31.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 93/1


VERORDENING (EU) 2023/706 VAN DE RAAD

van 30 maart 2023

tot wijziging van Verordening (EU) 2022/1369 wat betreft de verlenging van de vraagreductieperiode voor gasvraagreductiemaatregelen en de versterking van de rapportage en monitoring van de uitvoering van die maatregelen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 122, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad (1) heeft tot doel de gasvraag van de Unie vrijwillig en, indien nodig, verplicht te reduceren, het vullen van gasopslagfaciliteiten te vergemakkelijken en te zorgen voor een betere voorbereiding op verdere verstoringen van de levering. Verordening (EU) 2022/1369 werd op basis van artikel 122, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vastgesteld in het licht van de dreigende gasvoorzieningscrisis als gevolg van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde invasie van Oekraïne door Rusland in februari 2022 en de noodzaak voor de Unie om te reageren met tijdelijke maatregelen in een geest van solidariteit tussen de lidstaten.

(2)

Op grond van Verordening (EU) 2022/1369 moesten de lidstaten naar beste vermogen trachten om hun gasverbruik in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 met 15 % te reduceren. Indien de vrijwillige vraagreductiemaatregelen ontoereikend bleken om het risico van een ernstig leveringstekort aan te pakken, werd de Raad gemachtigd om op voorstel van de Commissie een Unie-alarm af te kondigen, waardoor de vraagreductie verplicht zou worden. De afgelopen maanden hebben de lidstaten nauwgezet gewerkt en maatregelen vastgesteld die erop gericht zijn hun respectieve gasvraag in een geest van solidariteit met 15 % te reduceren. Daardoor is de Uniebrede vraag naar gas van augustus 2022 tot en met januari 2023 daadwerkelijk al met meer dan 15 % gereduceerd.

(3)

De energievoorzieningszekerheid blijft echter met ernstige problemen kampen. De mondiale situatie op de gasmarkt is sinds februari 2022 niet verbeterd en de Unie blijft afhankelijk van bepaalde volumes Russisch gas om aan haar totale gasvraag te voldoen, ondanks de reductie van de vraag in het kader van Verordening (EU) 2022/1369. Dankzij doeltreffende maatregelen met betrekking tot het bijvullen van de opslagfaciliteiten en de reductie van de vraag is het niet nodig geweest de energievraag van de burgers van de Unie het afgelopen jaar te beperken. In elf lidstaten geldt echter nog steeds een vroegtijdige waarschuwing en in één lidstaat een alarmniveau, overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (2). Aangezien de gasprijzen nog steeds uitzonderlijk hoog zijn en aangezien het mondiale aanbod sinds augustus 2022, toen Verordening (EU) 2022/1369 vastgesteld werd, niet verbeterd is, moeten de maatregelen die bijgedragen hebben tot de beheersing van de crisis, vooral door de vraagreductie voort te zetten, dringend verlengd worden. Een stopzetting van de vraagreductiemaatregelen zou leiden tot veranderingen in de broze stabiliteit die de Unie tot dusver bereikt heeft en zou haar veerkracht om een antwoord te bieden op waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen, zoals de volledige stopzetting van de invoer uit Rusland, ondermijnen. Daarom is het van het grootste belang om te blijven voorkomen dat de Unie blootgesteld wordt aan gastekorten en hoge prijsvolatiliteit.

(4)

Als gevolg van de aanzienlijke daling van de invoer van Russisch gas via pijpleidingen in het afgelopen jaar is het vermogen van de Unie om de opslag aan te vullen momenteel aanzienlijk verminderd, onder meer in vergelijking met de situatie in de zomer van 2022. Ondanks het feit dat de energiecrisis in 2022 begon, kon de Unie dat jaar ongeveer 60 miljard kubieke meter gas uit Rusland invoeren om opslagfaciliteiten te vullen, onder meer via de NordStream 1-pijpleiding. In de zomer van 2022 heeft Rusland de gasleveringen via die pijpleiding echter onderbroken en uiteindelijk volledig stopgezet; in september 2022 werd de pijpleiding zodanig door sabotage beschadigd dat zij momenteel en in de nabije toekomst niet voor gasvervoer gebruikt kan worden. Rekening houdend met de huidige niveaus van invoer van gas via pijpleidingen zal de Unie slechts maximaal 20 miljard kubieke meter Russisch gas via pijpleidingen ontvangen, als die onbetrouwbare invoer tenminste niet volledig verstoord wordt. Er bestaat dus een ernstig risico van gastekorten in de Unie in de winter van 2023-2024.

(5)

Die ernstige moeilijkheden worden verergerd door een aantal extra risico’s en nieuwe factoren, waaronder een opleving van de Aziatische vraag naar vloeibaar aardgas (liquified natural gas – lng), waardoor de beschikbaarheid van gas op de mondiale gasmarkt afneemt, lage waterstanden als gevolg van onlangs verder verslechterde weersomstandigheden, die negatieve gevolgen hebben voor de opslag van waterkracht en de productie van kernenergie, nieuwe technische ontwikkelingen die voor meer onzekerheid zorgen omtrent de beschikbaarheid van bestaande bronnen van kernenergie en die tot gevolg hebben dat meer gebruikgemaakt moet worden van gasgestookte elektriciteitsopwekking, en mogelijke verdere verstoringen van de gasvoorziening, waaronder een volledige stopzetting van de invoer van gas uit Rusland.

(6)

Die aanhoudende en nieuwe ernstige moeilijkheden hebben gevolgen voor het vermogen van de Unie om aan de gasvraag te voldoen, met name het tijdig en efficiënt vullen van ondergrondse opslagfaciliteiten voor de winter van 2023-2024, en de onderlinge afstemming van vraag en aanbod in de winter van 2023-2024.

(7)

Overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1369 heeft de Commissie een evaluatie van die verordening verricht en de resultaten daarvan samengevat in een verslag dat de Commissie aan de Raad gepresenteerd heeft. In het verslag worden verschillende scenario’s geanalyseerd, met en zonder een verlenging van de inspanningen om de vraag te reduceren in het kader van Verordening (EU) 2022/1369, waaronder een verlenging met zeven maanden van april 2023 tot en met oktober 2023, een verlenging met acht maanden van augustus 2023 tot en met maart 2024 en een verlenging met een jaar van april 2023 tot en met maart 2024. In het verslag wordt geconcludeerd dat zonder verdere reductie van de vraag de opslagniveaus eind oktober 2023 slechts 69 miljard kubieke meter zouden bedragen, wat aanzienlijk lager is dan het in Verordening (EU) 2017/1938 vastgelegde streefdoel van 90 % (89,4 miljard kubieke meter) voor 1 november, en dat de voorraden tegen februari 2024 volledig uitgeput zouden zijn.

(8)

Wat betreft de verschillende scenario’s die in het verslag zijn beoordeeld, zouden de opslagfaciliteiten bij een verlenging met zeven maanden van april tot en met oktober 2023 tegen het einde van de zomer van 2023 voldoende gevuld zijn (namelijk met 95 miljard kubieke meter tegen eind oktober 2023, waarmee het streefdoel van 90 % wordt gehaald). De opslagfaciliteiten zouden tegen het einde van de winter van 2023-2024 echter bijna volledig uitgeput zijn (9 miljard kubieke meter eind maart 2024), omdat de vraag zelfs in normale winters twee keer zo hoog is als in de zomer. Dat leidt tot zeer ernstige bezorgdheid over de voorzieningszekerheid en maakt het zeer moeilijk om de opslagfaciliteiten voor de daaropvolgende winter voldoende te vullen. Bij een verlenging met acht maanden van augustus 2023 tot en met maart 2024 zouden de opslagfaciliteiten te langzaam gevuld worden en zouden de voorraden tegen eind oktober 2023 slechts 80 miljard kubieke meter bedragen, wat aanzienlijk lager is dan het streefdoel, en zouden de opslagniveaus tegen het einde van de winter van 2023-2024 dalen tot minder dan 30 % (minder dan 28 miljard kubieke meter), wat de voorzieningszekerheid ernstig in gevaar zou brengen en het moeilijk zou maken om de opslagfaciliteiten voor de daaropvolgende winter voldoende te vullen. Alleen met een verlenging van een jaar en een voortgezette vraagreductie van 15 % van april 2023 tot en met maart 2024 zouden de opslagniveaus tegen 1 november 2023 kunnen voldoen aan het opslagstreefdoel van 90 % en tegen die tijd 89,4 miljard kubieke meter bedragen, waardoor de lidstaten op schema zouden zitten voor een verzekerde gasvoorziening voor de winter van 2023-2024 met op Unieniveau 43 miljard kubieke meter opgeslagen gas tegen eind maart 2024.

(9)

In het licht van die scenario’s wordt in het verslag geconcludeerd dat een voortgezette vraagreductie van 15 % over een periode van twaalf maanden tot eind maart 2024 noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de lidstaten kunnen voldoen aan het in Verordening (EU) 2017/1938 vastgelegde opslagstreefdoel van 90 %, dat noodzakelijk is voor de gasvoorzieningszekerheid en om een leveringskloof in de winter van 2023-2024 te voorkomen.

(10)

Hoewel de lidstaten kunnen beslissen welke maatregelen het geschiktst zijn om ervoor te zorgen dat de opslagstreefdoelen gehaald worden, kan dat niet bereikt worden zonder vraagreductiemaatregelen. In het verslag wordt geconcludeerd dat de gasvolumes op de markt onvoldoende zijn om in alle lidstaten aan die verplichting te voldoen. Dat betekent dat niet alle lidstaten fysiek in staat zijn om de opslagfaciliteiten voldoende te vullen, hetgeen tegen het einde van de winter van 2023-2024 tot ernstige problemen voor de gasvoorzieningszekerheid zou leiden.

(11)

In het verslag wordt ook aangegeven dat in de periode van 1 april 2023 tot en met 31 maart 2024 een reductie van het gasverbruik nodig is die in verhouding staat tot die waarin Verordening (EU) 2022/1369 voorziet. De verlengde reductie die nodig is, zou betekenen dat tijdens de periode van 1 april 2023 tot en met 31 maart 2024 15 % minder verbruikt wordt dan tijdens een referentieperiode van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2022. De verlenging van de vraagreductiemaatregelen en de verlenging van de reductieperiode zouden de markt ook flexibiliteit bieden om de volatiliteit van de gasprijzen in te dammen en prijspieken zoals die welke in 2022 waargenomen werden, te voorkomen.

(12)

Gezien het huidige krappe evenwicht tussen vraag en aanbod kan zelfs een matige verstoring van de gasvoorziening een dramatische impact hebben op de gasmarkt en de economie en de burgers van de Unie ernstig en langdurig schaden. De verplichting tot het vullen van gasopslagfaciliteiten is van toepassing tenzij een noodsituatie op regionaal of Unieniveau werd afgekondigd overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1938. Een plotselinge verstoring van 10 % van de invoer via gaspijpleidingen in de Unie zou daarom ofwel dwingen tot drastische geïsoleerde maatregelen ten aanzien van afzonderlijke lidstaten om aan hun opslagverplichting te voldoen, ofwel leiden tot het afkondigen van een noodsituatie op regionaal of Unieniveau, tenzij de vrijwillige gecoördineerde vraagreductie voortgezet wordt. Een dergelijke langdurige gecoördineerde vraagreductie door alle lidstaten in een geest van solidariteit is van essentieel belang om de opslagfaciliteiten op efficiënte wijze en met minimale marktverstoringen bij te vullen, wat absoluut noodzakelijk blijft voor de gasvoorzieningszekerheid in de aanloop naar de winter van 2023-2024.

(13)

De verlenging van Verordening (EU) 2022/1369 is een noodmaatregel in reactie op aanhoudende en nieuwe ernstige problemen bij de energievoorziening die een dreigende crisis met zich meebrengen en die vereisen dat de gasvraagreductieperiode aangepast wordt, zowel om de vrijwillige reductie van de gasvraag te verlengen als om de mogelijkheid te waarborgen om een Unie-alarm af te kondigen en de bijbehorende verplichte reductie van de gasvraag na maart 2023 in gang te zetten.

(14)

De huidige crisis stelt de hele Unie bloot aan de risico’s van energietekorten en hoge energieprijzen. Aangezien de Unie een eengemaakte markt is, zou een gastekort in één lidstaat ernstige gevolgen hebben in alle andere lidstaten wegens een fysiek tekort aan gas, prijsvolatiliteit of een verstoring van industriële ketens als gevolg van mogelijke inperkingen van specifieke bedrijfstakken in een lidstaat. Bovendien kunnen alle lidstaten in een geest van solidariteit een rol spelen bij het voortgezet reduceren van de risico’s van energietekorten en bij het beperken van de volatiliteit van de gasprijzen door hun vraag te reduceren. Het positieve effect van die geest van solidariteit is het afgelopen jaar zelfs nog aanzienlijk toegenomen door de ontwikkeling van nieuwe interconnectiecapaciteit naar het oosten en door extra lng-invoercapaciteit die de lidstaten beter verbinden met de hervergassingsinstallaties voor lng, zowel fysiek als virtueel. Een voortgezet gecoördineerd optreden met op Unieniveau getroffen vraagreductiemaatregelen zou derhalve alle lidstaten ten goede komen omdat er minder kans is op ernstiger gevolgen voor hun economieën.

(15)

Dringende actie is geboden, aangezien het seizoen om de opslagfaciliteiten te vullen in april begint. Gezien de hardnekkige en nieuwe ernstige problemen die hierboven zijn beschreven, zou het niet tijdig verlengen van de gecoördineerde reductie van de vraag vóór het vullen van de opslagfaciliteiten onmiddellijke gevolgen hebben voor de trajecten om opslagfaciliteiten te vullen, voor de marktomstandigheden die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid en voor de volatiliteit van de prijzen.

(16)

Overeenkomstig artikel 122, lid 1, VWEU kan de Raad op voorstel van de Commissie in een geest van solidariteit tussen de lidstaten bij besluit de voor de economische situatie passende maatregelen vaststellen, met name indien zich bij de voorziening van bepaalde producten, in het bijzonder op energiegebied, ernstige moeilijkheden voordoen. Gezien het voorgaande vormt de huidige crisis bij de voorziening van gas - een energieproduct - een dergelijke situatie. Daarom zijn een tijdelijke verlenging en gerichte wijzigingen van Verordening (EU) 2022/1369 noodzakelijk om in een geest van solidariteit tussen de lidstaten op de huidige situatie te reageren. Het is derhalve gerechtvaardigd artikel 122, lid 1, VWEU als rechtsgrondslag voor deze verordening te nemen.

(17)

De bepalingen van Verordening (EU) 2022/1369 die specifieke nationale omstandigheden erkennen in geval van een verplichte reductie van de vraag die in gang werd gezet door een Unie-alarm, blijven van toepassing. De lidstaten blijven de mogelijkheid hebben de verplichte vraagreductie tijdelijk te beperken indien een lidstaat met een elektriciteitscrisis als bedoeld in Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad (3) geconfronteerd wordt. In een dergelijk scenario is onder meer een beperking mogelijk die in verhouding staat tot een aanzienlijk toegenomen gebruik van gas voor energieopwekking, dat noodzakelijk is om aanzienlijk meer elektriciteit uit te voeren naar een naburige lidstaat, wegens uitzonderlijke omstandigheden zoals een lage beschikbaarheid van waterkracht of kernenergie in de betrokken lidstaat, of in de naburige lidstaat waarnaar aanzienlijk meer elektriciteit uitgevoerd wordt. Die beperking mag niet groter zijn dan het volume gas van de bovengenoemde extra uitvoer. De lidstaten moeten rekening houden met die beperking wanneer zij hun uitsplitsing van het gasverbruik per sector rapporteren.

(18)

De lidstaten die ingrijpende decarbonisatiemaatregelen invoeren door voor stadsverwarming over te stappen van steenkool op gas, moeten die gasvolumes kunnen aftrekken van hun verplichting tot vraagreductie, mits die gasvolumes rechtstreeks aan de overstap van steenkool op gas toegeschreven kunnen worden.

(19)

De lidstaten moeten ten minste om de twee maanden en uiterlijk op de 15e dag van de volgende maand via Eurostat aan de Commissie verslag uitbrengen over hun gasverbruik. Om ervoor te zorgen dat de cijfers geactualiseerd zijn, worden de lidstaten aangemoedigd maandelijks verslag uit te brengen over hun gasverbruik teneinde de bereikte vraagreductie te beoordelen. Indien een Unie-alarm afgekondigd wordt, moet maandelijks verslag uitgebracht worden. Om de vraagreductiemaatregelen doelgerichter te maken en de monitoring van het gasverbruik te verbeteren, worden de lidstaten aangemoedigd om in hun verslag een uitsplitsing van het gasverbruik per sector op te nemen, met inbegrip van gasinput voor elektriciteits- en warmteopwekking, gasverbruik in de industrie en gasverbruik in huishoudens en voor diensten, overeenkomstig de definities en statistische afspraken van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(20)

De Commissie dient overeenkomstig Verordening (EU) 2022/1369 een evaluatie te verrichten, en mag op basis van de bevindingen daarvan voorstellen de toepassingsperiode van die verordening te verlengen. Om rekening te houden met de verdere verlenging van de toepassingsperiode van Verordening (EU) 2022/1369, moet een nieuwe herzieningsdatum vastgesteld worden op 1 maart 2024.

(21)

De verlengde en gewijzigde vraagreductiemaatregelen moeten tijdelijk zijn en moeten van kracht blijven tot het einde van de winter van 2023-2024. Op basis van de nieuwe evaluatie die uiterlijk op 1 maart 2024 verricht moet worden, moet de Commissie indien nodig kunnen voorstellen de toepassingsperiode ervan te verlengen.

(22)

Deze verordening moet op 1 april 2023 in werking treden om te zorgen voor een voortgezette vraagreductie van 15 % over de periode van twaalf maanden van 1 april 2023 tot en met 31 maart 2024 en om de marktdeelnemers, de lidstaten en de Commissie in staat te stellen de nodige maatregelen te nemen om die doelstelling te verwezenlijken.

(23)

Daar de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten verwezenlijkt kan worden, maar beter door de Unie verwezenlijkt kan worden, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(24)

Verordening (EU) 2022/1369 moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) 2022/1369

Verordening (EU) 2022/1369 wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 2 worden de punten 5) en 6) vervangen door:

“5)

“referentiegasverbruik”: het gemiddelde gasverbruik van een lidstaat gedurende de referentieperiode; voor lidstaten waarvan het gasverbruik in de periode van 1 april 2021 tot en met 31 maart 2022 met ten minste 8 % gestegen is ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik gedurende de referentieperiode, betekent “referentiegasverbruik” alleen het gasverbruik in de periode van 1 april 2021 tot en met 31 maart 2022;

6)

“referentieperiode”: de periode van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2022;”;

2)

artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Vrijwillige vraagreductie

De lidstaten trachten naar beste vermogen hun gasverbruik in de periode van 1 april 2023 tot en met 31 maart 2024 met ten minste 15 % te reduceren ten opzichte van hun gemiddelde gasverbruik in de periode van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2022 (“vrijwillige vraagreductie”). De artikelen 6, 7 en 8 zijn op die maatregelen ter vrijwillige vraagreductie van toepassing.”;

3)

in artikel 5 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Voor de toepassing van de verplichte vraagreductie voor de duur van het Unie-alarm is het gasverbruik per lidstaat voor de periode van 1 april 2023 tot en met 31 maart 2024 (de “reductieperiode”) 15 % lager dan het referentiegasverbruik. De vraagreducties die door de lidstaten verwezenlijkt werden tijdens de periode voordat het Unie-alarm afgekondigd werd, worden voor de toepassing van de verplichte vraagreductie in aanmerking genomen.”

;

4)

aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

“6   bis. Een lidstaat kan het referentiegasverbruik dat gebruikt wordt voor de berekening van het streefdoel inzake verplichte vraagreductie op grond van lid 2 beperken met het volume toegenomen gasverbruik als gevolg van de overstap van steenkool op gas voor stadsverwarming, indien die toename in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 31 maart 2024 ten minste 8 % bedraagt ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik tijdens de referentieperiode en voor zover die toename rechtstreeks aan de overstap toegeschreven kan worden.”

;

5)

in artikel 8 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De bevoegde autoriteit van iedere lidstaat monitort de uitvoering van de vraagreductiemaatregelen op haar grondgebied. De lidstaten brengen ten minste om de twee maanden en uiterlijk op de 15e dag van de volgende maand aan de Commissie verslag uit over hun gasverbruik (in terajoule, TJ). Indien een Unie-alarm afgekondigd wordt overeenkomstig artikel 4, lid 1, wordt maandelijks verslag uitgebracht.

De lidstaten kunnen in hun verslag een uitsplitsing opnemen van het gasverbruik per sector, met inbegrip van het gasverbruik voor de volgende sectoren:

a)

gasinput voor de opwekking van elektriciteit en warmte;

b)

gasverbruik in de industrie;

c)

gasverbruik in huishoudens en voor diensten.

Voor de toepassing van dit lid zijn de definities en statistische afspraken van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad (*1) van toepassing.

De GCG ondersteunt de Commissie bij het monitoren van de vrijwillige en de verplichte vraagreductie.

(*1)  Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken (PB L 304 van 14.11.2008, blz. 1).”;"

6)

in artikel 9 wordt de datum “1 mei 2023” vervangen door “1 maart 2024”;

7)

in artikel 10 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Zij is van toepassing tot en met 31 maart 2024.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ROSWALL


(1)  Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad van 5 augustus 2022 inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag (PB L 206 van 8.8.2022, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken (PB L 304 van 14.11.2008, blz. 1).