15.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/114


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1221 VAN DE COMMISSIE

van 14 juli 2022

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit Marokko

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (de “basisverordening”), en met name artikel 7,

Na raadpleging van de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Inleiding

(1)

Op 17 november 2021 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) op grond van artikel 5 van de basisverordening een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer van bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit Marokko (“het betrokken land”). Zij heeft daartoe een bericht van inleiding bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) (het “bericht van inleiding”).

(2)

De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een op 4 oktober 2021 door de Association of European Wheel Manufacturers (“de klager” of “EUWA”) ingediende klacht. De klacht werd ingediend namens de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om het onderzoek te openen.

1.2.   Registratie

(3)

De Commissie heeft de invoer van het betrokken product bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/934 (3) (“de registratieverordening”) aan registratie onderworpen.

1.3.   Belanghebbenden en verzoek om anonimiteit

(4)

In het bericht van inleiding werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. De Commissie heeft de klager, haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs alsmede de autoriteiten van Marokko, haar bekende importeurs en bekende betrokken gebruikers en verenigingen specifiek op de hoogte gebracht van de opening van het onderzoek en hun verzocht daaraan mee te werken.

(5)

De klagers en twee medewerkende gebruikers hebben om geheimhouding van hun namen gevraagd uit vrees voor vergeldingsacties van afnemers. De Commissie oordeelde dat vergeldingsacties inderdaad een ernstig risico vormden en ging er derhalve mee akkoord de namen van de klagers en de twee medewerkende gebruikers geheim te houden. Met het oog op een daadwerkelijke anonimiteit zijn de namen van de andere producenten in de Unie eveneens geheimgehouden, om te voorkomen dat de namen van de klagers door deductie kunnen worden achterhaald.

1.4.   Opmerkingen over de opening van het onderzoek

(6)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen over de opening van het onderzoek te maken en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(7)

Vier partijen hebben om een hoorzitting met de diensten van de Commissie verzocht en zijn gehoord: de European Automobile Manufacturers” Association (de Europese Federatie van Autoproducenten, “ACEA”), EUWA, Dika Morocco Africa S.A.R.L (“Dika”) en Hands 8 SA (“Hands”).

(8)

Dika en de Marokkaanse autoriteiten beweerden dat de cijfers die in de klacht werden vermeld, achterhaald waren, aangezien er tussen het onderzoektijdvak en de datum van opening van het onderzoek bijna acht maanden waren verstreken. Bovendien viel het door de klager gekozen onderzoektijdvak precies samen met de piek van de COVID-19-pandemie. Voorts was de door de klager aangegeven beoordelingsperiode een jaar langer dan wat gebruikelijk is bij de Commissie, zoals beschreven in de desbetreffende handleiding (4). Dika was van mening dat deze beslissing als oneerlijk en partijdig kon worden beschouwd en dat het gebruik van achterhaalde cijfers geen voorlopig bewijsmateriaal over dumping, schade en oorzakelijk verband kan vormen zoals voorgeschreven bij artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

(9)

De Commissie merkte eerst op dat in de handleiding waarnaar Dika verwees, uitdrukkelijk vermeld is dat deze gericht is op het geven van algemeen advies, maar geen juridisch bindend document is en dat de inhoud ervan geen dwingend recht is (5). Bovendien bevat artikel 5 van de basisverordening geen specifieke bepalingen ten aanzien van het tijdsverloop tussen de klacht en de verstrekte gegevens. Hoe dan ook is het onderzoektijdvak van de klacht afgelopen op 31 maart 2021, terwijl de klacht op 4 oktober 2021 werd ingediend. Bovendien heeft de klager ook aanvullende gegevens over schade verstrekt tot en met 30 juni 2021 (6). De door de klager verstrekte gegevens waren dus actueel en sloten zo dicht mogelijk aan bij de datum van indiening van de klacht. Met betrekking tot het argument ten aanzien van de beoordelingsperiode en het onderzoektijdvak, is het bij de Commissie gebruikelijk om een onderzoektijdvak te selecteren van één jaar en de drie voorgaande kalenderjaren, teneinde de ontwikkelingen te onderzoeken die relevant zijn om de schade te beoordelen. Het feit dat in de klacht informatie over een extra jaar is verstrekt, betekent niet dat achterhaalde gegevens zijn gebruikt die de beoordeling oneerlijk of partijdig zouden maken. Er is juist informatie verstrekt over het meest recente beschikbare tijdvak, te weten tot en met 31 maart 2021. Het argument werd derhalve afgewezen.

(10)

Dika voerde aan dat in de klacht geen bewijsmateriaal werd aangeleverd om het gebruik van een door berekening vastgestelde normale waarde zoals vereist bij artikel 5, lid 2, van de basisverordening te rechtvaardigen. Zij stelde voorts dat de berekening van de door berekening vastgestelde normale waarde tekortkomingen vertoonde. De Commissie had derhalve moeten concluderen dat de klacht onvoldoende bewijs voor dumping bevatte en had de klacht moeten afwijzen overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening.

(11)

Dika stelde dat de klager geen gebruik had gemaakt van de binnenlandse verkoopprijs van aluminium wielen in Marokko, hoewel zij die prijzen had kunnen kennen aangezien de bedrijfstak van de Unie zelf aluminium wielen uitvoert naar Marokko. Daarnaast voerde Dika aan dat de klager de financiële rekeningen van de producenten-exporteurs van 2018 en 2019 gebruikte om te concluderen dat er geen verkoop in het kader van normale handelstransacties plaatsvond, terwijl die financiële rekeningen afkomstig waren uit een periode vóór het in de klacht gekozen onderzoektijdvak.

(12)

De Commissie was het hier niet mee eens. De klager in dit onderzoek is EUWA, en niet de individuele leden. Aangezien de klager noch producent, noch exporteur is, had hij geen toegang tot dergelijke gegevens. Bovendien worden facturen in het algemeen als vertrouwelijke bedrijfsinformatie beschouwd. De klager moest daarom gebruikmaken van openbare informatie over de binnenlandse verkoopprijzen in Marokko, die niet beschikbaar was ten tijde van de klacht. Wat het gebruik van de financiële rekeningen van 2018 en 2019 voor de Marokkaanse producenten-exporteurs betreft, waren dat de enige rekeningen waarover de klager op het moment van indiening van de klacht beschikte. De klager kon derhalve alleen concluderen dat er op basis van de redelijkerwijs beschikbare informatie geen binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties door de bekende Marokkaanse producenten-exporteurs plaatsvond. Hij heeft dus terecht de normale waarde door berekening vastgesteld. Bijgevolg heeft de Commissie dit argument afgewezen.

(13)

Dika voerde eveneens argumenten aan over vermeende fundamentele tekortkomingen bij de vaststelling van de normale waarde. Die argumenten betreffen de keuze van de wielgrootte, het gebruik van prijzen voor aluminiumingots op basis van invoer uit de VRC, het gebruik van de kostenstructuur van producenten in de Unie, de uitsluiting van bepaalde kostenfactoren uit de berekening en de toepassing van een winstmarge van 6 %.

(14)

De Commissie was het niet eens met die argumenten. De aannames waarop de klager de berekening van de normale waarde baseerde, berustten op de marktervaring en -kennis van de klager en op algemeen beschikbare informatie. Het feit dat de belanghebbende het niet eens is met die aannames, betekent niet dat zij niet kunnen worden gebruikt om de normale waarde in de klacht te berekenen. De cijfers waarop de normale waarde was gebaseerd, werden gestaafd met voldoende bewijsmateriaal en bevestigd door de analyse van dat bewijsmateriaal door de Commissie. Zelfs wanneer bepaalde correcties zoals gesuggereerd door de belanghebbende werden toegepast, wat de Commissie ook gedaan heeft bij de beoordeling van de klacht, was er nog steeds voldoende bewijs van dumping.

(15)

Dika en de Marokkaanse autoriteiten stelden dat de klager in zijn schadeanalyse had weggelaten dat de markt onderverdeeld is in fabrikanten van originele uitrusting (Original Equipment Manufacturers, “OEM”) en aftermarkets, met verschillende soorten wielen binnen elke markt, d.w.z. lagere en hogere marktsegmenten.

(16)

De Commissie merkte op dat er voor aluminium wielen in het OEM-segment en in het aftermarketsegment weliswaar verschillende distributie- en verkoopkanalen bestaan, maar dat de wielen dezelfde fysische en technische kenmerken hebben en onderling uitwisselbaar zijn. Het OEM-segment en het aftermarketsegment moeten daarom worden beschouwd als verschillende verkoopkanalen en niet als verschillende segmenten.

(17)

Wat de twee verkoopkanalen betreft, werd volgens de klager de Marokkaanse uitvoer waarschijnlijk nagenoeg uitsluitend aan OEM-afnemers geleverd. Dit werd bevestigd bij de daaropvolgende analyse door de Commissie van de informatie waarover zij beschikte. Dit was ook het geval voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, die bijna uitsluitend aan OEM-afnemers verkochten (ongeveer 99,6 %).

(18)

Wat de verschillende soorten wielen betreft, merkte de Commissie op dat de klacht weliswaar geen volledige schadeanalyse per verschillende soort aluminium wielen bevatte, maar berekeningen van de prijsonderbieding en het prijsbederf voor tien representatieve soorten wielen.

(19)

Het argument werd derhalve afgewezen.

(20)

Dika, Hands en de Marokkaanse autoriteiten voerden aan dat de ontwikkeling van de Marokkaanse invoer geen schade aan de bedrijfstak van de Unie kan veroorzaken of dreigen te veroorzaken, aangezien deze invoer slechts 2,8 % van de markt van de Unie vertegenwoordigde in de periode van 1 april 2020 tot en met 31 maart 2021 en geen prijsverlaging of verhindering van een prijsverhoging veroorzaakt.

(21)

Uit de specifieke schadeanalyse van de klacht bleek dat er voldoende aanwijzingen waren voor een grotere penetratie van de Uniemarkt (zowel in absolute als in relatieve termen) door de invoer uit Marokko tegen prijzen die de eigen prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden en zorgen voor aanzienlijk prijsbederf. Dit lijkt aanmerkelijke schade te hebben toegebracht aan de bedrijfstak van de Unie, bijvoorbeeld door een daling van de verkoop en het marktaandeel, een verslechtering van de financiële resultaten of het peil van de door de bedrijfstak van de Unie aangerekende prijzen. Het argument werd derhalve afgewezen.

(22)

Volgens Dika boden bepaalde in de klacht aangevoerde schade-indicatoren, zoals productiecapaciteit, prijzen in de Unie en verbruik in de Unie, geen steun voor de vaststelling van het bestaan van schade tijdens het onderzoektijdvak. Bovendien is het voor producenten van aluminium wielen geen optie om de volledige capaciteit te benutten, gelet op de “just-in-time”-toeleveringsketenmodellen die worden gehanteerd door de autofabrikanten in de Europese Unie, waardoor producenten van aluminium wielen flexibel moeten zijn en capaciteit voorhanden moeten hebben om in te spelen op behoeften op het laatste moment.

(23)

De Commissie wijst erop dat voor de vaststelling van aanmerkelijke schade, die noodzakelijk is voor de opening van een onderzoek, onder meer de in de basisverordening beschreven relevante factoren moeten worden beoordeeld. In artikel 5 van de basisverordening wordt echter niet specifiek vereist dat alle in artikel 3, lid 5, genoemde schadefactoren een verslechtering te zien geven om te kunnen spreken van voldoende gestaafde aanmerkelijke schade met het oog op de opening van een onderzoek. Artikel 5, lid 2, van de basisverordening bepaalt immers dat de klacht gegevens moet bevatten omtrent veranderingen in de omvang van de beweerde invoer met dumping, de weerslag van deze invoer op de prijzen van het soortgelijke product op de markt van de Unie en de weerslag van de invoer op de bedrijfstak van de Unie, zoals blijkt uit relevante (maar niet noodzakelijk alle) factoren. De klacht bevatte deze gegevens, die wezen op het bestaan van schade. De Commissie was dan ook van oordeel dat de klacht voldoende bewijs van schade bevatte en verwierp dit argument.

(24)

Dika en Hands voerden aan dat het instellen van antidumpingmaatregelen niet in het belang van de Unie kan zijn.

(25)

Wat dit laatste betreft, geldt dat het belang van de Unie geen relevant criterium is om te beoordelen of een klacht de inleiding van een antidumpingprocedure op grond van artikel 5 van de basisverordening rechtvaardigt. De desbetreffende opmerkingen werden derhalve niet in aanmerking genomen bij de argumenten betreffende de inleiding van de procedure.

(26)

Dika, Hands en de Marokkaanse autoriteiten stelden dat de klager geen rekening had gehouden met andere factoren, zoals het vermeende gebrek aan mededinging tussen aluminium wielen uit de Unie en aluminium wielen uit Marokko als gevolg van marktsegmentering, de invoer uit derde landen en de gevolgen van de COVID-19-pandemie.

(27)

De analyse van de klacht door de Commissie bevestigde dat de genoemde elementen niet onderbouwd, feitelijk onjuist of niet toereikend waren om de conclusie te betwisten dat in de klacht voldoende bewijsmateriaal was opgenomen waaruit bleek dat de invoer van het betrokken product de Unie tegen dumpingprijzen binnenkwam en materiële schade leek toe te brengen aan de producenten in de Unie. Deze aspecten waren vastgesteld op basis van de beste gegevens die de klager op dat moment ter beschikking had, en waren voldoende representatief en betrouwbaar. Bovendien zijn de door Dika, de Marokkaanse autoriteiten en ACEA aangevoerde argumenten in de loop van het onderzoek grondig onderzocht; ze komen hieronder verder aan bod.

(28)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie bevestigd dat de klager voldoende bewijsmateriaal ten aanzien van dumping, schade en oorzakelijke verband heeft verstrekt, en dus voldoet aan de voorwaarden van artikel 5, lid 2, van de basisverordening.

1.5.   Steekproeven

(29)

In het bericht van inleiding deelde de Commissie mee dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen in overeenstemming met artikel 17 van de basisverordening.

1.5.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(30)

In haar bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie heeft een definitieve steekproef van drie producenten in de Unie samengesteld. Overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening was het criterium dat werd gebruikt om de steekproef samen te stellen de grootste representatieve productiehoeveelheid van het soortgelijke product in de Unie tijdens het onderzoektijdvak, d.w.z. 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2021. Deze voorlopige steekproef bestond uit drie producenten in de Unie, die in drie verschillende lidstaten waren gevestigd. De steekproef vertegenwoordigde bijna 20 % van de totale productiehoeveelheid van het soortgelijke product in de Unie en verzekert een goede geografische spreiding. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen over de voorlopige steekproef verzocht. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

1.5.2.   Steekproef van importeurs

(31)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken.

(32)

Geen van de haar bekende niet-verbonden importeurs leverde de gevraagde informatie en stemde ermee in om in de steekproef te worden opgenomen.

1.5.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in Marokko

(33)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in Marokko verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van het Koninkrijk Marokko verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen.

(34)

Slechts twee producenten-exporteurs in het betrokken land, die goed zijn voor nagenoeg alle invoer van aluminium wielen uit Marokko, hebben de gevraagde informatie verstrekt. De Commissie bepaalde daarom dat er geen steekproef nodig was.

1.6.   Antwoorden op de vragenlijsten en controlebezoeken

(35)

De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd naar drie producenten in de Unie, de klager, twee haar bekende gebruikers en twee producenten-exporteurs in het betrokken land. Die vragenlijsten werden op de dag van de opening van het onderzoek ook online (7) beschikbaar gesteld.

(36)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Gezien de uitbraak van de COVID-19-pandemie en de inperkingsmaatregelen die door verschillende landen zijn genomen, kon de Commissie niet alle controlebezoeken op grond van artikel 16 van de basisverordening verrichten.

Er werden controlebezoeken overeenkomstig artikel 16 van de basisverordening verricht bij twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, bij één gebruiker (8) en bij de volgende producenten-exporteurs in Marokko: HANDS 8 SA (“Hands”).

DIKA MOROCCO AFRIKA S.A.R.L (“Dika”).

(37)

Daarnaast verrichte de Commissie in overeenstemming met haar mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken (9) kruiselingse controles op afstand met betrekking tot de verbonden onderneming van Dika, te weten CITIC Dicastal Co., Ltd (“CITIC”), en één producent in de Unie.

1.7.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(38)

Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2021 (“het onderzoektijdvak”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2018 tot het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(39)

Het onderzoek heeft betrekking op aluminium wielen voor motorvoertuigen van de GS-posten 8701 tot en met 8705, al dan niet met toebehoren en al dan niet met banden, van oorsprong uit Marokko, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8708 70 10 en ex 8708 70 50 (Taric-codes 8708701015, 8708701050, 8708705015 en 8708705050) (“het betrokken product”).

(40)

Aluminium wielen worden in de Unie gewoonlijk verkocht via twee distributie- en verkoopkanalen: de OEM — in hoofdzaak autofabrikanten — en de aftermarket, waartoe bijvoorbeeld distributeurs, detailhandelaren, reparatiebedrijven en dergelijke behoren. Het betrokken product uit Marokko werd tijdens de beoordelingsperiode uitsluitend verkocht via het OEM-kanaal. In het OEM-distributiekanaal organiseren autofabrikanten aanbestedingsprocedures voor aluminium wielen en zijn zij vaak betrokken bij de ontwikkeling van een nieuw wiel dat met hun merk wordt geassocieerd. De producenten in de Unie en de Marokkaanse exporteurs kunnen inschrijven op dezelfde aanbestedingen.

2.2.   Soortgelijk product

(41)

Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product;

het product dat in Marokko wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en

het in de Unie door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en verkochte product.

(42)

De Commissie heeft in dit stadium geconcludeerd dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   DUMPING

3.1.   Marokko

3.1.1.   Medewerking van producenten-exporteurs

(43)

Zoals beschreven in overweging 34, hebben twee Marokkaanse producenten-exporteurs, Dika en Hands, zich tijdens het onderzoek gemeld en antwoorden op de vragenlijst verstrekt. Dika heeft een verbonden onderneming, CITIC, die een Chinese producent van aluminium wielen is. CITIC koopt aluminium wielen van Dika en verkoopt die naar de Unie, Marokko en andere derde landen. Tijdens de kruiselingse controle op afstand met CITIC werd een aantal fouten ontdekt, die ernstige twijfels doen rijzen over de betrouwbaarheid van de binnenlandse verkooplijsten en de verkooplijsten voor de EU. Deze fouten hadden hoofdzakelijk betrekking op verschillen tussen de prijzen op de verkooplijsten, de prijzen op de facturen en de daadwerkelijk betaalde bedragen.

(44)

Op 1 april 2022, tijdens de controle ter plaatse bij Dika, nadat de kruiselingse controle op afstand met CITIC was afgerond, verstrekte de onderneming een herziene versie van de verkooplijsten, met een toelichting bij de aangetroffen discrepanties. Op dat moment was er geen gelegenheid meer om de herziene verkooplijsten te verifiëren of aan een kruiselingse controle te onderwerpen. Bovendien bleek uit een voorlopige controle van de nieuw ingediende gegevens dat bij de herzieningen door de onderneming niet alle tijdens de kruiselingse controle op afstand vermelde discrepanties werden rechtgezet, terwijl het totale aantal herzieningen veel hoger was dan verwacht op basis van de kruiselingse controle op afstand. De aard van en het aantal fouten, waarvan sommige ook na de herziening bleven voortduren, waren van dien aard dat de Commissie niet kon vertrouwen op de nauwkeurigheid van de verkooplijsten. Derhalve was de Commissie niet in staat de informatie te verifiëren die nodig was om een dumpingmarge voor de onderneming vast te stellen.

(45)

In overeenstemming met artikel 18, lid 4, van de basisverordening werden Dika en haar verbonden onderneming bij brief van 5 mei 2022 in kennis gesteld van de redenen waarom de Commissie voornemens was de verstrekte informatie buiten beschouwing te laten, en in de gelegenheid gesteld om nadere toelichtingen te verstrekken (“de brief op grond van artikel 18”).

(46)

De onderneming heeft op 12 mei 2022 op de brief van de Commissie geantwoord. In haar antwoord legde de onderneming uit dat zij haar verkopen op de verkooplijsten had geregistreerd in overeenstemming met haar boekhoudkundige beginselen. De onderneming stelde derhalve, in tegenstelling tot de verklaringen ten tijde van de kruiselingse controle op afstand en de controle ter plaatse, dat de oorspronkelijke verkooplijsten, waarvan de totale waarden in overeenstemming met het SAP-boekhoudsysteem van de onderneming konden worden gebracht, volledig en nauwkeurig waren, geen fouten bevatten en geen herzieningen vereisten. De herzieningen die de onderneming na de kruiselingse controle op afstand had doorgevoerd, zouden in feite enkel aan de Commissie zijn verstrekt om aan te tonen dat CITIC haar volledige medewerking verleende aan het onderzoek. De onderneming verklaarde derhalve dat de Commissie de oorspronkelijke, niet-herziene versie van de verkooplijsten zou moeten gebruiken. Als alternatief zou de Commissie de samen met de brief verstrekte herziene verkooplijsten kunnen gebruiken, aangezien de tekortkomingen volgens de onderneming niet van dien aard waren dat zij het bereiken van redelijk betrouwbare conclusies onnodig zouden bemoeilijken. Deze verkooplijsten waren vergelijkbaar met die welke werden verstrekt tijdens de controle ter plaatse, waaraan eerder ontbrekende gegevens waren toegevoegd, waarin enkele fouten waren gecorrigeerd en waarbij aanvullende toelichtingen waren verstrekt. Er waren echter nog steeds verscheidene fouten: voor een aantal transacties werd het daadwerkelijk ontvangen bedrag nog steeds niet aangegeven en de Commissie was niet in staat de herziene verkooplijsten die samen met het antwoord van de onderneming op de brief op grond van artikel 18 waren verstrekt, aan een kruiselingse controle te onderwerpen of te verifiëren. De onderneming verklaarde ook dat de Commissie, indien zij erop zou staan artikel 18 van de basisverordening toe te passen, de jaarrekeningen van CITIC diende te gebruiken als beschikbare gedeeltelijke gegevens.

(47)

De Commissie was het niet eens met de argumenten van de onderneming in haar antwoord op de brief op grond van artikel 18. In de antidumpingvragenlijst voor producenten-exporteurs werd duidelijk gevraagd om de verkooplijsten transactie per transactie te verstrekken. In de modellen van de tabellen die bij de vragenlijst werden verstrekt, werd ondubbelzinnig gevraagd dat de gegevens worden meegedeeld zoals vermeld op de factuur (gefactureerde hoeveelheid, factuurwaarde, gerelateerde creditnota’s enz.). De onderneming erkent zelf dat zij de verkooplijsten niet heeft ingevuld op basis van facturen. Zij heeft de lijsten daarentegen ingevuld op basis van de eigen boekhoudpraktijken. Daarnaast voerde de onderneming aan dat eventuele verschillen tussen de factuurwaarde en de daadwerkelijk ontvangen prijs gewoonlijk in de verkooplijsten worden vermeld als korting, rabat, creditnota of op een andere manier. Er werd evenwel vastgesteld dat deze verschillen niet stelselmatig bleken uit de verkooplijsten van de onderneming.

(48)

Zoals vermeld in overweging 44, konden de herziene verkooplijsten niet tijdig aan een kruiselingse controle worden onderworpen of worden geverifieerd. Zoals aan de onderneming werd uitgelegd in de brief voorafgaand aan de kruiselingse controle op afstand en de controle ter plaatse die op 11 maart 2022 werd verzonden, en in overeenstemming met de mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken (10), was het doel van de kruiselingse controle op afstand zekerheid te krijgen over de gegevens die de onderneming in haar antwoord op de vragenlijst had verstrekt. Die zekerheid werd niet verkregen ten aanzien van de verkooplijsten tijdens de kruiselingse controle op afstand. Een aanvullende kruiselingse controle op afstand met CITIC, zoals de onderneming voorstelde in haar antwoord op de brief op grond van artikel 18, mag niet worden gebruikt als manier om de te late beschikbaarheid van gegevens of de fouten die tijdens de kruiselingse controle op afstand die al had plaatsgevonden binnen de vastgestelde termijn te remediëren.

(49)

Sommige wijzigingen die tijdens de kruiselingse controle op afstand werden besproken, waren bovendien niet meegenomen in de herziene tabellen. Bij haar antwoord op de brief op grond van artikel 18 had de onderneming een nieuwe herziene verkooplijst verstrekt waarin aanvullende wijzigingen waren doorgevoerd die evenmin aan een kruiselingse controle konden worden onderworpen of konden worden geverifieerd. De Commissie was derhalve van oordeel dat de onderneming de gevraagde gegevens niet binnen de termijn van het onderzoek had verstrekt. Het alternatief dat door de onderneming werd voorgesteld, namelijk om de jaarrekeningen van CITIC als beschikbare gedeeltelijke gegevens te hanteren, was niet aanvaardbaar. Op basis van de jaarrekeningen zou de Commissie geen normale waarde en geen uitvoerprijs kunnen vaststellen op het in de basisverordening voorgeschreven gedetailleerde en nauwkeurige niveau, aangezien de jaarrekeningen geen analyse op basis van producten of transacties mogelijk maken.

(50)

Aangezien Dika en haar verbonden onderneming CITIC geen gegevens verstrekten op basis waarvan de Commissie een redelijk betrouwbare conclusie had kunnen bereiken en er geen verifieerbare gegevens werden voorgelegd die een dergelijke conclusie mogelijk hadden kunnen maken, heeft de Commissie besloten de door de onderneming verstrekte gegevens over de binnenlandse verkooplijsten en de verkooplijsten voor de EU buiten beschouwing te laten. Aangezien die gegevens van cruciaal belang zijn om de normale waarde en een uitvoerprijs vast te stellen, kon de Commissie geen individuele dumpingmarge berekenen voor de onderneming.

(51)

De Commissie heeft de door deze producent-exporteur verstrekte gegevens daarom voorlopig buiten beschouwing gelaten en bevestigd dat zij overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening gebruik zou maken van de beschikbare gegevens over deze producent-exporteur.

3.1.2.   Normale waarde

(52)

Vanwege de toepassing van artikel 18, lid 1, van de basisverordening zoals beschreven in punt 3.1.1 gold onderstaande beschrijving van de berekening van de dumpingmarge alleen voor de resterende Marokkaanse producent-exporteur, Hands.

(53)

Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening is de normale waarde gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald. De Commissie heeft echter vastgesteld dat de medewerkende producent-exporteur geen binnenlandse verkoop had. De geringe verkoop van aluminium wielen aan afnemers in Marokko tijdens het onderzoektijdvak vond plaats aan één autofabrikant in een economische vrije zone (“zone d’accélération industrielle”, voorheen ook “zone franche” of “zone franche d’exportation” genoemd) die vergelijkbaar was met de economische zone waarin de medewerkende producent gevestigd was. Die autofabrikant kocht de aluminium wielen voor gebruik bij de assemblage van een auto. Het was dan ook de auto en niet de aluminium wielen die vanuit de vrije zone zou worden verzonden, hetzij om in eigen land te worden verkocht, hetzij voor uitvoer. De eindbestemming van de auto was waarschijnlijk echter niet de binnenlandse markt. Uit een studie van 2020 bleek dat 90 % van alle in Marokko geproduceerde auto’s bestemd zijn voor de exportmarkt (11), hetgeen ook werd bevestigd door informatie van Marokkaanse autofabrikanten (12). Daarnaast moeten ondernemingen in vrijhandelszones volgens wet 19-94 inzake vrijhandelszones ten minste 70 % van hun omzet uit export halen (13).

(54)

Zoals hiervoor uiteengezet, was de verkoop van aluminium wielen door de medewerkende producent-exporteur aan die afnemer in Marokko een verkoop van de ene economische zone aan de andere. Ondernemingen die in dergelijke economische zones in Marokko zijn gevestigd, zijn vrijgesteld van de douanewetten en -voorschriften die normaal gezien van toepassing zijn op het Marokkaanse grondgebied, en goederen die de economische zone binnenkomen, worden als uitvoer beschouwd (14). Aangezien de aluminium wielen in een economische zone werden geproduceerd en vervolgens werden verkocht en verzonden naar een andere economische zone, zijn de aluminium wielen het douanegebied van Marokko nooit binnengekomen en konden zij derhalve niet als binnenlandse verkoop worden beschouwd.

(55)

Hoe dan ook geldt dat zelfs indien de verkoop in de economische vrije zone in Marokko als binnenlandse verkoop zou worden beschouwd, deze verkoop niet representatief was noch in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden zoals voorgeschreven bij artikel 2, lid 1, van de basisverordening.

(56)

In dat verband onderzocht de Commissie eerst of de totale binnenlandse verkoop van de medewerkende producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt ten minste 5 % bedraagt van de totale uitvoer van het betrokken product naar de Unie in het onderzoektijdvak. Op basis daarvan was de verkoop van de medewerkende producent-exporteur in Marokko niet representatief.

(57)

Verder heeft de Commissie voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat geen van de binnenlandse verkopen winstgevend was en dat deze verkopen dus niet hadden plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties.

(58)

Aangezien er in het kader van normale handelstransacties geen soortgelijk product werd verkocht op de binnenlandse markt, heeft de Commissie de normale waarde vastgesteld door berekening overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

(59)

In artikel 2, lid 3, van de basisverordening is bepaald dat wanneer er geen binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden, de normale waarde van het soortgelijke product wordt berekend aan de hand van de productiekosten in het land van oorsprong, vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en winst. Artikel 2, lid 6, van de basisverordening bepaalt dat de VAA-kosten en de winst worden gebaseerd op feitelijke gegevens over de productie en de verkoop van het soortgelijke product, in het kader van normale handelstransacties, door de exporteur of de producent op wie het onderzoek betrekking heeft. In artikel 2, lid 6, van de basisverordening zijn echter drie alternatieve methoden opgenomen, voor gevallen waarin er, zoals hierboven uiteengezet voor Hands, geen verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden:

a)

het gewogen gemiddelde van de werkelijke bedragen die voor andere bij het onderzoek betrokken exporteurs of producenten zijn vastgesteld in verband met de vervaardiging en de verkoop van het soortgelijke product op de binnenlandse markt van het land van oorsprong;

b)

de werkelijke bedragen die in het kader van normale handelstransacties voor de betrokken exporteur of producent op de binnenlandse markt van het land van oorsprong van toepassing zijn bij de productie en de verkoop van dezelfde algemene categorie van producten;

c)

elke andere redelijke methode, mits het aldus vastgestelde bedrag voor winst niet hoger is dan de winst die andere exporteurs of producenten gewoonlijk maken bij de verkoop van producten van dezelfde algemene categorie op de binnenlandse markt van het land van oorsprong.

(60)

Wat artikel 2, lid 6, punt a), betreft, was er maar één andere producent-exporteur van aluminium wielen in Marokko, te weten Dika. Dika verkocht ook al haar aluminium wielen in Marokko aan autofabrikanten in economische zones. Zoals uiteengezet in de overwegingen 53 en 54, werd deze verkoop niet als binnenlandse verkoop beschouwd. Bovendien moet het in artikel 2, lid 6, punt a), bedoelde gemiddelde een gewogen gemiddelde zijn van ten minste twee producenten-exporteurs (15). De gegevens van Dika konden derhalve niet worden gebruikt, zelfs indien de verkoop ervan als betrouwbaar zou zijn bevonden. Artikel 2, lid 6, punt a), kon dus niet worden toegepast.

(61)

Volgens artikel 2, lid 6, punt b), moet er sprake zijn van productie en verkoop van dezelfde algemene categorie van producten, in het kader van normale handelstransacties, voor de betrokken exporteur of producent op de binnenlandse markt. Hands produceerde echter alleen aluminium wielen, en geen van haar verkopen vond plaats in het kader van normale handelstransacties. Artikel 2, lid 6, punt b), kon dus evenmin worden toegepast.

(62)

In artikel 2, lid 6, punt c), wordt verwezen naar “elke andere redelijke methode” om de VAA-kosten en winst vast te stellen. Aangezien er geen andere producenten van aluminium wielen in Marokko waren, achtte de Commissie het redelijk de VAA-kosten en de winst voor producenten van aluminium wielen in Brazilië toe te passen. Brazilië werd als geschikt representatief land voorgesteld in het verzoek om een nieuw onderzoek dat als basis diende voor het lopende nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ten aanzien van aluminium wielen uit de VRC (16). De vastgestelde gewogen gemiddelde VAA-kosten bedroegen 11,49 % en de gewogen gemiddelde winst 4,89 %.

(63)

Artikel 2, lid 6, punt c), schrijft ook voor dat een maximum wordt toegepast op de winst die op basis van deze methode wordt gebruikt, om te verzekeren dat het gebruikte bedrag voor winst niet hoger is dan de winst die andere exporteurs of producenten gewoonlijk maken bij de verkoop van producten van dezelfde algemene categorie op de binnenlandse markt van het land van oorsprong. Er waren geen andere Marokkaanse producenten van aluminium wielen dan Dika en Hands, waarvan de winst niet kon worden gebruikt omdat zij geen verkoop hadden op de Marokkaanse binnenlandse markt. Bovendien beschikte de Commissie niet over informatie over de winst die werd gemaakt door mogelijke producenten of exporteurs van aluminium auto-onderdelen of andere met de automobielindustrie verbonden aluminium producten in Marokko.

(64)

De Commissie was van oordeel dat aluminium wielen tot dezelfde algemene categorie behoren als andere aluminium producten, zoals aluminium extrusies of aluminium profielen. Voor die producten wordt dezelfde grondstof gebruikt (aluminium), die het grootste deel van de productiekosten van dergelijke producten uitmaakt. Voorts wordt het aluminium bij de verschillende productieprocessen gesmolten of verhit om het de gewenste vorm te geven. De gewogen gemiddelde winst van de zeven Marokkaanse producenten van dergelijke aluminium producten voor wie financiële gegevens uit 2020 beschikbaar waren, bedroeg 4,16 %. Dat percentage werd gebruikt als maximum voor de winst van de Braziliaanse producenten van aluminium wielen.

(65)

Vervolgens werd de normale waarde berekend door de productiekosten van Hands te vermeerderen met de in overweging 62 genoemde Braziliaanse VAA-kosten en winst, maar met een maximum van 4,16 %.

3.1.3.   Uitvoerprijs

(66)

De uitvoer van de medewerkende producent-exporteur naar de Unie heeft hetzij rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers, hetzij via een als importeur optredende verbonden onderneming plaatsgevonden.

(67)

Voor de rechtstreekse verkoop aan onafhankelijke afnemers in de Unie was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs.

(68)

Voor de uitvoer naar de Unie via een als importeur optredende verbonden onderneming werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst aan onafhankelijke afnemers in de Unie werd doorverkocht. In dit geval werden correcties op de prijs toegepast voor alle tussen invoer en wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van VAA-kosten, en voor de winst. De winst was gebaseerd op de winst die normaliter door niet-verbonden importeurs werd behaald, aangezien de werkelijke winst van de verbonden importeur niet betrouwbaar werd geacht vanwege de relatie tussen de medewerkende producent-exporteur en de verbonden importeur. Aangezien geen enkele niet-verbonden importeur aan dit onderzoek meewerkte met de Commissie, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de winst die was vastgesteld in het laatste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen met betrekking tot aluminium wielen van oorsprong uit de VRC (17).

3.1.4.   Vergelijking

(69)

De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de medewerkende producent-exporteur vergeleken in het stadium af fabriek.

(70)

Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties toegepast voor kosten van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing, verpakking, kredietkosten, rabatten en andere vergoedingen.

3.1.5.   Dumpingmarge

(71)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening heeft de Commissie voor de medewerkende producent-exporteur de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product.

(72)

Wat alle andere producenten-exporteurs in Marokko betreft, werd de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. Hiertoe heeft de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs bepaald. De mate van medewerking komt overeen met de omvang van de uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van de totale invoer — volgens de Comext-databank van Eurostat — uit het betrokken land naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak.

(73)

Zoals toegelicht in punt 3.1.1, was er slechts één medewerkende Marokkaanse producent-exporteur. Aangezien de uitvoer van aluminium wielen door deze onderneming minder dan 50 % van de totale invoer van aluminium wielen in de Unie tijdens het onderzoektijdvak uitmaakte, werd de mate van medewerking in dit geval laag geacht. Op basis hiervan heeft de Commissie besloten dat het passend was de residuele dumpingmarge vast te stellen op het niveau van de hoogste dumpingmarge die werd vastgesteld voor productsoorten die in representatieve hoeveelheden werden verkocht door de medewerkende producent-exporteur. De uitvoer van deze productsoorten vertegenwoordigde ongeveer 50 % van alle uitvoer naar de Unie door de medewerkende producent-exporteur.

(74)

Onderstaande tabel bevat de voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

HANDS 8 S.A.

8,0  %

Alle andere ondernemingen

16,5  %

4.   SCHADE

4.1.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie

(75)

Tijdens het onderzoektijdvak werd het soortgelijke product door ongeveer dertig producenten in de Unie vervaardigd. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(76)

De totale productie in de Unie tijdens het onderzoektijdvak werd geraamd op ongeveer 64,3 miljoen stuks. De Commissie heeft het cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, zoals het antwoord op de macro-economische vragenlijst die door de klager werd ingediend. Zoals aangegeven in overweging 30, vertegenwoordigden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie bijna 20 % van de totale productie van het soortgelijke product door de haar bekende producenten in de Unie.

4.2.   Verbruik in de Unie

(77)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 1

Verbruik in de Unie (stuks)

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

Totaal verbruik (in stuks × 1 000 )

77 873

73 797

59 530

64 311

Index (2018 = 100)

100

95

76

83

Bron: Comext-databank van Eurostat, EUWA en gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(78)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld aan de hand van de totale verkoop door de bedrijfstak van de Unie in de Unie, plus de totale invoer in de Unie uit derde landen. De gegevens over de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie zijn verkregen uit de klacht en aangepast op basis van de gegevens in de antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor het onderzoektijdvak. Voor de invoer heeft de Commissie zich gebaseerd op de Comext-databank van Eurostat. Aangezien de Comext-databank van Eurostat echter alleen het gewicht van de invoer vermeldt en niet het aantal ingevoerde stuks van aluminium wielen, moest het gewicht in aantal stuks worden omgerekend. In de klacht paste de klager de omrekeningsfactor toe die in het laatste onderzoek voor hetzelfde product werd gehanteerd (18) (10,9 kg per stuk). De geldigheid van deze omrekeningsfactor werd gecontroleerd op basis van de antwoorden op de vragenlijsten door de Marokkaanse producenten en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Uit het onderzoek is gebleken dat het gewogen gemiddelde gewicht per stuk dat momenteel van toepassing is, 11,3 kg per stuk is, aangezien de markt evolueert in de richting van een grotere wieldiameter, wat tot een hoger gewicht per wiel leidt. Daarom werd deze factor gebruikt bij de vaststelling van het verbruik in de Unie per stuk.

(79)

Zoals vermeld in overweging 16, is de markt van de Unie ongelijk verdeeld over twee distributiekanalen: OEM en aftermarket. Het grootste deel van de verkopen verloopt via het OEM-kanaal, dat een marktaandeel van 90 % heeft. Het aftermarketkanaal, met ongeveer 10 % van de verkopen, heeft dus een beperkt effect op de algehele beoordeling van de markt van de Unie. Het effect ervan wordt verder beperkt door het feit dat de Marokkaanse producenten uitsluitend via het OEM-kanaal verkochten, wat ook het geval was voor de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Laatstgenoemde producenten verkochten bijna uitsluitend via het OEM-kanaal (ongeveer 99,6 % van hun verkopen). Dit had dan ook geen gevolgen voor de analyse van de prijsvergelijking in het onderhavige geval, die op micro-economisch niveau wordt uitgevoerd op basis van de door de producenten-exporteurs en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie verstrekte gegevens. Bijgevolg heeft de Commissie voorlopig besloten in het kader van dit onderzoek het verbruik niet onder te verdelen over de twee verkoopkanalen.

(80)

Het verbruik in de Unie is in de periode 2018-2019 met 5 % en in de periode 2019-2020 met 19 % gedaald. In 2020 daalde de productie van de auto-industrie met ongeveer 4,2 miljoen voertuigen door de COVID-19-pandemie, wat een rechtstreeks effect had op de toeleveranciers, aangezien de verkoop van aluminium wielen in 2020 met 14 miljoen stuks daalde ten opzichte van 2019. De afname van de productie was bijzonder groot in het tweede kwartaal van 2020, maar tijdens de daaropvolgende maanden herstelde de markt zich weer. Op de markt werden weer 5 miljoen wielen meer verkocht: van 59 miljoen in 2020 naar 64 miljoen tijdens het onderzoektijdvak. Het verbruik bereikte echter niet het niveau van 2019, door een tekort aan de halfgeleiders die door autofabrikanten worden gebruikt.

4.3.   Invoer uit het betrokken land

4.3.1.   Hoeveelheden en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(81)

De Commissie heeft de invoerhoeveelheden vastgesteld op basis van de Comext-databank van Eurostat. Het marktaandeel van de invoer is vastgesteld op basis van het aandeel van deze invoer in het totale verbruik in de Unie.

(82)

De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Invoerhoeveelheden (stuks) en marktaandeel

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

Invoerhoeveelheden uit Marokko (in stuks × 1 000 )

0

15,7

1 038

2 516

Index (2019 = 100)

100

6 611

16 025

Marktaandeel (%)

0,0

1,7

3,9

Index (2019 = 100)

100

8 196

18 389

Bron: Comext-databank van Eurostat.

(83)

Terwijl Marokko in 2019 enkele duizenden stuks uitvoerde, nam de uitvoer in de loop van 2020 en gedurende het onderzoektijdvak toe, van 1 miljoen tot 2,5 miljoen stuks. In de registratieverordening werd erop gewezen dat de groei in de maanden na afloop van het onderzoektijdvak op hetzelfde niveau bleef als in het onderzoektijdvak. Zoals vermeld in overweging 79, had deze verkoop uitsluitend betrekking op het OEM-verkoopkanaal.

4.3.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land: prijsonderbieding en verhindering van prijsverhoging

(84)

De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van de Comext-databank van Eurostat. De prijsonderbieding voor de invoer werd vastgesteld aan de hand van gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs en de medewerkende producenten in de Unie.

(85)

De gewogen gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Gemiddelde prijs bij invoer uit Marokko

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

In EUR/stuk

39,2

42,6

44,7

Index (2019 = 100)

100

109

114

Bron: Comext-databank van Eurostat.

(86)

De gemiddelde prijs bij invoer uit Marokko steeg in de periode 2020-einde onderzoektijdvak met ongeveer 2 EUR per stuk. Een deel van de verkoopprijs is echter gekoppeld aan de prijs van aluminium op de London Metal Exchange (“LME”), die in deze periode aanzienlijk is gestegen, met ongeveer 25 %.

(87)

De Commissie heeft de prijsonderbieding in het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:

(88)

de gewogen gemiddelde verkoopprijzen per productsoort die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie rechtstreeks in rekening werden gebracht aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, en

(89)

de overeenkomstige gewogen gemiddelde invoerprijzen per productsoort die alleen door Hands aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie werden berekend, op cif-basis (kosten, verzekering en vracht), met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer.

(90)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie en na aftrek van rabatten en kortingen. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de theoretische omzet in het onderzoektijdvak van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Daaruit bleek een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 26,9 % door de invoer op de markt van de Unie.

(91)

Bovendien heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van een verhindering van prijsverhogingen. Zoals blijkt uit tabel 7, verkocht de bedrijfstak van de Unie immers in 2020 tegen de productiekosten en tijdens het onderzoektijdvak onder de productiekosten. Dat zijn de jaren waarin er sprake was van grote overspoeling door de invoer met dumping en waarin de bedrijfstak van de Unie marktaandeel verloor. Door de lage prijzen van de invoer met dumping kon de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopprijzen dus niet verhogen, wat leidde tot verliezen tijdens het onderzoektijdvak.

4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.4.1.   Algemene opmerkingen

(92)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(93)

Zoals in overweging 30 vermeld, is voor de vaststelling van mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

(94)

Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens in het antwoord op de macro-economische vragenlijst. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. De gegevens hadden betrekking op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide gegevensreeksen bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(95)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkochte hoeveelheden, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping.

(96)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde prijzen per stuk, kosten per stuk, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.4.2.   Macro-economische indicatoren

4.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(97)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

Productiehoeveelheid (in stuks × 1 000 )

59 182

57 097

44 718

48 752

Index (2018 = 100)

100

96

76

82

Productiecapaciteit (in stuks × 1 000 )

62 614

62 475

61 619

61 294

Index (2018 = 100)

100

100

98

98

Bezettingsgraad (%)

95

91

73

80

Index (2018 = 100)

100

97

77

84

Bron: EUWA en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(98)

Over de gehele beoordelingsperiode bezien is de productiehoeveelheid van de bedrijfstak van de Unie met 18 % afgenomen. In de periode 2018-2019 daalde zij licht met 4 %. Door de COVID-19-pandemie nam de productiehoeveelheid in 2020 af met 12,3 miljoen stuks, waarna tijdens het onderzoektijdvak weer 4 miljoen stuks meer werden geproduceerd.

(99)

Terwijl de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie met 2 % daalde, maakte de bezettingsgraad tijdens de beoordelingsperiode dezelfde negatieve ontwikkeling door als de productie, met een daling van 15 %.

4.4.2.2.   Verkoophoeveelheden en marktaandeel

(100)

De verkoophoeveelheden en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Verkoophoeveelheden en marktaandeel

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

Verkoophoeveelheden op de markt van de Unie (in stuks × 1 000 )

57 501

55 502

43 110

45 391

Index (2018 = 100)

100

97

75

79

Marktaandeel (%)

73,8

75,2

72,4

70,6

Index (2018 = 100)

100

102

98

96

Bron: EUWA en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(101)

De verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie daalden in de beoordelingsperiode met 21 %. De hoeveelheden namen met 3 % af in de periode 2018-2019 en daalden vervolgens met 12 miljoen stuks in 2020. Tijdens het onderzoektijdvak nam de verkoop opnieuw met 2,2 miljoen stuks toe.

(102)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie nam in de periode 2018-2019 licht toe en daalde in 2020 en verder in het onderzoektijdvak.

4.4.2.3.   Werkgelegenheid en productiviteit

(103)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers

17 816

17 866

16 963

16 790

Index (2018 = 100)

100

100

95

94

Productiviteit (stuks/werknemer)

3 322

3 196

2 636

2 904

Index (2018 = 100)

100

96

79

87

Bron: EUWA en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(104)

Terwijl het aantal werknemers tussen tijdens de beoordelingsperiode met 6 % afnam, daalde de productiviteit met 13 %. De productiviteitsdaling is voornamelijk toe te schrijven aan de daling van de productiehoeveelheden in de beoordelingsperiode. Een dalende productiviteit wijst op hogere loonkosten per geproduceerd aluminium wiel.

4.4.2.4.   Groei

(105)

Zoals toegelicht in de punten 4.4.2.1 tot en met 4.4.2.3, daalden de productiehoeveelheden en de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met respectievelijk 18 % en 16 %, met hogere vaste kosten per geproduceerd stuk en een lagere productiviteit tot gevolg. De totale kosten van de bedrijfstak stegen in de beoordelingsperiode met 1,7 EUR/stuk (+3,4 %). De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie daalde evenwel met 3,3 EUR/stuk (–6,1 %).

(106)

Bovendien daalde de omvang van de verkoop op de markt van de Unie met 21 % en nam ook het marktaandeel met 5 % af in de periode 2018-einde onderzoektijdvak. De financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie zijn dus verslechterd. Zoals toegelicht in punt 4.4.3.1, kreeg de bedrijfstak te maken met hogere productiekosten en was hij niet in staat zijn verkoopprijzen dienovereenkomstig aan te passen.

(107)

De groeiperspectieven van de bedrijfstak van de Unie zijn daardoor in gevaar gekomen.

4.4.2.5.   Hoogte van dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(108)

Alle dumpingmarges lagen significant boven de-minimisdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien het volume en de prijzen van de invoer uit het betrokken land.

(109)

Voor aluminium wielen zijn antidumpingmaatregelen van toepassing die in 2010 ten aanzien van de VRC zijn ingesteld (19). Tijdens het laatste nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (20) concludeerde de Commissie dat de bedrijfstak van de Unie niet langer aanmerkelijke schade leed en zich derhalve had hersteld van de dumping uit het verleden. Dat werd bevestigd in 2018 en 2019, voordat de invoer uit Marokko begon en vervolgens aanzienlijk toenam, toen de financiële situatie van de bedrijfstak in de Unie aanzienlijk verbeterde.

(110)

Daarop bevestigde de Commissie dat de bedrijfstak van de Unie zich heeft hersteld van de eerdere dumping door invoer uit de VRC vóór de invoer met dumping uit Marokko de markt van de Unie binnenkwam.

4.4.3.   Micro-economische indicatoren

4.4.3.1.   Prijzen en factoren die prijzen beïnvloeden

(111)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per stuk van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verkoopprijzen in de Unie

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

Gemiddelde verkoopprijs per stuk op de markt van de Unie (EUR/stuk)

53,9

52,3

49,3

50,6

Index (2018 = 100)

100

97

92

94

Productiekosten per stuk (EUR/stuk)

49,9

48,2

49,3

51,6

Index (2018 = 100)

100

97

99

104

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(112)

De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie daalden in de beoordelingsperiode met 6 %, hoewel de gemiddelde productiekosten in de periode 2018-einde onderzoektijdvak met 4 % stegen. De bedrijfstak van de Unie was niet in staat de verkoopprijzen te verhogen om de gestegen productiekosten te dekken.

(113)

De verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie was gebaseerd op meerjarige contracten met de afnemers van de autofabrikanten waarin de hoeveelheden en de prijzen werden vastgesteld. De autofabrikanten zorgen voor hevige concurrentie tussen de leveranciers door te werken met aanbestedingen, waarbij zij de twee leveranciers kiezen die de beste voorwaarden bieden, na meerdere ronden waarin de EU-producenten zich moeten afstemmen op onder meer Marokkaanse producenten die lage prijzen aanbieden. Daardoor kon de bedrijfstak van de Unie de gestegen productiekosten niet doorberekenen. Hoewel de bedrijfstak van de Unie gedurende de uitvoering van het jaarlijkse contract een minimale speelruimte heeft om de verkoopprijzen te verhogen in het licht van stijgende grondstofprijzen, moet hij in beginsel in staat zijn zijn verkoopprijzen te verhogen tijdens de onderhandelingen over de contracten voor het jaar daarop. De bedrijfstak van de Unie slaagde er echter niet in dit tijdens de beoordelingsperiode te doen vanwege de prijsdruk door de invoer. Hierdoor werd de bedrijfstak van de Unie minder winstgevend, zoals uiteengezet in punt 4.4.3.4.

4.4.3.2.   Loonkosten

(114)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

35 216

35 700

33 084

35 951

Index (2018 = 100)

100

101

94

102

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(115)

De gemiddelde loonkosten per werknemer van de bedrijfstak van de Unie namen in de beoordelingsperiode licht toe, met 2 %, met een lichte stijging in 2019 en een daling met 6 % in 2020, voornamelijk doordat de productie verschillende malen werd stilgelegd vanwege de COVID-19-pandemie.

4.4.3.3.   Voorraden

(116)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Voorraden

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

Eindvoorraden (in stuks × 1 000 )

556

439

492

776

Index (2018 = 100)

100

79

88

140

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie (%)

0,9

0,8

1,1

1,6

Index (2018 = 100)

100

89

122

177

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(117)

De voorraden namen in de beoordelingsperiode met 40 % toe. Zij daalden met 21 % in 2019, met 12 % in 2020 en stegen in het onderzoektijdvak met 57 %. Zoals toegelicht in overweging 113, werkt de bedrijfstak van aluminium wielen in de Unie met meerjarige kadercontracten tussen producenten en afnemers waarin de hoeveelheden en de prijzen worden vastgesteld. Deze kadercontracten worden uitgevoerd middels aankooporders naargelang van de behoeften van de afnemer. Hierdoor kan de bedrijfstak van de Unie zijn productie en voorraden plannen. Voorraden zijn derhalve geen belangrijke indicator bij de beoordeling van de prestaties van de bedrijfstak van de Unie.

4.4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(118)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

7,5

8,2

0,4

–1,6

Index (2018 = 100)

100

109

5

–21

Kasstroom (× 1 000  EUR)

81 153

82 495

31 805

22 956

Index (2018 = 100)

100

102

39

28

Investeringen (× 1 000  EUR)

37 788

30 757

19 848

21 845

Index (2018 = 100)

100

81

53

58

Rendement van investeringen

12,0

9,1

0,3

–0,5

Index (2018 = 100)

100

76

3

–4

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(119)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet.

(120)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie nam in de periode 2018-2019 toe van 7,5 % tot 8,2 %, maar viel vervolgens sterk terug in 2020 en in het onderzoektijdvak, toen verliezen werden opgetekend (–1,6 %). De bedrijfstak van de Unie was niet in staat de verkoopprijzen te verhogen om de gestegen productiekosten te dekken en werd dus verliesgevend.

(121)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom vertoonde een dalende trend en nam aanzienlijk af met 72 % tijdens de beoordelingsperiode. Daarom was het voor de bedrijfstak van de Unie moeilijk om zijn activiteiten zelf te financieren, wat een verdere aanwijzing is voor zijn verslechterde financiële situatie.

(122)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het ontwikkelde zich negatief, vergelijkbaar met de winstgevendheid en de nettokasstroom. Het rendement van investeringen daalde aanzienlijk in de periode 2018-einde onderzoektijdvak en werd negatief in het onderzoektijdvak. Daarom was de bedrijfstak van de Unie niet in staat voldoende winst te maken om zijn investeringen te dekken. De bedrijfstak van de Unie heeft zijn investeringen tijdens de beoordelingsperiode gehandhaafd, voornamelijk om aan de wettelijke voorschriften en de behoeften van de markt te voldoen, en slaagde er niet in een positief rendement op die investeringen te behalen. De negatieve ontwikkeling van het rendement van investeringen tijdens de beoordelingsperiode was nog een aanwijzing dat de algemene financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk verslechterde.

(123)

De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren door hun verslechterde financiële situatie minder goed in staat om kapitaal aan te trekken. De aanzienlijke daling van de winstgevendheid en van de nettokasstroom gaf aanleiding tot ernstige bezorgdheid over de liquiditeitspositie van de bedrijfstak van de Unie en zijn vermogen om kapitaal aan te trekken voor de financiering van zijn bedrijfsactiviteiten en van de nodige investeringen.

4.4.4.   Conclusie inzake schade

(124)

In het algemeen verslechterden de economische indicatoren op zowel macro- als microniveau tijdens de beoordelingsperiode.

(125)

Terwijl de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie stabiel bleef, daalde de bezettingsgraad in de periode 2018-einde onderzoektijdvak met 16 %, met hogere vaste kosten per ton aluminium wielen als gevolg. De verkoophoeveelheden en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie volgden dezelfde trend en namen in de beoordelingsperiode af.

(126)

De financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie verslechterde, voornamelijk als gevolg van de gestegen productiekosten, die niet konden worden gedekt door een overeenkomstige stijging van de verkoopprijzen.

(127)

De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie namen tijdens de beoordelingsperiode met 6 % af, hoewel de gemiddelde productiekosten in dezelfde periode met 9 % stegen. De prijsdruk als gevolg van de invoer met dumping tegen lagere prijzen leidde tot verliezen vanaf 2020, die in het onderzoektijdvak verder toenamen Terwijl de netto-investeringen met 42 % daalden, werd het rendement van investeringen in de beoordelingsperiode negatief. Ook de kasstroom vertoonde een negatieve trend, wat van invloed was op het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. Het aantal werknemers daalde in dezelfde periode met 6 %; de productiviteit daalde evenwel met 13 %, wat leidde tot hogere loonkosten per geproduceerd aluminium wiel.

(128)

Zoals hierboven uiteengezet, zijn economische indicatoren zoals winstgevendheid, kasstroom en rendement van investeringen tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk verslechterd. Dit heeft negatieve gevolgen gehad voor het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren, de nodige investeringen te doen en kapitaal aan te trekken, waardoor de groei van de bedrijfstak werd belemmerd en zelfs het voortbestaan ervan in gevaar kwam.

(129)

Op basis van het voorgaande heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

(130)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade kon hebben geleden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit het betrokken land, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn: invoer uit andere derde landen, de COVID-19-pandemie, de ontwikkeling van de productiekosten, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie en het effect van meerjarige contracten.

5.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

5.1.1.   Hoeveelheid en marktaandeel van de invoer met dumping uit het betrokken land

(131)

De Commissie heeft de ontwikkeling van de invoerhoeveelheden uit het betrokken land en de gevolgen daarvan voor de bedrijfstak van de Unie onderzocht, zoals vereist op grond van artikel 3, lid 2, van de basisverordening.

(132)

De invoerhoeveelheden uit het betrokken land bleven in de beoordelingsperiode stijgen, van 16 376 stuks in 2019 tot 1 miljoen stuks in 2020 en 2,5 miljoen stuks in het onderzoektijdvak. Die aanzienlijke stijging hield zelfs aan tijdens de COVID-19-pandemie.

(133)

Het marktaandeel van de invoer uit Marokko is gestegen van 0,0 % in 2018 tot 3,9 % in het onderzoektijdvak. Bijgevolg is de invoer met dumping aanzienlijk toegenomen in de zin van artikel 3, lid 3, van de basisverordening.

5.1.2.   Prijs van de invoer met dumping uit het betrokken land en prijseffecten

(134)

De gemiddelde prijs bij invoer uit Marokko nam in de periode 2019-einde onderzoektijdvak toe met 14 %. Die stijging weerspiegelt de stijging van de aluminiumprijs — de belangrijkste grondstof van aluminium wielen — op de LME in dezelfde periode mogelijk echter slechts ten dele. Zoals uiteengezet in overweging 90, onderbood de invoer uit Marokko de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 8,0 %. Hoe dan ook drukten de aanzienlijke hoeveelheden invoer tegen lage prijzen ook de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, aangezien die zich, zoals uiteengezet in overweging 113, om concurrerend te blijven gedwongen zag zijn prijzen dusdanig te verlagen dat de prijzen de productiekosten niet langer dekten.

5.1.3.   Oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit Marokko en de aanmerkelijke schade van de bedrijfstak van de Unie

(135)

De gestegen invoerhoeveelheden uit Marokko in combinatie met de lage gemiddelde verkoopprijzen van die invoer hadden een negatief effect op de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie. Bovendien heeft de deelname van de Marokkaanse producenten aan de door de autofabrikanten georganiseerde aanbestedingen de algemene marktprijzen doen dalen. De bedrijfstak van de Unie was niet in staat zijn verkoopprijzen te verhogen om de stijgende grondstofkosten door te berekenen aan de afnemers, omdat hij te maken kreeg met oneerlijke concurrentie van de invoer van het betrokken product. De bedrijfstak van de Unie volgde de strategie om de productiehoeveelheden en het marktaandeel te handhaven om de hoge vaste kosten te dekken, wat ten koste ging van de winstgevendheid. De laaggeprijsde invoer uit Marokko belemmerde de bedrijfstak van de Unie derhalve bij het doorvoeren van prijsverhogingen in de zin van artikel 3, lid 3, van de basisverordening en verhinderde dus prijsverhogingen.

(136)

Gelet op de bovenstaande overwegingen heeft de Commissie voorlopig vastgesteld dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit het betrokken land in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

5.2.   Gevolgen van andere factoren

5.2.1.   Invoer uit derde landen

(137)

De invoer uit andere derde landen heeft zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Invoer uit derde landen

Land

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

Turkije

Hoeveelheid (in stuks × 1 000 )

7 983

7 632

7 010

8 364

 

Index (2018 = 100)

100

96

88

105

 

Marktaandeel (%)

10,3

10,3

11,8

13,0

 

Index (2018 = 100)

100

101

115

126

 

Gemiddelde prijs (EUR/stuk)

53,6

51,9

49,7

51,1

 

Index (2018 = 100)

100

97

93

95

VRC

Hoeveelheid (in stuks × 1 000 )

3 734

3 493

2 230

2 205

 

Index (2018 = 100)

100

94

60

59

 

Marktaandeel (%)

4,8

4,7

3,7

3,4

 

Index (2018 = 100)

100

98

77

71

 

Gemiddelde prijs (EUR/stuk)

50,1

50,3

49,3

53,9

 

Index (2018 = 100)

100

100

98

108

Thailand

Hoeveelheid (in stuks × 1 000 )

2 228

1 911

1 527

1 487

 

Index (2018 = 100)

100

86

69

67

 

Marktaandeel (%)

2,9

2,6

2,6

2,3

 

Index (2018 = 100)

100

90

90

79

 

Gemiddelde prijs (EUR/stuk)

52,3

50,8

49,0

50,3

 

Index (2018 = 100)

100

97

94

96

Zuid-Korea

Hoeveelheid (in stuks × 1 000 )

1 813

1 577

1 460

1 065

 

Index (2018 = 100)

100

87

81

59

 

Marktaandeel (%)

2,3

2,1

2,5

1,7

 

Index (2018 = 100)

100

91

109

74

 

Gemiddelde prijs (EUR/stuk)

52,2

52,9

50,9

53,5

 

Index (2018 = 100)

100

101

97

102

Overige derde landen

Hoeveelheid (in stuks × 1 000 )

4 612

3 663

3 151

3 279

 

Index (2018 = 100)

100

79

68

71

 

Marktaandeel (%)

5,9

5,0

5,3

5,1

 

Index (2018 = 100)

100

85

90

86

 

Gemiddelde prijs (EUR/stuk)

69,1

74,9

71,1

75,9

 

Index (2018 = 100)

100

108

103

110

Totaal van alle derde landen behalve Marokko

Hoeveelheid (in stuks × 1 000 )

20 372

18 278

15 380

16 402

 

Index (2018 = 100)

100

90

75

81

 

Marktaandeel (%)

26,2

24,8

25,8

25,5

 

Index (2018 = 100)

100

95

98

97

 

Gemiddelde prijs (EUR/stuk)

56,2

56,1

54,1

56,5

 

Index (2018 = 100)

100

100

96

101

Bron: Comext-databank van Eurostat.

(138)

De invoerhoeveelheden uit andere derde landen hadden een marktaandeel van 26,2 % in 2018 en 25,5 % in het onderzoektijdvak. De invoerhoeveelheden daalden in de beoordelingsperiode met 19 % en het marktaandeel ervan volgde deels dezelfde trend, met een daling van 3 %. De gemiddelde prijs van deze invoer steeg met 1 % en was hoger dan de gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Unie (+12 %) en aanzienlijk hoger dan de gemiddelde prijs van de invoer uit het betrokken land (+26 %). Het enige land dat zijn marktaandeel in de beoordelingsperiode verhoogde was Turkije, van 10,3 % naar 13,0 %. De Turkse gemiddelde prijzen waren echter iets hoger dan die van de bedrijfstak van de Unie (+1,0 %), en aanzienlijk hoger dan de prijzen van de invoer uit het betrokken land (+14 %).

(139)

De Commissie heeft bijgevolg voorlopig geconcludeerd dat de invoer uit andere derde landen niet heeft bijgedragen tot door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

5.2.2.   COVID-19-pandemie

(140)

In 2020 daalde de productie van de auto-industrie met ongeveer 4,2 miljoen voertuigen door de COVID-19-pandemie, wat een rechtstreeks effect had op de toeleveranciers. De verkoop van aluminium wielen daalde in 2020 dienovereenkomstig met 14 miljoen stuks ten opzichte van 2019. De afname van de productie was bijzonder groot in het tweede kwartaal van 2020, maar tijdens de daaropvolgende maanden herstelde de markt zich weer. Op de markt werden weer 5 miljoen wielen meer verkocht: van 60 miljoen in 2020 naar 65 miljoen tijdens het onderzoektijdvak. Het verbruik bereikte echter niet het niveau van 2019, hoofdzakelijk door een tekort aan de halfgeleiders die door autofabrikanten worden gebruikt. De toegenomen vraag in het onderzoektijdvak kwam niet ten goede aan de bedrijfstak van de Unie, maar hoofdzakelijk aan de Marokkaanse invoer (2,6 miljoen ingevoerde stuks in het onderzoektijdvak en 4 % van het marktaandeel). De invoer uit Marokko nam niet alleen verkoopvolumes over, maar oefende ook een neerwaartse druk op de prijzen uit en belemmerde de producenten in de Unie om hun gestegen kosten aan hun afnemers door te berekenen, wat tot een aanzienlijk lagere omzet en nog grotere verliezen in vergelijking met 2020 leidde.

(141)

In dit opzicht had de pandemie inderdaad negatieve gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie, met name in 2020, toen productielocaties tijdelijk moesten sluiten. Toen de markt zich na de COVID-19-crisis herstelde, haalde de bedrijfstak van de Unie daar echter geen voordeel uit, door de toegenomen invoer tegen dumpingprijzen uit het betrokken land.

(142)

Daarom heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de COVID-19-pandemie het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit het betrokken land en de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade niet heeft afgezwakt.

5.2.3.   Uitvoerprestatie van de bedrijfstak van de Unie

(143)

De uitvoer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie heeft zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

 

2018

2019

2020

Onderzoektijdvak

Uitvoerhoeveelheid (in stuks × 1 000 )

3 454

2 892

2 138

2 719

Index (2018 = 100)

100

84

62

79

Gemiddelde prijs (EUR/stuk)

67,3

68,7

60,6

66,5

Index (2018 = 100)

100

102

90

99

Bron: EUWA voor uitvoerhoeveelheden en gemiddelde prijs op basis van gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(144)

De uitvoer naar niet-verbonden afnemers vertegenwoordigde 5,6 % van de totale productie van de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak. Tijdens de beoordelingsperiode schommelden de uitvoerhoeveelheden: van 2018 op 2020 daalden zij met 38 %, om vervolgens te stijgen in het onderzoektijdvak. Over het geheel genomen daalde de uitvoer in de beoordelingsperiode met 21 %. De uitvoerprijs per stuk was in de beoordelingsperiode aanzienlijk hoger dan de prijzen in de Unie.

(145)

In het onderzoektijdvak verkocht de bedrijfstak van de Unie meer dan 95 % van zijn productie op de markt van de Unie. Hoewel de daling van de uitvoerprestaties had kunnen bijdragen tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, heeft de Commissie derhalve voorlopig geconcludeerd dat deze ontwikkeling, gezien het grote aandeel van de verkoop in de Unie in vergelijking met de uitvoer, het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit het betrokken land en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet heeft afgezwakt.

5.2.4.   Gevolgen van meerjarige contracten en ontwikkeling van de productiekosten

(146)

De verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie was gebaseerd op meerjarige contracten met de afnemers van de autofabrikanten waarin de prijzen voor de duur van de productie van een bepaald soort voertuig werden vastgesteld. De bedrijfstak van de Unie heeft tijdens de uitvoering van het jaarlijkse contract een minimale speelruimte om de verkoopprijzen te verhogen in het licht van stijgende grondstoffenprijzen. In beginsel moet de bedrijfstak van de Unie echter in staat zijn zijn verkoopprijzen te verhogen tijdens de onderhandelingen over de contracten voor het jaar daarop. Zoals toegelicht in punt 4.4.3.1 bleef de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie stabiel, terwijl de gemiddelde productiekosten van de bedrijfstak van de Unie in de periode 2018-einde onderzoektijdvak met 9 % stegen.

(147)

Zoals blijkt uit tabel 7, had de bedrijfstak van de Unie in 2018 en 2019, toen er geen invoer uit Marokko bestond, geen problemen om te verkopen tegen prijzen die zijn productiekosten dekten, ondanks de jaarlijkse contracten. Toen de invoer in 2020 begon en in het onderzoektijdvak aanzienlijk toenam, was de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de prijsdruk echter niet langer in staat om zijn verkoopprijzen in de meest recente jaarlijkse contracten voldoende aan te passen om de stijgende productiekosten te dekken. Daardoor behaalde de bedrijfstak van de Unie slechts zeer lage winsten in 2020 en werd hij in het onderzoektijdvak verliesgevend.

(148)

Daarom leek het tijdsverloop tussen de stijging van de grondstoffenkosten en de stijging van de verkoopprijzen als gevolg van de jaarlijkse contracten de bedrijfstak van de Unie er niet van te weerhouden zijn verkoopprijzen aan te passen aan de stijging van de productiekosten in de beoordelingsperiode. Bijgevolg heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de vastlegging van de verkoopprijzen in jaarlijkse contracten het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de vastgestelde schade niet heeft afgezwakt.

5.2.5.   Verbruik

(149)

De gebruikers voerden aan dat de inkrimping van de markt voor aluminium wielen van de Unie de bedrijfstak van de Unie schade heeft berokkend.

(150)

Zoals vermeld in overweging 139, daalde het verbruik in de Unie in de beoordelingsperiode met 13 miljoen stuks, d.w.z. met 17 %. De verkoopcijfers van de Unie weerspiegelden de trend van het verbruik in de Unie. Toen het verbruik in het onderzoektijdvak weer aantrok en met 8 % toenam ten opzichte van 2020, kon de bedrijfstak van de Unie daar door de invoer uit Marokko echter niet van profiteren. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie nam immers met 2,9 procentpunten af, van 71,7 % in 2020 tot 68,8 % in het onderzoektijdvak, terwijl het marktaandeel van de invoer uit Marokko met 129 % steeg, van 1,7 % in 2020 tot 3,9 % in het onderzoektijdvak. De bedrijfstak van de Unie heeft dus schade geleden door de verhindering van een prijsverhoging door de laaggeprijsde invoer met dumping in plaats van door de daling van het volume als gevolg van het afnemende verbruik.

(151)

Daarom heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de inkrimping van de vraag op de markt met 17 % niet kon worden beschouwd als een oorzaak van schade waardoor het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de vastgestelde schade wordt afgezwakt.

5.3.   Conclusie inzake oorzakelijk verband

(152)

De financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie verslechterde tegelijkertijd met de stijging van de omvang van de invoer van aluminium wielen uit het betrokken land, die plaatsvond tegen dumpingprijzen.

(153)

De Commissie heeft de gevolgen van alle bekende factoren die invloed hebben op de situatie van de bedrijfstak van de Unie afzonderlijk bekeken en deze losgekoppeld van het schadelijke effect van de invoer met dumping. Het effect van invoer uit andere derde landen, de COVID-19-pandemie en de daling van de vraag, de ontwikkeling van de productiekosten, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie en meerjarige contracten werden in overweging genomen.

(154)

Op basis van het voorgaande heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de invoer met dumping uit het betrokken land de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft berokkend en dat de andere factoren, ongeacht of ze individueel dan wel collectief werden beschouwd, het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade niet hebben afgezwakt.

6.   NIVEAU VAN DE MAATREGELEN

(155)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie beoordeeld of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om de schade voor de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de invoer met dumping op te heffen.

6.1.   Schademarge

(156)

De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie een nagestreefde winst zou kunnen behalen door te verkopen tegen een richtprijs in de zin van artikel 7, lid 2 quater en lid 2 quinquies, van de basisverordening.

(157)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening hield de Commissie bij de bepaling van de nagestreefde winst rekening met de volgende factoren: de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer uit het betrokken land, de mate van winstgevendheid die vereist is ter dekking van alle kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie, alsmede de onder normale mededingingsvoorwaarden te verwachten mate van winstgevendheid. Die winstmarge mag niet lager zijn dan 6 %.

(158)

In eerste instantie heeft de Commissie een basiswinst vastgesteld die alle kosten onder normale mededingingsvoorwaarden dekt. De Commissie heeft de winsten in aanmerking genomen die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie behaalden voordat de oneerlijke invoer uit Marokko toenam en de bedrijfstak van de Unie begon te schaden. Die winstmarge werd vastgesteld op 7,9 %, wat overeenstemt met de gemiddelde winst van de bedrijfstak van de Unie in de jaren 2018-2019.

(159)

De bedrijfstak van de Unie verstrekte bewijsmateriaal waaruit bleek dat zijn niveau van investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie tijdens de beoordelingsperiode onder normale mededingingsvoorwaarden hoger zou zijn geweest. De argumenten van de bedrijfstak van de Unie werden inderdaad gerechtvaardigd geacht. Om hier rekening mee te houden in de nagestreefde winst, heeft de Commissie het verschil berekend tussen de uitgaven aan investeringen, O&O en innovatie onder normale mededingingsvoorwaarden zoals verstrekt door de bedrijfstak van de Unie en gecontroleerd door de Commissie, enerzijds, en de daadwerkelijke desbetreffende uitgaven tijdens de beoordelingsperiode, anderzijds. Dat verschil, uitgedrukt als percentage van de omzet, bedroeg 0,4 %.

(160)

Dat percentage van 0,4 % werd opgeteld bij de in overweging 158 vermelde basiswinst van 7,9 %, wat een nagestreefde winst van 8,3 % opleverde.

(161)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quinquies, van de basisverordening beoordeelde de Commissie als laatste stap de toekomstige kosten voortvloeiend uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, en uit de in bijlage I bis vermelde Verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die de bedrijfstak van de Unie tijdens de periode van toepassing van de maatregel uit hoofde van artikel 11, lid 2, zal maken. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal heeft de Commissie extra kosten van 0,5 EUR/stuk vastgesteld. Deze extra kosten werden opgeteld bij de geen schade veroorzakende prijs zoals vermeld in voorgaande overweging.

(162)

Op basis hiervan berekende de Commissie een gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van 55,9 EUR/stuk voor het soortgelijke product van de bedrijfstak van de Unie door de bovengenoemde streefwinstmarge toe te passen op de productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak en vervolgens per productsoort de correcties op grond van artikel 7, lid 2 quinquies, toe te passen.

(163)

De Commissie bepaalde vervolgens het niveau van de schademarge aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in Marokko, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding, met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat gedurende het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer.

(164)

Het schade opheffende prijsniveau voor “alle andere ondernemingen” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de dumpingmarge voor deze ondernemingen (zie overweging 73).

Land

Onderneming

Dumpingmarge (%)

Schademarge (%)

Marokko

Hands

8,0

44,0

 

Alle andere ondernemingen

16,5

51,6

7.   BELANG VAN DE UNIE

7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(165)

De antidumpingmaatregelen zullen een positief effect hebben op de producenten in de Unie, aangezien de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat zullen stellen de verkoopprijzen aan te passen om de gestegen productiekosten te dekken. Daarom zou de bedrijfstak van de Unie terugkeren naar een houdbare situatie waarin hij toekomstige investeringen kan doen, met name om te voldoen aan sociale en milieuvereisten.

(166)

Zonder maatregelen zal de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade blijven lijden en zal de financiële situatie ervan, met name in termen van winstgevendheid, rendement van investeringen en kasstroom, naar verwachting verder verslechteren, in het bijzonder gelet op de toename van de invoer met dumping uit het betrokken land, die aanhield na het onderzoektijdvak, waardoor de levensvatbaarheid van de bedrijfstak in gevaar komt.

7.2.   Belang van de niet-verbonden importeurs en de gebruikers

(167)

Bij de opening van het onderzoek werd contact opgenomen met de importeurs. Geen van deze importeurs werkte evenwel mee aan het onderzoek.

(168)

Van de gebruikers werkten twee autofabrikanten en hun vereniging, ACEA, mee aan het onderzoek.

(169)

De autofabrikanten zijn de afnemers van de bedrijfstak van de Unie voor aluminium wielen. Zij betrekken reeds ongeveer 70 % van hun behoefte aan aluminium wielen bij de bedrijfstak van de Unie. De invoer uit het betrokken land had in het onderzoektijdvak een marktaandeel van 3,9 % op de markt van de Unie, en de invoer uit andere derde landen had een marktaandeel van 25,5 %, met hogere prijsniveaus dan de bedrijfstak van de Unie. De autofabrikanten hebben naast de bedrijfstak van de Unie en Marokko dus ook nog andere leveranciers. Dit werd ook bevestigd door het feit dat de aankopen van aluminium wielen uit Marokko in het onderzoektijdvak ongeveer 30 % van de totale aankopen van aluminium wielen door de twee gebruikers vertegenwoordigden. Op basis van de gegevens van de twee gebruikers die op de vragenlijst hadden geantwoord, vertegenwoordigden aluminium wielen bovendien ongeveer 0,5 % van hun productiekosten. De Commissie heeft derhalve voorlopig geconcludeerd dat het effect van de maatregelen op aluminium wielen beperkt is voor autofabrikanten.

(170)

ACEA voerde aan dat de invoer uit Marokko tegemoetkwam aan de strategische behoeften van de autofabrikanten in de Unie waaraan de producenten van aluminium wielen in de Unie niet kunnen voldoen, aangezien zij er bewust voor kiezen hun productiecapaciteit niet te verhogen. Er rest de autofabrikanten dus geen andere keuze dan hun toelevering te diversifiëren, onder meer door gebruik te maken van verschillende bronnen van invoer.

(171)

Zoals vermeld in overweging 40, is de bedrijfstak van aluminium wielen van de Unie een leverancier van de autofabrikanten en is zijn activiteit afhankelijk van de contracten die door deze grote ondernemingen worden gegund. De keuze voor de leveranciers van aluminium wielen en dus de feitelijke leveringen van wielen vinden plaats jaren vóór de auto’s worden geproduceerd, wat de bedrijfstak van aluminium wielen voldoende tijd zou moeten bieden om haar industriële productie aan te passen. Indien nodig zou de bedrijfstak van aluminium wielen van de Unie zijn capaciteit op relatief korte termijn kunnen verhogen, aangezien de gevraagde investering geen betrekking heeft op de ovens of de spuitcabines, maar wel op gietmachines die gemakkelijk kunnen worden geïnstalleerd. Indien de producenten van aluminium wielen in de Unie niet in extra productiecapaciteit zouden investeren, is dat dus eerder te wijten aan een gebrek aan voldoende toekomstige contracten van de autofabrikanten. Het was voor de bedrijfstak van de Unie dus niet voldoende aantrekkelijk om te investeren in aanvullende capaciteit, omdat de vraag naar zijn productie waarschijnlijk niet zou toenemen. Bovendien bedroeg het verbruik in de Unie in het onderzoektijdvak 64,31 miljoen stuks. De totale capaciteit van de bedrijfstak van de Unie was 61,29 miljoen stuks, terwijl de totale productie in de Unie in het onderzoektijdvak 48,75 miljoen stuks en de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie 2,71 miljoen stuks bedroegen. De bedrijfstak van de Unie beschikte derhalve al over voldoende productiecapaciteit om nagenoeg de gehele vraag naar aluminium wielen in de Unie af te dekken. Het argument werd derhalve afgewezen.

(172)

ACEA voerde aan dat de bedrijfstak van aluminium wielen van de Unie niet voldeed aan de door de autofabrikanten vastgestelde vereisten voor reservecapaciteit (de bedrijfstak van de Unie meldde een hoge bezettingsgraad van meer dan 95 %) en de autofabrikanten ertoe noopte hun bevoorrading te diversifiëren, in het bijzonder uit Marokko.

(173)

De Commissie merkte op dat er geen bewijsmateriaal was verstrekt waaruit bleek dat de bedrijfstak van aluminium wielen van de Unie opdrachten was misgelopen door problemen met zijn productiecapaciteit of dat de bedrijfstak van aluminium wielen van de Unie er niet in slaagde om aluminium wielen te leveren nadat autofabrikanten commerciële bestellingen hadden geplaatst. Bovendien bedroeg de voor het onderzoektijdvak vastgestelde bezettingsgraad 80 %. Het argument werd derhalve afgewezen.

(174)

ACEA voerde aan dat de gevolgen van de COVID-19-pandemie de toeleveringsketens hebben verstoord en dat de autofabrikanten zwaar werden getroffen door de COVID-19-pandemie, met een totaal verlies van 4,2 miljoen voertuigen, goed voor 22,9 % van de productie in de Unie in 2019. De winstgevendheid van de autofabrikanten is gedaald. Dat had eveneens gevolgen voor de toeleveranciers in de sector.

(175)

De Commissie merkte op dat de meeste autofabrikanten voor het boekjaar 2021 winsten meldden die hoger waren dan het gebruikelijke percentage dat in de voorgaande jaren werd gerapporteerd (21).

(176)

Het dossier bevat geen andere informatie waaruit blijkt dat de maatregelen aanzienlijke negatieve gevolgen voor de gebruikers zouden hebben die zwaarder wegen dan de positieve gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie.

7.3.   Conclusie inzake belang van de Unie

(177)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om te besluiten dat het niet in het belang van de Unie zou zijn om in dit stadium van het onderzoek maatregelen in te stellen op de invoer van aluminium wielen van oorsprong uit Marokko.

8.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(178)

Op basis van de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband, de hoogte van de maatregelen en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

(179)

Op basis van het voorgaande moeten de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, als volgt worden vastgesteld:

Land

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

Marokko

HANDS 8 S.A.

8,0  %

Alle andere ondernemingen

16,5  %

(180)

Het bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrecht is gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Daarin wordt derhalve de situatie weerspiegeld die bij het onderzoek voor die onderneming werd geconstateerd. Dit recht is uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en vervaardigd door de genoemde juridische entiteit. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde onderneming zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(181)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor de producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd.

(182)

Om het gevaar van ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”.

(183)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle vereisten van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(184)

Wanneer de uitvoer door een van de ondernemingen waarvoor een lager individueel recht geldt, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen.

(185)

Statistieken van aluminium wielen worden vaak in aantal stuks uitgedrukt. In de gecombineerde nomenclatuur in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (22) met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief is evenwel geen dergelijke bijzondere maatstaf voor aluminium wielen gedefinieerd. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat bij invoer niet alleen het gewicht in kilogram of ton, maar ook het aantal stuks van het betrokken product in de aangifte voor het vrije verkeer moet worden opgenomen.

9.   REGISTRATIE

(186)

Zoals vermeld in overweging 3, heeft de Commissie de invoer van het betrokken product aan registratie onderworpen. De registratie vond plaats om het mogelijk te maken met terugwerkende kracht rechten te innen overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de basisverordening.

(187)

In het licht van de voorlopige bevindingen moet de registratie van de invoer worden gestaakt.

(188)

In dit stadium van de procedure is geen besluit genomen over een mogelijke toepassing met terugwerkende kracht van antidumpingmaatregelen.

10.   INFORMATIE OVER VOORLOPIGE MAATREGELEN

(189)

Overeenkomstig artikel 19 bis van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden op de hoogte gebracht van de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze informatie is ook openbaar gemaakt op de website van DG Handel. Belanghebbenden hebben drie werkdagen de tijd gekregen om opmerkingen in te dienen over de juistheid van de berekeningen die specifiek aan hen zijn meegedeeld. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. Opmerkingen naar aanleiding van de voorafgaande kennisgeving met betrekking tot andere aspecten van het onderzoek, die geen verband houden met de nauwkeurigheid van de berekeningen, zullen in de definitieve fase van het onderzoek in aanmerking worden genomen.

11.   SLOTBEPALING

(190)

Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit om binnen een vastgestelde termijn schriftelijke opmerkingen in te dienen en/of een hoorzitting met de Commissie aan te vragen. Belanghebbenden kunnen ook om een hoorzitting met de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures verzoeken.

(191)

De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op aluminium wielen voor motorvoertuigen van de posten 8701 tot en met 8705, al dan niet met toebehoren en al dan niet met banden, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8708 70 10 en ex 8708 70 50 (Taric-codes 8708701015, 8708701050, 8708705015 en 8708705050), van oorsprong uit Marokko.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde product is als volgt:

Land

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Marokko

HANDS 8 S.A.

8,0  %

C873

Alle andere ondernemingen

16,5  %

C999

3.   Het individuele recht dat is vastgesteld voor de in lid 2 vermelde onderneming is uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in Marokko. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Bij het in de Unie in het vrije verkeer brengen van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

5.   Wanneer een aangifte voor het vrije verkeer wordt aangeboden voor het in lid 1 genoemde product, wordt in het desbetreffende vak van die aangifte het aantal stuks van de ingevoerde producten vermeld, onverminderd de in de gecombineerde nomenclatuur gedefinieerde bijzondere maatstaf.

6.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Belanghebbenden moeten hun schriftelijke opmerkingen inzake deze verordening binnen 15 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie indienen.

2.   Belanghebbenden die willen worden gehoord door de Commissie, moeten hiertoe binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening een verzoek indienen.

3.   Belanghebbenden die willen worden gehoord door de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures, moeten hiertoe binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening een verzoek indienen. De raadadviseur-auditeur beoordeelt buiten deze termijn ingediende verzoeken en kan in voorkomend geval besluiten die verzoeken te aanvaarden.

Artikel 3

1.   De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/934 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

2.   Gegevens die zijn verzameld met betrekking tot producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening voor invoer ten verbruik in de EU zijn aangegeven, moeten worden bewaard tot eventuele definitieve maatregelen in werking treden of tot deze procedure is beëindigd.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit Marokko (PB C 464 van 17.11.2021, blz. 19).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/934 van de Commissie van 16 juni 2022 tot onderwerping van de invoer van bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit Marokko aan registratie (PB L 162 van 17.6.2022, blz. 27).

(4)  Commissie, Een klacht wegens dumping indienen — Een handleiding, blz. 7-8, maar ook blz. 13, blz. 27, blz. 29, blz. 52, blz. 59 en blz. 67, beschikbaar op: https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2006/december/tradoc_112300.pdf

(5)  Idem, blz. 3.

(6)  Zie punt 108 van de klacht en bijlage D2 daarbij.

(7)  https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2563

(8)  Zoals uiteengezet in overweging 5, worden de namen van de producenten in de Unie en twee gebruikers om redenen van vertrouwelijkheid niet bekendgemaakt.

(9)  PB C 86 van 16.3.2020, blz. 6.

(10)  PB C 86 van 16.3.2020, blz. 6.

(11)  Henri-Louis Vedie, “L’automobile: une filière marocaine stratégique, leader du secteur en Afrique”, Policy Center for the New South, beleidsdocument 20/34, november 2020 (beschikbaar op https://www.policycenter.ma/sites/default/files/2021-01/PP%20-%2020-34%20%28Henri-louis%20Vedie%29_0.pdf).

(12)  De groep Renault voerde bijvoorbeeld meer dan 95 % van zijn productie van zijn vestiging in Tanger uit (zie https://www.tac.ma/news/english-1m-vehicles-exported-from-tangermed/).

(13)  Zie “LA LOI N° 19-94 RELATIVE AUX ZONES FRANCHES D'EXPORTATION”, Bulletin Officiel, 1995-02-15, nr. 4294, blz. 117-121.

(14)  Zie “LA LOI N° 19-94 RELATIVE AUX ZONES FRANCHES D'EXPORTATION”, Bulletin Officiel, 1995-02-15, nr. 4294, blz. 117-121, zoals vervolgens gewijzigd bij wet 14.21 om de term “zone franche” te vervangen door “zone d’accélération industrielle”. Zie ook “Code des douanes et impôts indirects relevant de l’administration des douanes et impôts indirects approuvé par le dahir portant loi n° 1-77-339 du 25 chaoual 1397 (9 octobre 1977), tel qu’il a été modifié et complete”.

(15)  EC — Anti-dumping duties on imports of cotton-type bed linen from India (WT/DS141/R, 30.10.2000, punten 74-77).

(16)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 29 van 20.1.2022, blz. 34).

(17)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/109 van de Commissie van 23 januari 2017 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 18 van 24.1.2017, blz. 1).

(18)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/109.

(19)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde aluminium wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 282 van 28.10.2010, blz. 1).

(20)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/109, overweging 169.

(21)  Nota voor het dossier betreffende jaarverslagen voor het jaar 2021, gepubliceerd door sommige autofabrikanten.

(22)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).