31.1.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 20/95 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/127 VAN DE COMMISSIE
van 7 december 2021
tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad met regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (1), en met name artikel 11, lid 1, artikel 23, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 47, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 54, lid 4, artikel 55, lid 6, artikel 64, lid 3, artikel 76, lid 2, en artikel 94, leden 5 en 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) 2021/2116 bevat de basisbepalingen betreffende onder meer de accreditatie van betaalorganen en coördinerende instanties, de verplichtingen van de betaalorganen op het gebied van openbare interventie, het financieel beheer en de goedkeuringsprocedures, de zekerheden en het gebruik van de euro. Met het oog op een vlotte werking van het nieuwe rechtskader moeten bepaalde voorschriften ter aanvulling van de bepalingen van die verordening op de betrokken gebieden worden vastgesteld. De nieuwe regels moeten in de plaats komen van de desbetreffende bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (2). |
(2) |
Overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2021/2116 mogen de lidstaten uitsluitend betaalorganen accrediteren die voldoen aan bepaalde op Unieniveau vastgestelde minimumcriteria. Die criteria moeten betrekking hebben op vier fundamentele gebieden: interne omgeving, controleactiviteiten, informatie en communicatie, en monitoring. De lidstaten moeten aanvullende accreditatiecriteria kunnen vaststellen om rekening te houden met de specifieke kenmerken van een betaalorgaan. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2021/2116 moet een bevoegde autoriteit op ministerieel niveau verantwoordelijk zijn voor de toekenning, evaluatie en intrekking van de accreditatie van de coördinerende instantie als bedoeld in artikel 10 van die verordening. De lidstaten mogen uitsluitend coördinerende instanties accrediteren die voldoen aan bepaalde minimumcriteria die op Unieniveau en door de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld. Die criteria moeten betrekking hebben op de specifieke taken van de coördinerende instantie met betrekking tot de verwerking van de in artikel 10, lid 1, punt a), en lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde financiële informatie. |
(4) |
Maatregelen inzake openbare interventie mogen slechts worden gefinancierd indien de betrokken uitgaven zijn verricht door de betaalorganen die door de lidstaten zijn aangewezen als zijnde verantwoordelijk voor de nakoming van bepaalde verplichtingen in het kader van de openbare interventie. Wel kan de uitvoering van taken op het gebied van met name het beheer en de controle van interventiemaatregelen, met uitzondering van de betaling van de steun, overeenkomstig artikel 9, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/2116 worden gedelegeerd. Deze taken moeten ook door meer dan één betaalorgaan kunnen worden vervuld. Voorts moet worden bepaald dat het beheer van bepaalde maatregelen inzake openbare opslag onder verantwoordelijkheid van het betaalorgaan kan worden toevertrouwd aan derde partijen in de overheids- of de privésector. Derhalve is het dienstig de omvang van de verantwoordelijkheid van de betaalorganen op dit gebied te specificeren, hun verplichtingen te preciseren en te bepalen onder welke voorwaarden en volgens welke regels het beheer van bepaalde maatregelen inzake openbare opslag kan worden toevertrouwd aan derden in de overheids- of de privésector. Wat dit laatste betreft, moet tevens worden bepaald dat de betrokken derden daartoe contracten moeten sluiten die zijn gebaseerd op vast te stellen algemene verplichtingen en beginselen. |
(5) |
In de landbouwwetgeving van de Unie zijn met betrekking tot het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) gefinancierde en onder het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (IACS) vallende interventies termijnen voor de betaling van de steun aan de begunstigden vastgesteld die door de lidstaten moeten worden nageleefd. Betalingen die buiten die termijnen worden verricht, moeten worden geacht niet in aanmerking te komen voor Uniefinanciering. Uit een analyse is echter gebleken dat de lidstaten soms vertraging oplopen met de steunbetalingen omdat zij aanvullende controles moeten uitvoeren in verband met contentieuze aanvragen, beroepsprocedures en andere nationale rechtsgeschillen. Daarom moet, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, voor deze gevallen een bepaalde uitgavenmarge worden vastgesteld waarbinnen geen verlagingen van de betalingen mogen worden toegepast. Om ervoor te zorgen dat de financiële gevolgen bij overschrijding van deze marge in verhouding staan tot de vertraging bij de betaling, moet voorts worden bepaald dat de Commissie de betalingen door de Unie evenredig moet verlagen naargelang van de duur van de geconstateerde termijnoverschrijding van de betaling. |
(6) |
Steunbetalingen vóór de vroegst mogelijke in het recht van de Unie vastgestelde betalingstermijn kunnen niet op dezelfde gronden worden gerechtvaardigd als betalingen na de laatst mogelijke betalingstermijn. Daarom mag voor dergelijke vroegtijdige betalingen niet in een evenredige verlaging worden voorzien. Wel moet een uitzondering worden gemaakt voor gevallen waarin de landbouwwetgeving van de Unie voorziet in de betaling van een voorschot tot een bepaald maximumbedrag. |
(7) |
De Commissie moet overeenkomstig de artikelen 21 en 32 van Verordening (EU) 2021/2116 betalingen aan de lidstaten doen op basis van de door de lidstaten ingediende uitgavendeclaraties. De Commissie moet evenwel rekening houden met de ontvangsten die de betaalorganen ten behoeve van de Uniebegroting hebben geïnd. Daarom moet worden vastgesteld onder welke voorwaarden bepaalde soorten uitgaven en ontvangsten in het kader van het ELGF en het Elfpo met elkaar moeten worden verrekend. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 16, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (3) kunnen, indien de Uniebegroting aan het begin van het begrotingsjaar nog niet is vastgesteld, maandelijks per hoofdstuk betalingen worden verricht, tot maximaal een twaalfde van de kredieten die in het betrokken hoofdstuk van de begroting voor het voorgaande begrotingsjaar zijn toegewezen. Om de beschikbare kredieten billijk over de lidstaten te verdelen, moet worden bepaald dat in dat geval de maandelijkse betalingen in het kader van het ELGF en de tussentijdse betalingen in het kader van het Elfpo worden verricht ten belope van een percentage van de door elk van de lidstaten gedeclareerde uitgaven, en dat het saldo dat in een bepaalde maand niet is gebruikt, opnieuw wordt toegewezen in het kader van de latere maandelijkse of tussentijdse betalingen. |
(9) |
Er moet worden bepaald dat, indien een lidstaat vereiste informatie te laat heeft ingediend of bepaalde tegenstrijdigheden nog moet ophelderen, de Commissie, na de betrokken lidstaat daarvan in kennis te hebben gesteld, bij de volgende maandelijkse betalingen de verrekening van de uitgaven en de bestemmingsontvangsten kan uitstellen. |
(10) |
Er moeten aanvullende eisen worden gesteld om te voorkomen dat de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, verschillende wisselkoersen hanteren in de boekhouding van ontvangsten die zijn geïnd of steunbedragen die aan de begunstigden zijn betaald en die op de rekening van de betaalorganen zijn geboekt, in een andere munteenheid dan de euro, enerzijds, en in de uitgavendeclaraties van de betaalorganen of van de geaccrediteerde coördinerende instanties, anderzijds. |
(11) |
Voor gevallen waarin de wisselkoers voor een ontstaansfeit niet in het recht van de Unie is vastgesteld, moet worden vastgesteld welke wisselkoers de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, moeten gebruiken in hun uitgavendeclaraties en met het oog op de financiële goedkeuring en de prestatiegoedkeuring voor de bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit de financiële gevolgen van niet-inning. |
(12) |
Met betrekking tot de prestatiegoedkeuring moeten regels worden vastgesteld inzake de criteria voor de motivering die de betrokken lidstaten moeten geven, en inzake de methode en de criteria voor de toepassing van verlagingen. |
(13) |
Om de Commissie in staat te stellen te verifiëren dat de lidstaten hun verplichting nakomen om de financiële belangen van de Unie te beschermen, alsmede de conformiteitsgoedkeuringsprocedure van artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 efficiënt toe te passen, moeten bepalingen inzake de criteria en de methode voor de toepassing van correcties worden vastgesteld. De verschillende soorten correcties als bedoeld in dat artikel 55 moeten nader worden omschreven en er moet worden bepaald op welke wijze de omstandigheden van elk geval in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de correctiebedragen. Voorts moet worden bepaald hoe bedragen die de lidstaten van de begunstigden hebben ingevorderd, aan het ELGF en het Elfpo worden gecrediteerd. |
(14) |
Wat betreft de specifieke subsidiabiliteitsregels voor de gewasspecifieke betaling voor katoen als bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad (4) en de steun voor vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 155, lid 2, van die verordening, moeten gevallen van niet-naleving worden beoordeeld in het kader van een conformiteitsprocedure, waarbij de naleving van de vereisten inzake wettigheid en regelmatigheid worden beoordeeld op het niveau van de begunstigden. |
(15) |
In het kader van het nieuwe uitvoeringsmodel zal worden beoordeeld of de systemen van de lidstaten in overeenstemming zijn met de Unieregels; in geval van ernstige tekortkomingen in de governancesystemen zal de Commissie in het kader van een conformiteitsprocedure voorstellen om bepaalde uitgaven aan Uniefinanciering te onttrekken. De beoordeling mag niet worden toegepast op gevallen van niet-naleving van de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor individuele begunstigden die zijn vastgelegd in de nationale strategische GLB-plannen en in de nationale regelgeving. Aangezien de beoordeling plaatsvindt op systeemniveau, moet het voorstel tot onttrekking aan Uniefinanciering gebaseerd zijn op forfaitaire correcties. Echter, indien de specifieke omstandigheden dit toelaten, kunnen de lidstaten een gedetailleerde berekening of een geëxtrapoleerde berekening van het risico voor het ELGF of het Elfpo verstrekken, die door de Commissie moet worden beoordeeld in het kader van de conformiteitsprocedure. |
(16) |
Krachtens tal van bepalingen in landbouwverordeningen van de Unie is het stellen van een zekerheid vereist als garantie voor de betaling van een verschuldigd bedrag als een verplichting niet wordt nagekomen. Om ongelijke concurrentievoorwaarden te voorkomen, moeten derhalve de aan deze eis verbonden voorwaarden worden vastgesteld. |
(17) |
Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 worden ingetrokken. Artikel 5 bis, artikel 7, leden 3 en 4, artikel 11, lid 1, tweede alinea, en lid 2, en artikel 13 van die verordening moeten echter van toepassing blijven op de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) en de operationele programma’s die zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6), en artikel 13 van die verordening moet van toepassing blijven op lopende terugvorderingen uit hoofde van artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7). |
(18) |
Met het oog op een correcte uitvoering van Verordening (EU) 2021/2116 moet worden bepaald dat, wanneer een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1306/2013 geaccrediteerd betaalorgaan verantwoordelijk wordt voor uitgaven waarvoor het eerder niet verantwoordelijk was, dat betaalorgaan vóór 1 januari 2023 voor de nieuwe verantwoordelijkheden moet worden geaccrediteerd. |
(19) |
Tot slot is de Commissie, gelet op punt 31 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven, van mening dat er een wezenlijk verband bestaat tussen de bevoegdheidsdelegaties in Verordening (EU) 2021/2116 met betrekking tot de regels inzake de accreditatie van betaalorganen, het financieel beheer, de goedkeuringen en de zekerheden, en dat die bevoegdheidsdelegaties onderling met elkaar verband houden ten aanzien van het dagelijkse beheer van de GLB-uitgaven. Het is derhalve passend om die regels vast te stellen in dezelfde gedelegeerde handeling, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
Betaalorganen en andere instanties
Artikel 1
Voorwaarden voor de accreditatie van betaalorganen
1. Als betaalorgaan accrediteren de lidstaten diensten of instanties die aan de in dit lid gestelde voorwaarden en de in de leden 2 en 3 bedoelde criteria voldoen. De betaalorganen die overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 het beheer en de controle van de uitgaven verrichten, bieden voor de betalingen die zij verrichten en voor de verstrekking en de bewaring van informatie voldoende waarborgen dat:
a) |
voor de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventietypen de uitgaven overeenstemmen met de corresponderende gerapporteerde output en zijn gedaan in overeenstemming met de toepasselijke governancesystemen; |
b) |
de betalingen wettig en regelmatig zijn ten aanzien van de maatregelen die zijn vastgesteld in de Verordeningen (EU) nr. 228/2013 (8), (EU) nr. 229/2013 (9), (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014 (10) van het Europees Parlement en de Raad; |
c) |
de verrichte betalingen juist en volledig in de boekhouding worden geregistreerd; |
d) |
de door de Uniewetgeving voorgeschreven controles worden verricht; |
e) |
de vereiste stukken worden ingediend binnen de termijnen en in de vorm zoals vastgelegd in de Unieregels; |
f) |
de stukken toegankelijk zijn en zo worden bewaard dat de volledigheid, geldigheid en leesbaarheid ervan in de loop van de tijd is gewaarborgd, ook als het gaat om elektronische documenten in de zin van de Unieregels. |
2. Om te worden geaccrediteerd moet een betaalorgaan beschikken over een administratieve organisatie en een systeem voor interne controle die voldoen aan de in bijlage I vastgestelde criteria met betrekking tot:
a) |
de interne omgeving; |
b) |
de controleactiviteiten; |
c) |
informatie en communicatie; |
d) |
monitoring. |
3. De lidstaten kunnen nadere accreditatiecriteria vaststellen om rekening te houden met de omvang, de verantwoordelijkheden en andere specifieke kenmerken van het betaalorgaan.
Artikel 2
Voorwaarden voor de accreditatie van coördinerende instanties
1. Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 accrediteert de betrokken lidstaat, wanneer meer dan één betaalorgaan wordt geaccrediteerd, als coördinerende instanties diensten of instanties die aan de in lid 2 gestelde voorwaarden en de in de leden 3 en 4 bedoelde criteria voldoen. Die lidstaat beslist door middel van een formeel besluit op ministerieel niveau over de accreditatie van de coördinerende instantie nadat hij zich ervan heeft vergewist dat de administratieve regelingen van die instantie voldoende waarborgen bieden dat zij de in dat artikel bedoelde taken kan vervullen.
2. Om te worden geaccrediteerd, moet de coördinerende instantie waarborgen dat:
a) |
de declaraties aan de Commissie zijn gebaseerd op informatie uit naar behoren goedgekeurde bronnen; |
b) |
het jaarlijkse prestatieverslag als bedoeld in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 en artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115 valt onder het in artikel 12, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde advies en wordt ingediend samen met een beheersverklaring die de compilatie van het volledige verslag bestrijkt; |
c) |
declaraties aan de Commissie naar behoren zijn goedgekeurd voordat deze worden toegezonden; |
d) |
er een degelijk auditspoor bestaat ter staving van de aan de Commissie toegezonden informatie; |
e) |
een record van de ontvangen en de verzonden informatie veilig wordt opgeslagen in elektronische vorm. |
3. Om te worden geaccrediteerd moet een coördinerende instantie met het oog op de opstelling van het jaarlijkse prestatieverslag beschikken over een administratieve organisatie en een systeem voor interne controle die voldoen aan de door de bevoegde autoriteit gestelde eisen met betrekking tot de betrokken procedures, en met name aan de in bijlage II vermelde criteria voor informatie en communicatie.
4. De lidstaten kunnen nadere accreditatiecriteria vaststellen om rekening te houden met de omvang, de verantwoordelijkheden en andere specifieke kenmerken van de coördinerende instantie.
Artikel 3
Verplichtingen van het betaalorgaan op het gebied van openbare interventie
1. De in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde betaalorganen zorgen voor het beheer en de controle van de verrichtingen in verband met de interventiemaatregelen inzake openbare opslag waarvoor zij verantwoordelijk zijn, zulks onder de voorwaarden als vastgesteld in bijlage III bij deze verordening en, in voorkomend geval, in de sectorale landbouwwetgeving, en met name op basis van de in die bijlage vastgestelde minimale controlepercentages.
De betaalorganen kunnen hun bevoegdheden in verband met de openbare-interventiemaatregelen delegeren aan interventiebureaus die voldoen aan de erkenningsvoorwaarden als vastgesteld in punt 1.D van bijlage I bij deze verordening, of kunnen optreden door tussenkomst van andere betaalorganen.
2. De betaalorganen of interventiebureaus kunnen onverminderd hun algehele verantwoordelijkheid voor de openbare opslag:
a) |
het beheer van bepaalde maatregelen inzake openbare opslag toevertrouwen aan natuurlijke of rechtspersonen die de aangekochte landbouwproducten opslaan (“opslaghouders”); |
b) |
natuurlijke of rechtspersonen belasten met de opdracht bepaalde specifieke, bij de sectorale landbouwwetgeving voorgeschreven taken te verrichten. |
Indien de betaalorganen het beheer aan in de eerste alinea, punt a), bedoelde opslaghouders toevertrouwen, wordt dit beheer verricht in het kader van opslagcontracten op basis van de in bijlage IV beschreven verplichtingen en algemene beginselen.
3. De betaalorganen hebben op het gebied van openbare opslag met name de volgende verplichtingen:
a) |
zij houden voor elk product waarvoor een interventiemaatregel inzake openbare opslag wordt toegepast, een voorraadboekhouding en financiële rekeningen bij op basis van de verrichtingen die zij uitvoeren van 1 oktober van een jaar tot en met 30 september van het volgende jaar, welke periode “boekjaar” wordt genoemd; |
b) |
zij houden een actuele lijst bij van de opslaghouders met wie zij een contract in het kader van openbare opslag hebben gesloten. Deze lijst bevat de voor een nauwkeurige identificatie van alle opslagvoorzieningen vereiste gegevens, cijfers over de capaciteit daarvan en de aantallen pakhuizen, koel- en vriesruimten en silo’s, en gaat vergezeld van plattegronden en schema’s van de opslagvoorzieningen; |
c) |
zij houden de voor de openbare opslag gebruikte standaardcontracten, de regels die zijn vastgesteld voor de overname van de producten, voor de opslag van de producten in de opslagplaatsen van de opslaghouders en voor de uitslag van de producten uit die opslagplaatsen, en de regels die gelden met betrekking tot de aansprakelijkheid van de opslaghouders, ter beschikking van de Commissie; |
d) |
zij voeren een gecentraliseerde elektronische voorraadboekhouding die betrekking heeft op alle plaatsen van opslag, op alle producten en op alle hoeveelheden en kwaliteiten van de verschillende producten, en waarin voor elk van die producten het gewicht (in voorkomend geval het netto- en het brutogewicht) of het volume is vermeld; |
e) |
zij voeren alle verrichtingen in verband met de opslag, de bewaring, het vervoer of de overdracht van interventieproducten uit overeenkomstig de Uniewetgeving en de nationale wetgeving, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid van de kopers, van de andere bij een verrichting betrokken betaalorganen of van andere in dit verband met een opdracht belaste personen; |
f) |
zij verrichten het gehele jaar door en met onregelmatige tussenpozen onaangekondigde controles op de plaatsen waar de interventievoorraden zijn opgeslagen. Mits het doel van de controle niet in gevaar wordt gebracht, mag de controle evenwel worden aangekondigd, waarbij de aankondigingstermijn strikt beperkt blijft tot de noodzakelijke minimumduur. Behalve in behoorlijk gemotiveerde gevallen vindt de aankondiging nooit meer dan 24 uur van tevoren plaats; |
g) |
zij maken een jaarlijkse inventaris op overeenkomstig artikel 4. |
Wanneer in een lidstaat de rekeningen inzake openbare opslag voor een of meer producten door meer dan één betaalorgaan worden beheerd, worden de voorraadboekhoudingen en de financiële rekeningen als bedoeld in de eerste alinea, punten a) en d), op het niveau van de lidstaat geconsolideerd voordat de desbetreffende informatie aan de Commissie wordt meegedeeld.
4. De betaalorganen:
a) |
zorgen ervoor dat de producten waarvoor interventiemaatregelen van de Unie worden toegepast, naar behoren worden bewaard, door de kwaliteit van de opgeslagen producten ten minste eenmaal per jaar te controleren; |
b) |
waarborgen de integriteit van de interventievoorraden. |
5. De betaalorganen stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van:
a) |
gevallen waarin verlenging van de periode van opslag van een product tot kwaliteitsvermindering ervan kan leiden; |
b) |
een vermindering van de kwantiteit of de kwaliteit van een product als gevolg van een natuurramp. |
In situaties als bedoeld in de eerste alinea stelt de Commissie een passend besluit vast:
a) |
voor situaties als bedoeld in de eerste alinea, punt a), volgens de in artikel 229, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde onderzoeksprocedure; |
b) |
voor situaties als bedoeld in de eerste alinea, punt b), volgens de in artikel 102, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde onderzoeksprocedure. |
6. De betaalorganen dragen de financiële gevolgen van een slechte bewaring van producten die onder een interventiemaatregel van de Unie vallen, met name wanneer deze het gevolg is van onaangepaste opslagmethoden. Onverminderd de rechtsmiddelen tegen opslaghouders zijn de betaalorganen financieel aansprakelijk wanneer zij hun verbintenissen of verplichtingen niet nakomen.
7. De betaalorganen zorgen ervoor dat de rekeningen inzake openbare opslag en alle in het kader van de interventieverrichtingen opgestelde of ontvangen stukken, contracten en bestanden langs elektronische weg of in hun hoofdkantoor permanent toegankelijk zijn voor functionarissen van de Commissie en in opdracht van de Commissie handelende personen.
Artikel 4
Inventaris
1. In de loop van elk boekjaar maken de betaalorganen voor elk product waarvoor een interventie van de Unie heeft plaatsgevonden, een inventaris op.
Zij vergelijken de resultaten van deze inventarisatie met de boekhoudgegevens. De geconstateerde kwantitatieve verschillen en de bedragen die voortvloeien uit de bij controles ontdekte kwalitatieve verschillen, worden geboekt overeenkomstig de regels die uit hoofde van artikel 47, lid 3, punt a), van Verordening (EU) 2021/2116 zijn vastgesteld.
2. Voor de toepassing van lid 1 komen de ontbrekende hoeveelheden die het gevolg zijn van de normale opslagverrichtingen, overeen met het verschil tussen enerzijds de theoretische voorraad volgens een boekhoudkundige inventarisatie en anderzijds de werkelijke fysieke voorraad zoals vastgesteld bij de in lid 1 bedoelde inventarisatie of met de boekhoudkundige voorraad die resteert wanneer de werkelijke voorraad van een opslagplaats op is, zulks met inachtneming van de in bijlage V bepaalde tolerantiegrenzen.
HOOFDSTUK II
Financieel beheer
Artikel 5
Niet-naleving van de laatste betalingstermijn
1. Betalingen aan een begunstigde na de laatst mogelijke betalingsdatum kunnen als subsidiabel worden beschouwd onder de omstandigheden en voorwaarden van de leden 2 tot en met 6.
2. Als de uitgaven uit hoofde van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) krachtens artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 of de uitgaven uit hoofde van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) krachtens artikel 6 van die verordening voor de interventies bedoeld in artikel 65, lid 2, van die verordening zijn gedaan na de in het recht van de Unie vastgestelde termijn, niet meer dan 5 % van de binnen de termijnen gedane uitgaven voor respectievelijk het ELGF en het Elfpo uitmaken, wordt geen verlaging van de maandelijkse of de tussentijdse betalingen toegepast.
Als de ELGF- of de Elfpo-uitgaven die zijn gedaan na de in het recht van de Unie vastgestelde termijnen boven deze marge van 5 % voor respectievelijk het ELGF en het Elfpo liggen, dan worden alle verdere uitgaven die te laat worden gedaan, als volgt verlaagd:
a) |
voor de ELGF-uitgaven:
|
b) |
voor de Elfpo-uitgaven:
|
3. In afwijking van lid 2 gelden de volgende voorwaarden:
a) |
indien voor uitgaven voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen of voor Elfpo-uitgaven de in lid 2, eerste alinea, bedoelde marge niet uiterlijk op 15 oktober van het jaar N+1 voor het ELGF en uiterlijk op 31 december van het jaar N+1 voor het Elfpo is opgebruikt voor betalingen die zijn verricht voor kalenderjaar N, en er nog meer dan 2 % van resteert, wordt die resterende marge verlaagd tot 2 %; |
b) |
betalingen voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen, andere dan de betalingen overeenkomstig de Verordeningen (EU) nr. 228/2013 en (EU) nr. 229/2013, die tijdens het landbouwbegrotingsjaar N+1 voor het kalenderjaar N-1 of daaraan voorafgaande kalenderjaren zijn verricht na de betalingstermijn, komen slechts voor ELGF-financiering in aanmerking indien het totale bedrag voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen die in het landbouwbegrotingsjaar N+1 zijn verricht, in voorkomend geval gecorrigeerd tot de bedragen vóór de aanpassing op grond van artikel 17 van Verordening (EU) 2021/2116, niet hoger is dan het overeenkomstig artikel 87, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2115 in bijlage V bij die verordening vastgestelde maximum voor het kalenderjaar N; |
c) |
de uitgaven die de in punt a) of b) bedoelde grens overschrijden, worden met 100 % verlaagd. |
De bedragen van de in artikel 17, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde terugbetalingen worden niet in aanmerking genomen om na te gaan of is voldaan aan de in dit lid, eerste alinea, punt b), vastgestelde voorwaarde.
4. Indien voor bepaalde interventies en maatregelen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden bij het beheer of indien de lidstaten gegronde redenen aanvoeren, past de Commissie andere dan de in de leden 2 en 3 vastgestelde tijdschema’s en/of lagere of geen verlagingspercentages toe.
De eerste alinea geldt evenwel niet voor de uitgaven die het in lid 3, eerste alinea, punt b), bedoelde maximum overschrijden.
5. De naleving van de betalingstermijn wordt elk landbouwbegrotingsjaar eenmaal gecontroleerd voor de uitgaven die tot en met 15 oktober zijn gedaan.
Met overschrijdingen van de betalingstermijn wordt op zijn laatst rekening gehouden in het besluit over de goedkeuring van de rekeningen als bedoeld in artikel 53 van Verordening (EU) 2021/2116.
6. De in dit artikel bedoelde verlagingen worden toegepast onverminderd het latere besluit over de jaarlijkse prestatiegoedkeuring als bedoeld in artikel 54 van Verordening (EU) 2021/2116 en de conformiteitsgoedkeuring als bedoeld in artikel 55 van die verordening.
Artikel 6
Niet-naleving van de vroegste betalingsdatum
Voor de ELGF-uitgaven geldt dat, indien de lidstaten vóór de vroegste in het recht van de Unie vastgestelde betalingsdatum voorschotten mogen betalen tot een bepaald maximum, die uitgaven worden beschouwd als uitgaven die voor Uniefinanciering in aanmerking komen. Alle uitgaven die dit maximum overschrijden, komen niet in aanmerking voor Uniefinanciering, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin voor bepaalde interventies en maatregelen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden bij het beheer of waarin de lidstaten gegronde redenen aanvoeren. In dergelijke gevallen komen de uitgaven die het maximum overschrijden, voor Uniefinanciering in aanmerking na met 10 % te zijn verlaagd.
De overeenkomstige verlaging wordt op zijn laatst in aanmerking genomen in het besluit over de goedkeuring van de rekeningen als bedoeld in artikel 53 van Verordening (EU) 2021/2116.
Artikel 7
Verrekening door de betaalorganen
1. In haar uit hoofde van artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2116 genomen besluit over de maandelijkse betalingen stelt de Commissie het saldo vast van de door elke lidstaat in zijn maanddeclaraties gedeclareerde uitgaven minus het bedrag aan bestemmingsontvangsten dat de betrokken lidstaat in zijn uitgavendeclaraties heeft opgenomen. Deze verrekening geldt als inning van de overeenkomstige ontvangsten.
De door de bestemmingsontvangsten gegenereerde vastleggings- en betalingskredieten worden geopend zodra deze ontvangsten zijn toegewezen aan de betrokken begrotingsonderdelen.
2. In artikel 45, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde bedragen die werden ingehouden vóór de betaling van de steun waarop de onregelmatigheid of nalatigheid betrekking heeft, worden in mindering gebracht op de desbetreffende uitgave.
3. De bedragen aan Elfpo-bijdragen die in een referentieperiode in het kader van het betrokken strategisch GLB-plan van de lidstaat zijn ingevorderd van begunstigden, worden in de uitgavendeclaratie voor die periode in mindering gebracht op het door het Elfpo te betalen bedrag.
4. De overschotten of tekorten die, in voorkomend geval, het resultaat zijn van de jaarlijkse financiële goedkeuring kunnen opnieuw worden gebruikt in het kader van het Elfpo en worden in de eerste declaratie die na het goedkeuringsbesluit wordt opgesteld, opgeteld bij of afgetrokken van het bedrag van de Elfpo-bijdrage.
5. De financiering uit het ELGF is gelijk aan de uitgaven zoals deze zijn berekend op basis van de door het betaalorgaan meegedeelde informatie, zijn verlaagd met uit de interventiemaatregelen voortgevloeide ontvangsten, zijn gevalideerd via het door de Commissie opgezette computersysteem en door het betaalorgaan zijn opgenomen in zijn uitgavendeclaratie.
Artikel 8
Vertraging bij de vaststelling van de Uniebegroting
1. Indien de Uniebegroting aan het begin van het begrotingsjaar nog niet is vastgesteld, worden de in artikel 21 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde maandelijkse betalingen en de in artikel 32 van die verordening bedoelde tussentijdse betalingen in verhouding tot de toegestane kredieten per hoofdstuk toegekend ten belope van een percentage van de uitgavendeclaraties die van elke lidstaat voor respectievelijk het ELGF en het Elfpo zijn ontvangen, met inachtneming van het maximum als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.
De Commissie houdt bij de latere betalingen rekening met het nog niet aan de lidstaten vergoede saldo.
2. Voor het Elfpo geldt dat, indien de Uniebegroting aan het begin van het begrotingsjaar nog niet is vastgesteld met betrekking tot de in artikel 29 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde begrotingsvastleggingen, de volgorde waarin de strategische GLB-plannen van de lidstaten zijn vastgesteld, in acht wordt genomen bij de betaling van de eerste jaarlijkse tranches die volgen op de vaststelling van die programma’s. De begrotingsvastleggingen voor de volgende jaarlijkse tranches worden verricht in de volgorde waarin de vastleggingen voor de strategische GLB-plannen van de lidstaten opgebruikt raken. De Commissie kan gedeeltelijke jaarlijkse vastleggingen voor de strategische GLB-plannen van de lidstaten verrichten indien slechts beperkte vastleggingskredieten beschikbaar zijn. Het saldo voor die plannen wordt pas vastgelegd wanneer aanvullende vastleggingskredieten beschikbaar komen.
Artikel 9
Uitstel van maandelijkse betalingen
De in artikel 21 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde maandelijkse betalingen aan de lidstaten kunnen worden uitgesteld indien de in artikel 90, lid 1, punt c), i) en ii), van die verordening bedoelde mededelingen te laat aankomen of tegenstrijdigheden bevatten die extra controles vergen. De Commissie stelt de betrokken lidstaten tijdig in kennis van haar voornemen om betalingen uit te stellen.
Artikel 10
Opschorting van betalingen in het kader van de jaarlijkse goedkeuring
1. Wanneer de Commissie de in artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde maandelijkse betalingen opschort op grond van artikel 40, lid 1, eerste alinea, van die verordening, worden de betalingen met de volgende percentages opgeschort:
a) |
indien de lidstaat de in artikel 9, lid 3, en artikel 12, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde documenten niet uiterlijk op 1 maart indient, 1 % van het totale bedrag van de maandelijkse betalingen als bedoeld in artikel 21, lid 3, van die verordening; |
b) |
indien de lidstaat de in artikel 9, lid 3, en artikel 12, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde documenten niet uiterlijk op 1 april indient, 1,5 % van het totale bedrag van de maandelijkse betalingen als bedoeld in artikel 21, lid 3, van die verordening. |
2. De opschorting wordt opgeheven nadat alle relevante documenten als bedoeld in artikel 9, lid 3, en artikel 12, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 zijn ingediend.
Artikel 11
Opschorting van betalingen in het kader van de prestatiegoedkeuring
1. Wanneer de Commissie de in artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 van die verordening bedoelde tussentijdse betalingen overeenkomstig artikel 40, lid 2, van die verordening opschort naar aanleiding van de in artikel 54 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde prestatiegoedkeuring, komt het opschortingspercentage overeen met het verschil tussen het ingevolge artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 toegepaste verminderingspercentage en 50 procentpunten, vermenigvuldigd met 2. Het toe te passen opschortingspercentage bedraagt minimaal 10 %.
2. De in lid 1 bedoelde opschortingen laten de artikelen 53 en 55 van Verordening (EU) 2021/2116 onverlet.
Artikel 12
Voor de opstelling van de uitgavendeclaraties toe te passen wisselkoers
1. Overeenkomstig artikel 94, lid 4, van Verordening (EU) 2021/2116 passen de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, voor de opstelling van hun uitgavendeclaraties in het kader van het ELGF dezelfde wisselkoers toe als die welke zij overeenkomstig hoofdstuk V van deze verordening en de sectorale landbouwwetgeving bij de betalingen aan de begunstigden en bij de inning van ontvangsten hebben gebruikt.
2. Wat het Elfpo betreft, passen de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, bij de opstelling van hun uitgavendeclaraties voor alle betalings- of invorderingsverrichtingen de voorlaatste wisselkoers toe die de Europese Centrale Bank heeft bepaald vóór de maand waarin de verrichtingen in de rekeningen van het betaalorgaan worden geregistreerd.
3. Met betrekking tot de in de artikelen 53 en 54 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde goedkeuringsbesluiten en de in artikel 55 van die verordening bedoelde conformiteitsprocedure wordt gebruikgemaakt van de eerste wisselkoers die de Europese Centrale Bank na de datum van vaststelling van de uitvoeringshandelingen inzake de goedkeuring heeft bepaald.
4. In de andere dan de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde gevallen en voor verrichtingen waarvoor bij het recht van de Unie geen ontstaansfeit is vastgesteld, gebruiken de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, de voorlaatste wisselkoers die door de Europese Centrale Bank is bepaald vóór de maand uit hoofde waarvan de uitgave of de bestemmingsontvangst wordt gedeclareerd.
HOOFDSTUK III
Goedkeuring van de rekeningen en andere controles
Artikel 13
Criteria en methode voor de toepassing van verlagingen in het kader van de prestatiegoedkeuring
1. Met het oog op de vaststelling van het besluit op grond van artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 inzake de te verlagen Uniefinancieringsbedragen vergelijkt de Commissie de jaarlijkse uitgaven die door de lidstaat voor een interventie zijn gedeclareerd, met de corresponderende output zoals gerapporteerd in het in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde jaarlijkse prestatieverslag dat is ingediend uit hoofde van artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt b), en artikel 10, lid 1, punt b), van die verordening en artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115.
2. Indien de gedeclareerde uitgaven geen corresponderende output voor het betrokken landbouwbegrotingsjaar hebben en de lidstaat die afwijkingen met betrekking tot de output en de gerealiseerde eenheidsbedragen niet eerder in het jaarlijks prestatieverslag heeft toegelicht overeenkomstig artikel 134, leden 5 tot en met 9, van Verordening (EU) 2021/2115 of wanneer de motivering voor de afwijkingen ontoereikend is, geeft de lidstaat een nadere motivering binnen de termijnen die de Commissie heeft vastgesteld. De motivering heeft betrekking op de gedeclareerde uitgaven die voor het betrokken begrotingsjaar geen corresponderende output hebben.
3. De lidstaten nemen in hun motivering relevante informatie op waarin de afwijking wordt toegelicht op het niveau van het eenheidsbedrag en voor de betrokken periode. De motivering bevat kwantitatieve informatie en, indien nodig, kwalitatieve toelichtingen.
De lidstaat geeft ook toelichting bij de omvang en het effect van de corrigerende maatregelen die reeds zijn genomen om de afwijking te verhelpen en herhaling ervan te voorkomen.
Als een lidstaat de afwijkingen niet overeenkomstig lid 2 kan verklaren, mag hij een deel van de afwijkingen verklaren.
4. Indien de lidstaat de afwijkingen niet naar behoren motiveert of indien de motivering door de Commissie ontoereikend wordt geacht overeenkomstig de leden 2 en 3 of slechts betrekking heeft op een deel van de afwijkingen, verlaagt de Commissie de betrokken bedragen aan Uniefinanciering. De Commissie stelt de lidstaat in een afzonderlijke mededeling in kennis van haar advies.
5. De in dit artikel bedoelde verlagingen worden toegepast onverminderd het latere besluit over de conformiteitsgoedkeuring als bedoeld in artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116.
Artikel 14
Criteria en methode voor de toepassing van correcties in het kader van de conformiteitsprocedure voor uitgaven buiten het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2021/2115 of voor de gewasspecifieke betaling voor katoen en de steun voor vervroegde uittreding
1. Voor de vaststelling van het besluit betreffende de op grond van artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen maakt de Commissie een onderscheid tussen de bedragen of delen van bedragen die zijn geïdentificeerd als ten onrechte uitgegeven, en die welke zijn bepaald door toepassing van geëxtrapoleerde of forfaitaire correcties.
Ter bepaling van de bedragen die aan Uniefinanciering kunnen worden onttrokken wanneer wordt geconstateerd dat bepaalde uitgaven buiten het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2021/2115 of voor de gewasspecifieke betaling voor katoen of de steun voor vervroegde uittreding uit hoofde van titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 2, respectievelijk artikel 155, lid 2, van die verordening niet overeenkomstig het recht van de Unie zijn gedaan, baseert de Commissie zich op haar eigen bevindingen en houdt zij rekening met de informatie die de betrokken lidstaat in de loop van de overeenkomstig artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 gevolgde conformiteitsgoedkeuringsprocedure ter beschikking heeft gesteld.
2. De Commissie baseert de onttrekking enkel op de identificering van de ten onrechte uitgegeven bedragen wanneer die bedragen met een evenredige inspanning kunnen worden geïdentificeerd. Wanneer de Commissie de ten onrechte uitgegeven bedragen niet met een evenredige inspanning kan identificeren, kan een lidstaat binnen de door de Commissie in de loop van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure bepaalde termijnen gegevens indienen over de verificatie van deze bedragen op basis van een onderzoek van alle afzonderlijke gevallen waarin er mogelijk sprake is van niet-conformiteit. De verificatie heeft betrekking op alle uitgaven die strijdig zijn met het toepasselijke recht en ten laste zijn gekomen van de Uniebegroting. De ingediende gegevens omvatten alle afzonderlijke bedragen die vanwege de betrokken niet-conformiteit niet-subsidiabel zijn.
3. Wanneer de ten onrechte uitgegeven bedragen niet overeenkomstig lid 2 kunnen worden geïdentificeerd, kan de Commissie de te onttrekken bedragen bepalen door middel van geëxtrapoleerde correcties. Om de Commissie in staat te stellen de betrokken bedragen te bepalen, kan een lidstaat binnen de door de Commissie in de loop van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure bepaalde termijnen een berekening van het aan Uniefinanciering te onttrekken bedrag indienen waarin de resultaten van de controles van een representatieve steekproef uit die gevallen met statistische middelen zijn geëxtrapoleerd. De steekproef wordt getrokken uit de populatie waarvoor de geconstateerde niet-conformiteit redelijkerwijs mag worden verwacht.
4. Om de in de leden 2 en 3 bedoelde door de lidstaten ingediende resultaten in aanmerking te kunnen nemen, moet de Commissie in de gelegenheid zijn om:
a) |
de voor de identificering of de extrapolatie gebruikte methoden te beoordelen, die door de lidstaten duidelijk moeten worden beschreven; |
b) |
de representativiteit van de in lid 3 bedoelde steekproef te controleren; |
c) |
de inhoud en de resultaten van de identificering of de extrapolatie te controleren; |
d) |
voldoende en relevante auditinformatie over de onderliggende gegevens te verkrijgen. |
5. Bij de toepassing van geëxtrapoleerde correcties overeenkomstig lid 3 kunnen de lidstaten gebruikmaken van de controlestatistieken zoals bevestigd door de certificerende instantie, of van de beoordeling door een dergelijke instantie van het foutenniveau in het kader van haar audit als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2021/2116, en wel onder de volgende voorwaarden:
a) |
de Commissie is ten aanzien van zowel de auditstrategie als de inhoud, omvang en kwaliteit van de feitelijke auditwerkzaamheden tevreden over het door de certificerende instanties geleverde werk; |
b) |
de reikwijdte van de werkzaamheden van de certificerende instanties strookt met de reikwijdte van het desbetreffende onderzoek in het kader van de conformiteitsgoedkeuring, met name met betrekking tot de maatregelen of regelingen; |
c) |
bij de beoordelingen is rekening gehouden met het bedrag van de sancties die hadden moeten worden toegepast. |
6. Wanneer niet is voldaan aan de voorwaarden voor de bepaling van de aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen als bedoeld in de leden 2 en 3, of de zaak van zodanige aard is dat de te onttrekken bedragen niet op basis van die leden kunnen worden bepaald, past de Commissie een passende forfaitaire correctie toe op basis van de aard en ernst van de inbreuk en haar eigen raming van het risico op financiële schade voor de Uniebegroting.
Bij de vaststelling van de hoogte van de forfaitaire correctie wordt in het bijzonder rekening gehouden met de soort niet-conformiteit die is geconstateerd. Daartoe worden de tekortkomingen in de controles onderverdeeld in tekortschietende essentiële en tekortschietende aanvullende controles:
a) |
essentiële controles zijn de administratieve controles en controles ter plaatse die nodig zijn om de subsidiabiliteit van de steun en de relevante toepassing van verlagingen en sancties te bepalen; |
b) |
aanvullende controles zijn alle overige administratieve werkzaamheden die nodig zijn om aanvragen op correcte wijze te verwerken. |
Indien in het kader van een en dezelfde conformiteitsgoedkeuringsprocedure verschillende niet-conformiteiten worden vastgesteld, die elk afzonderlijk tot een andere forfaitaire correctie zouden leiden, geldt alleen de hoogste forfaitaire correctie.
7. De Commissie houdt bij de vaststelling van de hoogte van forfaitaire correcties specifiek rekening met een of meer van de volgende verzwarende omstandigheden waarbij het risico voor de Uniebegroting groter is:
a) |
een of meer essentiële controles worden niet toegepast of zo gebrekkig of zo occasioneel toegepast dat zij voor de vaststelling van de subsidiabiliteit van de aanvraag of voor de voorkoming van onregelmatigheden ineffectief worden geacht; |
b) |
in hetzelfde controlesysteem worden drie of meer tekortkomingen ontdekt; |
c) |
de lidstaat blijkt een controlesysteem niet of op zeer gebrekkige wijze toe te passen en er zijn bewijzen voor wijdverbreide onregelmatigheden en nalatigheden bij de bestrijding van onregelmatige en frauduleuze praktijken; |
d) |
in een lidstaat worden soortgelijke tekortkomingen in dezelfde sector vastgesteld tijdens een onderzoek dat volgt op een onderzoek in het kader waarvan die tekortkomingen voor het eerst zijn ontdekt en aan de lidstaat zijn meegedeeld, waarbij evenwel rekening wordt gehouden met de corrigerende of compenserende maatregelen die de lidstaat al heeft getroffen. |
8. Wanneer een lidstaat bepaalde objectieve elementen indient die niet aan de eisen van de leden 2 en 3 voldoen, maar aantonen dat het maximumverlies voor het ELGF en het Elfpo beperkt is gebleven tot een totaalbedrag dat lager is dan hetgeen zou voortvloeien uit de toepassing van het voorgestelde forfaitaire percentage, bepaalt de Commissie aan de hand van dat lagere forfaitaire percentage welke bedragen op grond van artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 aan Uniefinanciering moeten worden onttrokken.
9. Bedragen die van de begunstigden zijn ingevorderd en aan het ELGF en het Elfpo zijn gecrediteerd vóór een ter zake relevante datum die de Commissie in de loop van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure heeft vastgesteld, worden in mindering gebracht op het bedrag dat de Commissie besluit op grond van artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 aan Uniefinanciering te onttrekken.
Artikel 15
Criteria en methode voor de toepassing van correcties in het kader van de conformiteitsprocedure voor uitgaven binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2021/2115
1. Voor de vaststelling van het besluit betreffende de op grond van artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen, baseert de Commissie zich op haar eigen bevindingen en houdt zij rekening met de informatie die de betrokken lidstaat in de loop van de overeenkomstig artikel 55, lid 3, van die verordening gevolgde conformiteitsgoedkeuringsprocedure ter beschikking heeft gesteld. Het aan Uniefinanciering te onttrekken bedrag stemt zo veel mogelijk overeen met het daadwerkelijke financiële verlies of risico voor de Uniebegroting.
2. Indien de Commissie constateert dat de uitgaven niet overeenkomstig het recht van de Unie zijn gedaan, kan zij de uit te sluiten bedragen vaststellen door een forfaitaire correctie toe te passen, rekening houdend met de aard en ernst van de inbreuk en haar eigen raming van het risico op financiële schade voor de Unie.
Bij de vaststelling van de hoogte van de forfaitaire correctie wordt in het bijzonder rekening gehouden met de soort ernstige tekortkoming die is geconstateerd. Daartoe wordt rekening gehouden met de elementen van de governancesystemen die door de ernstige tekortkomingen worden getroffen.
Indien in het kader van een en dezelfde conformiteitsprocedure verschillende ernstige tekortkomingen worden vastgesteld, die elk afzonderlijk tot een andere forfaitaire correctie zouden leiden, geldt alleen de hoogste forfaitaire correctie.
3. De Commissie houdt bij de vaststelling van de hoogte van forfaitaire correcties specifiek rekening met een of meer van de volgende verzwarende omstandigheden waarbij het risico voor de Uniebegroting groter is:
a) |
ernstige tekortkomingen in een of meer elementen van de governancesystemen; |
b) |
de lidstaat blijkt een element van het governancesysteem niet toe te passen en er zijn bewijzen voor wijdverbreide onregelmatigheden en nalatigheden bij de bestrijding van onregelmatige en frauduleuze praktijken; |
c) |
in een lidstaat worden soortgelijke tekortkomingen in dezelfde sector vastgesteld tijdens een onderzoek dat volgt op een onderzoek in het kader waarvan die tekortkomingen voor het eerst zijn ontdekt en aan de lidstaat zijn meegedeeld, waarbij evenwel rekening wordt gehouden met de corrigerende of compenserende maatregelen die de lidstaat al heeft getroffen. |
4. Wanneer een lidstaat aantoont dat het maximumverlies voor het ELGF en het Elfpo beperkt is gebleven tot een bedrag dat lager is dan hetgeen zou voortvloeien uit de toepassing van het voorgestelde forfaitaire percentage, kan de Commissie het lagere forfaitaire percentage toepassen of zich baseren op de beoordeling door de certificerende instantie van de governancesystemen in het kader van haar audit als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2021/2116 om te bepalen welke bedragen aan Uniefinanciering moeten worden onttrokken in het kader van de in artikel 55 van die verordening bedoelde conformiteitsprocedure.
5. Waar van toepassing kunnen de lidstaten binnen de door de Commissie in de loop van de conformiteitsprocedure bepaalde termijnen gegevens indienen over de verificatie van deze bedragen op basis van een onderzoek van alle afzonderlijke gevallen waarin er mogelijk sprake is van de tekortkoming. De verificatie heeft betrekking op alle uitgaven die strijdig zijn met het recht van de Unie en ten laste zijn gekomen van de Uniebegroting. De ingediende gegevens omvatten alle bedragen die vanwege die niet-conformiteit met het recht van de Unie niet-subsidiabel zijn. Als de lidstaten de ten onrechte uitgegeven bedragen niet met evenredige inspanningen kunnen berekenen, kunnen zij bij wijze van alternatief een beoordeling van het risico verstrekken op basis van een statistisch valide en representatieve steekproef van de populatie waarop de tekortkoming betrekking heeft. De certificerende instantie bevestigt de beoordeling van de tekortkoming door de lidstaat.
6. Om rekening te houden met de in lid 5 bedoelde door de lidstaten ingediende resultaten, beoordeelt de Commissie de methode, de inhoud en de resultaten van de ingediende verificatie of extrapolatie. Indien de Commissie tevreden is over de methode, de inhoud en de resultaten van de ingediende verificatie of extrapolatie, gebruikt zij de overeenkomstig lid 5 door de lidstaten ingediende resultaten om de bedragen te bepalen die op grond van artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 aan Uniefinanciering moeten worden onttrokken.
7. Bedragen die van de begunstigden zijn ingevorderd en aan het ELGF en het Elfpo zijn gecrediteerd vóór een ter zake relevante datum die de Commissie in de loop van de conformiteitsprocedure heeft vastgesteld, worden in mindering gebracht op het bedrag dat de Commissie besluit op grond van artikel 55 van Verordening (EU) 2021/2116 aan Uniefinanciering te onttrekken.
HOOFDSTUK IV
Zekerheden
Artikel 16
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing in alle gevallen waarin de sectorale landbouwwetgeving een zekerheid oplegt, ongeacht of de specifieke term “zekerheid” is gebruikt.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op zekerheden die worden gesteld als garantie voor de betaling van invoer- en uitvoerrechten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11).
Artikel 17
In dit hoofdstuk gebruikte termen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) |
“bevoegde autoriteit”: hetzij een partij die bevoegd is tot het aanvaarden van een zekerheid, hetzij een partij die bevoegd is om op grond van de toepasselijke regelgeving te besluiten of een zekerheid wordt vrijgegeven of verbeurd; |
b) |
“algemene zekerheid”: een zekerheid die bij de bevoegde autoriteit wordt gesteld, als garantie voor het nakomen van meer dan één verplichting; |
c) |
“het betrokken gedeelte van het gegarandeerde bedrag”: het gedeelte van het gegarandeerde bedrag dat overeenkomt met de hoeveelheid waarvoor niet aan een bepaalde eis is voldaan. |
Artikel 18
Verantwoordelijke partij
Een zekerheid wordt gesteld door of voor de partij die verantwoordelijk is voor de betaling van het bedrag dat verschuldigd is wanneer een verplichting niet wordt nagekomen.
Artikel 19
Vrijstelling van een verplichting tot zekerheidsstelling
1. De bevoegde autoriteit kan vrijstelling van de verplichting tot zekerheidsstelling verlenen, wanneer de partij die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichting:
a) |
een overheidsorgaan is dat de functies van een overheidsinstantie vervult, of |
b) |
een particuliere instantie is die onder staatstoezicht de in punt a) bedoelde functies vervult. |
2. De bevoegde autoriteit kan vrijstelling van de verplichting tot zekerheidsstelling verlenen wanneer het te garanderen bedrag minder dan 500 EUR bedraagt. In dat geval verbindt de betrokken partij zich schriftelijk ertoe hetzelfde bedrag als de zekerheid waarvan zij is vrijgesteld, te betalen indien de verplichting in kwestie niet wordt nagekomen.
Bij de toepassing van de eerste alinea wordt de waarde van de zekerheid zodanig berekend dat zij alle relevante verplichtingen omvat die aan eenzelfde verrichting verbonden zijn.
Artikel 20
Voorwaarden voor zekerheden
1. De bevoegde autoriteit weigert of eist vervanging van elke zekerheid die zij inadequaat of ontoereikend acht of die slechts dekking biedt voor een te korte periode.
2. Overgemaakte deposito’s in contanten worden pas als zekerheid in aanmerking genomen wanneer de bevoegde autoriteit er zeker van is dat zij over het bedrag ervan kan beschikken.
3. Een cheque die is gegarandeerd door een financiële instelling die daartoe door de lidstaat van de betrokken bevoegde autoriteit is erkend, wordt beschouwd als een deposito in contanten. De bevoegde autoriteit hoeft een dergelijke cheque pas te innen wanneer de periode waarvoor de zekerheid geldt, ten einde loopt.
Andere dan de in de eerste alinea bedoelde cheques worden pas als zekerheid in aanmerking genomen wanneer de bevoegde autoriteit er zeker van is dat zij over het bedrag ervan kan beschikken.
4. Alle door de financiële instelling gemaakte kosten komen voor rekening van de partij die de zekerheid stelt.
5. Aan de partij die een zekerheid stelt in de vorm van een deposito, wordt geen rente betaald.
Artikel 21
Gebruik van de euro
1. De zekerheden worden in euro gesteld.
2. Wanneer de zekerheid wordt aanvaard in een lidstaat die de euro niet heeft ingevoerd, wordt het in euro uitgedrukte zekerheidsbedrag overeenkomstig hoofdstuk V omgerekend in de desbetreffende nationale valuta. De bij de zekerheid behorende verbintenis en het bedrag dat eventueel wordt ingehouden bij een onregelmatigheid of een niet-nakoming, blijven in euro vastgesteld.
Artikel 22
Zekerheidssteller
1. De zekerheidssteller heeft zijn officieel geregistreerde verblijfplaats of een vestiging in de Unie en is, onverminderd de bepalingen van het Verdrag met betrekking tot het vrij verlenen van diensten, goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zekerheid wordt gesteld. De zekerheidssteller verbindt zich door een schriftelijke borgstelling.
2. In de schriftelijke borgstelling worden ten minste opgenomen:
a) |
de verplichting of, in het geval van een algemene zekerheid, de soort(en) verplichtingen waarvan de naleving door betaling van een som geld wordt gegarandeerd; |
b) |
het maximumbedrag waarvoor de zekerheidssteller zich verbindt; |
c) |
de verklaring dat de zekerheidssteller zich gezamenlijk en hoofdelijk met de partij die voor de nakoming van de verplichting verantwoordelijk is, verbindt om op verzoek van de bevoegde autoriteit binnen dertig dagen, binnen de grenzen van de zekerheid, elk bedrag te betalen dat opeisbaar is wegens het verbeuren van een zekerheid. |
3. Wanneer reeds een schriftelijke algemene zekerheid is gesteld, bepaalt de bevoegde autoriteit welke procedure moet worden gevolgd om de algemene zekerheid geheel of gedeeltelijk als garantie voor een specifieke verplichting te gebruiken.
Artikel 23
Overmacht
Als een persoon die verantwoordelijk is voor een verplichting waarvoor een zekerheid is gesteld, stelt dat de niet-nakoming van de verplichting te wijten is aan overmacht, bewijst hij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten dat er sprake is van overmacht. Indien de bevoegde autoriteit een geval van overmacht als zodanig erkent, wordt de verplichting uitsluitend met het oog op het vrijgeven van de zekerheid geannuleerd.
Artikel 24
Verbeuren van de zekerheid
1. De in artikel 64, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde verplichting is de eis om een handeling te verrichten of zich daarvan te onthouden die van fundamentele betekenis is voor de doelstellingen van de verordening waarbij deze eis wordt opgelegd.
2. Indien een verplichting niet wordt nagekomen en geen termijn voor nakoming is bepaald, wordt de zekerheid verbeurd wanneer de bevoegde autoriteit vaststelt dat er sprake is van niet-nakoming.
3. Indien de nakoming van een verplichting aan een bepaalde termijn is gebonden en de verplichting pas na die termijn is nagekomen, wordt de zekerheid verbeurd.
In een dergelijk geval wordt de zekerheid meteen voor 10 % verbeurd, vermeerderd met een over het resterende saldo berekend extra percentage van:
a) |
2 % per kalenderdag waarmee de termijn wordt overschreden, indien de verplichting betrekking heeft op de invoer van producten in een derde land; |
b) |
5 % per kalenderdag waarmee de termijn wordt overschreden, indien de verplichting betrekking heeft op het verlaten van producten van het douanegebied van de Unie. |
4. Indien een verplichting tijdig wordt nagekomen en het bewijs van nakoming binnen een vaste termijn moet worden voorgelegd, wordt de zekerheid die voor die verplichting is gesteld, voor elke kalenderdag waarmee die termijn wordt overschreden, verbeurd volgens de formule 0,2/voorgeschreven termijn in dagen en met inachtneming van artikel 27.
Indien het in de eerste alinea bedoelde bewijs bestaat in de indiening van een gebruikt of verstreken invoer- of uitvoercertificaat wordt de zekerheid voor 15 % verbeurd indien dat bewijs na de vaste termijn als bedoeld in de eerste alinea, maar uiterlijk op de 730e kalenderdag na de vervaldatum van het certificaat wordt ingediend. Na die 730e kalenderdag wordt het resterende bedrag van de zekerheid volledig verbeurd.
5. Het bedrag van de te verbeuren zekerheid wordt naar beneden afgerond tot het eerste bedrag zonder decimalen in euro of in de betrokken nationale valuta.
Artikel 25
Vrijgeven van de zekerheid
1. Zodra het in de specifieke Unieregels vastgestelde bewijs is geleverd dat een verplichting is nagekomen of de zekerheid gedeeltelijk is verbeurd overeenkomstig artikel 64, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 en artikel 24 van deze verordening, wordt de zekerheid of, in voorkomend geval, het resterende bedrag van de zekerheid onmiddellijk vrijgegeven.
2. Op verzoek wordt een zekerheid gedeeltelijk vrijgegeven wanneer het daartoe voorgeschreven bewijs is geleverd voor een gedeelte van een hoeveelheid product, op voorwaarde dat dit gedeelte niet kleiner is dan een minimumhoeveelheid die is vastgesteld in de verordening op grond waarvan de zekerheid moet worden gesteld, of die, bij gebrek aan een dergelijke verordening, door de lidstaat is vastgesteld.
3. Wanneer geen termijn is vastgesteld voor het indienen van de bewijsstukken voor het vrijgeven van een zekerheid, geldt als uiterste termijn 365 kalenderdagen na de vastgestelde termijn voor de nakoming van de verplichting waarvoor de zekerheid is gesteld. Wanneer geen termijn is vastgesteld voor de nakoming van de verplichting waarvoor de zekerheid is gesteld, is de uiterste termijn voor het indienen van de bewijsstukken voor het vrijgeven van een zekerheid 365 kalenderdagen na de datum waarop alle verplichtingen zijn nagekomen.
De in de eerste alinea bedoelde termijn mag niet langer zijn dan 1 095 kalenderdagen vanaf de datum waarop de zekerheid voor een bepaalde verplichting is gesteld.
Artikel 26
Maxima
1. Het totale verbeurde bedrag mag niet hoger zijn dan 100 % van het betrokken gedeelte van het gegarandeerde bedrag.
2. De bevoegde autoriteit mag van verbeurdverklaring van bedragen van minder dan 100 EUR afzien, voor zover voor vergelijkbare gevallen soortgelijke nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn vastgesteld.
Artikel 27
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing in gevallen waarin andere specifieke Unieregels dan de regels inzake sectorale interventies bepalen dat een voorschot kan worden betaald alvorens is voldaan aan de voor het verkrijgen van de betrokken steun of het betrokken voordeel vastgestelde verplichting.
Artikel 28
Vrijgeven van de zekerheid
1. De zekerheid wordt vrijgegeven:
a) |
hetzij wanneer is vastgesteld dat de betrokkene definitief recht heeft op een voorschot; |
b) |
hetzij wanneer het voorschot, verhoogd met de in de specifieke Unieregels vastgestelde toeslag, is terugbetaald. |
2. Wanneer de uiterste termijn om aan te tonen dat de betrokkene definitief recht heeft op het voorschot, is verstreken zonder dat dit bewijs is geleverd, past de bevoegde autoriteit onmiddellijk de procedure voor het verbeuren van de zekerheid toe.
Voor zover specifieke Unieregels daarin voorzien, kan het bewijs evenwel nog na de bovenbedoelde termijn worden geleverd, waarna de zekerheid gedeeltelijk wordt terugbetaald.
HOOFDSTUK V
Gebruik van de euro
Artikel 29
Handel met derde landen
1. Voor met invoer verband houdende bedragen en voor uitvoerbelastingen, zoals bij het recht van de Unie inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid in euro vastgesteld en door de lidstaten in nationale valuta toe te passen, is de omrekeningskoers specifiek gelijk aan de op grond van artikel 53, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 geldende koers.
2. Wanneer in landbouwwetgeving van de Unie inzake de handel met derde landen prijzen en bedragen in euro zijn uitgedrukt, is het ontstaansfeit voor de wisselkoers de aanvaarding van de douaneaangifte.
3. Voor de berekening van de forfaitaire invoerwaarde van groenten en fruit met het oog op de bepaling van de invoerprijs vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers voor de representatieve prijzen die worden gebruikt om die forfaitaire waarde en het bedrag van de vermindering te berekenen, plaats op de dag waarop de representatieve prijzen betrekking hebben.
Artikel 30
Specifieke soorten steun
1. Voor steun die wordt verleend per hoeveelheid in de handel gebracht of op specifieke wijze te gebruiken product, is onverminderd de artikelen 32 en 33 het ontstaansfeit voor de wisselkoers de eerste handeling die, nadat het product door de betrokken marktdeelnemer is overgenomen, een passend gebruik van het product waarborgt en tot verlening van de steun leidt.
2. Voor steun voor particuliere opslag vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de eerste dag waarvoor de steun in het kader van eenzelfde contract wordt verleend.
3. Voor andere dan in de leden 1 en 2 van dit artikel en in de artikelen 32 en 33 bedoelde steun vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de uiterste datum voor de indiening van de aanvragen.
Artikel 31
Wijnsector
1. Het ontstaansfeit voor de wisselkoers vindt plaats op de eerste dag van het landbouwbegrotingsjaar waarin de steun wordt verleend, in het geval van:
a) |
de herstructurering en omschakeling van wijngaarden, als bedoeld in artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt a), van Verordening (EU) 2021/2115; |
b) |
de tijdelijke en degressieve steun voor de financiering van de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen, als bedoeld in artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt l), van Verordening (EU) 2021/2115; |
c) |
oogstverzekeringen tegen inkomensverlies als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met natuurrampen worden gelijkgesteld, ongunstige weersomstandigheden, schade veroorzaakt door dieren, plantenziekten of plagen, als bedoeld in artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt d), van Verordening (EU) 2021/2115. |
2. Voor het in artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt c), van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde groen oogsten vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de dag waarop het groen oogsten plaatsvindt.
3. Voor de distillatie van bijproducten van de wijnbereiding die wordt uitgevoerd overeenkomstig de beperkingen die zijn vastgesteld in deel II, afdeling D, van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013, als bedoeld in artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt g), van Verordening (EU) 2021/2115 vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de eerste dag van het landbouwbegrotingsjaar waarin het bijproduct wordt geleverd.
4. Voor de in artikel 58, lid 1, eerste alinea, punten b), e) en m), van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde investeringen vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 januari van het jaar waarin het besluit tot verlening van de steun wordt genomen.
5. Voor de in artikel 58, lid 1, eerste alinea, punten f), h), i), j) en k), van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventietypen is het ontstaansfeit voor de wisselkoers de voorlaatste wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft bepaald vóór de maand waarvoor de uitgaven of de bestemmingsontvangsten worden gedeclareerd.
Artikel 32
Steunbedragen en -betalingen in verband met de uitvoering van de schoolregeling
Voor de steun voor de uitvoering van de in deel II, titel I, hoofdstuk II, afdeling I, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde schoolregeling vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 januari voorafgaande aan het betrokken schooljaar.
Artikel 33
Steun voor structuur- of milieumaatregelen
Voor steun voor plattelandsontwikkeling die wordt betaald overeenkomstig titel III, hoofdstuk IV, van Verordening 2021/2115 en voor betalingen in het kader van maatregelen die zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1305/2013, vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 januari van het jaar waarin het besluit tot verlening van de steun wordt genomen.
Indien de betaling van de in de eerste alinea bedoelde bedragen echter op grond van Unieregels over meerdere jaren wordt gespreid, vindt voor elke jaarlijkse tranche het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 januari van het jaar waarvoor de betrokken tranche wordt betaald.
Artikel 34
Andere bedragen en prijzen
Voor andere dan de in de artikelen 30 tot en met 33 bedoelde prijzen of bedragen, of voor met deze prijzen verband houdende bedragen, uitgedrukt in euro in de Uniewetgeving of uitgedrukt in euro in het kader van een inschrijvingsprocedure, vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de dag waarop een van de volgende rechtshandelingen wordt gesteld:
a) |
wat aankopen betreft, de dag waarop de geldige offerte is ontvangen; |
b) |
wat verkopen betreft, de dag waarop de geldige offerte is ontvangen; |
c) |
wat het uit de markt nemen van producten betreft, de dag waarop de producten uit de markt worden genomen; |
d) |
wat verrichtingen op het gebied van niet-oogsten en groen oogsten betreft, de dag waarop de verrichting op het gebied van niet-oogsten en groen oogsten plaatsvindt; |
e) |
wat kosten van vervoer, verwerking of openbare opslag en bedragen voor studies als onderdeel van een inschrijvingsprocedure betreft, de uiterste datum voor de indiening van inschrijvingen; |
f) |
wat de notering van prijzen, bedragen of inschrijvingen op de markt betreft, de dag waarvoor de prijs, het bedrag of de inschrijving wordt genoteerd; |
g) |
wat sancties wegens niet-naleving van landbouwwetgeving betreft, de datum van de akte van de bevoegde autoriteit waarbij de feiten zijn geconstateerd. |
Artikel 35
Betaling van voorschotten
Voor voorschotten is het ontstaansfeit voor de wisselkoers het ontstaansfeit dat geldt voor de prijs of het bedrag waarop het voorschot betrekking heeft, indien dit ontstaansfeit reeds heeft plaatsgevonden wanneer het voorschot wordt betaald, en vindt in andere gevallen het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de datum waarop het voorschot in euro wordt vastgesteld, of, bij ontstentenis daarvan, op de datum waarop het voorschot wordt betaald. Het ontstaansfeit voor de wisselkoers wordt op voorschotten toegepast onverminderd de toepassing van het voor de volledige prijs of het volledige bedrag geldende ontstaansfeit op die prijs of dat bedrag.
Artikel 36
Zekerheden
Voor zekerheden vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de datum waarop de zekerheid wordt gesteld.
De volgende uitzonderingen zijn evenwel van toepassing:
a) |
voor zekerheden in verband met voorschotten is het ontstaansfeit voor de wisselkoers het voor het voorschotbedrag bepaalde ontstaansfeit indien dit ontstaansfeit reeds heeft plaatsgevonden wanneer de zekerheid wordt betaald; |
b) |
voor zekerheden in verband met de indiening van inschrijvingen vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de dag waarop de inschrijving wordt ingediend; |
c) |
voor zekerheden in verband met de uitvoering van inschrijvingen vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de uiterste datum voor de indiening van inschrijvingen. |
Artikel 37
Bepaling van de wisselkoers
Indien op grond van Uniewetgeving een ontstaansfeit wordt vastgesteld, is de te gebruiken wisselkoers de laatste koers die de Europese Centrale Bank heeft bepaald vóór de eerste dag van de maand waarin het ontstaansfeit plaatsvindt.
Echter, de te volgen wisselkoers is:
a) |
in de in artikel 29, lid 2, van deze verordening bedoelde gevallen, waarin het ontstaansfeit voor de wisselkoers de aanvaarding van de douaneaangifte is, de in artikel 53, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde koers; |
b) |
voor interventie-uitgaven in het kader van verrichtingen in verband met openbare opslag, de uit de toepassing van artikel 3, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie (12) voortvloeiende koers. |
Artikel 38
Doorlichting van transacties
De uit de toepassing van titel IV, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2116 voortvloeiende bedragen in euro worden, waar nodig, omgerekend in de nationale munt door toepassing van de wisselkoers van toepassing op de eerste werkdag van het jaar waarin de doorlichtingsperiode begint, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.
HOOFDSTUK VI
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 39
Overgangsbepalingen
Wanneer een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1306/2013 geaccrediteerd betaalorgaan verantwoordelijk wordt voor uitgaven waarvoor het eerder niet verantwoordelijk was, wordt het vóór 1 januari 2023 voor de nieuwe verantwoordelijkheden geaccrediteerd.
Artikel 40
Intrekking
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2023.
Echter:
a) |
artikel 5 bis, artikel 7, leden 3 en 4, artikel 11, lid 1, tweede alinea, en lid 2, en artikel 13 van die verordening blijven van toepassing, wat het Elfpo betreft, met betrekking tot de uitgaven die zijn gedaan door de begunstigden en de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013, en wat het ELGF betreft, op de operationele programma’s die zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1308/2013; |
b) |
artikel 13 van die verordening blijft van toepassing op lopende terugvorderingen uit hoofde van artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1306/2013. |
Artikel 41
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2023.
Artikel 39 is evenwel van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 december 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).
(3) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(4) Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
(6) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
(7) Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).
(8) Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 23).
(9) Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 41).
(10) Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).
(11) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(12) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat uitgaven voor openbare interventie betreft (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 1).
BIJLAGE I
In artikel 1, lid 2, bedoelde accreditatiecriteria voor betaalorganen
1. INTERNE OMGEVING
A) Organisatiestructuur
Het betaalorgaan beschikt over een organisatiestructuur die het in staat stelt de volgende hoofdfuncties te vervullen ten aanzien van de ELGF- en de Elfpo-uitgaven:
i) |
de autorisatie en controle van de betalingen, met het doel zich ervan te vergewissen dat het aan een begunstigde te betalen bedrag in overeenstemming is met de Unieregels; dit omvat met name administratieve controles en controles ter plaatse; |
ii) |
de uitvoering van de betalingen van het geautoriseerde bedrag aan de begunstigden (of hun gevolmachtigden) of, in het geval van plattelandsontwikkeling, van het deel dat overeenkomt met de medefinanciering door de Unie; |
iii) |
de boekhoudkundige verantwoording, met het doel alle betalingen in de afzonderlijke rekeningen van het betaalorgaan voor de ELGF- en de Elfpo-uitgaven met behulp van een informatiesysteem vast te leggen en de periodieke overzichten van de uitgaven op te stellen, met inbegrip van de maandelijkse (voor het ELGF), driemaandelijkse (voor het Elfpo) en jaarlijkse declaraties aan de Commissie. In de rekeningen van het betaalorgaan worden ook de door het ELGF en het Elfpo gefinancierde activa opgenomen, waarbij het met name gaat om de interventievoorraden, de niet-verrekende voorschotten, de zekerheden en de debiteuren; |
iv) |
wat de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventietypen betreft, waarborgt de organisatiestructuur van het betaalorgaan ook de uitvoering van de prestatieverslaglegging over outputindicatoren voor de jaarlijkse prestatiegoedkeuring als bedoeld in artikel 54 van Verordening (EU) 2021/2116, alsmede de uitvoering van de prestatieverslaglegging over resultaatindicatoren voor de meerjarige prestatiemonitoring als bedoeld in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115, waarbij wordt aangetoond dat aan artikel 37 van Verordening (EU) 2021/2116 is voldaan. |
De organisatiestructuur van het betaalorgaan zorgt voor een duidelijke toewijzing van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden op alle operationele niveaus en voor een scheiding van de in de eerste alinea, punten i), ii) en iii), vermelde functies, waarbij de bij die functies behorende verantwoordelijkheden zijn omschreven in een organisatieschema dat de rapportagelijnen omvat. Die organisatiestructuur omvat tevens de technische diensten en de interneauditdienst als bedoeld in punt 4.
B) Niveau van de personele middelen
Het betaalorgaan zet zich in voor integriteit en ethische waarden. Alle managementniveaus tonen in hun instructies, handelingen en gedrag respect voor de integriteit en de ethische waarden. De integriteit en de ethische waarden worden omschreven in gedragsnormen en alle niveaus van de organisatie, alsmede verleners en begunstigden van uitbestede diensten, zijn ervan op de hoogte. Er wordt voorzien in procedures om te beoordelen of personen en entiteiten zich houden aan de gedragsnormen en om afwijkingen tijdig aan te pakken. Het betaalorgaan zet zich er ook voor in om in overeenstemming met zijn doelstellingen bekwame medewerkers aan te trekken, op te leiden en aan zich te binden.
Met name zorgt het betaalorgaan ervoor dat:
i) |
passende personele middelen worden toegewezen om de werkzaamheden uit te voeren, en de op de verschillende operationele niveaus benodigde technische vaardigheden aanwezig zijn; |
ii) |
de taken zo worden verdeeld dat geen enkele functionaris wordt belast met meer dan een van de verantwoordelijkheden op het gebied van de autorisatie, de betaling of de boekhouding met betrekking tot de aan het ELGF of het Elfpo in rekening gebrachte bedragen en dat geen enkele functionaris een van die taken verricht zonder toezicht; |
iii) |
de verantwoordelijkheden van elke functionaris in een schriftelijke functieomschrijving worden vastgelegd, waarbij ook de financiële grenzen aan zijn/haar bevoegdheid worden vastgesteld. Dit laatste mag worden vastgelegd in het systeem; |
iv) |
de opleiding van het personeel, ook op het gebied van fraudebewustzijn, op alle operationele niveaus adequaat is en er een beleid bestaat om personeel op gevoelige posities te laten rouleren of om als alternatief het toezicht te verscherpen; |
v) |
er passende maatregelen worden genomen ter voorkoming en opsporing van mogelijke risico’s op belangenconflicten in de zin van artikel 61 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 wat betreft de uitvoering van de taken van het betaalorgaan jegens personen met invloed of een gevoelige positie binnen en buiten het betaalorgaan. Wanneer er een risico op een belangenconflict bestaat, worden maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat het genoemde artikel wordt toegepast. |
C) Risicobeoordeling
Het betaalorgaan zorgt ervoor dat:
i) |
de doelstellingen van het betaalorgaan worden geïdentificeerd zodat de risico’s in verband met die doelstellingen kunnen worden geïdentificeerd en beoordeeld; |
ii) |
de risico’s, met inbegrip van mogelijke onregelmatigheden of fraude, voor de verwezenlijking van zijn doelstellingen worden opgespoord en een analyse van die risico’s wordt verricht om na te gaan hoe het risico moet worden beheerd; |
iii) |
wat het risico op potentiële fraude betreft, een fraudebestrijdingsstrategie wordt opgezet, die maatregelen omvat ter bestrijding van fraude en alle onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden. Deze maatregelen omvatten de preventie en opsporing van fraude en de voorwaarden voor het onderzoeken ervan, alsmede herstelmaatregelen en afschrikkingsmaatregelen, met evenredige en afschrikwekkende sancties; |
iv) |
er maatregelen worden getroffen om de risico’s te voorkomen en te beperken; |
v) |
wijzigingen die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor het intern controlesysteem worden opgespoord en beoordeeld; |
vi) |
de risicobeoordeling en de maatregelen die zijn getroffen om de vastgestelde risico’s te voorkomen of te beperken, regelmatig worden geëvalueerd. |
D) Delegatie
D.1) |
Indien het betaalorgaan een taak overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 aan een andere instantie delegeert, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:
|
D.2) |
De in punt D.1, i), ii), iii) en v), genoemde voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing op de gevallen waarin taken van een betaalorgaan door een andere instantie worden verricht in het kader van haar reguliere taken op basis van nationale wetgeving. |
2. CONTROLEACTIVITEITEN
A) Procedures voor de autorisatie van claims
Het betaalorgaan stelt procedures vast om aan de volgende regels te voldoen:
i) |
het betaalorgaan stelt gedetailleerde procedures vast voor de ontvangst, de registratie en de verwerking van de claims, met inbegrip van een beschrijving van alle stukken en van het te gebruiken informatiesysteem; |
ii) |
elke voor de autorisatie verantwoordelijke functionaris beschikt over een gedetailleerde checklist van de te verrichten verificaties, en verklaart in de bewijsstukken betreffende de claims dat die controles zijn verricht. Die verklaring mag met behulp van elektronische middelen worden afgegeven. Er is bewijs dat het werk systematisch, op basis van bijvoorbeeld een steekproef, een systeem of een plan, is nagezien door een personeelslid met een hogere rang; |
iii) |
een claim wordt pas ter betaling geautoriseerd nadat voldoende controles zijn verricht om zich ervan te vergewissen dat de claim voldoet aan de Unieregels; |
iv) |
de controles omvatten de controles die zijn voorgeschreven bij de betrokken regelgeving betreffende de specifieke maatregel waarop de claim is gebaseerd, en de controles die krachtens artikel 59 van Verordening (EU) 2021/2116 moeten worden verricht om fraude en onregelmatigheden te voorkomen en op te sporen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de bestaande risico’s. Wat het Elfpo betreft, zijn er bovendien procedures om na te gaan of de voorwaarden voor de toekenning van steun, met inbegrip van de contractering, zijn nageleefd en of is voldaan aan alle geldende Unieregels, waaronder de regels van het strategisch GLB-plan; |
v) |
de leiding van het betaalorgaan wordt op een passend niveau regelmatig en tijdig over de resultaten van de verrichte administratieve controles en controles ter plaatse geïnformeerd, zodat altijd met de toereikendheid van die controles rekening kan worden gehouden voordat een claim wordt afgehandeld; |
vi) |
de verrichte werkzaamheden worden in detail beschreven in een verslag dat elke claim of groep claims vergezelt, dan wel, indien passend, in een verslag dat betrekking heeft op één verkoopseizoen. Het verslag gaat vergezeld van een verklaring over de subsidiabiliteit van de geautoriseerde claims en over aard, reikwijdte en grenzen van de verrichte werkzaamheden. Die verklaring mag met behulp van elektronische middelen worden afgegeven. Wat het Elfpo betreft, wordt bovendien zekerheid verschaft dat de criteria voor de toekenning van steun, met inbegrip van de contractering, zijn nageleefd en dat is voldaan aan alle geldende Unieregels, waaronder de regels van het strategisch GLB-plan. Indien fysieke of administratieve controles niet alle claims maar een steekproef daaruit betreffen, worden de geselecteerde claims geïdentificeerd, wordt de methode van steekproeftrekking beschreven en wordt verslag uitgebracht over de resultaten van alle inspecties en over de ten aanzien van discrepanties en onregelmatigheden genomen maatregelen. De bewijsstukken (op papier of in elektronische vorm) moeten volstaan om zekerheid te verschaffen dat alle vereiste controles op de subsidiabiliteit van de geautoriseerde claims zijn verricht; |
vii) |
in het geval dat stukken (op papier of in elektronische vorm) betreffende geautoriseerde claims en betreffende verrichte controles door andere instanties worden bewaard, worden door die instanties en het betaalorgaan procedures ingesteld om ervoor te zorgen dat die stukken of elektronische gegevensbestanden worden bewaard en toegankelijk zijn voor het betaalorgaan. |
B) Betalingsprocedures
Het betaalorgaan stelt de nodige procedures vast om ervoor te zorgen dat de betalingen uitsluitend naar aan de begunstigden of hun gevolmachtigden toebehorende bankrekeningen worden verricht. De betaling wordt door de bank van het betaalorgaan of, in voorkomend geval, door een betaalkantoor van de overheid uitgevoerd binnen vijf werkdagen na de datum waarop het bedrag in rekening is gebracht aan het ELGF of het Elfpo. Procedures worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat alle betalingen waarvoor de overmaking niet wordt uitgevoerd, niet ter vergoeding bij het ELGF of het Elfpo worden gedeclareerd. Indien dergelijke betalingen al bij het ELGF of het Elfpo zijn gedeclareerd, moeten deze middels de maandelijkse dan wel driemaandelijkse declaraties of op zijn laatst in de jaarrekeningen weer aan die fondsen worden gecrediteerd. Er wordt niet in contanten betaald. De goedkeuring van de autoriserende functionaris en/of zijn/haar supervisor mag met behulp van elektronische middelen worden verleend, mits een passend niveau van beveiliging van die middelen is gegarandeerd en de identiteit van de ondertekenaar in de elektronische records wordt ingevoerd.
C) Boekhoudprocedures
Het betaalorgaan stelt de volgende procedures vast:
i) |
de boekhoudprocedures zorgen ervoor dat de maandelijkse (voor het ELGF), driemaandelijkse (voor het Elfpo) en jaarlijkse declaraties volledig en juist zijn en tijdig worden ingediend en dat eventuele fouten of omissies worden ontdekt en gecorrigeerd, met name dankzij met regelmatige tussenpozen verrichte controles en aansluitingsvergelijkingen; |
ii) |
bij de boekhouding betreffende de interventieopslag wordt ervoor gezorgd dat, in elk stadium vanaf de aanvaarding van een aanbieding tot de fysieke afzet van het product, de informatie over de hoeveelheden en de bijbehorende kosten overeenkomstig de toepasselijke voorschriften correct en snel worden verwerkt en per identificeerbare partij in de juiste rekening worden geboekt, en er wordt tevens voor gezorgd dat voor elke opslagplaats hoeveelheid en aard van de opgeslagen voorraden te allen tijde kunnen worden bepaald. |
D) Procedures voor de prestatieverslaglegging
Wat de interventietypen als bedoeld in Verordening (EU) 2021/2115 betreft, zorgt het betaalorgaan ervoor dat er een informatiesysteem in gebruik is om gegevens over elke claim en verrichting in elektronische vorm te verzamelen, te registreren en op te slaan. Daarnaast maakt het systeem een uitsplitsing van de gegevens over alle relevante outputindicatoren per interventie mogelijk om te garanderen dat uit de jaarlijkse prestatieverslagen kan worden afgeleid dat de uitgaven zijn gedaan in overeenstemming met artikel 37 van Verordening (EU) 2021/2116, alsmede van de gegevens voor de resultaatindicatoren, met inbegrip van streefcijfers en mijlpalen.
E) Procedures voor voorschotten en zekerheden
Er worden procedures ingevoerd die waarborgen dat:
i) |
de betalingen van voorschotten afzonderlijk in de boekhouding of een subadministratie worden opgenomen; |
ii) |
voor zekerheden slechts een beroep wordt gedaan op financiële instellingen die voldoen aan de bij hoofdstuk IV van deze verordening vastgestelde voorwaarden en die zijn erkend door de bevoegde autoriteiten, waarbij de zekerheden geldig blijven totdat zij op eenvoudig verzoek van het betaalorgaan worden vrijgegeven of geïnd; |
iii) |
de voorschotten binnen de gestelde termijn worden verrekend en de voorschotten die reeds hadden moeten zijn verrekend, onverwijld worden geïdentificeerd en de zekerheden onverwijld worden geïnd. |
F) Procedures voor vorderingen
Alle in de afdelingen A) tot en met E) vermelde criteria zijn van overeenkomstige toepassing op heffingen, verbeurde zekerheden, terug te betalen bedragen, bestemmingsontvangsten enz. die het betaalorgaan namens het ELGF of het Elfpo moet innen.
Het betaalorgaan zet een systeem op om alle verschuldigde bedragen vast te stellen en om al die vorderingen vóór de inning ervan op te nemen in één debiteurenadministratie. De debiteurenadministratie wordt op gezette tijden gecontroleerd en het nodige wordt gedaan om de achterstallige vorderingen te innen.
G) Auditspoor
De informatie over de bewijsstukken met betrekking tot de autorisatie, de boeking en de betaling van claims, de prestatieverslaglegging en de behandeling van voorschotten, zekerheden en vorderingen zijn in het betaalorgaan beschikbaar om ervoor te zorgen dat er te allen tijde een voldoende gedetailleerd auditspoor is.
3. INFORMATIE EN COMMUNICATIE
A) Communicatie
Het betaalorgaan stelt de nodige procedures vast om ervoor te zorgen dat elke wijziging van de Unieregelgeving, met name wat de geldende steunbedragen betreft, wordt geregistreerd en dat de instructies, databases en checklists tijdig worden geactualiseerd.
B) Beveiliging van de informatiesystemen
De beveiliging van de informatiesystemen wordt gecertificeerd overeenkomstig de norm International Standards Organisation 27001: Information Security management systems — Requirements (ISO).
Mits de Commissie daarvoor toestemming geeft, kunnen de lidstaten hun beveiliging van de informatiesystemen certificeren overeenkomstig andere aanvaarde normen die een beveiligingsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan dat van ISO 27001.
De eerste en tweede alinea zijn niet van toepassing op betaalorganen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controle van uitgaven die niet meer dan 400 miljoen EUR per jaar bedragen, mits de betrokken lidstaat de Commissie in kennis heeft gesteld van zijn besluit om een van de volgende alternatieve normen toe te passen:
— |
International Standards Organisation 27002: Code of practice for Information Security controls (ISO); |
— |
Bundesamt für Sicherheit in der Informationstechnik: IT-Grundschutzhandbuch/IT Baseline Protection Manual (BSI); |
— |
Information Systems Audit and Control Association: Control objectives for Information and related Technology (Cobit). |
4. MONITORING
A) Permanente monitoring via internecontroleactiviteiten
De internecontroleactiviteiten hebben ten minste betrekking op de volgende gebieden:
i) |
de technische diensten en gedelegeerde instanties die zijn belast met het verrichten van controles en met de uitoefening van andere functies, worden gemonitord om een correcte uitvoering van de voorschriften, richtsnoeren en procedures te waarborgen; |
ii) |
er worden systeemveranderingen geïnitieerd om de controlesystemen in het algemeen te verbeteren; |
iii) |
de bij het betaalorgaan ingediende claims en verzoeken en andere informatie die aanleiding geven tot een vermoeden van onregelmatigheden, worden aan een onderzoek onderworpen; |
iv) |
de procedures om fraude en onregelmatigheden te voorkomen en op te sporen, met name ten aanzien van de onder de bevoegdheid van het betaalorgaan vallende GLB-uitgavengebieden die aan een aanzienlijk risico van fraude of andere ernstige onregelmatigheden blootstaan, worden gemonitord. |
De permanente monitoring maakt deel uit van de gewone, steeds terugkerende operationele activiteiten van het betaalorgaan. Op alle niveaus worden de dagelijkse verrichtingen en controleactiviteiten van het betaalorgaan op permanente basis gemonitord teneinde een voldoende gedetailleerd auditspoor te waarborgen.
B) Afzonderlijke evaluaties door een interneauditdienst
Het betaalorgaan stelt procedures vast om aan de volgende regels te voldoen:
i) |
de interneauditdienst is onafhankelijk van de andere afdelingen van het betaalorgaan en rapporteert rechtstreeks aan de directeur van het betaalorgaan; |
ii) |
de interneauditdienst verifieert of de door het betaalorgaan vastgestelde procedures toereikend zijn om ervoor te zorgen dat de naleving van de Unieregels wordt geverifieerd en dat de rekeningen juist en volledig zijn en tijdig worden opgesteld. De verificaties mogen beperkt blijven tot geselecteerde maatregelen en tot steekproeven uit de transacties, mits een auditplan ervoor zorgt dat alle belangrijke terreinen, met inbegrip van de afdelingen die zijn belast met de autorisatie, worden bestreken over een periode van ten hoogste vijf jaar; |
iii) |
de werkzaamheden van de interneauditdienst worden verricht overeenkomstig internationaal aanvaarde normen, worden vastgelegd in werkdocumenten en resulteren in rapporten en aanbevelingen die worden gericht tot de hoogste leiding van het betaalorgaan. |
BIJLAGE II
In artikel 2, lid 3, bedoelde accreditatiecriteria voor coördinerende instanties met betrekking tot de opstelling van het jaarlijkse prestatieverslag
1. INFORMATIE EN COMMUNICATIE
A) Communicatie
De coördinerende instantie stelt de nodige procedures vast om ervoor te zorgen dat elke wijziging van de Unieregelgeving wordt geregistreerd en dat de instructies en databases tijdig worden geactualiseerd.
B) Beveiliging van de informatiesystemen
De beveiliging van de informatiesystemen wordt gecertificeerd overeenkomstig de norm International Standards Organisation 27001: Information Security management systems — Requirements (ISO).
Mits de Commissie daarvoor toestemming geeft, kunnen de lidstaten hun beveiliging van de informatiesystemen certificeren overeenkomstig andere aanvaarde normen die een beveiligingsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan dat van ISO 27001. Wanneer een betaalorgaan als coördinerende instantie optreedt, voldoet zijn certificering aan deze voorwaarde.
BIJLAGE III
In artikel 3, lid 1, bedoelde accreditatiecriteria voor betaalorganen
I. VERPLICHTINGEN VAN DE BETAALORGANEN
A. Controles
1. Frequentie en representativiteit
Ten minste eenmaal per jaar wordt elke plaats van opslag overeenkomstig deel II onderworpen aan een inspectie die met name betrekking heeft op:
a) |
de wijze waarop de informatie over de openbare opslag wordt verzameld; |
b) |
de overeenstemming tussen de ter plaatse door de opslaghouder bewaarde boekhoudgegevens en de informatie die aan het betaalorgaan is verstrekt; |
c) |
de fysieke aanwezigheid blijkt uit een fysieke inspectie die representatief genoeg is en ten minste de in deel II vermelde percentages betreft en op grond waarvan mag worden geconcludeerd dat alle in de voorraadboekhouding opgenomen hoeveelheden daadwerkelijk in de voorraden aanwezig zijn; |
d) |
de kwaliteitscontroles worden op visuele, olfactorische en/of organoleptische wijze en, in geval van twijfel, door middel van grondige analysen verricht. |
2. Aanvullende controles
Indien bij de fysieke inspectie een anomalie wordt geconstateerd, wordt volgens dezelfde methode een extra percentage geïnspecteerd van de hoeveelheden die zich in interventieopslag bevinden. De inspectie wordt desnoods uitgebreid totdat alle producten van de geïnspecteerde partij of in het geïnspecteerde pakhuis zijn gewogen.
B. Inspectierapporten
1. |
De interne inspectiedienst van het betaalorgaan of de instantie waaraan het betaalorgaan de controleopdracht heeft gegeven, stelt een rapport op over elk van de verrichte controles of fysieke inspecties. |
2. |
Het rapport bevat in elk geval de volgende informatie:
|
3. |
De rapporten worden onmiddellijk toegezonden aan het hoofd van de dienst die is belast met het bijhouden van de rekeningen van het betaalorgaan.
Onmiddellijk na ontvangst van het rapport wordt de boekhouding van het betaalorgaan op basis van de geconstateerde discrepanties en verschillen gecorrigeerd. |
4. |
De rapporten zijn toegankelijk voor de functionarissen van de Commissie en de personen die in opdracht van de Commissie handelen. |
5. |
In een door het betaalorgaan opgesteld samenvattend document worden vermeld:
|
II. PROCEDURE VOOR EEN FYSIEKE INSPECTIE IN HET KADER VAN DE IN DEEL I BEDOELDE CONTROLES PER SECTOR VAN HET GLB
A. Boter
1. |
De voor controle geselecteerde partijen komen overeen met ten minste 5 % van de totale hoeveelheid in openbare opslag. De selectie wordt vóór het bezoek aan de opslagplaats voorbereid aan de hand van de boekhoudgegevens van het betaalorgaan, maar wordt de opslaghouder niet vooraf meegedeeld. |
2. |
De verificatie ter plaatse van de aanwezigheid van de geselecteerde partijen en van de samenstelling daarvan wordt verricht middels:
|
3. |
De fysiek geïnspecteerde partijen en de geconstateerde gebreken worden beschreven in het inspectierapport. |
B. Mageremelkpoeder
1. |
De voor controle geselecteerde partijen komen overeen met ten minste 5 % van de hoeveelheid in openbare opslag. De selectie wordt vóór het bezoek aan de opslagplaats voorbereid aan de hand van de boekhoudgegevens van het betaalorgaan, maar wordt de opslaghouder niet vooraf meegedeeld. |
2. |
De verificatie ter plaatse van de aanwezigheid van de geselecteerde partijen en van de samenstelling daarvan wordt verricht middels:
|
3. |
De fysiek geïnspecteerde partijen en de geconstateerde gebreken worden beschreven in het inspectierapport. |
C. Granen en rijst
1. Procedure voor een fysieke inspectie
De inspectie wordt als volgt verricht:
a) |
De voor controle geselecteerde cellen of kamers komen overeen met ten minste 5 % van de totale hoeveelheid granen of rijst die is opgeslagen uit hoofde van openbare interventie. De selectie wordt voorbereid aan de hand van de in de voorraadboekhouding van het betaalorgaan beschikbare gegevens, maar wordt de opslaghouder niet vooraf meegedeeld. |
b) |
Fysieke inspectie:
|
2. Behandeling van geconstateerde discrepanties
Een bepaalde afwijking bij de volumetrische verificatie van de producten wordt getolereerd.
Zo zijn bij opslag in een silo of een vlakke opslagruimte de in bijlage IV, afdeling II, vastgestelde regels van toepassing wanneer het bij de fysieke inspectie geconstateerde gewicht van het opgeslagen product in het geval van granen en rijst ten minste 5 % verschilt van het in de boekhouding vermelde gewicht ervan.
Voor in een pakhuis opgeslagen granen of rijst mag rekening worden gehouden met de hoeveelheden zoals bepaald bij de weging bij de inslag in plaats van met de hoeveelheden die bij een volumetrische bepaling worden verkregen, indien deze laatste bepaling niet de wenselijke nauwkeurigheidsgraad oplevert en het tussen de betrokken twee waarden geconstateerde verschil niet al te groot is.
Het betaalorgaan maakt onder eigen verantwoordelijkheid van die mogelijkheid gebruik als dat verantwoord is gezien de omstandigheden, die per geval worden beoordeeld. Het maakt daarvan melding in het inspectierapport, dat wordt opgesteld op basis van het volgende indicatieve model:
GRANEN — INSPECTIE VAN DE VOORRAAD
Product: |
Opslaghouder: Opslagruimte, silo: Nummer van de opslagcel: |
Datum: |
Partij |
Hoeveelheid volgens de voorraadboekhouding |
a) Voorraden in een silo
Nummer van de kamer |
In de specificatie vermeld volume m3 (A) |
Geconstateerde vrije ruimte m3 (B) |
Volume opgeslagen granen m3 (A-B) |
Geconstateerd soortelijk gewicht kg/hl = 100 |
Gewicht van de opgeslagen granen of rijst |
|
|
|
|
|
|
Totaal a): …
b) Voorraden in een vlakke opslagruimte
|
Kamer nr. |
Kamer nr. |
Kamer nr. |
|||
Ingenomen oppervlakte … Hoogte … |
… |
… |
… |
… |
… |
… |
…m2 |
… |
…m2 |
… |
…m2 |
… |
|
… |
m3 |
… |
m3 |
… |
m3 |
|
… |
… |
… |
… |
… |
|
|
…m |
|
…m |
|
…m |
|
|
Correcties … |
… m3 |
… m3 |
… m3 |
|||
Volume … |
… m3 |
… m3 |
… m3 |
|||
Soortelijk gewicht … |
… kg/hl |
… kg/hl |
… kg/hl |
|||
Totaal gewicht |
… ton |
… ton |
… ton |
Totaal b): …
Totaal gewicht in de opslagruimte: …
Verschil t.o.v. het in de boekhouding vermelde gewicht: …
In %: …
…, [datum]
… (Stempel en handtekening)
Inspecteur betaalorgaan:
D. Rund- en kalfsvlees
1. |
De voor controle geselecteerde partijen komen overeen met ten minste 5 % van de totale hoeveelheid in openbare opslag. De selectie wordt vóór het bezoek aan de opslagplaats voorbereid aan de hand van de boekhoudgegevens van het betaalorgaan, maar wordt de opslaghouder niet vooraf meegedeeld. |
2. |
Verificatie ter plaatse van de aanwezigheid van de gekozen partijen en van de samenstelling van de partijen. De verificatie omvat:
|
3. |
De fysiek geïnspecteerde partijen en de geconstateerde gebreken worden beschreven in het inspectierapport. |
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238 van de Commissie van 18 mei 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (PB L 206 van 30.7.2016, blz. 15).
BIJLAGE IV
In opslagcontracten tussen betaalorganen en opslaghouders op te nemen verplichtingen van de opslaghouders en algemene beginselen betreffende hun verantwoordelijkheid, als bedoeld in artikel 3, lid 2
I. ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN OPSLAGHOUDERS
De opslaghouders zijn verantwoordelijk voor een goede bewaring van de producten waarvoor interventiemaatregelen van de Unie worden toegepast. Zij dragen de financiële gevolgen van een slechte bewaring van de producten.
Zij zorgen ervoor dat in elke plaats van opslag een plattegrond van het pakhuis en het opmetingsdocument voor elke opslagsilo of -kamer beschikbaar is.
De granen en de rijst zijn zo opgeslagen dat een volumetrische verificatie mogelijk is.
II. KWALITEIT VAN DE PRODUCTEN
Wanneer de opgeslagen interventieproducten door slechte of ongeschikte opslagomstandigheden in kwaliteit zijn achteruitgegaan, komen de verliezen ten laste van de opslaghouder en worden zij in de rekeningen inzake de openbare opslag geboekt als een verlies als gevolg van een achteruitgang in kwaliteit van het product door de opslagomstandigheden.
III. ONTBREKENDE HOEVEELHEDEN
1. |
De opslaghouder is aansprakelijk voor alle discrepanties tussen de opgeslagen hoeveelheden en de gegevens die zijn vermeld in de aan het betaalorgaan toegezonden opslagstaten. |
2. |
Wanneer de ontbrekende hoeveelheden groter zijn dan de hoeveelheden die overeenkomen met de overeenkomstig artikel 4, bijlage III, deel II, afdeling C, punt 2, en bijlage V, of de sectorale landbouwwetgeving geldende tolerantiegrens of tolerantiegrenzen, worden zij de opslaghouder in hun geheel aangerekend als niet-identificeerbaar verlies. Opslaghouders die de ontbrekende hoeveelheden betwisten, kunnen verlangen dat het product wordt gewogen of gemeten, waarbij de daarmee gemoeide kosten voor hun rekening zijn, tenzij blijkt dat de opgegeven hoeveelheden daadwerkelijk aanwezig zijn of dat het verschil niet groter is dan de geldende tolerantiegrens of tolerantiegrenzen, in welk geval de weeg- of meetkosten voor rekening van het betaalorgaan zijn.
De in bijlage III, deel II, afdeling C, punt 2, vermelde tolerantiegrenzen gelden onverminderd de andere in de eerste alinea van dit punt bedoelde toleranties. |
IV. BEWIJSSTUKKEN, MAANDOPGAVEN EN JAAROPGAVEN
1. Bewijsstukken en maandopgaven
a) |
De stukken over inslag, opslag en uitslag van de producten die voor de opstelling van de jaarrekeningen worden gebruikt, moeten in het bezit van de opslaghouder zijn en ten minste de volgende informatie bevatten:
|
Deze stukken moeten het mogelijk maken de op enig tijdstip in de voorraden aanwezige hoeveelheden met zekerheid te identificeren, waarbij rekening wordt gehouden met de hoeveelheden die reeds zijn aangekocht of verkocht, maar nog niet zijn ingeslagen of uitgeslagen.
b) |
Ten minste eenmaal per maand worden de stukken over inslag, opslag en uitslag van de producten door de opslaghouder aan het betaalorgaan toegezonden ter staving van een maandelijkse verzamelstaat van de voorraden. Zij zijn vóór de tiende van de maand na de maand waarop de verzamelstaat betrekking heeft, in het bezit van het betaalorgaan. |
c) |
Een (indicatief) model voor de maandelijkse verzamelstaat van de voorraden is hieronder opgenomen. De betaalorganen stellen dit model langs elektronische weg beschikbaar aan de opslaghouders. Maandstaat van de voorraden
|
(Stempel en handtekening)
Plaats en datum:
Naam:
2. Jaaropgave
a) |
De opslaghouder stelt aan de hand van de in punt 1 bedoelde maandstaten een jaaropgave van de voorraden op. Deze jaaropgave wordt aan het betaalorgaan toegezonden uiterlijk op 15 oktober na de afsluiting van het boekjaar. |
b) |
De jaaropgave van de voorraden geeft een overzicht van de opgeslagen hoeveelheden, uitgesplitst naar product en naar plaats van opslag, voor elk product met vermelding van de hoeveelheden in voorraad, de nummers van de partijen (behalve voor granen), het jaar van inslag en een verklaring voor eventueel geconstateerde anomalieën. |
c) |
Een (indicatief) model voor de jaaropgave van de voorraden is hieronder opgenomen. |
De betaalorganen stellen dit model langs elektronische weg beschikbaar aan de opslaghouders.
Jaarstaat van de voorraden
Producten: |
Opslaghouder: Opslagplaats: Nr.: Adres: |
Jaar: |
|
Partij |
Beschrijving |
Geboekte hoeveelheid en/of geboekt gewicht |
Opmerkingen |
|
|
|
|
(Stempel en handtekening)
Plaats en datum:
Naam:
V. ELEKTRONISCHE VOORRAADBOEKHOUDING EN BESCHIKBAARSTELLING VAN INFORMATIE
In het tussen het betaalorgaan en de opslaghouder gesloten contract inzake openbare opslag worden de nodige bepalingen opgenomen op basis waarvan kan worden gewaarborgd dat de Uniewetgeving wordt nageleefd.
Dat contract voorziet met name in:
a) |
het voeren van een elektronische voorraadboekhouding van de interventievoorraden; |
b) |
het rechtstreeks en onmiddellijk beschikbaar stellen van een permanente inventaris; |
c) |
het op elk tijdstip beschikbaar stellen van alle stukken over inslag, opslag en uitslag van de in voorraad gehouden producten en van de overeenkomstig deze verordening opgestelde boekhoudkundige stukken en records die in het bezit van de opslaghouder zijn; |
d) |
permanente toegang tot die stukken voor de functionarissen van het betaalorgaan en van de Commissie en voor elke door het betaalorgaan of de Commissie naar behoren gemachtigde persoon. |
VI. VORM EN INHOUD VAN DE AAN HET BETAALORGAAN TE VERSTREKKEN STUKKEN
De vorm en de inhoud van de in afdeling IV bedoelde stukken worden vastgesteld overeenkomstig artikel 92 van Verordening (EU) 2021/2116.
VII. BEWARING VAN DOCUMENTEN
Onverminderd de geldende nationale bepalingen, worden de bewijsstukken betreffende alle verrichtingen in verband met openbare opslag door de opslaghouder bewaard gedurende de gehele periode die met het oog op de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen is voorgeschreven bij artikel 92 van Verordening (EU) 2021/2116.
BIJLAGE V
In artikel 4, lid 2, bedoelde tolerantiegrenzen
1. |
Voor kwantitatieve verliezen die het gevolg zijn van de normale, volgens de regels uitgevoerde opslagverrichtingen, gelden de volgende tolerantiegrenzen voor elk landbouwproduct waarvoor een maatregel inzake openbare opslag wordt toegepast:
|
2. |
De bij het uitbenen van rund- en kalfsvlees toegestane verliezen worden vastgesteld op 32 %. Dit percentage wordt toegepast op het totaal van de in het boekjaar voor uitbening aangevoerde hoeveelheden. |
3. |
Bij de in punt 1 vastgestelde tolerantiegrenzen gaat het om het percentage van het werkelijke gewicht, zonder verpakking, van de in de loop van het betrokken boekjaar ingeslagen en overgenomen hoeveelheden, verhoogd met de hoeveelheden die aan het begin van dat boekjaar in voorraad waren. Deze toleranties worden toegepast bij de fysieke inspecties van de voorraden. Voor elk product wordt de tolerantiegrens berekend op basis van alle door een betaalorgaan opgeslagen hoeveelheden. Het werkelijke gewicht bij inslag en bij uitslag wordt berekend door het geconstateerde gewicht te verminderen met het forfaitaire gewicht van de verpakking dat in de inslagvoorwaarden is bepaald of, als er geen desbetreffende inslagvoorwaarden zijn, het gemiddelde gewicht van de door het betaalorgaan gebruikte verpakkingen. |
4. |
Een verlies van een aantal verpakkingseenheden of van een aantal stuks die zijn geregistreerd, wordt niet gedekt door de tolerantiegrens. |
5. |
De hoeveelheden die ontbreken als gevolg van diefstal of van andere verliezen door identificeerbare oorzaken, komen niet in aanmerking voor toepassing van de in de punten 1 en 2 vastgestelde tolerantiegrenzen. |