21.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 300/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/2268 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2022

tot beëindiging van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur ten aanzien van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad, en tot beëindiging van de registratie van de invoer

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (de “basisverordening”), en met name artikel 11, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   GELDENDE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 (2) (“het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht van 30,6 % ingesteld op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“China”). Sindsdien zijn verscheidene onderzoeken uitgevoerd, op grond waarvan de oorspronkelijke maatregelen zijn uitgebreid of gewijzigd.

(2)

Bij Verordening (EU) nr. 502/2013 (3) heeft de Raad naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (4) de maatregelen gewijzigd. In het kader van dat onderzoek werd voor de producenten-exporteurs in China geen steekproef gebruikt en werd het voor het gehele land geldende antidumpingrecht van 48,5 %, dat gebaseerd was op de bij Verordening (EG) nr. 1095/2005 van de Raad (5) vastgestelde dumpingmarge, gehandhaafd.

(3)

De momenteel geldende maatregelen zijn de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 van de Commissie (6) ingestelde antidumpingmaatregelen, op grond waarvan de invoer van het onderzochte product dat door de indiener van het verzoek is geproduceerd, onderworpen is aan een definitief antidumpingrecht van 48,5 %.

2.   HUIDIG ONDERZOEK

2.1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

(4)

De Commissie heeft een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur te openen. Het verzoek werd op 10 september 2019 ingediend door Zhejiang Feishen Vehicle Industry Co., Ltd (“de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur van rijwielen in China, die het verzoek op 26 november 2021 heeft geactualiseerd.

(5)

De indiener van het verzoek verklaarde dat hij niet verbonden was met producenten-exporteurs van rijwielen die aan de geldende maatregelen zijn onderworpen. Verder stelde hij dat hij enkel na het einde van het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek rijwielen naar de Unie had uitgevoerd.

2.2.   Opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur

(6)

De Commissie heeft het bewijsmateriaal onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat dit toereikend is om onderzoeken te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening. Na de producenten in de Unie in de gelegenheid te hebben gesteld opmerkingen te maken, heeft de Commissie bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/358 (7) een nieuw onderzoek geopend ten aanzien van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 met betrekking tot de indiener van het verzoek.

2.3.   Betrokken product

(7)

Het nieuwe onderzoek betreft rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-codes 8712007091, 8712007092 en 8712007099), van oorsprong uit China.

2.4.   Betrokken partijen

(8)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de bedrijfstak van de Unie en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer in kennis gesteld van de opening van dit nieuwe onderzoek. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te worden gehoord.

(9)

Op de dag van de opening van het onderzoek heeft de Commissie de indiener van het verzoek verzocht de vragenlijst in te vullen.

2.5.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek

(10)

Het nieuwe onderzoek had betrekking op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (“tijdvak van het nieuwe onderzoek”).

2.6.   Mededeling van feiten en overwegingen

(11)

Op 29 juli 2022 heeft de Commissie de belanghebbenden in kennis gesteld van haar voornemen om het nieuwe onderzoek te beëindigen zonder voor de indiener van het verzoek een individuele dumpingmarge vast te stellen. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken.

(12)

In zijn opmerkingen van 12 augustus 2022 stelde de indiener van het verzoek dat hij het niet eens was met de analyse van de Commissie waarbij hem de status van nieuwe exporteur werd geweigerd op grond van de representativiteit van zijn verkopen, en stelde hij dat voor een dergelijk besluit geen rechtsgrondslag was en dat het niet in overeenstemming was met de rapporten van het panel en de Beroepsinstantie in de zaak Mexico — Definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van rundvlees en rijst (8).

(13)

De Commissie wijst erop dat het panel en de Beroepsinstantie de voorwaarden hebben onderzocht om een verzoek om een versneld nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur in te willigen of af te wijzen, zoals bepaald in het Mexicaanse recht. In dit geval heeft de Commissie het verzoek van de indiener van het verzoek ingewilligd en het nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur naar behoren geopend, maar om een betrouwbare berekening van de dumpingmarge te kunnen uitvoeren, heeft de Commissie een correcte uitvoerprijs nodig die wordt geacht het normale prijsbeleid van de betrokken producent-exporteur weer te geven. Zoals uiteengezet in de overwegingen 25 tot en met 28, kan de door de indiener van het verzoek verrichte transactie niet dienen als basis voor de berekening van de dumpingmarge, aangezien deze transactie geen voldoende nauwkeurige weergave vormt van een normaal en duurzaam uitvoerprijsbeleid dat de basis zou kunnen vormen voor de vaststelling van een individuele dumpingmarge die van toepassing zou kunnen zijn op toekomstige transacties. Dit argument wordt daarom afgewezen.

(14)

De indiener van het verzoek verwees naar verschillende nieuwe onderzoeken ten behoeve van nieuwe exporteurs, waarin de exporteurs slechts één verkooptransactie hadden verricht en niettemin een gunstige dumpingmarge kregen. De indiener van het verzoek heeft de Commissie verzocht met betrekking tot het verzoek in de onderhavige zaak de vaste praktijk te volgen.

(15)

De nieuwe onderzoeken waarnaar de indiener van het verzoek verwees, waren onderzoeken waarin de gemiddelde marge van de steekproef inderdaad beschikbaar was. Het was derhalve niet nodig de individuele dumpingmarges vast te stellen. Anders dan de indiener van het verzoek betoogt, is de methode aan de hand waarvan de Commissie de situatie van de nieuwe exporteur beoordeelt wel degelijk consistent. In het nieuwe onderzoek betreffende trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (9) kon de Commissie geen gebruikmaken van de uitvoerprijs, zodat het nieuwe onderzoek moest worden beëindigd zonder dat voor de indiener van het verzoek een individuele marge kon worden vastgesteld.

(16)

De indiener van het verzoek stelde dat de Commissie het feitelijke bewijsmateriaal onjuist heeft beoordeeld in het kader van de vaststelling van de representativiteit van de verkopen, de vergelijking van de uitvoerprijs met statistische gegevens en de wederverkoopprijs van zijn afnemer.

(17)

Wat de vergelijking van de uitvoerprijs betreft, stelde de indiener van het verzoek dat zijn producten als hoogwaardige producten in de markt werden gezet en bij internationale prijsvragen ontwerpprijzen hadden gekregen, zodat de vergelijking met statistieken over een gemengd productassortiment, waaruit een hogere prijs bleek, niet relevant is. De indiener van het verzoek betwistte ook de relevantie van de informatie van de Oostenrijkse importeur, die de transactie als een proef beschouwde, en stelde dat het vanuit zijn oogpunt om een gewone transactie en niet om een proef ging.

(18)

De Commissie merkt op dat geen van de argumenten van de indiener van het verzoek informatie bevat die de door de Commissie bij haar beoordeling van de feiten in aanmerking genomen informatie ter discussie zou stellen. Daarom worden zij als zodanig afgewezen.

(19)

Als alternatief stelde de indiener van het verzoek voor om toezicht te houden op de maatregelen of om een minimuminvoerprijs vast te stellen.

(20)

De Commissie kan geen van deze twee verzoeken van de indiener van het verzoek aanvaarden. Noch toezicht, noch een minimuminvoerprijs is geschikt voor de situatie van een nieuwe producent-exporteur. In het door de indiener van het verzoek aangevoerde voorbeeld van het toezicht in de zaak pennen en hechtnieten (10) diende het om toezicht te houden op de invoer in een geval waarin geen antidumpingmaatregelen waren ingesteld. Het mechanisme van een minimuminvoerprijs is een instrument om de hoogte van het recht voor de totale uitvoer van het betrokken land te bepalen in procedures waarin de Commissie een dergelijke maatregel in het licht van de specifieke omstandigheden van het geval passend acht. In het onderhavige geval hebben de maatregelen de vorm van ad-valoremrechten; een nieuw onderzoek voor een nieuwe exporteur heeft niet tot doel om de vorm van de maatregelen te herzien.

3.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

3.1.   Criteria voor nieuwe producenten-exporteurs

(21)

Overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening moet een nieuwe producent-exporteur voldoen aan de volgende criteria:

a)

hij heeft het betrokken product gedurende het onderzoektijdvak waarop de maatregelen zijn gebaseerd, niet naar de Unie uitgevoerd;

b)

hij is niet verbonden met een exporteur of producent in China waarop de geldende antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, en

c)

hij heeft het betrokken product werkelijk naar de Unie uitgevoerd na het einde van het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek of hij is een onherroepelijke contractuele verplichting aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren.

(22)

Het onderzoek bevestigde dat de indiener van het verzoek het betrokken product in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek niet had uitgevoerd.

(23)

De indiener van het verzoek heeft aangetoond dat hij met geen van de Chinese producenten-exporteurs die in verband met het betrokken product onderworpen waren aan de antidumpingmaatregelen, verbonden is.

(24)

Aangaande het criterium dat de indiener van het verzoek na het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek is begonnen met de uitvoer van het betrokken product naar de Unie, heeft de Commissie het volgende in aanmerking genomen. De indiener van het verzoek heeft in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“TNO”) slechts één enkele uitvoertransactie van beperkte omvang verricht, en daarom heeft de Commissie onderzocht of die uitvoertransactie voldoende kon worden geacht om het huidige en toekomstige uitvoergedrag van de indiener van het verzoek nauwkeurig weer te geven. Meer in het bijzonder onderzocht de Commissie het aandeel van de uitgevoerde hoeveelheid in zijn totale productie en de verkoopprijzen naar de EU in verhouding tot de gemiddelde prijzen van andere Chinese producenten-exporteurs die in het TNO aanzienlijke hoeveelheden naar de EU hebben uitgevoerd.

(25)

De indiener van het verzoek heeft slechts één keer dertig kinderfietsen (1 % van zijn totale productie) verkocht aan een Oostenrijkse importeur. De prijs van de transactie van de indiener van het verzoek op cif-niveau lag 73 % (11) boven de gemiddelde prijs van andere Chinese producenten-exporteurs op de Oostenrijkse markt. Hieruit bleek dat deze transactie niet onder normale commerciële voorwaarden heeft plaatsgevonden.

(26)

De Commissie heeft contact opgenomen met de importeur om nadere informatie te verkrijgen over de aard van de transactie en de wederverkoopwaarde.

(27)

De Oostenrijkse importeur bevestigde ook dat het slechts om een proeftransactie ging (geen gewone zakelijke transactie), dat de aankoopprijs te hoog was en dat hij de rijwielen bijgevolg aan eindafnemers had doorverkocht tegen een lagere prijs dan de aankoopprijs.

3.2.   Conclusie

(28)

Op grond van een en ander was de Commissie van oordeel dat de door de indiener van het verzoek vermelde transactie geen voldoende representatieve basis vormt en geen voldoende nauwkeurige weergave van zijn huidige en toekomstige uitvoerprijsbeleid dat de basis kan vormen voor de vaststelling van een individuele dumpingmarge. Daarom moet het nieuwe onderzoek worden beëindigd.

4.   HEFFING VAN EEN ANTIDUMPINGRECHT

(29)

In het licht van de bovenstaande bevindingen heeft de Commissie geconcludeerd dat het nieuwe onderzoek betreffende de invoer van rijwielen van oorsprong uit China die door de indiener van het verzoek zijn vervaardigd, moet worden beëindigd. Het recht dat overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 voor “alle andere ondernemingen” geldt, moet van toepassing zijn op door de indiener van het verzoek vervaardigde producten. Bijgevolg moet de registratie van de invoer van het product van de indiener van het verzoek worden beëindigd en moet het bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 ingestelde, voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op alle andere ondernemingen (48,5 %) met ingang van de datum van opening van dit nieuwe onderzoek op dit product worden geheven. Dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid dat importeurs overeenkomstig artikel 11, lid 8, van de basisverordening om terugbetaling verzoeken.

(30)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/358 geopende nieuwe onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur wordt beëindigd.

2.   Artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/358 wordt ingetrokken.

3.   Het antidumpingrecht dat krachtens artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 van toepassing is op “alle andere ondernemingen” in de Volksrepubliek China (aanvullende Taric-code B999), is van toepassing op producten vervaardigd door Zhejiang Feishen Vehicle Industry Co., Ltd.

Artikel 2

1.   De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie van de invoer uit hoofde van artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/358 te beëindigen.

2.   Het in artikel 1, lid 3, genoemde antidumpingrecht wordt met ingang van 3 maart 2022 geheven op de producten waarvan de invoer overeenkomstig artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/358 is geregistreerd.

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad van 8 september 1993 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer in de Gemeenschap van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht (PB L 228 van 9.9.1993, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 502/2013 van de Raad van 29 mei 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 153 van 5.6.2013, blz. 17).

(4)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).

(5)  Verordening (EG) nr. 1095/2005 van de Raad van 12 juli 2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen uit Vietnam en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1524/2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen uit de Volksrepubliek China (PB L 183 van 14.7.2005, blz. 1).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 van de Commissie van 28 augustus 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot rijwielen verzonden vanuit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka, Tunesië, Cambodja, Pakistan en de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 (PB L 225 van 29.8.2019, blz. 1).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/358 van de Commissie van 2 maart 2022 tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur ten aanzien van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1379 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, voor één Chinese producent-exporteur, tot intrekking van het recht ten aanzien van die producent-exporteur en tot registratie van deze invoer (PB L 68 van 3.3.2022, blz. 9).

(8)  Verslag van de beroepsinstantie, Mexico — Antidumpingmaatregelen ten aanzien van rijst, punt 323.

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/619 van de Commissie van 12 april 2022 tot beëindiging van de nieuwe onderzoeken ten behoeve van een nieuwe exporteur ten aanzien van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2230 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China voor drie Chinese producenten-exporteurs, tot instelling van het recht met betrekking tot de invoer van die producenten en tot beëindiging van de registratie van die invoer (PB L 115 van 13.4.2022, blz. 66).

(10)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1202 van de Commissie van 14 augustus 2020 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van pennen en hechtnieten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot onderwerping van de invoer van pennen en hechtnieten van oorsprong uit de Volksrepubliek China aan toezicht (PB L 269 van 17.8.2020, blz. 40).

(11)  Vergelijking van de prijs waartegen de onderneming in de EU verkocht en de gemiddelde prijs bij invoer uit China op de specifieke EU-markt in dezelfde periode. Deze vergelijking werd gemaakt op cif-niveau, d.w.z. de prijs waartegen de rijwielen aan de grens van de EU aankwamen. Rekening houdend met het antidumpingrecht van 48,5 % was de prijs 99 % hoger.