8.9.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 233/18 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1478 VAN DE COMMISSIE
van 6 september 2022
tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 ingestelde definitieve compenserende recht op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte tot vanuit Turkije verzonden bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 23,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Bestaande maatregelen
(1) |
In juni 2020 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 van de Commissie (2) een definitief compenserend recht ingesteld op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels (“SGV”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “China”) en Egypte. De antisubsidiemaatregelen bestonden uit een ad-valoremrecht variërend van 17 % tot 30,7 % voor invoer van oorsprong uit de VRC en een ad-valoremrecht van 10,9 % voor invoer van oorsprong uit Egypte (“de oorspronkelijke maatregelen”). Het onderzoek dat tot de instelling van deze rechten heeft geleid, is op 16 mei 2019 geopend (“het oorspronkelijke onderzoek”) (3). |
1.2. Verzoek
(2) |
De Commissie heeft een verzoek ontvangen op grond van artikel 23, lid 4, en artikel 24, lid 5, van de basisverordening om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de compenserende maatregelen die zijn ingesteld ten aanzien van de invoer van SGV van oorsprong uit China en Egypte, door invoer van SGV verzonden vanuit Turkije, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije, en om deze invoer te registreren. |
(3) |
Het verzoek werd op 3 november 2021 ingediend door TECH-FAB Europe e.V., een vereniging van producenten van SGV in de Unie (“de indiener van het verzoek”). |
(4) |
In het verzoek werd voldoende aangetoond dat na de instelling van de maatregelen ten aanzien van SGV van oorsprong uit China en Egypte een verandering in de structuur van het handelsverkeer met betrekking tot de uitvoer uit China, Egypte en Turkije naar de Unie had plaatsgevonden. De verandering in de structuur van het handelsverkeer was kennelijk het gevolg van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat, namelijk de verzending van SGV uit Turkije naar de Unie nadat deze in Turkije al dan niet enige assemblage- of voltooiingswerkzaamheden hebben ondergaan, met name door de onderneming Turkiz Composite Materials Technology Üretim Sanayi ve Ticaret Anonim Şirketi (“Turkiz Composite” (4)), die is gevestigd in de Europese vrije zone (ASB) in Marmara, Turkije. |
(5) |
Bovendien bevatte het verzoek voldoende bewijsmateriaal waaruit bleek dat de praktijken, processen of werkzaamheden de corrigerende werking van de bestaande antisubsidiemaatregelen wat de hoeveelheden en de prijzen betreft ondermijnden. Er bleken aanzienlijke volumes van het onderzochte product de markt van de Unie te zijn binnengekomen. Voorts was er voldoende bewijs dat SGV tegen schade veroorzakende prijzen werden ingevoerd. |
(6) |
Ten slotte bevatte het verzoek voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat voor vanuit Turkije verzonden SGV nog steeds subsidies werden verleend voor de productie en verkoop van SGV waarop de bestaande maatregelen van toepassing zijn. SGV en de delen daarvan worden immers geproduceerd en naar Turkije uitgevoerd door ondernemingen in China en Egypte waarvan is vastgesteld dat zij tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies ontvingen voor de productie en de verkoop van SGV waarop de bestaande maatregelen van toepassing zijn. |
1.3. Betrokken product en onderzocht product
(7) |
Bij het betrokken product gaat het om stoffen van geweven en/of gestikte continuglasvezelrovings en/of -draden, al dan niet met andere elementen, met uitzondering van producten die zijn geïmpregneerd of gepreïmpregneerd (pre-preg), en met uitzondering van open weefsels met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, op de datum van inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 39 00, ex 7019 40 00, ex 7019 59 00 en ex 7019 90 00 (Taric-codes 7019390080, 7019400080, 7019590080 en 7019900080), van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte (“het betrokken product”). Dit is het product waarop de thans geldende maatregelen van toepassing zijn. |
(8) |
Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat in de vorige overweging is gedefinieerd, maar wordt verzonden vanuit Turkije, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije (op de datum van inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2230 van de Commissie (5) ingedeeld onder de Taric-codes 7019390083, 7019400083, 7019590083 en 7019900083) (“het onderzochte product”). |
(9) |
Uit het onderzoek is gebleken dat uit China en Egypte naar de Unie uitgevoerde SGV en vanuit Turkije verzonden SGV, al dan niet van oorsprong uit Turkije, dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, en daarom moeten worden beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 2, punt c), van de basisverordening. |
1.4. Opening van het onderzoek
(10) |
Daar de Commissie na kennisgeving aan de lidstaten had vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om op grond van artikel 23 van de basisverordening een onderzoek te openen, heeft zij bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2229 van de Commissie (6) (“de openingsverordening”) het onderzoek geopend en de invoer van uit Turkije verzonden SGV, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije, aan registratie onderworpen. |
1.5. Opmerkingen over de opening van het onderzoek
(11) |
LM Wind Power, een in de Unie gevestigde fabrikant van windmolenwieken, voerde aan dat de opening van het onderzoek niet gerechtvaardigd was vanwege een gebrek aan voldoende bewijsmateriaal, en dat het onderzoek derhalve onmiddellijk moest worden beëindigd. |
(12) |
Volgens de onderneming was er geen sprake van ontwijking aangezien er geen verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen Turkije en de Unie enerzijds en tussen China en Egypte en de Unie anderzijds heeft plaatsgevonden, die zou wijzen op een ontwijkingspraktijk. De onderneming voerde tevens aan dat de praktijken, processen of werkzaamheden in Turkije niet onder een van de categorieën van artikel 23, lid 3, tweede alinea, van de basisverordening vielen. Met name bevatte het verzoek geen positief bewijs dat SGV van oorsprong uit China of Egypte vanuit Turkije naar de Unie zijn verzonden. Bovendien kunnen de praktijken, processen of werkzaamheden niet worden aangemerkt als een lichte wijziging, aangezien het onderzochte product een downstreamproduct is en als zodanig een ander product dan de uitgangsmaterialen ervan (voornamelijk glasvezelrovings), of als een assemblage, met name omdat het onderzochte product en glasvezelrovings niet onder dezelfde tariefposten worden ingedeeld. |
(13) |
Zij voerde tevens aan dat er voldoende reden of economische rechtvaardiging in de zin van artikel 23, lid 3, van de basisverordening bestond voor de praktijken, processen of werkzaamheden die in Turkije plaatsvonden via de oprichting van een SGV-productie-installatie in Turkije. Er was een aanzienlijke vraag naar SGV in Turkije, die grotendeels was opgestuwd door de windenergiesector in Turkije, met een behoefte van ongeveer 20 000-25 000 ton in 2020. De vraag nam toe, wat bleek uit het feit dat een Turkse onderneming in 2018 in Turkije een nieuwe productie-installatie voor glasvezels heeft opgezet met een extra jaarlijkse productiecapaciteit van 70 000 ton. Ten slotte voerde de onderneming aan dat er ook een groeiende vraag naar SGV was in de aan Turkije grenzende regio’s, zoals het Midden-Oosten en Afrika, en dat ook deze feiten de oprichting van een productie-installatie in Turkije rechtvaardigden. |
(14) |
Soortgelijke opmerkingen werden ontvangen van een andere in de Unie gevestigde Europese fabrikant van windmolenwieken, namelijk Vestas Wind Systems A/S, en van een Turkse producent-exporteur van SGV, namelijk Turkiz Composite, die is gevestigd in de Europese vrije zone (ASB) in Marmara, Turkije, waar deze onderneming vrijstelling van vennootschapsbelasting en btw geniet. |
(15) |
Wat de economische rechtvaardiging voor haar oprichting in Turkije betreft, voerde Turkiz Composite verder aan dat de raad van bestuur van haar Chinese moedermaatschappij de beslissing tot oprichting van de onderneming in Turkije al op 24 april 2018 had genomen, d.w.z. voordat de Commissie het in overweging 1 vermelde oorspronkelijke onderzoek had geopend. |
(16) |
De Egyptische autoriteiten voerden aan dat Egypte ten onrechte bij het onderhavige onderzoek was betrokken, omdat er geen sprake was van ontwijkingspraktijken waarbij Egypte betrokken was. Daarnaast betoogden zij, net als LM Wind Power, dat er geen bewijs was voor ontwijking in de vorm van assemblagewerkzaamheden in Turkije met betrekking tot de uitvoer van glasvezelrovings uit Egypte of overlading tussen Turkije en de Unie met betrekking tot SGV uit China en Egypte. |
(17) |
De Turkse autoriteiten benadrukten dat er in Turkije een aanzienlijke geïnstalleerde capaciteit en productie van SGV is, en dat Turkse binnenlandse producenten die aan de desbetreffende voorwaarden voldoen, volgens hen van de uitbreiding van de maatregelen moeten worden vrijgesteld. |
(18) |
Tot slot voerde Amiblu Holding GmbH, een leverancier van met glasvezel versterkte kunststofleidingsystemen en -oplossingen in de Unie, aan dat het in het belang van de Unie is om op te treden tegen marktverstorende ontwijkingspraktijken met betrekking tot de invoer van SGV uit derde landen, waaronder Turkije. Zij voerde met name aan dat, aangezien haar Turkse concurrenten niet onderworpen zijn aan antidumping- en compenserende maatregelen ten aanzien van de invoer van glasvezelrovings, de concurrentiepositie van de bedrijfstakken van de Unie wordt aangetast. Tevens drong de onderneming er bij de Commissie op aan de ontwijkingsmechanismen in derde landen, waaronder Turkije, systematisch te onderzoeken. |
(19) |
Wat de argumenten in verband met de opening van het onderzoek betreft, herinnerde de Commissie eraan dat het onderzoek werd geopend op basis van het in het verzoek verstrekte bewijsmateriaal. Hoewel bij het onderzoek niet kon worden bevestigd dat er sprake was van overlading zonder assemblage, is er wel bewijs aangetroffen voor assemblage- of voltooiingswerkzaamheden. De Commissie wees er in dit verband op dat artikel 23, lid 3, tweede alinea, van de basisverordening uitdrukkelijk spreekt van “onder andere” en dus ook ontwijkingspraktijken zoals assemblagewerkzaamheden omvat, die niet expliciet in het artikel worden vermeld. Het verzoek bevatte voldoende bewijsmateriaal (7) waaruit blijkt dat er sprake was van assemblagewerkzaamheden en dat bij deze assemblagewerkzaamheden glasvezelrovings uit de VRC en Egypte werden gebruikt (8). De tariefindeling van het onderzochte product of van de belangrijkste uitgangsmaterialen ervan is irrelevant om te bepalen of assemblagewerkzaamheden ontwijking inhouden. |
(20) |
Bovendien bevatte het verzoek voldoende bewijsmateriaal betreffende het ontbreken van een economische rechtvaardiging, afgezien van de instelling van de rechten, zoals de verwijzing naar het jaarverslag van 2018 van China Hengshi Foundation Company Limited (9). Volgens het verzoek ging het bij de in het jaarverslag van 2018 geïdentificeerde exploitatierisico’s in verband met de uitbreiding van de activiteiten van de China National Building Materials Group naar Turkije om “risico’s in verband met de door de Europese Unie opgelegde antidumpingrechten ten aanzien van onze producten en de handelsgeschillen tussen China en de VS” (10). De opening van het uitdrukkelijk genoemde afzonderlijke antidumpingonderzoek ging ongeveer drie maanden vooraf aan de opening van het oorspronkelijke onderzoek, dat tot de instelling van de compenserende rechten heeft geleid. Uit deze verklaring blijkt dus een intentie om de rechten te ontwijken die waren ingesteld naar aanleiding van het onderzoek van de Commissie. |
(21) |
Derhalve verwierp de Commissie de argumenten dat het verzoek niet voldoende bewijsmateriaal bevatte om de opening van het onderzoek te rechtvaardigen. De Commissie heeft nota genomen van de verklaringen van Amiblu Holding GmbH en van de Turkse autoriteiten. |
1.6. Onderzoektijdvak en verslagperiode
(22) |
Het onderzoektijdvak liep van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2021 (“het onderzoektijdvak” of “OT”). Er zijn voor het OT gegevens verzameld om onder meer na te gaan of zich na de instelling van de maatregelen ten aanzien van het betrokken product inderdaad een verandering in de structuur van het handelsverkeer had voorgedaan en of er sprake was van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestond. Voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 (“de verslagperiode” of “VP”) zijn meer gedetailleerde gegevens verzameld, teneinde te onderzoeken of de invoer de corrigerende werking van de geldende maatregelen wat de prijzen en/of de hoeveelheden betreft ondermijnde en of er sprake was van subsidiëring. |
1.7. Onderzoek
(23) |
De Commissie heeft de autoriteiten van China, Egypte en Turkije, de haar bekende producenten-exporteurs in die landen, de bedrijfstak van de Unie en de voorzitter van de Associatieraad EU-Turkije officieel van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. |
(24) |
Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van Turkije bij de Europese Unie verzocht haar de namen en adressen te verstrekken van producenten-exporteurs en/of representatieve verenigingen die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, naast de Turkse producenten-exporteurs die in het verzoek van de indiener van het verzoek waren genoemd. |
(25) |
De vrijstellingsaanvraagformulieren voor de producenten-exporteurs in Turkije alsmede de vragenlijsten voor de producenten-exporteurs in China en Egypte en voor de importeurs in de Unie werden beschikbaar gesteld op de website van DG Handel. |
(26) |
Van de zes bekende producenten-exporteurs hebben er vier een vrijstellingsaanvraagformulier ingediend. Het ging om:
|
(27) |
Daarnaast hebben zes Chinese en Egyptische ondernemingen, die alle verbonden zijn met Turkiz Composite, de vragenlijst beantwoord. |
(28) |
Verder hebben de Hongaarse onderneming Metyx Hungary Korlátolt Felelősségű Társaság (een verbonden importeur van door Telateks Tekstil Ürünleri Sanayi ve Ticaret Anonim Şirketi geproduceerde SGV) en de Duitse onderneming Saertex GmbH & Co. KG (de moedermaatschappij van Saertex Turkey Tekstil Ltd. Şti. en importeur van door haar geproduceerde SGV) de vragenlijst beantwoord. |
(29) |
Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om binnen de bij de openingsverordening vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle partijen zijn ervan in kennis gesteld dat het niet verstrekken van alle relevante informatie of het verstrekken van onvolledige, onjuiste of misleidende informatie kan leiden tot toepassing van artikel 28 van de basisverordening en tot bevindingen die op de beschikbare gegevens worden gebaseerd. |
(30) |
Op 4 februari 2022 is een hoorzitting met LM Wind Power gehouden. Na de mededeling van feiten en overwegingen is op 12 juli een hoorzitting met Turkiz Composite gehouden. |
2. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
2.1. Algemene overwegingen
(31) |
Overeenkomstig artikel 23, lid 3, van de basisverordening moeten om na te gaan of er sprake is van mogelijke ontwijking de volgende elementen worden onderzocht:
|
(32) |
In het verzoek werd aangevoerd dat er sprake was van overlading en met name van verzending van SGV vanuit Turkije naar de Unie nadat deze in Turkije al dan niet enige assemblage- of voltooiingswerkzaamheden hebben ondergaan (zie overweging 4). |
(33) |
Wat de overlading betreft, heeft het onderzoek geen aanwijzingen opgeleverd dat een van de vier medewerkende producenten-exporteurs bij dergelijke praktijken betrokken was. Deze stelling kon dus niet door dit onderzoek worden bevestigd. |
(34) |
Assemblage-/voltooiingswerkzaamheden zijn in artikel 23, lid 3, tweede alinea, van de basisverordening niet specifiek opgenomen in de lijst van praktijken, processen of werkzaamheden die ontwijking inhouden. Artikel 23, lid 3, tweede alinea, van de basisverordening spreekt echter uitdrukkelijk van “onder andere”, wat betekent dat het een niet-uitputtende lijst van mogelijke ontwijkingspraktijken bevat. Bijgevolg bestrijkt dit artikel ook andere ontwijkingspraktijken die daarin niet uitdrukkelijk worden genoemd, zoals assemblage-/voltooiingswerkzaamheden. Aangezien het door de indiener van het verzoek in het verzoek verstrekte bewijsmateriaal aanwijzingen voor assemblage-/voltooiingswerkzaamheden in Turkije bevatte, is de Commissie derhalve ook nagegaan of, mutatis mutandis, aan de voorwaarden van artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening werd voldaan, met name:
|
2.2. Medewerking
(35) |
Zoals vermeld in overweging 26, verzochten vier producenten-exporteurs in Turkije om vrijstelling van de maatregelen, indien deze tot Turkije zouden worden uitgebreid. Zij hebben tijdens de gehele procedure hun medewerking verleend door vrijstellingsaanvraagformulieren in te dienen en door te antwoorden op schriftelijke aanmaningen. Er was sprake van een hoge mate van medewerking van de Turkse producenten-exporteurs, aangezien de geaggregeerde volumes van naar de Unie uitgevoerde SGV die zij in hun ingediende vrijstellingsaanvraagformulieren hebben gerapporteerd, goed waren voor de volledige invoer uit Turkije in de verslagperiode, zoals gemeld in de invoerstatistieken van Eurostat. |
(36) |
De Commissie heeft overeenkomstig artikel 26 van de basisverordening een controle ter plaatse verricht bij Turkiz Composite. In tegenstelling tot de drie andere producenten die zich hadden gemeld, importeerde deze onderneming bijna al haar uitgangsmaterialen en met name 100 % van haar belangrijkste uitgangsmateriaal (glasvezelrovings) van haar verbonden ondernemingen in China en Egypte. Deze onderneming was in de verslagperiode ook verreweg de grootste Turkse producent-exporteur van SGV. Tijdens de verslagperiode voerde zij meer SGV naar de Unie uit dan de drie andere medewerkende Turkse producenten-exporteurs samen. |
2.3. Verandering in de structuur van het handelsverkeer
2.3.1. Invoer van SGV
(37) |
Tabel 1 toont de ontwikkeling van de invoer van SGV uit China, Egypte en Turkije tijdens het onderzoektijdvak. Tabel 1 Invoer van SGV in de Unie in het onderzoektijdvak (ton)
|
(38) |
Tabel 1 laat zien dat de invoer van SGV uit Turkije is gestegen van 2 334 ton in 2019 tot 8 367 ton in de verslagperiode. De aanzienlijke stijging in de verslagperiode ten opzichte van 2019 viel samen met de toename van de productie van Turkiz Composite, die vanaf maart 2019 begon te produceren. |
(39) |
De invoer van SGV uit China daalde van 43 460 ton in 2019 tot 33 263 ton in de verslagperiode, terwijl de invoer van SGV uit Egypte daalde van 11 349 ton in 2019 tot 3 608 ton. |
2.3.2. Omvang van de uitvoer van glasvezelrovings uit China en Egypte naar Turkije
(40) |
Tabel 2 toont de ontwikkeling van de invoer van glasvezelrovings uit China en Egypte in Turkije op basis van de Turkse invoerstatistieken uit de GTA-databank. Tabel 2 Invoer van glasvezelrovings uit China en Egypte in Turkije in het onderzoektijdvak (ton)
|
(41) |
Het belangrijkste uitgangsmateriaal voor de productie van SGV is glasvezelrovings. Dit uitgangsmateriaal wordt vervolgens verder verwerkt om SGV te produceren. Uit het bewijsmateriaal waarover de Commissie beschikt, bleek dat de uit Turkije naar de Unie uitgevoerde SGV voornamelijk van glasvezelrovings werden geproduceerd. |
(42) |
Tabel 2 laat zien dat de invoer van glasvezelrovings uit China in Turkije aanmerkelijk is toegenomen, van 6 996 ton in 2019 tot 19 201 ton in de verslagperiode. De invoer van glasvezelrovings uit Egypte in Turkije is eveneens aanzienlijk toegenomen, van 9 142 ton in 2019 tot 30 149 ton in de verslagperiode. De invoer uit zowel China als Egypte maakt ongeveer 70 % van de totale Turkse invoer van glasvezelrovings voor zowel het jaar 2020 als de verslagperiode uit. Bovendien viel de aanzienlijke toename van de invoer van glasvezelrovings uit China en Egypte in Turkije ook samen met het feit dat Turkiz Composite pas vanaf mei 2020 aan zijn grootste Europese afnemer begon te leveren, hetgeen leidde tot een toegenomen verbruik van glasvezelrovings voor de productie van SGV. |
(43) |
Turkiz Composite voerde aan dat alle glasvezelrovings die zij gebruikte om SGV te produceren, in China en Egypte waren gekocht, met name bij haar verbonden ondernemingen in China en Egypte. Zij voerde deze rovings onder de GS-code 7019 12 in. Bij de invoer uit China en Egypte in Turkije vertoonde de invoer onder deze code de grootste stijging. |
(44) |
De aanzienlijke toename van de uit China en Egypte in Turkije ingevoerde hoeveelheden glasvezelrovings wees op een toenemende vraag naar dergelijk uitgangsmateriaal in Turkije, wat ten minste deels kan worden verklaard door de toename van de productie van SGV in en de uitvoer van SGV uit Turkije tijdens de verslagperiode. Dit werd ook bevestigd door de door Turkiz Composite verstrekte informatie. |
2.3.3. Conclusie over de verandering in de structuur van het handelsverkeer
(45) |
De toename van de uitvoer van SGV uit Turkije naar de Unie enerzijds en de afname van de uitvoer van SGV uit China en Egypte naar de Unie anderzijds vormt een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen Turkije en de Unie in de zin van artikel 23 van de basisverordening, samen met de aanzienlijke toename van de Chinese en Egyptische uitvoer van glasvezelrovings naar Turkije tijdens de verslagperiode ten opzichte van 2019 (zie tabel 2). |
2.4. Onvoldoende reden of economische rechtvaardiging afgezien van de instelling van het compenserende recht
(46) |
Artikel 23, lid 3, van de basisverordening bepaalt dat de verandering in de structuur van het handelsverkeer het gevolg moet zijn van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat. |
(47) |
De Commissie heeft eraan herinnerd dat de praktijken, processen of werkzaamheden de assemblage van delen/voltooiingswerkzaamheden in een derde land omvatten, zoals uiteengezet in overweging 19. |
(48) |
Turkiz Composite stelde dat er voor haar oprichting een reden en economische rechtvaardiging bestonden. Zij voerde aan dat haar oprichting in Turkije het gevolg was van de aanzienlijke vraag naar SGV in Turkije en de toenemende vraag naar SGV in de niet-EU-buurlanden van Turkije (voornamelijk Egypte, Jordanië, Iran en tot op zekere hoogte Saudi-Arabië), alsook de aanzienlijke en groeiende vraag naar glasvezelrovings in Turkije. |
(49) |
Uit het onderzoek bleek dat Turkiz Composite vóór de opening van het oorspronkelijke onderzoek had besloten een onderneming in Turkije op te richten. De onderneming werd opgericht op 1 juni 2018, maar begon pas in maart 2019 te produceren, omdat zij nog bedrijfsruimten moest vinden en al haar SGV-machines moest aankopen, verhuizen, installeren en testen. De datum van de aanvang van de productie viel samen met de datum van de opening (11) van het oorspronkelijke antidumpingonderzoek naar de invoer van SGV uit China en Egypte, die ongeveer drie maanden aan de opening van het oorspronkelijke onderzoek voorafging. |
(50) |
Bovendien wordt in artikel 23, lid 3, van de basisverordening een verband gelegd tussen de betrokken praktijken, processen of werkzaamheden en de verandering in de structuur van het handelsverkeer, aangezien deze verandering het “gevolg” moet zijn van de praktijken, processen of werkzaamheden. Voor de praktijken, processen of werkzaamheden die leiden tot de verandering in de structuur van het handelsverkeer moet dus, afgezien van de instelling van het recht, voldoende reden of economische rechtvaardiging bestaan om niet te worden beschouwd als ontwijking in de zin van artikel 23, lid 3, van de basisverordening. |
(51) |
In het licht van het voorgaande is het argument dat de onderneming is opgericht om de binnenlandse markt, de Afrikaanse markt en de markt van het Midden-Oosten te bedienen, irrelevant, aangezien niet de oprichting van de onderneming de praktijk, het proces of de werkzaamheid is waarvan de verandering in de structuur van het handelsverkeer het gevolg is. De assemblage-/voltooiingswerkzaamheden in Turkije die leiden tot een aanzienlijke toename van de uitvoer van SGV (het geassembleerde product) naar de Unie, vormen de praktijk waarvan die verandering het gevolg is. De uitvoer van SGV door Turkiz Composite naar de Unie nam aanmerkelijk toe toen de onderneming vanaf mei 2020 geleidelijk meer begon te leveren aan haar grootste Europese afnemer (zie overweging 42), hetgeen samenviel met de datum van de instelling van de oorspronkelijke maatregelen (zie overweging 1). |
(52) |
Bovendien wijst het feit dat een onderneming, die zou zijn opgericht om de binnenlandse markt en de markt van Afrika en het Midden-Oosten te bedienen, na de inleiding van de antidumpingprocedure in werkelijkheid de binnenlandse markt en de markt van de Unie bedient (12) er verder op dat haar assemblageactiviteiten zijn ontwikkeld in reactie op het onderzoek en vervolgens verder zijn uitgebreid in reactie op de instelling van de rechten. |
(53) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden Turkiz Composite en LM Wind Power aan dat de Commissie in haar juridische analyse inzake de economische rechtvaardiging een stap heeft overgeslagen, aangezien zij niet heeft beoordeeld of er een economische rechtvaardiging of voldoende reden bestond voor de praktijken, processen of werkzaamheden. Zij verklaarden tevens dat de Commissie het verkeerde temporele criterium heeft toegepast, aangezien zij niet heeft erkend dat de “instelling van de rechten” — en niet de opening van een onderzoek — de reden moet zijn voor de praktijken, processen of werkzaamheden. Ten slotte voerden zij aan dat indien de Commissie de juiste juridische criteria had toegepast, zij tot de conclusie zou zijn gekomen dat er voldoende reden en economische rechtvaardiging voor de oprichting van Turkiz Composite bestonden. Zij stelden dat de fabriek in Turkije hoofdzakelijk was opgezet om de Turkse binnenlandse markt te bedienen. |
(54) |
De Commissie heeft deze argumenten afgewezen. Ten eerste heeft de Commissie niet nagelaten te beoordelen of er voor de praktijken, processen of werkzaamheden een economische rechtvaardiging of voldoende reden bestond. Zij heeft deze beoordeling verricht, zoals uitdrukkelijk is uiteengezet in de overwegingen 49 en 50. De Commissie heeft de praktijken, processen of werkzaamheden die tot de verandering in de structuur van het handelsverkeer hebben geleid, duidelijk geïdentificeerd en vervolgens de mogelijke rechtvaardigingen voor die praktijken geanalyseerd. Anders dan de belanghebbenden aanvoerden, en zoals uiteengezet in overweging 51, vormen niet de oprichting van Turkiz Composite of haar binnenlandse verkoop de betrokken praktijken, processen of werkzaamheden, aangezien de in punt 2.3 besproken verandering van de structuur van het handelsverkeer daar niet het gevolg van is. |
(55) |
Ten tweede heeft de Commissie niet het verkeerde temporele criterium toegepast. In overweging 49 heeft zij verwezen naar het feit dat de datum van de aanvang van de productie samenviel met de datum van de opening van het oorspronkelijke onderzoek. Deze bevinding, die gebaseerd was op gecontroleerde informatie die Turkiz Composite had verstrekt, was juridisch relevant, aangezien een van de voorwaarden van artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening (13) inhoudt dat “de assemblagewerkzaamheden sinds of kort vóór de opening van het antidumpingonderzoek zijn aangevangen of aanmerkelijk zijn toegenomen”. Artikel 23, lid 3, van de basisverordening bevat een definitie van ontwijking en is dus gericht op de instelling van het recht, aangezien er zonder een recht geen sprake kan zijn van ontwijking. Dit sluit niet uit dat de aanvang van praktijken, processen of werkzaamheden na de opening van een onderzoek kan worden beschouwd als bewijs dat het later ingestelde (en redelijkerwijs verwachte) recht de rechtvaardiging voor de betrokken praktijken vormde. De door de belanghebbende voorgestelde lezing van artikel 23, lid 3, zou niet alleen onverenigbaar zijn met de bewoordingen van het hierboven aangehaalde artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening, maar zou ook ontwijkingspraktijken die beginnen tussen de opening van een onderzoek en de instelling van de rechten daadwerkelijk uitsluiten van het toepassingsgebied van artikel 23, lid 3. Dit zou indruisen tegen het eigenlijke doel van artikel 13 van de antidumpingbasisverordening (en naar analogie artikel 23 van de basisverordening), zoals omschreven door het Gerecht (14). |
(56) |
Met betrekking tot het argument dat de fabriek in Turkije hoofdzakelijk was opgezet om de Turkse binnenlandse markt te bedienen, merkte de Commissie op dat Turkiz Composite haar redenering in de loop van deze procedure enigszins heeft gewijzigd, aangezien de onderneming vóór de mededeling van feiten en overwegingen had gesteld dat de fabriek in kwestie was opgezet om de binnenlandse markt, de Afrikaanse markt en de markt in het Midden-Oosten te bedienen. Zoals vermeld in overweging 52, bediende Turkiz Composite tijdens het onderzoektijdvak de binnenlandse markt en de markt van de Unie. In elk geval zijn de activiteiten van Turkiz Composite tijdens het onderzoektijdvak aanmerkelijk toegenomen, zoals blijkt uit de volgende bevindingen:
|
(57) |
Gezien het bovenstaande is uit het onderzoek niet gebleken dat er, afgezien van de ontwijking van de betaling van de thans geldende antidumpingrechten, voldoende reden of economische rechtvaardiging bestond voor de aanzienlijke toename van de uitvoer door Turkiz Composite van het geassembleerde product naar de Unie. |
2.5. Aanvang of aanmerkelijke toename van de werkzaamheden
(58) |
In artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening is bepaald dat de assemblagewerkzaamheden sinds of kort vóór de opening van het antidumpingonderzoek moeten zijn aangevangen of aanmerkelijk moeten zijn toegenomen, en dat de betrokken delen afkomstig moeten zijn uit het land waarop de antidumpingmaatregelen van toepassing zijn. Zoals vermeld in overweging 19, kunnen de wettelijke normen van artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening naar analogie worden toegepast bij de beoordeling van de antisubsidiezaak in het kader van artikel 23, lid 3, van de basisverordening. |
(59) |
Het oorspronkelijke onderzoek werd op 16 mei 2019 geopend en op 15 juni 2020 werden definitieve compenserende rechten ingesteld. Turkiz Composite is officieel opgericht op 1 juni 2018 en is vanaf maart 2019 met de productie begonnen. De datum van de aanvang van de productie valt dus samen met de datum van de opening van het oorspronkelijke antidumpingonderzoek naar de invoer van SGV uit China en Egypte, die ongeveer drie maanden aan de opening van het oorspronkelijke onderzoek voorafging. |
(60) |
Bovendien heeft Turkiz Composite haar uitvoer in 2020 en tijdens het onderzoektijdvak aanmerkelijk verhoogd ten opzichte van 2019. Deze aanmerkelijke toename van de assemblage- of voltooiingswerkzaamheden valt samen met de datum waarop de definitieve compenserende rechten zijn ingesteld, namelijk op 15 juni 2020 (zie vorige overweging). Bovendien werden bijna alle uitgangsmaterialen, en met name 100 % van het belangrijkste uitgangsmateriaal (glasvezelrovings), aangekocht bij haar verbonden ondernemingen in China en Egypte. |
(61) |
De Commissie concludeerde derhalve dat de assemblage- of voltooiingswerkzaamheden sinds de opening van het oorspronkelijke onderzoek waren aangevangen of aanmerkelijk waren toegenomen. |
2.6. Waarde van de delen en toegevoegde waarde
2.6.1. Waarde van de delen
(62) |
In artikel 13, lid 2, punt b), van de antidumpingbasisverordening is met betrekking tot assemblagewerkzaamheden bepaald dat er ook sprake kan zijn van ontwijking wanneer de delen (in dit geval van Chinese en Egyptische oorsprong) 60 % of meer uitmaken van de totale waarde van de delen van het geassembleerde product, en de waarde die tijdens de assemblage- of voltooiingswerkzaamheden aan de ingevoerde delen wordt toegevoegd minder dan 25 % van de fabricagekosten bedraagt. De wettelijke normen van artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening kunnen naar analogie worden toegepast bij de beoordeling van de antisubsidiezaak in het kader van artikel 23, lid 3, van de basisverordening. |
(63) |
Het belangrijkste uitgangsmateriaal voor de productie van SGV is glasvezelrovings. Turkiz Composite kocht 100 % van de gebruikte glasvezelrovings aan bij verbonden ondernemingen in China en Egypte. Door middel van het procedé van naaien en breien (“sewing-knitting”) — een in Turkije verrichte voltooiingswerkzaamheid — werden deze glasvezelrovings tot SGV verwerkt. Volgens de gecontroleerde informatie die Turkiz Composite heeft verstrekt, maakt het belangrijkste uitgangsmateriaal, namelijk glasvezelrovings, bijna 100 % uit van de totale waarde van de delen van het geassembleerde/voltooide product in de zin van artikel 13, lid 2, punt b), van de antidumpingbasisverordening. |
(64) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalden Turkiz Composite en LM Wind Power hun argument dat de fabricage van SGV op basis van het ingevoerde belangrijkste uitgangsmateriaal, namelijk glasvezelrovings, geen “assemblage van delen” is in de zin van artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening, dat naar analogie wordt toegepast (zie overweging 62), en dat glasvezelrovings geen delen maar materialen zijn in de zin van punt VII van de toelichting bij het tweede deel van algemene regel 2, punt a), voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, volgens welke geassembleerde delen “geen bewerkingen ter voltooiing van hun fabricage [mogen] ondergaan”. In dit verband voerden zij aan dat glasvezelrovings geen “delen” van SGV zijn en niet tot SGV worden “geassembleerd”, maar tot SGV worden verwerkt door verschillende soorten glasvezelrovings en andere materialen met behulp van complexe machines te verweven en aan elkaar te stikken. Soortgelijke opmerkingen werden ook van de Egyptische autoriteiten ontvangen. |
(65) |
De Commissie heeft deze argumenten afgewezen. De in overweging 63 beschreven praktijk kan worden aangemerkt als een voltooiing die, zoals tevens uiteengezet in overweging 62, onder het begrip “assemblagewerkzaamheden” in de zin van artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening valt. Daarnaast zijn nog andere elementen in aanmerking genomen, zoals hieronder wordt toegelicht. |
(66) |
Ten eerste is de verwijzing naar punt VII van de toelichting bij het tweede deel van algemene regel 2, punt a), voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem irrelevant, aangezien de rechtstreekse rechtsgrondslag artikel 23 van de basisverordening is en niet het douanerecht, zoals het Hof van Justitie uitdrukkelijk heeft verduidelijkt (15). |
(67) |
Ten tweede heeft het Hof van Justitie bij de uitlegging van artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening, dat naar analogie wordt toegepast bij de beoordeling van de antisubsidiezaak in het kader van artikel 23, lid 3, van de basisverordening, er om te beginnen aan herinnerd dat “[v]olgens vaste rechtspraak [...] bij de uitlegging van een bepaling van het Unierecht niet alleen rekening [moet] worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context ervan en met de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt” (16). De antidumpingbasisverordening bevat geen definitie van de termen “assemblage” of “voltooiing”. De wijze waarop artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening is opgebouwd, pleit er echter voor dat het begrip “assemblage”, als bedoeld in artikel 13, lid 2, punt b), van de antidumpingbasisverordening, aldus wordt uitgelegd dat het expliciet ook “voltooiing” omvat. Hieruit volgt dat het begrip “assemblage” in de zin van artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening niet alleen slaat op werkzaamheden die bestaan in het assembleren van delen van een samengesteld artikel, maar ook de verdere verwerking, d.w.z. afwerking van een product, kan omvatten. |
(68) |
Bovendien hebben onderzoeken overeenkomstig artikel 23 van de basisverordening volgens het Gerecht (17) tot doel de doeltreffendheid van antidumpingrechten te waarborgen en ontwijking ervan te voorkomen. Artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening (dat naar analogie wordt toegepast bij de beoordeling van de antisubsidiezaak in het kader van artikel 23, lid 3, van de basisverordening) heeft bijgevolg ten doel praktijken, processen of werkzaamheden te identificeren waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van delen uit het land waarop de maatregelen van toepassing zijn, en waarbij deze delen worden geassembleerd of afgewerkt door daaraan een beperkte waarde toe te voegen. |
(69) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen stelden Turkiz Composite, LM Wind Power en de Egyptische autoriteiten dat zij het niet eens waren met de benadering van de Commissie waarbij de waarde van de glasvezelrovings uit Egypte werd gecumuleerd met de waarde van de glasvezelrovings uit China om te bepalen of de waarde van de glasvezelrovings 60 % of meer uitmaakte van de totale waarde van de vermeende “delen” van SGV. Zij wezen op het gebruik van de formulering “delen uit het land waarop de maatregelen van toepassing zijn” (in het enkelvoud) in artikel 13, lid 2, punt b), van de antidumpingbasisverordening. |
(70) |
De Commissie heeft dit argument om de volgende redenen van de hand gewezen. Ten eerste is, zoals vermeld in overweging 1, de invoer van SGV uit China en Egypte in het oorspronkelijke onderzoek cumulatief beoordeeld. Het was derhalve passend dezelfde methode toe te passen in dit antiontwijkingsonderzoek met het oog op de uitbreiding van de oorspronkelijke maatregelen. |
(71) |
Ten tweede sluit artikel 13 van de antidumpingbasisverordening — dat naar analogie wordt toegepast bij de beoordeling van de antisubsidiezaak in het kader van artikel 23, lid 3, van de basisverordening — niet uit dat de Commissie een dergelijke cumulatieve analyse verricht om na te gaan of aan het 60%-criterium van artikel 13, lid 2, punt b), van de antidumpingbasisverordening is voldaan. Integendeel, het druist tegen de bestaande rechtspraak van de Unie in om de bewoordingen “land waarop de maatregelen van toepassing zijn” in artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening aldus uit te leggen dat deze in de weg staan aan de cumulatie van de waarde van delen wanneer de ontwijkingspraktijken in meer dan één land plaatsvinden. In de zaak Kolachi heeft het Hof van Justitie zich gebogen over een bijzondere ontwijkingspraktijk (waarbij rijwielonderdelen eerst ten dele werden geassembleerd in Sri Lanka en vervolgens verder werden geassembleerd in Pakistan) en heeft het bevestigd dat deze ontwijkingspraktijk onder artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening viel, ondanks het gebruik van een enkelvoud in die bepaling. Het Hof van Justitie (18) wees er ook op dat een andere uitlegging de producenten-exporteurs in staat zou stellen de doeltreffendheid van de antiontwijkingsmaatregelen in het gedrang te brengen. Dezelfde redenering geldt derhalve voor pogingen om de toepassing van de antiontwijkingsregels te vermijden door grondstoffen te betrekken uit twee landen waarop maatregelen van toepassing zijn. |
(72) |
Ten derde zou, volgens de redenering van Turkiz Composite, in het geval dat 50 % van de uitgangsmaterialen in China en de andere 50 % in Egypte wordt aangekocht, geen ontwijking plaatsvinden in een situatie waarin 100 % van de delen afkomstig is uit landen waarop maatregelen van toepassing zijn. Een dergelijk resultaat zou duidelijk haaks staan op het doel van artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening, mede gelet op het feit dat alle naar de Unie uitgevoerde SGV voor 100 % uit in China gekochte delen of voor 100 % uit in Egypte gekochte delen bestonden. |
(73) |
Om die reden concludeerde de Commissie dat was voldaan aan het 60%-criterium. |
2.6.2. Meerwaarde
(74) |
Turkiz Composite stelde dat haar kosten in verband met de toegevoegde waarde boven de drempel van 25 % van de totale fabricagekosten zouden liggen. De belangrijkste posten in de berekening van de toegevoegde waarde omvatten de afschrijvingskosten, de huurkosten, de kosten voor het verpakkingsmateriaal, de directe en indirecte loonkosten, en andere indirecte fabricagekosten, die deel uitmaakten van de financiële gegevens die Turkiz Composite voor de verslagperiode in haar vrijstellingsaanvraagformulier had verstrekt. |
(75) |
De Commissie heeft al deze kostenposten geanalyseerd en is tot de conclusie gekomen dat sommige uitgaven niet als onderdeel van de fabricagekosten konden worden aangemerkt of te hoog waren geschat:
|
(76) |
Gelet op het voorgaande was de door de Commissie berekende toegevoegde waarde op de ingevoerde delen aanzienlijk lager dan die welke Turkiz Composite had berekend. |
(77) |
Bovendien kocht Turkiz Composite bijna al haar uitgangsmaterialen en met name 100 % van haar belangrijkste uitgangsmateriaal (glasvezelrovings) aan bij verbonden ondernemingen in China en Egypte. Turkiz Composite heeft geen positief bewijs overgelegd waaruit blijkt dat deze prijzen marktconform waren en niet waren beïnvloed door de relatie, en geen verrekenprijzen tussen verbonden ondernemingen waren. De Commissie stelde daarentegen vast dat deze prijzen aanzienlijk lager waren dan de prijzen die de drie andere Turkse medewerkende producenten-exporteurs tijdens de verslagperiode aan niet-verbonden leveranciers betaalden. |
(78) |
Om tot redelijk nauwkeurige bevindingen te komen, werden de door Turkiz Composite betaalde prijzen beschouwd als interne verrekenprijzen en werden zij vervangen door de gewogen gemiddelde prijzen die door de drie andere medewerkende producenten-exporteurs werden betaald. |
(79) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerden Turkiz Composite en LM Wind Power aan dat de Commissie de verrekenprijzen niet kon vervangen door de gewogen gemiddelde prijzen die de drie andere Turkse producenten-exporteurs tijdens de verslagperiode aan hun niet-verbonden leveranciers hadden betaald. Zij voerden aan dat een dergelijke benadering niet was toegestaan en zagen geen rechtsgrond om artikel 2, lid 5, van de antidumpingbasisverordening naar analogie toe te passen. Beide partijen betoogden ook dat de Commissie de marktconformiteit niet correct had getoetst en dat de Commissie er niet voor had gezorgd dat de vergeleken prijzen qua hoeveelheid vergelijkbaar waren en dat alle prijselementen in aanmerking waren genomen. |
(80) |
De Commissie heeft deze argumenten om de volgende redenen afgewezen. Ten eerste heeft de Commissie in haar algemene informatiedocument niet verwezen naar artikel 2, lid 5, van de antidumpingbasisverordening als rechtsgrondslag voor deze correctie. Om de waarde te bepalen van de delen die zijn ingevoerd uit de landen waarop maatregelen van toepassing zijn, heeft de Commissie de bewoordingen en het doel van artikel 13, lid 2, punt b), van de antidumpingbasisverordening (dat naar analogie wordt toegepast bij de beoordeling van een antisubsidiezaak in het kader van artikel 23, lid 3, van de basisverordening) in aanmerking genomen. De bewoordingen van artikel 13, lid 2, punt b), van de antidumpingbasisverordening beletten de Commissie geenszins om bepaalde correcties door te voeren met het oog op de vaststelling van de waarde van de delen, met name wanneer de kosten van een onderneming niet noodzakelijk overeenstemmen met de waarde van de delen, wat het geval zou kunnen zijn wanneer delen worden aangekocht bij verbonden ondernemingen. Om de waarde van de delen vast te stellen, mocht de Commissie derhalve de nodige correcties doorvoeren, met inbegrip van de vervanging van de verrekenprijzen tussen de verbonden ondernemingen, aangezien was geconstateerd dat deze prijzen niet marktconform waren. Een dergelijke benadering is ook in overeenstemming met het doel van artikel 23 van de basisverordening en de daarin geregelde onderzoeken, dat in overweging 68 wordt besproken, aangezien daardoor wordt voorkomen dat bij ontwijking betrokken ondernemingen de ingevoerde delen een te lage waarde toekennen om de aan deze delen toegevoegde waarde te overschatten. |
(81) |
Wat ten tweede de stelling betreft dat de Commissie de marktconformiteit niet correct heeft getoetst, zij eraan herinnerd dat Turkiz Composite deel uitmaakt van de China National Building Materials Group, die in handen is van de Chinese staat. Op haar Chinese en Egyptische verbonden ondernemingen zijn maatregelen van toepassing. Uit het onderzoek bleek dat de prijzen van glasvezelrovings die Turkiz Composite bij haar verbonden Egyptische en Chinese ondernemingen aankocht, aanzienlijk lager waren dan de prijzen die de drie andere Turkse producenten-exporteurs betaalden. Daarom heeft de Commissie de prijzen tussen de ondernemingen vergeleken en vervolgens vervangen door de gewogen gemiddelde prijzen die de drie andere Turkse producenten-exporteurs in de verslagperiode aan hun niet-verbonden leveranciers betaalden. |
(82) |
De Commissie heeft zich ervan vergewist dat de vergeleken prijzen qua hoeveelheid vergelijkbaar waren en dat alle prijselementen in aanmerking waren genomen. Ten eerste werd voor de vergelijking dezelfde periode gebruikt, namelijk de verslagperiode. Ten tweede was de hoeveelheid glasvezelrovings die de drie andere Turkse producenten-exporteurs tijdens de verslagperiode bij niet-verbonden leveranciers hebben gekocht, voldoende groot (tussen 10 000 en 25 000 ton) en bijgevolg representatief om te worden gebruikt als betrouwbare prijzen ter vervanging van de verrekenprijzen van Turkiz Composite, teneinde de toegevoegde waarde correct vast te stellen. Ten derde produceerden de andere drie medewerkende Turkse producenten-exporteurs SGV op dezelfde wijze als Turkiz Composite, namelijk op basis van glasvezelrovings. Het onderzoek bracht geen kwaliteitsverschillen aan het licht, aangezien het productieproces voor de vier medewerkende Turkse producenten-exporteurs vergelijkbaar is. Ten vierde kochten de andere Turkse producenten-exporteurs grote hoeveelheden glasvezelrovings aan op de binnenlandse markt, terwijl Turkiz Composite uitsluitend glasvezelrovings uit Egypte en China aankocht. De aankoop van representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt zou normaliter leiden tot lagere prijzen in plaats van hogere prijzen. Ten vijfde werd de vergelijking tussen de vier Turkse producenten-exporteurs op een consequente basis gemaakt, namelijk op basis van de totale aankoopkosten, zoals vermeld in hun gecontroleerde tabellen. |
(83) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Turkiz Composite aan dat de prijs bij aankoop bij haar Chinese verbonden ondernemingen hoger was dan de prijzen van haar verbonden ondernemingen bij verkoop aan niet-verbonden afnemers in Turkije. Daarom stelde zij dat de aankopen van Turkiz Composite als marktconform moesten worden beschouwd. |
(84) |
De Commissie heeft dit argument afgewezen. Uit de tabellen C.3 R en C.3 U van het antwoord van de Jushi Group Co., Ltd. (“Jushi Group” (20)) op de vragenlijst blijkt dat de gemiddelde eenheidsprijs voor glasvezelrovings bij verkoop aan haar niet-verbonden afnemers in Turkije tijdens de verslagperiode aanzienlijk hoger was dan die bij verkoop aan haar verbonden afnemer in Turkije, namelijk Turkiz Composite. De Commissie onderzocht ook de prijzen van een andere verbonden Chinese onderneming van Turkiz Composite, namelijk Tongxiang Hengxian Trading Company Limited (“Tongxiang” (21)). Tijdens de verslagperiode verkocht Tongxiang uitsluitend glasvezelrovings aan Turkiz Composite; daarbij was de gemiddelde verkoopprijs per eenheid eveneens lager dan de gemiddelde verkoopprijs per eenheid die de Jushi Group factureerde aan haar niet-verbonden afnemers in Turkije. Bovendien kocht Turkiz Composite tijdens de verslagperiode meer dan 90 % van al haar glasvezelrovings bij de Jushi Group en Tongxiang aan. Gezien het bovenstaande concludeerde de Commissie dat de gemiddelde aankoopprijs per eenheid die Turkiz Composite aan haar verbonden Chinese ondernemingen, Jushi Group en Tongxiang, betaalde, consequent en aanzienlijk lager was dan de gemiddelde aankoopprijs per eenheid die andere niet-verbonden Turkse ondernemingen aan de Jushi Group betaalden (22), en ook consequent en aanzienlijk lager dan de prijzen die de andere drie medewerkende Turkse producenten-exporteurs betaalden. De prijs kon derhalve niet als marktconform worden beschouwd. |
(85) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Turkiz Composite aan dat de Commissie in het werkblad “Criterium inzake de toegevoegde waarde” de verkeerde formule had toegepast om het “% van de kosten in verband met de toegevoegde waarde” (rij 54) te berekenen, aangezien de Commissie de totale fabricagekosten (rij 50) ten onrechte had gedeeld door het “totaal van de ingevoerde delen (Egypte, China en andere bronnen)” (rij 49), en in plaats daarvan het “totaal van de uit Egypte en China ingevoerde delen” (rij 48) had moeten gebruiken met het oog op een correcte berekening. |
(86) |
De Commissie heeft dit argument afgewezen omdat Turkiz Composite niet heeft meegedeeld welke impact de berekening van de Commissie zou hebben gehad. Zelfs indien de Commissie de verkeerde formule heeft gebruikt, hetgeen niet het geval is, en de door Turkiz Composite voorgestelde methode zou gebruiken om het “% van de kosten in verband met de toegevoegde waarde” te berekenen, zou dit slechts hebben geleid tot een onbeduidend verschil in de “toegevoegde waarde”, zonder enige invloed op de vaststelling van de Commissie dat de waarde die tijdens de assemblage- of voltooiingswerkzaamheden aan de ingevoerde delen is toegevoegd, minder dan 25 % van de fabricagekosten bedroeg. |
(87) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Turkiz Composite aan dat de Commissie kits niet van haar berekeningen kon uitsluiten aangezien kits deel uitmaken van het onderzochte product. De Commissie wees dit argument af om dezelfde redenen als uiteengezet in haar specifieke informatiedocument aan Turkiz Composite van 5 juli 2022. Ten eerste maakten de productie en de verkoop van de kits slechts een klein deel uit van de totale productie en verkoop van de onderneming tijdens de verslagperiode. De hoeveelheden SGV die tijdens de verslagperiode naar de Unie zijn uitgevoerd, waren meer dan 170 maal zo groot als de hoeveelheden kits die naar de Unie zijn uitgevoerd. Ten tweede maakte de onderneming op het niveau van het grootboek geen onderscheid tussen de kosten voor de SGV-installaties en de installatie voor kits, behalve dat voor de loonkosten in de snijwerkplaats een afzonderlijke boekhouding werd gevoerd. Ten derde werden kits meestal in het binnenland verkocht. |
(88) |
Gelet op de door Turkiz Composite verstrekte informatie zou het “% van de kosten in verband met de toegevoegde waarde”, zelfs indien de Commissie kits niet van haar berekeningen zou hebben uitgesloten, bovendien niets hebben veranderd aan de vaststelling van de Commissie dat de waarde die tijdens de assemblage- of voltooiingswerkzaamheden aan de ingevoerde onderdelen is toegevoegd, minder dan 25 % van de fabricagekosten bedroeg, voornamelijk als gevolg van de beperkte productie van kits. |
(89) |
Door de gerapporteerde fabricagekosten te corrigeren en de gerapporteerde verrekenprijzen van de glasvezelrovings te vervangen, werd geconstateerd dat de aldus vastgestelde gemiddelde toegevoegde waarde gedurende de verslagperiode onder de drempel van 25 % lag. Derhalve concludeerde de Commissie dat de waarde die tijdens de assemblage- of voltooiingswerkzaamheden aan de ingevoerde delen is toegevoegd, minder dan 25 % van de fabricagekosten bedroeg. |
2.7. Ondermijning van de corrigerende werking van het recht
(90) |
De Commissie heeft overeenkomstig artikel 23, lid 3, van de basisverordening onderzocht of de invoer van het onderzochte product, zowel wat hoeveelheden als wat prijzen betreft, de corrigerende werking van de thans geldende maatregelen ondermijnde. |
(91) |
Wat de hoeveelheden betreft, heeft Turkiz Composite volgens de gecontroleerde tabellen die zij heeft ingediend 0-300 ton ingevoerd in 2019, tegenover 6 000-8 000 ton tijdens de verslagperiode. Tegelijkertijd werd het verbruik in de Unie voor 2020 en 2021 door de indiener van het verzoek geschat op respectievelijk ongeveer 150 000 ton en ongeveer 170 000 ton. Het marktaandeel van de invoer uit Turkije bedroeg tijdens de verslagperiode meer dan 4 %. |
(92) |
Wat de prijzen betreft, heeft de Commissie de gemiddelde geen schade veroorzakende prijs zoals vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek vergeleken met de gewogen gemiddelde cif-uitvoerprijzen zoals bepaald op basis van de door Turkiz Composite verstrekte informatie, met de nodige correcties voor kosten na inklaring. Uit deze prijsvergelijking bleek dat de van Turkiz Composite afkomstige invoer de prijzen in de Unie met meer dan 10 % onderbood. |
(93) |
De Commissie concludeerde dat de bestaande maatregelen wat hoeveelheden en prijzen betreft werden ondermijnd door de invoer uit Turkije waarop dit onderzoek betrekking heeft. |
2.8. Bewijs van subsidiëring
(94) |
Overeenkomstig artikel 23, lid 3, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de soortgelijke ingevoerde producten en/of delen daarvan nog steeds werden gesubsidieerd. |
(95) |
Zoals uiteengezet in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 (zie overweging 1), werd vastgesteld dat Chinese en Egyptische producenten-exporteurs een aantal subsidies ontvingen van de overheid van de VRC en van Egypte. In dit verband werd vastgesteld dat de verbonden Chinese en Egyptische ondernemingen van de China National Building Materials Group tevens een aantal subsidies ontvingen zoals toelagen, preferentiële financiering en gederfde inkomsten. Die subsidies bleken ten goede te komen aan de totale productie van de ondernemingen, aangezien zij niet aan een specifiek product gebonden waren. |
(96) |
In het kader van dit onderzoek kwam geen nieuwe informatie beschikbaar die de conclusie van het oorspronkelijke onderzoek in twijfel zou trekken en zou suggereren dat die subsidieregelingen niet langer geldig waren. |
(97) |
Bovendien kocht Turkiz Composite 100 % van de voor de productie van SGV gebruikte glasvezelrovings aan bij haar verbonden ondernemingen in China en Egypte. Zoals uiteengezet in Uitvoeringsverordeningen (EU) 2020/870 (23) en (EU) 2021/328 (24) van de Commissie, hebben de verbonden ondernemingen van Turkiz Composite subsidies ontvangen voor de productie van glasvezelrovings. |
(98) |
Tijdens het onderzoek is geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de glasvezelrovings die in Egypte en China door met Turkiz Composite verbonden ondernemingen worden geproduceerd, niet langer worden gesubsidieerd. De Commissie concludeerde derhalve dat delen van het soortgelijke ingevoerde product nog steeds worden gesubsidieerd. |
(99) |
De Commissie merkte voorts op dat er kan worden geacht sprake te zijn van een doorgifte van subsidies tussen verbonden ondernemingen die niet marktconform opereren (25), des te meer wanneer de downstreamonderneming een product assembleert en naar de Unie uitvoert. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat het soortgelijke ingevoerde product en delen daarvan nog steeds worden gesubsidieerd. |
3. MAATREGELEN
(100) |
Op basis van de bovenstaande bevindingen heeft de Commissie geconcludeerd dat de definitieve compenserende maatregelen die zijn ingesteld ten aanzien van de invoer van SGV van oorsprong uit de VRC en Egypte, werden ontweken door de invoer van het door Turkiz Composite vanuit Turkije verzonden onderzochte product. |
(101) |
Gezien de hoge mate van medewerking en aangezien de gerapporteerde uitvoer van Turkiz Composite groter was dan de gerapporteerde uitvoer van de drie andere medewerkende Turkse producenten-exporteurs samen en er geen andere onderneming in Turkije een verzoek om vrijstelling heeft ingediend, concludeerde de Commissie dat de bevindingen inzake ontwijkingspraktijken ten aanzien van Turkiz Composite moesten worden uitgebreid tot alle invoer uit Turkije. |
(102) |
Daarom moeten overeenkomstig artikel 23, lid 1, van de basisverordening de geldende antisubsidiemaatregelen ten aanzien van de invoer van SGV van oorsprong uit China en Egypte worden uitgebreid tot de invoer van het onderzochte product. |
(103) |
Ingevolge artikel 23, lid 2, van de basisverordening moet de uit te breiden maatregel de maatregel zijn die in artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 is vastgesteld voor “alle andere ondernemingen”, dat wil zeggen een definitief compenserend recht van 30,7 % dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring. |
(104) |
Turkiz Composite voerde haar glasvezelrovings tijdens de verslagperiode gedeeltelijk in uit Egypte en gedeeltelijk uit de VRC. Glasvezelrovings van haar verbonden ondernemingen in Egypte en de VRC werden door Turkiz Composite geassembleerd tot SGV die naar de Unie werden uitgevoerd, waarbij zowel de rechten op de invoer van SGV uit Egypte (10,9 %) als de rechten op de invoer van SGV uit de VRC (30,7 %) werden ontweken. Om de doeltreffendheid van de bestaande maatregelen te vrijwaren, is het derhalve gerechtvaardigd het hoogste van de twee rechten uit te breiden, namelijk het recht voor alle “andere ondernemingen” in de VRC (30,7 %), zoals vastgesteld in artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776. |
(105) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde Turkiz Composite aan dat de Commissie de rechten op de invoer van SGV uit China niet kon uitbreiden, aangezien de waarde van de invoer van glasvezelrovings een kleiner aandeel uitmaakt van de totale waarde van de glasvezelrovings die Turkiz Composite gebruikt bij de productie van SGV, en bijgevolg niet voldeed aan het 60%-criterium van artikel 13, lid 2, punt b), van de antidumpingbasisverordening, dat naar analogie wordt toegepast bij de beoordeling van antisubsidiemaatregelen in het kader van artikel 23, lid 3, van de basisverordening. Anders zou een dergelijke uitbreiding van de maatregelen ten aanzien van de invoer van SGV uit China in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel, zoals vermeld in punt 127 van het arrest Zhejang Hantong/Commissie (T-278/20). |
(106) |
De Commissie verwierp het argument dat zij de rechten op de invoer van SGV uit China niet kon uitbreiden op basis van haar argumenten met betrekking tot de cumulatie van invoer zoals beschreven in overweging 71. De Commissie herinnerde er ook aan dat de basisverordening ten doel heeft de bedrijfstak van de Unie tegen oneerlijke invoer te beschermen, en dat artikel 23 van de basisverordening in het bijzonder wil voorkomen dat handelsbeschermingsmaatregelen worden ontweken. Indien de rechten slechts zouden worden uitgebreid tot het niveau van de rechten op de invoer uit Egypte (10,9 %), zou er geen rekening mee worden gehouden dat ook de maatregelen tegen China werden ontweken, en zou de doeltreffendheid van de geldende maatregelen worden ondermijnd. |
(107) |
De Commissie verwierp ook het argument dat een dergelijke uitbreiding van de maatregelen ten aanzien van de invoer van SGV uit China in strijd zou zijn met het evenredigheidsbeginsel. Gezien de bevindingen dat de oorspronkelijke compenserende maatregelen die waren ingesteld op de invoer uit zowel China als Egypte, werden ontweken, zag de Commissie niet in waarom het onevenredig zou zijn over te gaan tot een uitbreiding van het hoogste van de twee rechten dat werd ontweken. Zoals vermeld in overweging 104, is het derhalve, met het oog op de vrijwaring van de doeltreffendheid van de bestaande maatregelen, gerechtvaardigd het hoogste van de twee rechten uit te breiden, namelijk het recht voor alle “andere ondernemingen” in de VRC (30,7 %), zoals vastgesteld in artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776. |
(108) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde LM Wind Power dat de uitbreiding van de rechten op de invoer van SGV uit Turkije ernstige gevolgen zou hebben voor de bedrijfsactiviteiten van de importeurs van SGV, wat op zijn beurt gevolgen zou kunnen hebben voor het vermogen van de Unie om haar milieudoelstellingen te verwezenlijken als gevolg van de hogere prijzen van SGV die de windturbineproducenten in de Unie zouden moeten betalen. |
(109) |
De Commissie nam nota van de verklaringen van LM Wind Power, maar herhaalde dat onderzoeken overeenkomstig artikel 23 van de basisverordening in de eerste plaats bedoeld zijn om de doeltreffendheid van het oorspronkelijke compenserende recht te garanderen en ontwijking ervan te voorkomen. In dit onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat was voldaan aan de criteria van artikel 23 van de basisverordening, en zij besloot derhalve de compenserende maatregelen uit te breiden tot Turkije. Drie van de vier medewerkende producenten-exporteurs bleken echter daadwerkelijk Turkse producenten te zijn en werden derhalve vrijgesteld van de uitgebreide maatregelen. Gebruikers van SGV kunnen derhalve inkopen bij de vrijgestelde producenten, alsook bij producenten in de Unie en/of andere producenten in derde landen. |
(110) |
Ten slotte verklaarde de indiener van het verzoek na de mededeling van feiten en overwegingen dat hij ingenomen was met het voornemen van de Commissie om de maatregelen uit te breiden tot de invoer van SGV uit Turkije, en dat hij geen opmerkingen had over de mededeling van feiten en overwegingen van de Commissie. |
(111) |
Overeenkomstig artikel 23, lid 3, en artikel 24, lid 5, van de basisverordening, volgens welke uitgebreide maatregelen moeten worden toegepast op goederen waarvan de invoer in de Unie overeenkomstig de openingsverordening wordt geregistreerd, moeten de rechten worden geïnd op het onderzochte product waarvan de invoer wordt geregistreerd. |
4. VERZOEK OM VRIJSTELLING
(112) |
Zoals hierboven beschreven, is vastgesteld dat Turkiz Composite betrokken was bij ontwijkingspraktijken. Derhalve kan op grond van artikel 23, lid 6, van de basisverordening aan deze onderneming geen vrijstelling worden verleend. |
(113) |
Volgens het verzoek waren twee andere medewerkende producenten-exporteurs belangrijke echte producenten van SGV in Turkije, namelijk de ondernemingen van de groep “Metyx Composites” (zie overweging 26) en Saertex Turkey Tekstil Ltd. Şirketi, die niet betrokken zijn bij ontwijkingspraktijken (26). Het onderzoek bevestigde inderdaad dat deze twee producenten-exporteurs niet of nauwelijks glasvezelrovings uit China en/of Egypte hebben ingevoerd. |
(114) |
De derde medewerkende producent (Sonmez Asf Iplik Dokuma Ve Boya San Tic A. Ş) was een kleine producent van SGV. De onderneming had minder dan tien mensen in dienst, beschikte over minder dan vijf SGV-machines, en voerde in de verslagperiode slechts twee keer relatief onbeduidende hoeveelheden uit naar de Unie. De onderneming is opgericht in 1975, is in 2011 begonnen met de productie van SGV en heeft tijdens de verslagperiode geen glasvezelrovings uit China of Egypte ingevoerd. |
(115) |
Aangezien de drie bovenvermelde Turkse producenten-exporteurs echte producenten zijn die zich niet bezighouden met overlading of niet betrokken zijn bij andere ontwijkingspraktijken, zoals assemblage, zullen zij derhalve worden vrijgesteld van de uitbreiding van de maatregelen. |
5. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
(116) |
Op 5 juli 2022 heeft de Commissie aan alle belanghebbenden de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld die tot voornoemde conclusies hebben geleid, en heeft zij de belanghebbenden verzocht om opmerkingen in te dienen. |
(117) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 25, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1037 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het definitieve compenserende recht dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 van 12 juni 2020 tot instelling van definitieve compenserende rechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 van de Commissie tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte, wordt uitgebreid tot stoffen van geweven en/of gestikte continuglasvezelrovings en/of -draden, al dan niet met andere elementen, met uitzondering van producten die zijn geïmpregneerd of gepreïmpregneerd (pre-preg), en met uitzondering van open weefsels met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 61 00, ex 7019 62 00, ex 7019 63 00, ex 7019 64 00, ex 7019 65 00, ex 7019 66 00, ex 7019 69 10, ex 7019 69 90 en ex 7019 90 00 (Taric-codes 7019610081, 7019610084, 7019620081, 7019620084, 7019630081, 7019630084, 7019640081, 7019640084, 7019650081, 7019650084, 7019660081, 7019660084, 7019691081, 7019691084, 7019699081, 7019699084, 7019900081 en 7019900084) verzonden vanuit Turkije, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije (Taric-codes 7019610083, 7019620083, 7019630083, 7019640083, 7019650083, 7019660083, 7019691083, 7019699083 en 7019900083), met uitzondering van die welke door onderstaande ondernemingen zijn geproduceerd:
Land |
Onderneming |
Aanvullende Taric-code |
Turkije |
Saertex Turkey Tekstil Ltd. Şti. |
C115 |
Turkije |
Sonmez Asf Iplik Dokuma Ve Boya San Tic A. Ş. |
C116 |
Turkije |
Telateks Tekstil Ürünleri Sanayi ve Ticaret Anonim Şirketi Telateks Dış Ticaret ve Kompozit Sanayi Anonim Şirketi |
C117 |
2. Het uitgebreide recht is het compenserende recht van 30,7 % dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen” in de VRC.
3. Het bij de leden 1 en 2 van dit artikel uitgebreide recht wordt geïnd op ingevoerde producten die zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2229 alsmede artikel 23, lid 4, en artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1037.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie van de invoer die is ingesteld bij artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2229, die wordt ingetrokken, te beëindigen.
Artikel 3
Het door Turkiz Composite Materials Technology Üretim Sanayi ve Ticaret Anonim Şirketi ingediende verzoek om vrijstelling wordt afgewezen.
Artikel 4
1. Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht moeten schriftelijk worden ingediend in een van de officiële talen van de Europese Unie en zijn ondertekend door een persoon die gemachtigd is om de entiteit die om de vrijstelling verzoekt, te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan het onderstaande adres worden gestuurd:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat G |
Kamer CHAR 04/39 |
1049 Brussel |
BELGIË |
2. Overeenkomstig artikel 23, lid 6, van Verordening (EU) 2016/1037 kan de Commissie de invoer van ondernemingen die de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 ingestelde compenserende maatregelen niet ontwijken, bij besluit vrijstellen van het bij artikel 1 uitgebreide recht.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 september 2022.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 van de Commissie van 12 juni 2020 tot instelling van definitieve compenserende rechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 van de Commissie tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte (PB L 189 van 15.6.2020, blz. 1).
(3) PB C 167 van 16.5.2019, blz. 11.
(4) Deze onderneming heette voorheen Hengshi Turkey en wordt in het verzoek onder die benaming vermeld.
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2230 van de Commissie van 14 december 2021 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 van de Commissie ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte, door de invoer van uit Turkije verzonden bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije, en tot registratie van deze invoer (PB L 448 van 15.12.2021, blz. 58).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2229 van de Commissie van 14 december 2021 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 ingestelde compenserende maatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte, door de invoer van uit Turkije verzonden bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Turkije, en tot registratie van deze invoer (PB L 448 van 15.12.2021, blz. 52).
(7) Zie de openbare versie van het verzoek, blz. 10, punten 40, 41 en 42.
(8) Zie de openbare versie van het verzoek, blz. 8, punt 29, en blz. 9, punt 41.
(9) De China National Building Materials Group is de groep in Chinese handen waartoe de Turkse producent-exporteur Turkiz Composite en de onderneming China Hengshi Foundation Company Limited behoren.
(10) Zie de openbare versie van het verzoek, blz. 8, punt 27.
(11) PB C 68 van 21.2.2019, blz. 29.
(12) Uit het onderzoek bleek dat de uitvoer van Turkiz Composite naar andere derde landen (waaronder mogelijk ook markten in Afrika en het Midden-Oosten) slechts een klein deel uitmaakte van haar totale verkoop tijdens het onderzoektijdvak.
(13) Zoals vermeld in overweging 19, kunnen de wettelijke normen van artikel 13, lid 2, van de antidumpingbasisverordening naar analogie worden toegepast bij de beoordeling van de antisubsidiezaak in het kader van artikel 23, lid 3, van de basisverordening.
(14) Arrest van 8 juni 2022, Guangxi Xin Fu Yuan/Commissie, T-144/20, ECLI:EU:T:2022:346, punt 59 en aldaar aangehaalde rechtspraak.
(15) Arrest van 12 september 2019, Commissie/Kolachi Raj Industrial, C-709/17 P, ECLI:EU:C:2019:717, punt 90 en aldaar aangehaalde rechtspraak.
(16) Arrest van 12 september 2019, Commissie/Kolachi Raj Industrial, C-709/17 P, ECLI:EU:C:2019:717, punt 82 en aldaar aangehaalde rechtspraak.
(17) Arrest van 8 juni 2022, Guangxi Xin Fu Yuan/Commissie, T-144/20, ECLI:EU:T:2022:346, punt 59 en aldaar aangehaalde rechtspraak.
(18) Arrest van 12 september 2019, Commissie/Kolachi Raj Industrial, C-709/17 P, ECLI:EU:C:2019:717, punten 97 en 104.
(19) Secundaire verpakking dient een praktisch doel. Met deze verpakking worden producten georganiseerd of gestabiliseerd om ze verkoopklaar te maken. Aldus wordt ook de opslag gemakkelijker en veiliger; wanneer een fabrikant meer eenheden moet verzenden, wordt gewaarborgd dat de producten intact bij de consument aankomen, zoals een doos met een aspirineflesje, of een doos met blikjes frisdrank, of een plastic verpakking bij “twee voor de prijs van één”-promoties. Dit zijn allemaal voorbeelden van secundaire verpakkingen, die afzonderlijke eenheden van producten samenhouden.
(20) De Jushi Group was een van de Chinese verbonden ondernemingen van Turkiz Composite die aan het onderzoek hebben meegewerkt, zoals uiteengezet in overweging 27.
(21) Tongxiang was een andere Chinese verbonden onderneming van Turkiz Composite die aan het onderzoek heeft meegewerkt, zoals uiteengezet in overweging 27.
(22) Volgens het antwoord op de vragenlijst heeft Tongxiang in de verslagperiode geen glasvezelrovings verkocht aan niet-verbonden afnemers in Turkije.
(23) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/870 van de Commissie van 24 juni 2020 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopig compenserend recht op de invoer van continuglasvezelproducten van oorsprong uit Egypte en tot heffing van een definitief compenserend recht op de geregistreerde invoer van continuglasvezelproducten van oorsprong uit Egypte (PB L 201 van 25.6.2020, blz. 10).
(24) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/328 van de Commissie van 24 februari 2021 tot instelling van een definitief compenserend recht op continuglasvezelproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 65 van 25.2.2021, blz. 1).
(25) Verslag van de WTO-beroepsinstantie, United States — Final Countervailing Duty Determination with respect to Certain Softwood Lumber from Canada, WT/DS257/AB/R, 19 januari 2004, punt 143.
(26) Zie de openbare versie van het verzoek, blz. 7, punt 23.