24.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/806 VAN DE COMMISSIE

van 23 mei 2022

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 tot instelling van definitieve compenserende rechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte en tot instelling van de definitieve antidumpingrechten en de definitieve compenserende rechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte die naar een kunstmatig eiland, een vaste of drijvende installatie of een andere structuur op het continentaal plat van een lidstaat of in de door een lidstaat uit hoofde van Unclos opgegeven exclusieve economische zone worden gebracht

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de antidumpingbasisverordening”), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 14 bis,

Gezien Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (2) (“de antisubsidiebasisverordening”), en met name artikel 15, lid 1, en artikel 24 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   GELDENDE MAATREGELEN EN CONTINENTAAL PLAT/EXCLUSIEVE ECONOMISCHE ZONE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

Op 16 juni 2020 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 van de Commissie (3) (“de SGV-antidumpingverordening”) en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 van de Commissie (4) (“de SGV-antisubsidieverordening”) respectievelijk definitieve antidumpingrechten en definitieve compenserende rechten ingesteld op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels (“SGV”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC”) en Egypte (“de bestaande maatregelen”).

1.2.   Continentaal plat/exclusieve economische zone

(2)

Bij Verordening (EU) 2018/825 van het Europees Parlement en de Raad (5), die op 8 juni 2018 in werking is getreden (“het moderniseringspakket voor handelsbeschermingsinstrumenten”), zijn de nieuwe artikelen 14 bis en 24 bis van respectievelijk de antidumpingbasisverordening en de antisubsidiebasisverordening ingevoerd.

(3)

Volgens deze artikelen kan een antidumping- of compenserend recht ook worden ingesteld op met dumping ingevoerde of gesubsidieerde producten die in significante hoeveelheden naar een kunstmatig eiland, een vaste of drijvende installatie of enige andere structuur op het continentaal plat van een lidstaat of in de door een lidstaat uit hoofde van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos) opgegeven exclusieve economische zone (“het CP/de EEZ”) (6) worden gebracht indien dit schade veroorzaakt voor de bedrijfstak van de Unie.

(4)

In dezelfde artikelen is bepaald dat de Commissie uitvoeringshandelingen moet vaststellen waarin de voorwaarden voor het ontstaan van dergelijke rechten worden vastgelegd, alsmede de procedures voor de kennisgeving en aangifte van die producten en de betaling van die rechten, ook met betrekking tot invordering, terugbetaling en kwijtschelding (“douane-instrument”), en dat de Commissie dergelijke rechten pas mag opleggen vanaf de datum waarop het douane-instrument operationeel is. Het douane-instrument (7) is op 2 november 2019 van toepassing geworden.

2.   PROCEDURE

2.1.   Gedeeltelijke heropening van de onderzoeken

(5)

Op 27 mei 2021 heeft de Commissie een bericht (8) gepubliceerd tot heropening van de onderzoeken die tot de antidumping- en compenserende maatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de VRC en Egypte hebben geleid.

(6)

De heropening was beperkt tot het onderzoek naar de vraag of de maatregelen moesten worden toegepast op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de VRC en Egypte (“de betrokken landen”) die in significante hoeveelheden naar het CP/de EEZ werden gebracht, aangezien het douane-instrument niet van toepassing was toen de onderzoeken werden geopend die tot de bestaande maatregelen hebben geleid, zodat de Commissie niet kon concluderen of de uitbreiding van de rechten tot het CP/de EEZ passend was.

(7)

De Commissie beschikte over voldoende bewijsmateriaal waaruit bleek dat SGV van oorsprong uit de VRC en Egypte in significante hoeveelheden onder de regeling actieve veredeling werden binnengebracht om te worden verwerkt tot windmolenbladen die vervolgens naar offshorewindparken op het CP/in de EEZ werden uitgevoerd, en dat dit schade zou veroorzaken voor de bedrijfstak van de Unie. Een deel van dit bewijsmateriaal werd geleverd door de bedrijfstak van de EU. Een mededeling in het dossier met het bewijsmateriaal waarover de Commissie beschikte, was voor belanghebbenden beschikbaar.

2.2.   Belanghebbenden

(8)

De Commissie heeft de belanghebbenden die hebben meegewerkt aan de onderzoeken die tot de bestaande maatregelen hebben geleid, namelijk de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China, de vertegenwoordiging van Egypte, de producenten-exporteurs en hun verbonden ondernemingen in de VRC en Egypte, producenten in de Unie, niet-verbonden importeurs in de Unie en gebruikers in de Unie, van de heropening van de onderzoeken in kennis gesteld.

(9)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. Geen van de belanghebbenden heeft een hoorzitting met de Commissie of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aangevraagd.

2.3.   Antwoorden op de vragenlijst

(10)

De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar de belanghebbenden die hebben meegewerkt aan de onderzoeken die tot de bestaande maatregelen hebben geleid.

(11)

De Commissie heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van vier producenten in de Unie, de vereniging van de bedrijfstak van de Unie en één gebruiker.

(12)

Van de producenten-exporteurs werd geen antwoord op de vragenlijst ontvangen. De Commissie heeft de vertegenwoordigingen van de VRC en Egypte ervan in kennis gesteld dat zij wegens onvoldoende medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC en Egypte voornemens was artikel 18 van de antidumpingbasisverordening en artikel 28 van de antisubsidiebasisverordening toe te passen en haar bevindingen derhalve op de beschikbare gegevens te baseren. Er werden geen opmerkingen over deze kennisgeving ontvangen.

2.4.   Onderzoektijdvak

(13)

Het onderzoektijdvak was hetzelfde als bij de oorspronkelijke onderzoeken, namelijk van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 (“het oorspronkelijke onderzoektijdvak”).

2.5.   Onderzocht product

(14)

Het onderzochte product is hetzelfde als in de onderzoeken die tot de instelling van de bestaande maatregelen hebben geleid, d.w.z. stoffen van geweven en/of gestikte continuglasvezelrovings en/of -draden, al dan niet met andere elementen, met uitzondering van producten die zijn geïmpregneerd of gepreïmpregneerd (pre-preg), en met uitzondering van open weefsels met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 61 00, ex 7019 62 00, ex 7019 63 00, ex 7019 64 00, ex 7019 65 00, ex 7019 66 00, ex 7019 69 10, ex 7019 69 90 en ex 7019 90 00 (Taric-codes 7019610081, 7019610083, 7019610084, 7019620081, 7019620083, 7019620084, 7019630081, 7019630083, 7019630084, 7019640081, 7019640083, 7019640084, 7019650081, 7019650083, 7019650084, 7019660081, 7019660083, 7019660084, 7019691081, 7019691083, 7019691084, 7019699081, 7019699083, 7019699084, 7019900081, 7019900083 en 7019900084), van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte (“het onderzochte product”).

2.6.   Opmerkingen over de opening van het onderzoek

(15)

De vertegenwoordiging van Egypte plaatste vraagtekens bij de wettigheid van de nieuwe bepalingen van de antidumping- en antisubsidiebasisverordeningen (artikelen 14 bis en 24 bis van de respectieve basisverordeningen) in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos) en de douanewetgeving van de Unie.

(16)

De Commissie heeft dit argument afgewezen. In artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9) is uitdrukkelijk bepaald dat sommige bepalingen van de douanewetgeving buiten het douanegebied van de Unie van toepassing kunnen zijn in het kader van wetgeving op specifieke gebieden dan wel van internationale overeenkomsten. Het Unclos maakt deel uit van het recht van de Unie. De exclusieve economische zone valt onder deel V van het Unclos, terwijl het continentaal plat is opgenomen in deel VI van het Unclos. Artikel 56 van het Unclos definieert “rechten, rechtsmacht en plichten van de kuststaat in de exclusieve economische zone”, waaronder “de bouw en het gebruik van kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen”. Artikel 60, lid 2, van het Unclos bepaalt dat “de kuststaat exclusieve rechtsmacht heeft over dergelijke kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen, met inbegrip van rechtsmacht met betrekking tot wet- en regelgeving op het gebied van douane, belastingen, gezondheid, veiligheid en immigratie”. De lijst van aangelegenheden die in deze bepaling worden opgesomd, is niet uitputtend. Artikel 80 van het Unclos maakt artikel 60 ook van toepassing op het continentaal plat. Het Internationaal Hof voor het Recht van de Zee heeft verdere richtsnoeren verstrekt over bovengenoemde bepaling van het Unclos. In zijn arrest in de zaak van het schip “Saiga” heeft het Hof geoordeeld dat “in de exclusieve economische zone de kuststaat bevoegd is de douanewetten en -voorschriften toe te passen met betrekking tot kunstmatige eilanden, installaties en constructies (artikel 60, lid 2). Naar het oordeel van het Hof machtigt het verdrag een kuststaat niet om zijn douanewetgeving toe te passen op andere, niet genoemde delen van de exclusieve economische zone” (10). Op grond daarvan is de Unie op grond van het Unclos bevoegd om antidumping- en compenserende rechten te heffen, die deel uitmaken van de “douane-, fiscale en fiscale wet- en regelgeving”. De regelgevende bevoegdheid van de Unie strekt zich immers ook uit tot de gebieden waarop de lidstaten uit hoofde van het internationaal publiekrecht soevereine rechten hebben (11). Samengevat heeft de Commissie geconcludeerd dat er geen reden is om gevolg te geven aan het verzoek van de vertegenwoordiging van Egypte om de artikelen 14 bis en 24 bis van de respectieve basisverordeningen niet toe te passen.

3.   BEOORDELING

3.1.   Opmerkingen vooraf

(17)

De Commissie heeft in het oorspronkelijke onderzoektijdvak onder meer de volgende transacties onderzocht:

de wederuitvoer in de zin van het douanewetboek van de Unie (12) van het onderzochte product naar het CP/de EEZ;

rechtstreekse verzending van het onderzochte product vanuit de betrokken landen naar het CP/de EEZ, alsmede

de uitvoer of wederuitvoer van eindproducten waarin het onderzochte product is verwerkt vanuit het douanegebied van de EU naar het CP/de EEZ, zowel wanneer het onderzochte product eerst in het douanegebied van de EU in het vrije verkeer is gebracht en vervolgens in het eindproduct is verwerkt, als wanneer het onderzochte product in het kader van een andere douaneregeling in het eindproduct is verwerkt (bijvoorbeeld de regeling actieve veredeling als bedoeld in het douanewetboek van de Unie).

(18)

Twee gebruikers hebben oorspronkelijk aan het onderzoek meegewerkt: Siemens Gamesa Renewable Energy, S.A (“SGRE”) en Vestas Wind Systems A/S (“Vestas”). Na de heropening van de onderzoeken heeft alleen SGRE de vragenlijst beantwoord.

(19)

Zoals vermeld in overweging 469 van de SGV-antidumpingverordening en overweging 1079 van de SGV-antisubsidieverordening, behoren deze twee gebruikers tot de grootste windturbineproducenten in de Unie, die samen meer dan 20 % van de totale SGV-vraag in de Unie verbruiken. Samen zijn zij goed voor meer dan 30 % van alle invoer uit de betrokken landen.

(20)

Zoals vermeld in overweging 464 van de SGV-antidumpingverordening en overweging 1075 van de SGV-antisubsidieverordening, zijn windturbineproducenten goed voor ongeveer 60-70 % van de SGV-vraag in de Unie en daarmee de grootste gebruikers van SGV in de Unie. De andere gebruikers zijn fabrikanten van boten (ongeveer 11 %), van vrachtwagens (ongeveer 8 %) en van sportartikelen (ongeveer 2 %), evenals leveranciers van renovatiesystemen voor leidingen (ongeveer 8 %).

(21)

De producenten van windturbines gebruiken SGV voor de vervaardiging van bladen voor windmolens op het continent die vervolgens aan wal of offshore op het CP/in de EEZ worden geleverd en geïnstalleerd.

(22)

Volgens tabel 2 van de SGV-antidumpingverordening en de SGV-antisubsidieverordening bedroeg het totale SGV-verbruik in het onderzoektijdvak 168 270 ton.

(23)

Tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek werd in de EU ongeveer 2 600 MW aan nieuwe offshore-windcapaciteit toegevoegd. Eén offshore-windturbine van 8 MW gebruikt 60 ton SGV voor de drie windmolenbladen. Bijgevolg hadden de offshore-installaties van de EU28 in 2018 ongeveer 19 958 ton SGV nodig, en hebben de offshore-installaties van de EU27 ongeveer 10 118 ton nodig.

3.2.   Egypte

(24)

In 2018 was er geen invoer uit Egypte in het kader van de regeling actieve veredeling. Als partij bij het pan-Euromediterrane verdrag geniet Egypte een preferentiële tariefbehandeling. De invoer van SGV uit Egypte is dus onderworpen aan preferentiële tarieven van 0 % in vergelijking met 5-7 % meestbegunstigingsrechten. Hieruit volgt dat er in 2018 geen economische rechtvaardiging was voor partijen om SGV in het kader van de regeling actieve veredeling uit Egypte in te voeren.

(25)

In haar antwoord op de vragenlijst heeft SGRE aangegeven dat zij tijdens het onderzoektijdvak geen SGV uit Egypte voor gebruik op het CP/in de EEZ heeft ingevoerd. Vestas heeft geen antwoorden op de vragenlijst verstrekt die licht werpen op deze kwestie. In dit verband merkte de Commissie op dat Vestas reeds tijdens het oorspronkelijke onderzoek de invoer van oorsprong uit Egypte niet afzonderlijk heeft aangemerkt. Op basis van de in het oorspronkelijke onderzoek verstrekte informatie, en met name de gegevens die rechtstreeks door Egyptische exporteurs werden verstrekt, voerde Vestas echter significante hoeveelheden SGV uit Egypte in onder de normale regeling, goed voor tussen 5 % en 8 % van de invoer in de EU28 en tussen 2 % en 5 % van het verbruik in de EU28 (13). Deze aandelen zouden significant hoger zijn in verhouding tot de cijfers van de EU27.

(26)

Tegelijkertijd beschikte Vestas in 2018 over belangrijke nieuwe offshore-installaties in de EU, goed voor 30-50 % van al deze nieuwe installaties in de EU28 en de EU27. Dit wijst erop dat tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek significante hoeveelheden Egyptische SGV op het CP/in de EEZ zijn binnengebracht. Het dossier bevat geen informatie die deze conclusie tegenspreekt.

(27)

Deze conclusie wordt verder ondersteund door het feit dat de invoer van SGV van oorsprong uit Egypte onmiddellijk na de instelling van maatregelen in het kader van de regeling actieve veredeling plaatsvond (meer dan 230 ton in de tweede helft van 2020).

(28)

Daarom heeft de Commissie op basis van het beschikbare bewijsmateriaal geconcludeerd dat significante hoeveelheden uit Egypte op het CP/in de EEZ zijn gebracht, wat heeft bijgedragen tot de reeds in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde schade.

3.3.   De VRC

(29)

In 2018 bedroeg de invoer van SGV uit China in het kader van de regeling actieve veredeling 5 343 ton. Hiervan bedroeg de invoer van de lidstaten met offshore-installaties 4 835 ton — waarbij het Verenigd Koninkrijk goed was voor 15 %.

(30)

In antwoord op de vragenlijst meldde SGRE de invoer van SGV uit de VRC in het kader van zowel de regeling actieve veredeling als de normale regeling voor het CP/de EEZ in de Unie. De actieve veredeling voor de EU27 alleen vertegenwoordigde in het onderzoektijdvak tussen 1 % en 3 % van het totale SGV-verbruik in de EU28 en tussen 4 % en 7 % van de totale SGV-invoer in de EU28 (14). Dit betekent dat het aandeel in de invoer in de EU27 en het verbruik in de EU27 nog groter zou zijn. Aangezien deze hoeveelheden boven het de-minimisniveau liggen, zijn zij op zich voldoende significant om schade te veroorzaken en aldus bij te dragen tot de reeds in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde schade. Bovendien herinnerde de Commissie eraan dat de schadeanalyse in het oorspronkelijke onderzoek werd verricht door de invoer uit Egypte en de VRC te cumuleren. Daarom kan een toename van de invoer naar het CP/de EEZ alleen verder bijdragen tot de bij het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde schade.

4.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(31)

De partijen werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de maatregelen uit te breiden tot bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de VRC en Egypte tot het CP/de EEZ. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

(32)

In haar opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen voerde SGRE aan dat de Commissie op grond van de basisverordeningen verplicht was een volledige schadeanalyse uit te voeren voordat zij een eventuele uitbreiding van de maatregelen tot een nieuw gebied, namelijk het CP/de EEZ, kon afronden. Voorts voerde zij aan dat de Commissie haar schadeanalyse had beperkt tot de omvang van de invoer van SGV uit China in het CP/de EEZ in 2018 en de ontwikkeling van de invoer in het CP/de EEZ in de betrokken periode, namelijk van 2015 tot en met 2018, niet heeft onderzocht.

(33)

Bovendien voerde SGRE aan dat de Commissie had moeten beoordelen of het in het belang van de Unie was om maatregelen in te stellen met betrekking tot deze invoer. Aangevoerd werd dat het feit dat het belang van de Unie de instelling van de oorspronkelijke maatregelen niet in de weg stond, niet betekent dat het belang van de Unie niet in de weg staat aan de uitbreiding van de maatregelen tot het CP/de EEZ. SGRE voerde aan dat de uitbreiding van de antidumping- en compenserende maatregelen ten aanzien van de invoer van SGV uit China en Egypte tot SGV uit China en Egypte naar het CP/de EEZ niet in het belang van de Unie zou zijn, aangezien dit in strijd zou zijn met het beleid van de EU inzake hernieuwbare energie ter ondersteuning van de aantrekkelijkheid en het concurrentievermogen van windenergie in de EU, die als gevolg van de huidige marktomstandigheden wordt geconfronteerd met prijsdruk en algemene winstgevendheidsproblemen. Voorts voerde zij aan dat de producenten in de Unie niet over voldoende productiecapaciteit beschikken om aan de groeiende vraag te voldoen. Zij verklaarde dat de SGV-bedrijfstak van de EU sinds de instelling van de antidumping- en compenserende maatregelen in 2020 zijn productie en productiecapaciteit van SGV niet voldoende heeft verhoogd om aan de groeiende vraag in de EU te voldoen. De Commissie merkte op dat er in dit verband geen bewijsmateriaal is ingediend, afgezien van een grafiek met de prognose van de offshore-windinstallaties in Europa voor de periode 2020-2030.

(34)

SGRE voerde ook aan dat de uitbreiding van de antidumping- en compenserende maatregelen ten aanzien van SGV uit China en Egypte tot SGV uit China en Egypte naar het CP/de EEZ-gebruikers, zoals SGRE, zou dwingen hun productie van offshorewindturbinebladen in toenemende mate van EU-landen naar niet-EU-landen te verplaatsen, wat gevolgen zou hebben voor de werkgelegenheid en leveranciers in de Unie.

(35)

SGRE voerde verder aan dat de uitbreiding van de antidumping- en compenserende maatregelen ten aanzien van SGV uit China en Egypte tot de invoer van SGV uit China en Egypte naar het CP/de EEZ zou leiden tot hogere kosten voor de gebruikers van het betrokken product.

(36)

De Commissie merkte op dat in het bericht van heropening duidelijk werd gesteld dat de heropening van de oorspronkelijke onderzoeken beperkt was tot het onderzoek naar de vraag of de maatregelen van toepassing moesten zijn op SGV van oorsprong uit de VRC en Egypte die in significante hoeveelheden naar het CP/de EEZ werden gebracht. In de informatie in de nota bij het dossier die tot de heropening heeft geleid, werd dit beperkte toepassingsgebied bevestigd. Het toepassingsgebied van dit onderzoek vloeit rechtstreeks voort uit de bewoordingen van artikel 14 bis van de antidumpingbasisverordening en artikel 24 bis van de antisubsidiebasisverordening en is ook volledig in overeenstemming met overweging 24 van het moderniseringspakket voor de handelsbeschermingsinstrumenten (15). De vereiste wettelijke norm in deze bepalingen is dat het met dumping en/of subsidiëring ingevoerde product dat in significante hoeveelheden naar het CP/de EEZ wordt gebracht “de bedrijfstak van de Unie schade zou berokkenen”.

(37)

Zoals duidelijk is uiteengezet in het bericht van heropening, was het bijzondere karakter van de situatie dat tot dit onderzoek heeft geleid, het feit dat het douaneinstrument waarin de artikelen 14 bis en 24 bis voorzien, niet van toepassing was op het tijdstip van de opening van het oorspronkelijke onderzoek. Overeenkomstig artikel 14 bis, lid 2, en artikel 24 bis, lid 2, werd het douane-instrument vervolgens beschikbaar, hetgeen leidde tot de heropening van het onderzoek. Niettemin heeft de Commissie, zoals ook vermeld in het bericht van heropening, in de oorspronkelijke onderzoeken die tot de instelling van antidumping- en compenserende rechten hebben geleid, de invoer van het betrokken product onder de regeling actieve veredeling reeds in haar onderzoek opgenomen en geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in de betrokken periode aanmerkelijke schade heeft geleden. De schadeanalyse in de oorspronkelijke onderzoeken had niet alleen betrekking op 2018, maar op de gehele betrokken periode, namelijk 2015-2018. Dit onderzoek was gebaseerd op die bevindingen en was erop gericht na te gaan of de uitbreiding van de rechten tot het CP/de EEZ passend was. Daarom werd in de verordening tot instelling van de rechten reeds bevestigd of het in significante hoeveelheden met dumping ingevoerde/gesubsidieerde product in het CP/de EEZ schade voor de Unie zou veroorzaken. De heropening van het onderzoek bevestigde het bestaan van die hoeveelheden en de wenselijkheid om de huidige maatregelen uit te breiden om de bedrijfstak van de Unie te beschermen.

(38)

Gezien deze situatie en de relevante juridische norm heeft de Commissie zich gebaseerd op de gegevens, bewijzen en bevindingen met betrekking tot schade in de oorspronkelijke onderzoeken. Uit het huidige onderzoek is gebleken dat er significante hoeveelheden met dumping en subsidiëring in het CP/de EEZ werden ingevoerd en dat deze invoer de bedrijfstak van de Unie nog meer schade zou berokkenen, aangezien deze invoer de schade alleen maar zou verergeren. Deze argumenten werden derhalve afgewezen.

(39)

Wat betreft het argument dat er voor het toepassingsgebied van de heropende onderzoeken geen rekening was gehouden met het belang van de Unie, bevatten de artikelen 14 bis en 24 bis van de respectieve basisverordeningen geen verwijzing naar de noodzaak om het belang van de Unie te beoordelen. SGRE heeft hoe dan ook geen opmerkingen over dit punt ingediend naar aanleiding van de opening van dit onderzoek. De Commissie merkte op dat de opmerkingen van SGRE over het belang van de Unie vergelijkbaar zijn met de opmerkingen die reeds zijn behandeld en weerlegd in de verordeningen tot instelling van de oorspronkelijke maatregelen, of niet onderbouwd zijn. De beoordeling van de Commissie of het passend is de huidige maatregelen uit te breiden tot het CP/de EEZ wordt daarom bevestigd en deze argumenten werden afgewezen.

5.   UITBREIDING VAN MAATREGELEN

(40)

Op basis van het bovenstaande moeten de bestaande antidumping- en compenserende rechten op de invoer van stoffen van geweven en/of gestikte continuglasvezelrovings en/of -draden, al dan niet met andere elementen, met uitzondering van producten die zijn geïmpregneerd of gepreïmpregneerd (pre-preg), en met uitzondering van open weefsels met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte, ook worden ingesteld op stoffen van geweven en/of gestikte continuglasvezelrovings en/of -draden, al dan niet met andere elementen, met uitzondering van producten die zijn geïmpregneerd of gepreïmpregneerd (pre-preg), en met uitzondering van open weefsels met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte, die worden gebracht naar een kunstmatig eiland, een vaste of drijvende installatie of enige andere structuur op het continentaal plat van een lidstaat of in de door een lidstaat uit hoofde van het Unclos opgegeven exclusieve economische zone.

(41)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er worden definitieve antidumping- en compenserende rechten ingesteld op stoffen van geweven en/of gestikte continuglasvezelrovings en/of -draden, al dan niet met andere elementen, met uitzondering van producten die zijn geïmpregneerd of gepreïmpregneerd (pre-preg), en met uitzondering van open weefsels met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 61 00, ex 7019 62 00, ex 7019 63 00, ex 7019 64 00, ex 7019 65 00, ex 7019 66 00, ex 7019 69 10, ex 7019 69 90 en ex 7019 90 00 (Taric-codes 7019610081, 7019610083, 7019610084, 7019620081, 7019620083, 7019620084, 7019630081, 7019630083, 7019630084, 7019640081, 7019640083, 7019640084, 7019650081, 7019650083, 7019650084, 7019660081, 7019660083, 7019660084, 7019691081, 7019691083, 7019691084, 7019699081, 7019699083, 7019699084, 7019900081, 7019900083 en 7019900084), die in de zin van het douanewetboek van de Unie worden wederuitgevoerd naar een kunstmatig eiland, een vaste of drijvende installatie of enige andere structuur op het continentaal plat van een lidstaat of in de door een lidstaat uit hoofde van het Unclos opgegeven exclusieve economische zone.

2.   Definitieve antidumping- en compenserende rechten worden ingesteld op stoffen van geweven en/of gestikte continuglasvezelrovings en/of -draden, al dan niet met andere elementen, met uitzondering van producten die zijn geïmpregneerd of gepreïmpregneerd (pre-preg), en met uitzondering van open weefsels met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 61 00, ex 7019 62 00, ex 7019 63 00, ex 7019 64 00, ex 7019 65 00, ex 7019 66 00, ex 7019 69 10, ex 7019 69 90 en ex 7019 90 00 (Taric-codes 7019610081, 7019610083, 7019610084, 7019620081, 7019620083, 7019620084, 7019630081, 7019630083, 7019630084, 7019640081, 7019640083, 7019640084, 7019650081, 7019650083, 7019650084, 7019660081, 7019660083, 7019660084, 7019691081, 7019691083, 7019691084, 7019699081, 7019699083, 7019699084, 7019900081, 7019900083 en 7019900084), die worden ontvangen op een kunstmatig eiland, een vaste of drijvende installatie of een andere structuur op het continentaal plat van een lidstaat of in de door een lidstaat uit hoofde van het Unclos opgegeven exclusieve economische zone, en die niet onder lid 1 vallen.

3.   Specifieke regels voor de instelling en inning van antidumping- en compenserende rechten overeenkomstig de leden 1 en 2 zijn vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1131 tot vaststelling van een douane-instrument ter uitvoering van artikel 14 bis van Verordening (EU) 2016/1036 en artikel 24 bis van Verordening (EU) 2016/1037.

4.   De definitieve antidumping- en compenserende rechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie of, indien van toepassing, franco grens continentaal plat of exclusieve economische zone, vóór inklaring, van het in de leden 1 en 2 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:

Betrokken land

Onderneming

Definitief antidumpingrecht

Definitief compenserend recht

Aanvullende Taric-code

VRC

Jushi Group Co. Ltd;

Zhejiang Hengshi Fiberglass Fabrics Co. Ltd;

Taishan Fiberglass Inc.

69,0  %

30,7  %

C531

PGTEX China Co. Ltd; Chongqing Tenways Material Corp.

37,6  %

17,0  %

C532

Andere in bijlage I genoemde medewerkende ondernemingen in zowel het antisubsidie- als het antidumpingonderzoek

37,6  %

24,8  %

Zie bijlage I

Andere in bijlage II genoemde medewerkende ondernemingen in het antidumpingonderzoek, maar niet in het antisubsidieonderzoek

34,0  %

30,7  %

Zie bijlage II

Alle andere ondernemingen

69,0  %

30,7  %

C999

Egypte

Jushi Egypt For Fiberglass Industry S.A.E; Hengshi Egypt Fiberglass Fabrics S.A.E.

20,0  %

10,9  %

C533

Alle andere ondernemingen

20,0  %

10,9  %

C999

5.   De individuele antidumping- en compenserende rechten voor de in lid 4 of bijlage I of II genoemde ondernemingen worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt: “Ik, de ondergetekende, verklaar dat de (hoeveelheid) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in het (betrokken land). Ik verklaar dat de in deze factuur verstrekte informatie volledig en correct is.” Indien er geen dergelijke factuur wordt ingediend, geldt het recht dat op “alle andere ondernemingen” van toepassing is.

6.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

7.   Indien het compenserend recht voor bepaalde producenten-exporteurs in mindering is gebracht op het antidumpingrecht, leiden verzoeken om terugbetaling uit hoofde van artikel 21 van Verordening (EU) 2016/1037 ook tot een beoordeling van de dumpingmarge die gedurende het onderzoektijdvak voor de terugbetaling op die producent-exporteur van toepassing is.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 van de Commissie van 1 april 2020 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte (PB L 108 van 6.4.2020, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/776 van de Commissie van 12 juni 2020 tot instelling van definitieve compenserende rechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 van de Commissie tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte (PB L 189 van 15.6.2020, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2018/825 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1036 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie en Verordening (EU) 2016/1037 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 143 van 7.6.2018, blz. 1).

(6)  Het continentaal plat omvat de zeebodem en de ondergrond van de onder water gelegen gebieden die zich buiten de territoriale zee uitstrekken door de natuurlijke voortzetting van het landterritorium tot de buitenste grens van de continentale rand, of tot een afstand van 200 zeemijl van de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten wanneer de buitenste grens van de continentale rand zich niet tot die afstand uitstrekt, terwijl de exclusieve economische zone een gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee is dat zich niet verder dan 200 zeemijl uitstrekt (zie met name artikel 55 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (“Unclos”)). Kunstmatige eilanden zijn door water omgeven en boven water uitstekende landgebieden die niet natuurlijk zijn gevormd, maar het resultaat zijn van menselijke bouwactiviteit. Deze eilanden kunnen worden gebruikt voor de exploratie of exploitatie van de zeebodem of voor de productie van energie uit water, stroming of wind. Zij zouden kunnen worden gebruikt als leveringsplaats voor gedumpte/gesubsidieerde producten, zoals buizen om de platforms met de kust te verbinden of koolwaterstoffen uit de zeebodem te winnen, booruitrusting en -installaties of windturbines. Vaste of drijvende installaties en andere structuren zijn constructies — met inbegrip van facilitaire infrastructuur — zoals platforms, aan de zeebodem bevestigd of drijvend, die bestemd zijn voor de exploratie of exploitatie van de zeebodem. Hieronder vallen ook de ter plaatse opgestelde constructies voor de opwekking van energie uit water, stroming of wind. Het onderzochte product kan ook worden geleverd voor gebruik op die constructies.

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1131 van de Commissie van 2 juli 2019 tot vaststelling van een douane-instrument ter uitvoering van artikel 14 bis van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad en artikel 24 bis van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 179 van 3.7.2019, blz. 12).

(8)  Bericht betreffende een gedeeltelijke heropening van de onderzoeken die tot de antidumping- en antisubsidiemaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Egypte hebben geleid (PB C 199 van 27.5.2021, blz. 6).

(9)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(10)  Saint Vincent en de Grenadines/Guinee, 1 juli 1999, ITLOS-lijst van zaken, nr. 2.

(11)  Zaak C-6/04, Commissie/Verenigd Koninkrijk, Jurispr. 2005, blz. 1-9056, punt 117.

(12)  Verordening (EU) nr. 952/2013.

(13)  Om redenen van vertrouwelijkheid worden bandbreedtes vermeld.

(14)  Om redenen van vertrouwelijkheid worden bandbreedtes vermeld.

(15)  Verordening (EU) 2018/825.


BIJLAGE I

Andere ondernemingen die in zowel het antisubsidie- als het antidumpingonderzoek medewerking hebben verleend

Naam van de onderneming

Aanvullende Taric-code

Changshu Dongyu Insulated Compound Materials Co., Ltd

B995

Changzhou Pro-Tech Industry Co., Ltd

C534

Jiangsu Changhai Composite Materials Holding Co., Ltd

C535

Neijiang Huayuan Electronic Materials Co., Ltd

C537

NMG Composites Co., Ltd

C538

Zhejiang Hongming Fiberglass Fabrics Co., Ltd

C539


BIJLAGE II

Andere ondernemingen die in het antidumpingonderzoek, maar niet in het antisubsidieonderzoek medewerking hebben verleend

Naam van de onderneming

Aanvullende Taric-code

Jiangsu Jiuding New Material Co., Ltd

C536