7.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/66


AANBEVELING (EU) 2022/561 VAN DE COMMISSIE

van 6 april 2022

betreffende controle op de aanwezigheid van glycoalkaloïden in aardappelen en van aardappelen afgeleide producten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het panel voor contaminanten in de voedselketen (Contam) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in 2020 een risicobeoordeling goedgekeurd voor glycoalkaloïden in diervoeders en levensmiddelen, met name in aardappelen en van aardappelen afgeleide producten (1).

(2)

Bij de mens omvatten de acute toxische effecten van aardappelglycoalkaloïden (α-solanine en α-chaconine) gastro-intestinale symptomen zoals misselijkheid, braken en diarree. Voor deze effecten heeft het Contam-panel een laagste dosis of concentratie waarbij een schadelijk effect is waargenomen (lowest-observed-adverse-effect level — LOAEL) van 1 mg totale aardappelglycoalkaloïden/kg lichaamsgewicht (lg) per dag aangewezen als referentiepunt voor de karakterisering van het risico na acute blootstelling. Een blootstellingsmarge (margin of exposure — MOE) van meer dan 10 geeft aan dat er geen gezondheidsrisico bestaat. Bij deze MOE van 10 wordt rekening gehouden met de extrapolatie van een LOAEL naar een niveau zonder waarneembaar schadelijk effect (no-observed-adverse-effect level — NOAEL) (een factor 3) en de interindividuele variabiliteit in toxicodynamica (factor 3,2). Aangezien schattingen van acute blootstelling in bepaalde blootstellingsscenario’s tot een MOE van minder dan 10 hebben geleid, is sprake van een gezondheidsprobleem.

(3)

Het Contam-panel heeft aanbevolen meer gegevens over de aanwezigheid van glycoalkaloïden en hun aglyconen te verzamelen in de aardappelrassen die op de markt beschikbaar zijn, in nieuwe aardappelrassen die het resultaat zijn van teeltexperimenten en in verwerkte aardappelproducten, met inbegrip van levensmiddelen voor zuigelingen.

(4)

Goede landbouwpraktijken, goede opslag- en vervoersomstandigheden en goede productiepraktijken kunnen de aanwezigheid van glycoalkaloïden in aardappelen en verwerkte aardappelproducten verminderen. Er moet echter meer informatie worden verzameld over de factoren die tot relatief hoge gehalten glycoalkaloïden in aardappelen en verwerkte aardappelproducten leiden, zodat kan worden vastgesteld welke maatregelen moeten worden genomen om het vóórkomen van glycoalkaloïden in deze levensmiddelen te voorkomen of te verminderen. Indien mogelijk moeten met name in verwerkte aardappelproducten ook de afbraakproducten β- en γ-solanine en chaconine en het aglycon solanidine worden geanalyseerd, aangezien deze verbindingen dezelfde toxiciteit hebben als α-solanine en α-chaconine.

(5)

De resultaten van de controle op glycoalkaloïden moeten betrouwbaar en vergelijkbaar zijn. Het is daarom passend instructies te geven over de extractie en de vereisten voor de analyse ervan. Daar het glycoalkaloïdengehalte in niet-geschilde aardappelen hoger is dan in geschilde aardappelen en in kleine aardappelen hoger is dan in grotere aardappelen, is het belangrijk om bij het rapporteren van aanwezigheidsgegevens informatie over deze factoren te verstrekken.

(6)

Om advies te geven over de vraag wanneer het passend zou zijn de factoren te identificeren die tot relatief hoge glycoalkaloïden leiden, is het passend een indicatieve waarde voor aardappelen vast te stellen. Het is ook passend meer informatie te verkrijgen over de effecten van de verwerking op het glycoalkaloïdengehalte.

(7)

Daarom moet worden aanbevolen de glycoalkaloïden in aardappel- en aardappelproducten te controleren en vast te stellen welke factoren tot hoge gehalten daarvan leiden, en is het passend meer informatie te verzamelen over de effecten van de verwerking op het glycoalkaloïdengehalte,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De lidstaten moeten, met de actieve betrokkenheid van exploitanten van levensmiddelenbedrijven, toezicht houden op de glycoalkaloïden α-solanine en α-chaconine in aardappelen en aardappelproducten. Indien mogelijk moeten ook de afbraakproducten β- en γ-solanine en chaconine en het aglycon solanidine worden geanalyseerd, met name in verwerkte aardappelproducten.

2.

Om enzymatische afbraak van α-chaconine te voorkomen, met name bij de analyse van (al dan niet geschilde) rauwe aardappelen, moet vóór de extractie en de opzuivering een oplossing van 1 % mierenzuur in methanol aan de aardappelen worden toegevoegd in een verhouding van 1:2 (volume:gewicht) wanneer deze worden gemengd en gehomogeniseerd. De aanbevolen analysemethoden zijn vloeistofchromatografie met ultraviolet-fotodiode-arraydetectie (LC-UV-DAD) of vloeistofchromatografie-massaspectrometrie (LC-MS). Er kunnen andere analysemethoden worden toegepast, mits er bewijs bestaat dat zij betrouwbare resultaten opleveren voor afzonderlijke glycoalkaloïden. De bepaalbaarheidsgrens (LOQ) voor de bepaling van elke glycoalkaloïde moet bij voorkeur rond 1 mg/kg liggen en mag niet hoger zijn dan 5 mg/kg.

3.

De lidstaten moeten, met de actieve betrokkenheid van exploitanten van levensmiddelenbedrijven, onderzoek doen naar de factoren die ertoe leiden dat deze niveaus boven het indicatieve niveau liggen van 100 mg α-solanine en α-chaconine (samen) per kilogram aardappelen/verwerkte aardappelproducten.

4.

De lidstaten en exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten de EFSA uiterlijk op 30 juni van elk jaar de gegevens voor het voorgaande jaar verstrekken die in één databank moeten worden opgenomen overeenkomstig de voorschriften van de richtsnoeren van de EFSA inzake standaardmonsterbeschrijving (Standard Sample Description — SSD) voor levensmiddelen en diervoeders en de aanvullende specifieke rapportagevereisten van de EFSA (2). Het is belangrijk om voor aardappelen en verwerkte aardappelproducten het ras aan te geven, samen met de grootte van de aardappelen (gemiddeld gewicht van de aardappelen, met name voor niet-geschilde aardappelen), of het gaat om vroege aardappelen of rijpe, gedurende een langere periode opgeslagen aardappelen, de plaats van bemonstering (bij de producent, de groothandel of de detailhandel) en of de aardappelen al dan niet zijn geschild (3).

Gedaan te Brussel, 6 april 2022.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  EFSA CONTAM Panel (EFSA Panel on Contaminants in the Food Chain), 2020. Scientific Opinion — Risk assessment of glycoalkaloids in feed and food, in particular in potatoes and potato-derived products. EFSA Journal 2020;18(8):6222, 190 blz.; https://doi.org/10.2903/j.efsa.2020.,6222

(2)  https://www.efsa.europa.eu/en/call/call-continuous-collection-chemical-contaminants-occurrence-data-0

(3)  Tests op het effect van het schillen op het glycoalkaloïdengehalte moeten worden uitgevoerd met een (aardappel-)schiller.