacht te zijn ontvangen op de dag waarop door de Commissie een ontvangstbevestiging is verzonden.

4.   Een document dat langs digitale weg aan de Commissie wordt bezorgd, wordt geacht niet te zijn ontvangen indien zich een van de volgende omstandigheden voordoet:

a)

het document is onbruikbaar, of delen daarvan;

b)

het document bevat virussen, malware of andere bedreigingen;

c)

het document bevat een elektronische handtekening waarvan de geldigheid niet door de Commissie kan worden geverifieerd.

5.   De Commissie stelt de afzender er onverwijld van in kennis indien zich een van de in lid 4 bedoelde omstandigheden voordoet, en geeft de afzender de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn zijn standpunt kenbaar te maken en de situatie recht te zetten.

6.   In afwijking van lid 1 mogen documenten in uitzonderlijke omstandigheden waarin digitale bezorging onmogelijk of uiterst moeilijk is, per aangetekende post aan de Commissie worden bezorgd. Deze documenten worden geacht door de Commissie te zijn ontvangen op de dag waarop zij worden bezorgd op het op de website van de Commissie vermelde adres van de verantwoordelijke dienst van de Commissie.

7.   In afwijking van lid 1 mogen documenten in uitzonderlijke omstandigheden waarin bezorging zowel langs digitale weg als per aangetekende post onmogelijk of uiterst moeilijk is, persoonlijk aan de Commissie worden bezorgd. Deze documenten worden geacht te zijn ontvangen op de dag waarop zij worden bezorgd op het op de website van de Commissie vermelde adres van de verantwoordelijke dienst van de Commissie. De Commissie bevestigt de bezorging in een ontvangstbevestiging.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 2 mei 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 april 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 265 van 12.10.2022, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).


BIJLAGE I

FORMULIER MET BETREKKING TOT DE KENNISGEVING UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 3, LID 3, VAN VERORDENING (EU) 2022/1925 VOOR DE AANWIJZING VAN DE POORTWACHTER (“Formulier AP”)

RUBRIEK 1

Informatie over de kennisgevende onderneming

1.1.

Verstrek de volgende informatie over de kennisgevende onderneming:

1.1.1.

naam van de onderneming;

1.1.2.

een beschrijving van de bedrijfsstructuur van de kennisgevende onderneming, met inbegrip van de identiteit van: i) de entiteiten die elk van de in de onderstaande rubriek 2.1.1. geïdentificeerde kernplatformdiensten exploiteren en ii) de entiteiten die direct of indirect de uitsluitende of gezamenlijke zeggenschap hebben over de eerstgenoemde entiteiten (1), en

1.1.3.

contactgegevens, waaronder:

1.1.3.1.

naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en functie van een geschikte contactpersoon. Het opgegeven adres moet een adres zijn waar documenten en met name besluiten van de Commissie en andere procedurestukken kunnen worden betekend. Ook moet de opgegeven contactpersoon geacht worden gemachtigd te zijn om te betekenen stukken in ontvangst te nemen;

1.1.3.2.

indien een of meer gemachtigde externe vertegenwoordigers van de onderneming worden aangesteld, de vertegenwoordiger(s) aan wie documenten en met name besluiten van de Commissie en andere procedurestukken kunnen worden betekend; naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en functie van iedere vertegenwoordiger; en het origineel van het schriftelijke bewijs dat iedere vertegenwoordiger gemachtigd is te handelen (op basis van het model van volmacht dat op de website van de Commissie te vinden is).

1.2.

Geef aan of de kennisgevende onderneming al eerder als poortwachter is aangewezen op grond van Verordening (EU) 2022/1925. Zo ja, vermeld de kernplatformdiensten waarop de aanwijzing betrekking heeft en het nummer en de datum van het aanwijzingsbesluit van de Commissie.

RUBRIEK 2

Informatie over kernplatformdiensten

Voor het invullen van dit formulier AP wordt met een plausibele alternatieve afbakening van een kernplatformdienst een afbakening van die kernplatformdienst bedoeld met een andere reikwijdte dan de afbakening die de kennisgevende onderneming relevant acht en die plausibel is in het licht van alle relevante bepalingen van Verordening (EU) 2022/1925, en met name afdeling D, punt 2, en afdeling E van de bijlage bij en overweging 14 van die verordening.

Plausibele alternatieve afbakeningen van een kernplatformdienst kunnen het volgende zijn: i) afbakeningen met een ruimere reikwijdte dan die welke de kennisgevende onderneming relevant acht (bijvoorbeeld wanneer de kennisgevende onderneming bepaalde diensten als afzonderlijke kernplatformdiensten beschouwt omdat zij via verschillende soorten apparaten worden aangeboden), of ii) afbakeningen met een beperktere reikwijdte dan die welke de kennisgevende onderneming relevant acht (bijvoorbeeld wanneer de kennisgevende onderneming bepaalde diensten die zij afzonderlijk aanbiedt en op de markt brengt, als onderdeel van één kernplatformdienst beschouwt).

2.1.

Vermeld voor elke in artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) 2022/1925 vermelde relevante categorie kernplatformdienst:

2.1.1.

een limitatieve lijst van alle kernplatformdiensten die door de kennisgevende onderneming worden aangeboden, inclusief eventuele plausibele alternatieve afbakeningen van elk van deze kernplatformdiensten, en

2.1.2.

een gedetailleerde toelichting van de grenzen tussen de afzonderlijke kernplatformdiensten, inclusief de wijze waarop de methodologie die is vastgesteld in afdeling D, punt 2, en afdeling E van de bijlage bij Verordening (EU) 2022/1925, rekening houdend met alle relevante bepalingen van die verordening, en met name overweging 14 van die verordening, is toegepast voor de identificatie van afzonderlijke kernplatformdiensten en plausibele alternatieve afbakeningen van deze kernplatformdiensten.

2.2.

Vermeld voor alle door de kennisgevende onderneming aangeboden kernplatformdiensten op basis van de in de rubrieken 4.1 en 4.2 van dit formulier verstrekte informatie:

2.2.1.

welke kernplatformdiensten, volgens een plausibele alternatieve afbakening, voldoen aan de drempels van artikel 3, lid 2, punten b) en c), van Verordening (EU) 2022/1925, en

2.2.2.

welke kernplatformdiensten, volgens een plausibele alternatieve afbakening, voldoen aan de drempels van artikel 3, lid 2, punt b), maar niet punt c), van Verordening (EU) 2022/1925.

2.3.

Geef voor elke kernplatformdienst die wordt aangeboden door de kennisgevende onderneming die, op basis van elke plausibele alternatieve afbakening, voldoet aan de drempels van artikel 3, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2022/1925, een korte beschrijving van de activiteiten van de kennisgevende onderneming in dat verband, inclusief de aard van haar activiteiten, haar belangrijkste dochterondernemingen, merken, productnamen en handelsmerken.

2.4.

Geef aan of de kennisgevende onderneming overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) 2022/1925 in haar kennisgeving voldoende onderbouwde argumenten aanvoert om aan te tonen dat zij door de omstandigheden waarin de betrokken kernplatformdienst actief is, bij wijze van uitzondering niet voldoet aan de vereisten van artikel 3, lid 1, van die verordening, ondanks het feit dat zij aan alle drempels van artikel 3, lid 2, van die verordening voldoet. Zo ja, vermeld dan de desbetreffende kernplatformdiensten en verwijs naar de respectieve bijlagen.

RUBRIEK 3

Informatie over de kwantitatieve drempels in artikel 3, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2022/1925

Verstrek de volgende informatie over de kennisgevende onderneming:

3.1.

haar jaaromzet in de Unie in elk van de laatste drie boekjaren (2);

3.2.

haar gemiddelde marktkapitalisatie of een gelijkwaardige reële marktwaarde in het laatste boekjaar;

3.3.

voor elke kernplatformdienst die door de kennisgevende onderneming wordt aangeboden, op basis van een plausibele alternatieve afbakening, een lijst van de lidstaten waarin zij die dienst verleent;

3.4.

een nauwkeurige en beknopte uitleg over de methode die is gebruikt om de informatie te verkrijgen die in de rubrieken 3.1 tot en met 3.3 van dit formulier wordt verstrekt.

RUBRIEK 4

Informatie over de kwantitatieve drempels in artikel 3, lid 2, punten b) en c), van Verordening (EU) 2022/1925

Geef overeenkomstig de in de afdelingen A, B, C, D en E van de bijlage bij Verordening (EU) 2022/1925 beschreven methodologie en indicatoren, afzonderlijk voor elke kernplatformdienst die wordt aangeboden door de kennisgevende onderneming die, op basis van elke plausibele alternatieve afbakening, voldoet aan de drempels van artikel 3, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2022/1925, de volgende informatie:

4.1.

het aantal maandelijks actieve eindgebruikers (3) die in de Unie zijn gevestigd of zich aldaar bevinden, in elk van de laatste drie boekjaren;

4.2.

het aantal jaarlijks actieve, in de Unie gevestigde zakelijke gebruikers in elk van de laatste drie boekjaren;

4.3.

een nauwkeurige en beknopte uitleg over de methode die is gebruikt om de informatie te verkrijgen die in de rubrieken 4.1 en 4.2 van dit formulier wordt verstrekt;

4.4.

externe verslagen en interne documenten die zijn gebruikt om de informatie te verzamelen die in de rubrieken 4.1 en 4.2 van dit formulier wordt verstrekt.

RUBRIEK 5

Verklaring

De kennisgeving moet worden besloten met onderstaande verklaring, die door of namens de kennisgevende onderneming moet worden ondertekend:

“De kennisgevende onderneming verklaart dat, naar beste weten, de informatie in deze kennisgeving en de bijlagen daarbij juist, volledig en niet misleidend is, dat met de werkelijkheid overeenstemmende en volledige exemplaren van de in het formulier verlangde documenten zijn overgelegd, dat alle ramingen als zodanig zijn aangegeven en haar beste ramingen van de betrokken feiten zijn, en dat alle geuite meningen oprecht zijn. Zij heeft kennis genomen van artikel 30, lid 3, punt a), van Verordening (EU) 2022/1925.”.

Voor digitaal ondertekende formulieren dient het volgende veld slechts ter informatie. Het moet overeenstemmen met de metadata van de bijbehorende elektronische handtekening.

Datum:

[ondertekenaar]

Naam:

Organisatie:

Functie:

Adres:

Telefoonnummer:

E-mail:

[“e-handtekening”/handtekening]


(1)  Voor de definitie van “onderneming” en “zeggenschap”, zie artikel 2, punten 27 en 28 van Verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828 (digitalemarktenverordening) (PB L 265 van 12.10.2022, blz. 1).

(2)  Voor de berekening van de omzet zie de Geconsolideerde Mededeling van de Commissie over bevoegdheidskwesties op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB C 95 van 16.4.2008, blz. 1).

(3)  Zoals bepaald in afdeling B, punt 2, van de bijlage bij Verordening (EU) 2022/1925, verwijzen maandelijks actieve eindgebruikers naar het gemiddelde aantal maandelijks actieve eindgebruikers gedurende het grootste deel van het boekjaar.


BIJLAGE II

FORMAAT EN LENGTE VAN DE OP GROND VAN VERORDENING (EU) 2022/1925 IN TE DIENEN DOCUMENTEN

FORMAAT VAN DE OP GROND VAN VERORDENING (EU) 2022/1925 IN TE DIENEN DOCUMENTEN

Documenten die op grond van artikel 3, artikel 8, lid 3, en de artikelen 9, 10, 11, 14, 15, 17, 18, 19, 24, 25, 29 en 34 van Verordening (EU) 2022/1925 bij de Commissie worden ingediend, moeten worden ingediend in een formaat dat de Commissie toelaat deze elektronisch te verwerken en met name te scannen en aan tekstherkenning te onderwerpen.

Hiertoe moeten de documenten aan de volgende eisen voldoen:

a)

de tekst, op A4-formaat, is gemakkelijk leesbaar en mag slechts op één zijde van het blad worden geschreven;

b)

in papieren vorm overgelegde documenten worden bijeengehouden met middelen die gemakkelijk kunnen worden verwijderd (zij mogen niet worden ingebonden of met andere permanente middelen zoals lijm, nietjes enz. worden bijeengehouden);

c)

de tekst is geschreven in een courant lettertype (zoals Times New Roman, Courier of Arial) met een grootte van ten minste 12 punten in de tekst en 10 punten in de voetnoten, met regelafstand 1 en boven, onder, links en rechts van de pagina marges van ten minste 2,5 cm (maximaal 4 700 tekens per bladzijde);

d)

de bladzijden en alinea’s van elk document worden opeenvolgend genummerd.

LENGTE VAN DE OP GROND VAN VERORDENING (EU) 2022/1925 IN TE DIENEN DOCUMENTEN

De volgende regels inzake paginalimieten zijn van toepassing op de hieronder beschreven soorten documenten. Bij wijze van uitzondering gelden de toepasselijke paginalimieten niet voor bijlagen bij die documenten, op voorwaarde dat die bijlagen louter als bewijs- en hulpmiddel dienen en evenredig zijn wat betreft aantal en lengte.

a)   Kennisgevingen op grond van artikel 3, lid 3, eerste alinea, en indieningen van informatie naar aanleiding van een verzoek van de Commissie op grond van artikel 3, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) 2022/1925

Alle informatie over de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2022/1925 vastgestelde drempels wordt opgenomen in het formulier AP in bijlage I bij deze verordening.

Voor elke afzonderlijke kernplatformdienst, inclusief alle plausibele alternatieve afbakeningen daarvan, waarvoor de kennisgevende onderneming aan alle drempels van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2022/1925 voldoet, geldt een maximum van 50 bladzijden in de betrokken kennisgeving. Dit maximum is van toepassing op de informatie die wordt verstrekt met betrekking tot kernplatformdiensten in de rubrieken 2 en 4 van het formulier AP. Bij het invullen van de rubrieken 2, 3, en 4 van dat formulier moet de kennisgevende onderneming bedenken of het duidelijker is deze rubrieken in numerieke volgorde te presenteren dan wel of zij kunnen worden gegroepeerd voor elke afzonderlijke kernplatformdienst.

b)   Onderbouwde argumenten overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) 2022/1925

Voor elke afzonderlijke kernplatformdienst met betrekking waartoe de kennisgevende onderneming ervoor kiest overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) 2022/1925 onderbouwde argumenten aan te voeren, geldt een maximum van 30 bladzijden.

c)   Met redenen omklede verzoeken overeenkomstig de artikel 9 en 10 van Verordening (EU) 2022/1925

Voor met redenen omklede verzoeken op grond van de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) 2022/1925 geldt een maximum van 30 bladzijden.

d)   Antwoorden op voorlopige bevindingen op grond van Verordening (EU) 2022/1925

Wanneer de Commissie de betrokken onderneming of ondernemersvereniging schriftelijk in kennis heeft gesteld van haar voorlopige bevindingen met het oog op de vaststelling van een besluit op grond van artikel 8, artikel 9, lid 1, artikel 10, lid 1, de artikelen 17, 18, 24, 25, 29 en 30, en artikel 31, lid 2, van Verordening (EU) 2022/1925, geldt voor het schriftelijke antwoord een maximum van 50 bladzijden of een maximum dat gelijk is aan het aantal bladzijden van de voorlopige bevindingen, als dat hoger is.