15.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/1


VERORDENING (EU) 2023/331 VAN DE RAAD

van 14 februari 2023

tot wijziging van een aantal verordeningen van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie kan beperkende maatregelen opleggen, waaronder de bevriezing van tegoeden en economische middelen tegen aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen. De verordeningen van de Raad geven uitvoering aan dergelijke maatregelen.

(2)

Op 9 december 2022 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (de “VN-Veiligheidsraad”) Resolutie 2664 (2022) vastgesteld. Punt 1 van die resolutie voorziet met name in een voor bepaalde actoren geldende vrijstelling op de door de Veiligheidsraad of zijn Sanctiecomité opgelegde sancties in de vorm van bevriezing van tegoeden voor humanitaire hulp en andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften. Voor de toepassing van deze verordening wordt punt 1 van Resolutie 2664 (2022) de “humanitaire vrijstelling” genoemd.

(3)

Op 14 februari 2023 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2023/338 (1) vastgesteld om uitvoering te geven aan Resolutie 2664 (2022) in het Unierecht.

(4)

In Resolutie 2664 (2022) wordt benadrukt dat wanneer de humanitaire vrijstelling in strijd is met eerdere resoluties, Resolutie 2664 (2022) voorrang krijgt op deze eerdere resoluties voor zover er sprake is van een dergelijke strijdigheid. In Resolutie 2664 (2022) wordt echter verduidelijkt dat punt 1 van Resolutie 2615 (2021) van de VN-Veiligheidsraad van kracht blijft.

(5)

In Resolutie 2664 (2022) wordt gevraagd dat aanbieders die een beroep doen op de humanitaire vrijstelling, redelijke inspanningen leveren teneinde ervoor te zorgen dat personen of entiteiten die in de desbetreffende verordening worden vermeld, zo min mogelijk door de sancties verboden voordelen halen uit zowel de rechtstreekse en onrechtstreekse levering als verduistering van hulp, onder meer door het versterken van risicobeheer en zorgvuldigheidsstrategieën en -processen.

(6)

De wijzigingen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform worden toegepast.

(7)

Verordeningen (EG) nr. 1210/2003 (2), (EG) nr. 305/2006 (3), (EU) nr. 356/2010 (4), (EU) nr. 224/2014 (5), (EU) nr. 1352/2014 (6) en (EU) 2022/2309 (7) van de Raad, moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1210/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:

“4.   De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op het ter beschikking stellen van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”

.

2)

Artikel 7 wordt vervangen door:

“Artikel 7

1.   Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat, direct of indirect, de bepalingen van artikel 4, leden 1, 2 en 3, worden ontdoken of de in de artikelen 2 en 3 bedoelde transacties worden bevorderd.

2.   Alle informatie waaruit blijkt dat de bepalingen van deze verordening worden of zijn ontdoken, dient ter kennis te worden gebracht van de in bijlage V genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, alsmede, direct of via deze bevoegde autoriteiten, van de Commissie.”.

Artikel 2

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 305/2006 wordt het volgende lid toegevoegd:

“4.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op het ter beschikking stellen van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”.

Artikel 3

In Verordening (EU) nr. 356/2010 wordt artikel 4 vervangen door:

“Artikel 4

1.   Artikel 2, leden 1 en 2, is niet van toepassing op het ter beschikking stellen van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.

2.   De vrijstelling van lid 1 geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, die tegoeden of economische middelen ter beschikking hebben gesteld, indien deze niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun acties niet onder die vrijstelling zouden vallen.”.

Artikel 4

Verordening (EU) nr. 224/2014 wordt als volgt gewijzigd.

1)

In artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

“4.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op het ter beschikking stellen van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning vanandere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”

.

2)

Artikel 12 wordt vervangen door:

“Artikel 12

Het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten waarvan het doel of gevolg de omzeiling van de in de artikel 2 en artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde maatregelen is, is verboden.”.

Artikel 5

Verordening (EU) nr. 1352/2014 wordt als volgt gewijzigd.

1)

In artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op het ter beschikking stellen van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”

.

2)

Artikel 3 bis wordt vervangen door:

“Artikel 3 bis

1.   In afwijking van artikel 1 bis en artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder voorwaarden die zij passend achten, en mits het Sanctiecomité geval per geval heeft vastgesteld dat een afwijking noodzakelijk is voor de werkzaamheden van de Verenigde Naties en andere humanitaire organisaties in Jemen, of voor enige andere doelstelling die overeenstemt met de Resoluties 2140 (2014) en 2216 (2015) van de VN-Veiligheidsraad, toestemming geven voor:

a)

de verlening van technische bijstand, de verstrekking van financiering of financiële steun in verband met de activiteiten als bedoeld in artikel 1 bis;

b)

de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen.

2.   Lid 1, punt b), doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 2, lid 3.”

.

3)

Artikel 10 wordt vervangen door:

“Artikel 10

Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of gevolg hebben dat het in artikel 2, leden 1 en 2, bedoelde verbod wordt omzeild.”.

Artikel 6

Artikel 5 van Verordening (EU) 2022/2309 wordt vervangen door:

“Artikel 5

Artikel 3, leden 1 en 2, is niet van toepassing op het ter beschikking stellen van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

E. SVANTESSON


(1)  Zie bladzijde 50 van dit Publicatieblad.

(2)  Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 (PB L 169 van 8.7.2003, blz. 6).

(3)  Verordening (EG) nr. 305/2006 van de Raad van 21 februari 2006 tot vaststelling van specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri (PB L 51 van 22.2.2006, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 356/2010 van de Raad van 26 april 2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië (PB L 105 van 27.4.2010, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 224/2014 van de Raad van 10 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (PB L 70 van 11.3.2014, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1352/2014 van de Raad van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen (PB L 365 van 19.12.2014, blz. 60).

(7)  Verordening (EU) 2022/2309 van de Raad van 25 november 2022 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Haïti (PB L 307 van 28.11.2022, blz. 17).