27.1.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 18/110


AANBEVELING (EU) 2022/107 VAN DE RAAD

van 25 januari 2022

betreffende een gecoördineerde aanpak om veilig vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken en ter vervanging van Aanbeveling (EU) 2020/1475

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 21, lid 2, artikel 168, lid 6, en artikel 292, eerste en tweede zin,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het burgerschap van de Unie verleent iedere burger van de Unie het recht van vrij verkeer.

(2)

Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van het Verdrag heeft iedere burger van de Unie het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Met Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) wordt aan dat recht uitvoering gegeven. Ook in artikel 45 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt voorzien in het recht van vrijheid van verkeer en van verblijf. Aangezien het optreden van de Unie noodzakelijk blijkt om de doelstelling van artikel 21 van het Verdrag te verwezenlijken, en de Verdragen niet anderszins in de nodige bevoegdheden voorzien, kan de Raad bepalingen vaststellen om de uitoefening van het recht van vrij verkeer en verblijf te vergemakkelijken.

(3)

Overeenkomstig artikel 168, lid 1, van het Verdrag moet bij de bepaling en uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Unie een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid worden verzekerd.

(4)

Op 30 januari 2020 heeft de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang uitgeroepen wegens de mondiale uitbraak van een nieuw coronavirus dat de coronavirusziekte 2019 (COVID-19) veroorzaakt. Op 11 maart 2020 heeft de WHO geoordeeld dat COVID-19 als pandemie kan worden aangemerkt.

(5)

Om de verspreiding van het virus te beperken, hebben de lidstaten diverse maatregelen getroffen, waarvan sommige gevolgen hebben gehad voor het recht van burgers van de Unie om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, zoals inreisbeperkingen of de verplichting voor reizigers die hun recht van vrij verkeer uitoefenen en de grens overschrijden om in quarantaine/zelfisolatie te gaan of zich op besmetting met SARS-CoV-2 te laten testen.

(6)

Aangezien de COVID-19-pandemie een ongekende noodsituatie op gezondheidsvlak heeft veroorzaakt, is de bescherming van de volksgezondheid een topprioriteit geworden voor zowel de Unie als haar lidstaten. Met de bescherming van de volksgezondheid voor ogen, mogen de lidstaten maatregelen treffen die het vrije verkeer van personen binnen de Unie beperken. Overeenkomstig artikel 168, lid 7, van het Verdrag behoren de bepaling van hun gezondheidsbeleid, alsook de organisatie en de verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging tot de verantwoordelijkheden van de lidstaten, en kunnen derhalve op die gebieden verschillen bestaan tussen de lidstaten. De lidstaten zijn weliswaar bevoegd om te beslissen over de meest geschikte maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid, maar het is passend ervoor te zorgen dat dergelijke maatregelen gecoördineerd worden, teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer te waarborgen en ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid, zoals COVID-19, te bestrijden.

(7)

Bij de vaststelling en toepassing van beperkingen van het vrije verkeer moeten de lidstaten de beginselen van het Unierecht, en met name evenredigheid en non-discriminatie, eerbiedigen. Deze aanbeveling is bedoeld om deze beginselen op een gecoördineerde wijze te helpen toepassen in de uitzonderlijke situatie die door de COVID-19-pandemie wordt veroorzaakt.

(8)

Unilaterale maatregelen op dit gebied dreigen voor aanzienlijke verstoringen te zorgen doordat bedrijven en burgers te maken krijgen met velerlei uiteenlopende, snel wijzigende maatregelen. Een en ander is bijzonder ongunstig nu de economie van de Unie als gevolg van het virus al aanzienlijke schade heeft geleden.

(9)

Een gecoördineerde aanpak heeft tot doel de herinvoering van controles aan de binnengrenzen te voorkomen. Grenssluitingen of algemene reisverboden, alsook de opschorting van lucht-, land- of watervervoer zijn niet gerechtvaardigd, aangezien gerichtere en gecoördineerde maatregelen, zoals covidcertificaten of tests, voldoende effectief en bovendien minder verstorend zijn. Het systeem van “green lanes” (2) moet de vervoersstromen in beweging houden, met name om het vrije verkeer van goederen en diensten te waarborgen en verstoringen van de toeleveringsketen te voorkomen.

(10)

Met het oog op een betere coördinatie tussen de lidstaten heeft de Raad op 13 oktober 2020 Aanbeveling (EU) 2020/1475 vastgesteld (3). Deze aanbeveling voorzag in een gecoördineerde aanpak ten aanzien van de volgende kernpunten: de toepassing van gemeenschappelijke criteria en drempelwaarden bij beslissingen over het al dan niet instellen van beperkingen van het vrije verkeer, het in kaart brengen van het risico op COVID-19-overdracht met een afgesproken kleurcode, en een gecoördineerde aanpak van eventuele maatregelen die geschikt zijn voor personen die tussen gebieden reizen, afhankelijk van het risico op overdracht in die gebieden. Op 1 februari 2021 heeft de Raad, in het licht van een zeer hoog niveau van lokale overdracht in de hele Unie, mogelijk in verband met de toegenomen overdraagbaarheid van nieuwe zorgwekkende varianten van SARS-CoV-2, Aanbeveling (EU) 2021/119 (4) tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/1475 vastgesteld.

(11)

Op 14 juni 2021 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) 2021/953 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren, vastgesteld (5). Het kader werd ingesteld om het voor de houders van een digitaal EU-covidcertificaat gemakkelijker te maken hun recht van vrij verkeer uit te oefenen tijdens de COVID-19-pandemie. Deze verordening moet het tevens gemakkelijker maken de beperkingen van het vrije verkeer die door de lidstaten overeenkomstig het Unierecht zijn ingesteld om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, stapsgewijs en op gecoördineerde wijze op te heffen.

(12)

Verordening (EU) 2021/953 is van toepassing met ingang van 1 juli 2021. Sinds die datum hebben gevaccineerde, geteste of herstelde personen het recht om, aansluitend op vaccinatie, een test of herstel, een digitaal EU-covidcertificaat in een lidstaat te verkrijgen. Met het oog op een optimaal gebruik van het kader voor het digitaal EU-covidcertificaat heeft de Raad op 14 juni 2021 Aanbeveling (EU) 2021/961 (6) tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/1475 vastgesteld.

(13)

Sinds juni 2021 hebben zich twee belangrijke ontwikkelingen voorgedaan die van invloed zijn op het vrije verkeer binnen de Unie. Ten eerste is de vaccinatiegraad aanzienlijk toegenomen: in totaal was op 10 januari 2022 ruim 68 % van de totale bevolking van de Unie volledig gevaccineerd (7), tegenover minder dan 30 % toen de laatste wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/1475 en Verordening (EU) 2021/953 werden vastgesteld (8). Een aanzienlijk hoger percentage van de bevolking is dus beter beschermd tegen het risico om ernstig ziek te worden of te overlijden als gevolg van COVID-19, dankzij de momenteel beschikbare COVID-19-vaccins. Ten tweede is het digitale EU-covidcertificaat in een snel tempo uitgerold.

In januari 2022 hadden de EU-lidstaten meer dan 1 miljard digitale EU-covidcertificaten afgegeven. Het digitale EU-covidcertificaat is dus een breed beschikbaar, betrouwbaar en ingeburgerd instrument om het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken. Het kader voor het digitale EU-covidcertificaat wordt niet alleen gebruikt in de EU-lidstaten, de drie landen van de Europese Economische Ruimte die geen lid zijn van de EU en Zwitserland (9), maar ook in 29 andere derde landen en gebieden, en verwacht wordt dat meer derde landen zich in de toekomst zullen aansluiten. Tegelijkertijd blijft de epidemiologische situatie in de Unie problematisch, hetgeen de handhaving van maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid rechtvaardigt.

(14)

In het licht van deze ontwikkelingen moet de gemeenschappelijke aanpak die is vastgelegd in Aanbeveling (EU) 2020/1475, verder worden aangepast; ook de Europese Raad heeft daar in zijn conclusies van 22 oktober 2021 om verzocht (10). Met name zou de vaccinatie-, test- of herstelstatus van een persoon wat COVID-19 betreft, zoals weergegeven op het digitale EU-covidcertificaat, de belangrijkste bepalende factor moeten zijn. Aangezien digitale EU-covidcertificaten veilig kunnen worden afgegeven, geverifieerd en aanvaard, zouden reizigers die in het bezit zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat niet mogen worden onderworpen aan extra beperkingen van het vrije verkeer, zoals aanvullende tests op SARS-CoV-2-infectie. Met name zou van personen die binnen de Unie reizen in beginsel niet mogen worden vereist dat zij aan quarantaine worden onderworpen, aangezien quarantaine een aanzienlijke beperking van het vrije verkeer vormt.

(15)

Dit wordt geschraagd door aanbevelingen van de WHO (11), volgens welke volledig gevaccineerde reizigers en reizigers die in de zes maanden vóór hun reis van COVID-19 zijn hersteld, niet aan extra beperkingen mogen worden onderworpen. Personen die niet onder deze twee categorieën vallen, moeten in beginsel kunnen reizen op basis van een negatieve test op SARS-CoV-2-infectie.

(16)

Om het vrij verkeer binnen de Unie te vereenvoudigen, moet overeenstemming worden bereikt over de voorwaarden waaraan de drie soorten digitale EU-covidcertificaten moeten voldoen om te kunnen worden aanvaard.

(17)

Op 21 december 2021 heeft de Commissie Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2288 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de aanvaardingsperiode van vaccinatiecertificaten die zijn afgegeven in het formaat van het digitale EU-covidcertificaat, met vermelding van de voltooiing van de primaire vaccinatiereeks (12), vastgesteld. Bij deze gedelegeerde verordening werd vastgesteld dat, voor reizen, certificaten waaruit blijkt dat de primaire vaccinatiereeks is voltooid, alleen worden aanvaard indien niet meer dan 270 dagen zijn verstreken sinds de datum van de laatste dosis in die reeks. Aangezien er nog geen aanvaardingsperiode kon worden vastgesteld voor certificaten waarin de toediening van een boosterdosis wordt vermeld, staat in de gedelegeerde verordening dat er in dit stadium geen aanvaardingsperiode mag gelden voor certificaten waarin de toediening van een boosterdosis wordt vermeld.

(18)

De lidstaten zouden onmiddellijk alle nodige maatregelen moeten nemen om bevolkingsgroepen die over een eerder afgegeven vaccinatiecertificaat beschikken waarvan de geldigheid de uiterlijke termijn van de standaard aanvaardingsperiode nadert, toegang te bieden tot vaccinatie, met volledige inachtneming van de nationale besluiten over de prioritering van de verschillende bevolkingsgroepen bij de uitrol van vaccinatie in het licht van het nationale beleid en de epidemiologische situatie.

(19)

De Commissie zou moeten worden verzocht de aanpak van de aanvaardingsperiode te monitoren en regelmatig te herevalueren om te beoordelen of er op basis van nieuwe wetenschappelijke gegevens aanpassingen of wijzigingen nodig zijn, mede wat betreft de aanvaardingsperiode voor certificaten die na de toediening van een boosterdosis zijn afgegeven.

(20)

Om het vrije verkeer binnen de Unie te vereenvoudigen, zouden de standaard-geldigheidstermijnen voor testcertificaten moeten worden gehandhaafd. Het staal dat voor een moleculaire nucleïnezuuramplificatietest (NAAT) vereist is, mag niet meer dan 72 uur voor aankomst zijn genomen om geldig te zijn. Een kortere geldigheid van niet langer dan 24 uur is gerechtvaardigd voor snelle antigeentests die zijn opgenomen in bijlage I bij de gemeenschappelijke EU-lijst van door het Gezondheidsbeveiligingscomité goedgekeurde snelle antigeentests voor COVID-19 (13), mits deze tests beschikbaar zijn.

(21)

De afgelopen maanden zijn de klinische prestaties van snelle antigeentests verbeterd. In mei 2021 heeft de door het Gezondheidsbeveiligingscomité opgerichte technische werkgroep voor diagnostische COVID-19-tests (14), die verantwoordelijk is voor het bijhouden van de gemeenschappelijke EU-lijst van snelle antigeentests, een gestructureerdere, coherentere en snellere procedure voor het bijwerken van de lijst ingevoerd. Bovendien heeft de technische werkgroep op 21 september 2021 overeenstemming bereikt over nieuwe definities en criteria waarmee rekening moet worden gehouden bij onafhankelijke valideringsstudies ter beoordeling van de klinische prestaties van snelle antigeentests voor de diagnose van COVID-19. Alleen de resultaten van snelle antigeentests op basis van neus-, orofarynx- en/of nasofarynxmonsters zouden geldig mogen zijn voor de afgifte van testcertificaten voor het digitale EU-covidcertificaat. De technische werkgroep is het erover eens geworden snelle antigeentests uitsluitend op basis van alternatieve monstertypes zoals speeksel van de lijst uit te sluiten.

Bovendien zijn noch samengevoegde snelle antigeentests, noch snelle antigeenzelftests in de lijst opgenomen, waardoor de waarschijnlijkheid dat de tests consistent presteren, verder toeneemt. Het Gezondheidsbeveiligingscomité heeft op 10 november 2021 overeenstemming bereikt over de zevende en meest recente bijwerking van de gemeenschappelijke lijst. Gezien deze verbeteringen zouden alle lidstaten, met het oog op reizen, zowel testcertificaten moeten aanvaarden die zijn afgegeven na een NAAT als testcertificaten die zijn afgegeven na een snelle antigeentest die in de gemeenschappelijke EU-lijst is opgenomen.

(22)

Gezien de gegevens ter ondersteuning van een aanbeveling dat personen die zijn hersteld van door laboratoriumonderzoek bevestigde COVID-19 geen extra reisgerelateerde tests op SARS-CoV-2-infectie of reisgerelateerde zelfisolatie of quarantaine nodig hebben binnen ten minste de eerste 180 dagen na de eerste positieve NAAT-test, zouden houders van dergelijke herstelcertificaten ook moeten worden vrijgesteld van extra reisbeperkingen voor die periode.

(23)

Het digitale EU-covidcertificaat biedt de mogelijkheid om validatieregels automatisch toe te passen op de gegevensbestanden van de certificaten, zodat de reisregels snel, betrouwbaar en voorspelbaar kunnen worden toegepast. Om de toepassing van de validatieregels voor het digitaal EU-covidcertificaat te vergemakkelijken, zouden de lidstaten moeten gebruikmaken van de door het digitale EU-covidcertificaat geboden verwerkingsfunctie volgens gestandaardiseerde bedrijfsvoorschriften (15).

(24)

Sinds de vaststelling van Verordening (EU) 2021/953 heeft de Commissie verschillende uitvoeringshandelingen vastgesteld waarbij is bepaald dat COVID-19-certificaten die door een bepaald derde land aan burgers van de Unie en hun familieleden zijn afgegeven, moeten worden beschouwd als gelijkwaardig aan certificaten die door de lidstaten overeenkomstig die verordening zijn afgegeven, teneinde het vrije verkeer van de houders ervan te vergemakkelijken. Wanneer in deze aanbeveling wordt verwezen naar digitale EU-covidcertificaten die zijn afgegeven in overeenstemming met Verordening (EU) 2021/953, moeten daaronder ook certificaten worden begrepen die zijn afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die onder deze uitvoeringshandelingen vallen. Om het vrije verkeer te vergemakkelijken, moeten de lidstaten ook worden aangemoedigd om overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) 2021/953 digitale EU-covidcertificaten af te geven aan personen die onder die bepaling vallen en die zijn gevaccineerd in derde landen, met name derde landen waarvan de certificaten niet onder dergelijke uitvoeringshandelingen vallen.

(25)

Zoals bepaald in artikel 3, lid 6, van Verordening (EU) 2021/953, is het bezit van een digitaal EU-covidcertificaat geen voorwaarde voor de uitoefening van het recht van vrij verkeer. Personen die niet in het bezit zijn van een digitaal EU-covidcertificaat, mogen daarom niet worden verhinderd om te reizen, maar kunnen zo nodig verplicht worden om vóór of na aankomst een test op SARS-CoV-2-infectie te ondergaan om het risico op ingevoerde besmettingen te beperken.

(26)

Deze aanbeveling heeft betrekking op het gebruik van het digitale EU-covidcertificaat om het vrije verkeer binnen de Unie tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken. De aanbeveling regelt noch verbiedt het gebruik van covidcertificaten voor binnenlandse doeleinden, zoals voor de toegang tot evenementen, locaties of de werkplek. Zoals opgemerkt in overweging 48 van Verordening (EU) 2021/953, moet, indien een lidstaat besluit om voor andere doeleinden gebruik te maken van de digitale EU-covidcertificaten, de rechtsgrondslag voor dergelijk binnenlands gebruik worden vastgelegd in de nationale wetgeving, die onder meer moet voldoen aan de vereisten inzake gegevensbescherming. Zoals opgemerkt in overweging 49 van Verordening (EU) 2021/953, moet een lidstaat, indien hij een stelsel van covidcertificaten voor binnenlandse doeleinden heeft ingevoerd, tegelijk waarborgen dat ook het digitale EU-covidcertificaat kan worden gebruikt en volledig wordt aanvaard. Dit moet ervoor zorgen dat houders van dergelijke certificaten die zich in het kader van de uitoefening van hun recht van vrij verkeer naar een andere lidstaat begeven, geen aanvullend nationaal certificaat hoeven te verkrijgen.

(27)

Gezien hun specifieke situatie of essentiële functie mag van bepaalde categorieën reizigers die hun recht van vrij verkeer uitoefenen, niet worden verlangd dat zij in het bezit zijn van een digitaal EU-covidcertificaat. Tegelijkertijd zou deze lijst ten opzichte van Aanbeveling (EU) 2020/1475 beperkter kunnen zijn aangezien veel personen die voor een essentiële functie of behoefte reizen al gevaccineerd zijn. De lijst dient werknemers in de vervoerssector of aanbieders van vervoersdiensten, patiënten die om dwingende medische redenen reizen, zeevarenden, personen die dagelijks of vaak grenzen overschrijden om naar het werk of naar school te gaan, naaste familieleden te bezoeken, medische zorg te krijgen of voor dierbaren te zorgen, en kinderen jonger dan 12 jaar te omvatten.

(28)

Gezien de vooruitgang die is geboekt op het gebied van de vaccinatiegraad en de succesvolle uitrol van het digitale EU-covidcertificaat, zouden COVID-19-reismaatregelen op persoonlijk en niet op regionaal niveau moeten worden toegepast, wat betekent dat de vaccinatie-, test- of herstelstatus van een reiziger wat COVID-19 betreft, zoals weergegeven op het digitale EU-covidcertificaat, de belangrijkste bepalende factor zou moeten zijn. Reizigers die hun recht van vrij verkeer uitoefenen met een geldig certificaat, zouden in beginsel niet aan extra beperkingen mogen worden onderworpen. Deze aanpak is gerechtvaardigd aangezien het virus nog steeds in alle regio’s van de EU voorkomt en de epidemiologische situatie in die regio’s voortdurend en snel verandert. Een persoonsgerichte aanpak zal het kader voor reizen binnen de EU tijdens de pandemie aanzienlijk vereenvoudigen en reizigers meer duidelijkheid en voorspelbaarheid bieden met betrekking tot de toepasselijke regels.

(29)

Aangezien het om een nuttig en gemakkelijk te begrijpen instrument voor het publiek en de autoriteiten van de lidstaten gaat, zou de kleurcodekaart die de epidemiologische situatie op regionaal niveau aangeeft, voor informatiedoeleinden moeten worden behouden, met uitzondering van het in kaart brengen van gebieden waar zeer veel virus in omloop is en waar er extra maatregelen nodig zijn. De criteria en drempelwaarden van de kaart, zoals vastgesteld in Aanbeveling (EU) 2020/1475, zouden niettemin moeten worden aangepast om meer nadruk te leggen op nieuw gemelde COVID-19-gevallen als het belangrijkste criterium om het risico dat een reiziger besmetting met SARS-CoV-2 invoert, in te schatten. Dit criterium moet worden gewogen met de vaccinatiegraad in dezelfde regio, om ermee rekening te houden dat vaccinatie het risico dat COVID-19 vormt voor de volksgezondheid, vermindert.

Aan de resulterende gewogen waarde zou een kleurcode moeten worden toegekend aan de hand van de drempelwaarden van het door het ECDC ontwikkelde risicobeoordelingsmodel, behoudens voor regio’s waar onvoldoende wordt getest. De specificaties van de kaart zouden in een bijlage bij de aanbeveling moeten worden opgenomen. De kaart zou door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding wekelijks op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens moeten worden gepubliceerd.

(30)

Bijzondere aandacht zou moeten worden besteed aan gebieden waar zeer veel virus in omloop is, gezien de toegenomen waarschijnlijkheid dat er gevallen uit deze gebieden worden ingevoerd en de druk die langdurige perioden van grote aantallen gevallen op de openbare gezondheidszorgstelsels van deze gebieden kunnen leggen. Om deze risico’s voor de volksgezondheid te beperken, zouden de lidstaten alle niet-essentiële reizen van en naar dergelijke gebieden moeten afraden. Bovendien zouden personen die aankomen uit die gebieden en die niet in het bezit zijn van een vaccinatie- of herstelcertificaat, vóór vertrek een test op SARS-CoV-2-infectie moeten ondergaan en na aankomst in quarantaine/zelfisolatie moeten gaan. Voor essentiële reizigers, met name voor vervoerswerknemers en aanbieders van vervoersdiensten, zouden uitzonderingen moeten gelden om de verstoring van de interne markt te beperken en het functioneren van de “green lanes” te waarborgen.

(31)

Om de eenheid van reizende gezinnen te waarborgen, zouden kinderen jonger dan 12 jaar die in het bezit zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat, hetzij een vaccinatiecertificaat, een testcertificaat of een herstelcertificaat, of van een negatief testresultaat voor SARS-CoV-2-infectie, niet mogen worden verplicht om in reisgerelateerde quarantaine/zelfisolatie te gaan. Tevens zouden kinderen jonger dan 6 jaar moeten worden vrijgesteld van de verplichting om in reisgerelateerde quarantaine/zelfisolatie te gaan of een test op SARS-CoV-2-infectie te ondergaan.

(32)

De opkomst van nieuwe SARS-CoV-2-varianten blijft een reden tot bezorgdheid, zoals blijkt uit de opmars van de omikronvariant, en de lidstaten zouden daarmee rekening moeten houden bij de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie. Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding beoordeelt regelmatig nieuwe gegevens over varianten die aan het licht zijn gekomen door epidemiologische informatie, op regels gebaseerde genomische screening van varianten, of andere wetenschappelijke bronnen (16). Dit betreft met name zorgwekkende varianten, waarvoor duidelijk is aangetoond dat zij een aanzienlijk effect hebben op de overdraagbaarheid, ernst en/of immuniteit, met een waarschijnlijke kans op gevolgen voor de epidemiologische situatie in de EU/EER, alsook belangwekkende varianten, waarvoor aan de hand van informatie met betrekking tot de genomische kenmerken, epidemiologische informatie of in-vitro-informatie is aangetoond dat zij een aanzienlijk effect kunnen hebben op de overdraagbaarheid, ernst of immuniteit, met een realistische kans op gevolgen voor de epidemiologische situatie in de EU/EER.

Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding publiceert tevens wekelijks kaarten en andere gegevens die een overzicht geven van de verspreiding van zorgwekkende en belangwekkende varianten in de EU/EER, inclusief de sequencingvolumes (17). Om tijdige en nauwkeurige informatie te verkrijgen over de opkomst en verspreiding van belangwekkende of zorgwekkende SARS-CoV-2-varianten, is het belangrijk dat de lidstaten een voldoende hoog sequencingvolume handhaven of bereiken. Als het sequencingvolume ontoereikend is, kunnen zorgwekkende varianten die in omloop zijn, moeilijk worden opgespoord voordat zij gevolgen hebben voor de epidemiologische situatie als geheel. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de lidstaten rekening houden met de verschillen in sequencingvolume, zodat hoge sequencingniveaus niet worden ontmoedigd.

(33)

De alfa-, delta- en omikronvariant van SARS-CoV-2, waarbij deze laatste op weg is de dominante variant in de Unie te worden, hebben aangetoond dat nieuwe SARS-CoV-2-varianten negatieve gevolgen kunnen hebben voor de epidemiologische situatie. Hoewel het zeer moeilijk kan zijn om de verspreiding van een variant een halt toe te roepen zodra deze binnen de Unie is ontdekt, is het gezien de mogelijke gevolgen ervan niettemin passend een noodremprocedure vast te stellen voor een gecoördineerde aanpak om de verspreiding van nieuwe varianten in de Unie te vertragen. Om de coördinatie tussen de lidstaten te waarborgen, zou dit ook moeten gelden voor situaties waarin de lidstaten overeenkomstig het Unierecht beperkingen opleggen omdat de epidemiologische situatie in een gebied snel verslechtert, met name in gebieden die reeds ernstig zijn getroffen.

(34)

Zoals bepaald in Verordening (EU) 2021/953, moeten lidstaten die houders van het digitaal EU-covidcertificaat na binnenkomst op hun grondgebied overeenkomstig het Unierecht verplichten tot quarantaine of zelfisolatie of om zich te laten testen op SARS-CoV-2-infectie, of die andere beperkingen opleggen aan de houders van dergelijke certificaten, bijvoorbeeld omdat de epidemiologische situatie in een lidstaat of in een regio van een lidstaat snel verslechtert, met name ten gevolge van een zorgwekkende of belangwekkende variant van SARS-CoV-2, de Commissie en de overige lidstaten daarvan dienovereenkomstig, en indien mogelijk 48 uur vóór de invoering van dergelijke nieuwe beperkingen, in kennis stellen. Daartoe moet de lidstaat de redenen voor en de draagwijdte van dergelijke beperkingen vermelden, waarbij hij specificeert voor welke certificaathouders dergelijke beperkingen of vrijstellingen daarvan gelden, alsmede de begindatum en de duur van die beperkingen, onder meer om aan te geven of zij in overeenstemming zijn met de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie.

(35)

De noodremprocedure kan in werking worden gesteld hetzij door een lidstaat, op basis van de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 in te dienen informatie, hetzij door de Commissie, op basis van de regelmatige beoordeling door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding van nieuwe gegevens over varianten. Dit kan leiden tot een akkoord om op basis van een voorstel van de Commissie voor een beperkte periode op het reizen vanuit de betrokken gebieden extra beperkingen, zoals test- of quarantaine-/isolatievereisten voor reizigers, of beide, toe te passen. Zodra het beschikbaar is, moet rekening worden gehouden met het kader voor de vaststelling en beoordeling van criteria die zouden kunnen leiden tot maatregelen op het gebied van de volksgezondheid tegen zorgwekkende varianten (18), dat momenteel wordt ontwikkeld door de Europese deskundigengroep inzake SARS-CoV-2-varianten.

(36)

Om de werking van de “green lanes” te waarborgen, zouden de testvereisten die aan vervoerswerknemers en aanbieders van vervoersdiensten worden opgelegd als gevolg van de noodremprocedure, beperkt moeten blijven tot snelle antigeentests, zonder verplichting om in quarantaine/zelfisolatie te gaan. Dergelijke testvereisten zouden niet tot verstoringen van het vervoer mogen leiden. Indien zich verstoringen van het vervoer of van de toeleveringsketen voordoen, zouden dergelijke systematische testvereisten onmiddellijk moeten worden opgeheven.

(37)

Contactopsporing blijft een centrale pijler van de strijd tegen de verspreiding van het virus, in het bijzonder wat de opkomst van nieuwe varianten betreft. Tegelijkertijd is doeltreffende en tijdige contactopsporing lastiger wanneer deze grensoverschrijdend moet plaatsvinden en betrekking heeft op grote aantallen passagiers die dicht op elkaar reizen. Om dit te vergemakkelijken is een gemeenschappelijk digitaal traceringsformulier voor passagiers (Passenger Locator Form (PLF)) (19) ontwikkeld, en de lidstaten moeten worden aangemoedigd om daarvan gebruik te maken om het reizen te vergemakkelijken. De lidstaten moeten tevens worden aangemoedigd om zich aan te sluiten bij het PLF-uitwisselingsplatform dat is opgericht op basis van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/858 van de Commissie (20) om hun grensoverschrijdende contactopsporingscapaciteit voor alle vervoerswijzen te vergroten. Het PLF-uitwisselingsplatform maakt het mogelijk om op een veilige, tijdige en effectieve manier tussen bevoegde autoriteiten van de lidstaten gegevens uit te wisselen, dat wil zeggen op een interoperabele en automatische manier informatie van hun eigen bestaande digitale PLF-systemen en relevante epidemiologische informatie door te zenden naar andere bevoegde autoriteiten.

(38)

Wanneer PLF’s ook worden gebruikt voor andere doeleinden dan contactopsporing, bijvoorbeeld om te bepalen of een aankomende reiziger een test op SARS-CoV-2-infectie moet ondergaan, zou verzuim om tijdig vóór aankomst een PLF in te dienen niet ertoe mogen leiden dat de reiziger de toegang tot het betrokken land wordt ontzegd, aangezien dit een ernstige beperking van het vrij verkeer zou betekenen. In voorkomend geval zouden dergelijke reizigers echter kunnen worden onderworpen aan andere maatregelen, zoals een test op SARS-CoV-2-infectie na aankomst.

(39)

Duidelijke, tijdige en volledige informatie voor het publiek blijft cruciaal om de gevolgen van eender welke beperkingen van het vrije verkeer die worden ingesteld te beperken, en zorgt voor voorspelbaarheid, rechtszekerheid en naleving door de burgers. De lidstaten zouden dergelijke informatie tijdig moeten verstrekken, onder andere via het Re-Open EU-webplatform (21). De lidstaten zouden tevens moeten worden aangemoedigd om op Re-open EU informatie te verstrekken over het binnenlands gebruik van digitale EU-covidcertificaten, aangezien dergelijke informatie relevant is voor reizigers uit andere lidstaten.

(40)

Gezien de veranderende epidemiologische situatie en naarmate meer relevante wetenschappelijke gegevens beschikbaar komen, zou de Commissie, met de steun van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, deze aanbeveling regelmatig moeten evalueren en haar bevindingen ter overweging aan de Raad moeten meedelen, zo nodig vergezeld van een voorstel tot wijziging van de aanbeveling. Overeenkomstig de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid op grond waarvan eventuele beperkingen moeten worden opgeheven zodra de epidemiologische situatie dit toelaat, wordt de Commissie met name verzocht de ontwikkeling van de epidemiologische situatie op de voet te volgen en te herevalueren of het vereiste om te beschikken over een digitaal EU-covidcertificaat, nog steeds gerechtvaardigd is zodra de epidemiologische situatie in de hele EU of op regionaal niveau is verbeterd.

(41)

Aangezien deze aanbeveling de gemeenschappelijke aanpak om vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken, aanpast en verder ontwikkelt, zou Aanbeveling (EU) 2020/1475 moeten worden vervangen.

(42)

Teneinde voldoende tijd te laten voor de implementatie van de in deze aanbeveling uiteengezette gecoördineerde aanpak, zou deze aanbeveling van toepassing moeten zijn met ingang van 1 februari 2022.

(43)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moeten de bij deze aanbeveling ingestelde mechanismen strikt beperkt blijven in reikwijdte en tijdsduur tot beperkingen in reactie op deze pandemie. Uiterlijk wanneer Verordening (EU) 2021/953 ophoudt van toepassing te zijn, zou deze aanbeveling eveneens moeten ophouden van toepassing te zijn,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Algemene beginselen

Wanneer zij maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid in reactie op de COVID-19-pandemie nemen en toepassen, zouden de lidstaten hun optreden moeten coördineren met inachtneming van de volgende beginselen:

1.

Beperkingen op het vrij verkeer van personen binnen de Unie die worden ingesteld om de verspreiding van COVID-19 in te dammen, moeten gebaseerd zijn op specifieke en welomschreven gronden van openbaar belang, met name de bescherming van de volksgezondheid. Dergelijke beperkingen moeten worden toegepast met inachtneming van de algemene beginselen van het Unierecht, met name het evenredigheidsbeginsel en het discriminatieverbod. Maatregelen die worden genomen, zouden dus niet verder mogen gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is om de volksgezondheid te beschermen.

2.

Beperkingen zouden moeten worden opgeheven zodra de epidemiologische situatie, onder meer in de ziekenhuizen, het toelaat.

3.

De lidstaten zouden erop moeten toezien dat alle vereisten die worden opgelegd aan burgers en ondernemingen concreet bijdragen aan de volksgezondheidsinspanningen om de pandemie te bestrijden en geen onevenredige en onnodige administratieve lasten met zich meebrengen.

4.

Er zou geen discriminatie tussen lidstaten mogen zijn, bijvoorbeeld door voor reizen naar en van een naburige lidstaat soepelere regels toe te passen dan voor reizen naar en van andere lidstaten.

5.

De beperkingen zouden niet discriminerend mogen zijn en zouden met name eveneens moeten gelden voor terugkerende ingezetenen van de betrokken lidstaat. De beperkingen zouden niet gebaseerd mogen zijn op de nationaliteit van de betrokken persoon.

6.

De lidstaten zouden hun eigen ingezetenen en burgers van de Unie en hun familieleden altijd moeten toelaten op hun grondgebied. De lidstaten zouden in beginsel andere personen die reizen vanuit andere lidstaten de toegang niet mogen weigeren en zouden een vlotte doorreis over hun grondgebied moeten vergemakkelijken.

7.

De lidstaten zouden bijzondere aandacht moeten hebben voor de specifieke kenmerken van grensoverschrijdende regio’s, ultraperifere regio’s, exclaves en geografisch geïsoleerde gebieden en de noodzaak om op lokaal en regionaal niveau samen te werken.

8.

De lidstaten zouden verstoringen van de toeleveringsketen en essentiële reizen moeten vermijden en de vervoersstromen gaande moeten houden volgens het systeem van “green lanes”.

9.

De lidstaten zouden regelmatig informatie moeten uitwisselen over alle aangelegenheden die binnen de werkingssfeer van deze aanbeveling vallen, en hun burgers daarover moeten informeren.

10.

Beperkingen zouden niet de vorm mogen hebben van een verbod op de exploitatie van bepaalde vervoersdiensten.

Een gecoördineerd kader ter facilitering van het vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie

11.

Reizigers die in het bezit zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat dat is afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 en dat voldoet aan de voorwaarden van punt 12, zouden niet mogen worden onderworpen aan extra beperkingen van het vrij verkeer. In het bijzonder zouden personen die reizen binnen de Unie niet mogen worden verplicht in quarantaine te gaan.

In dit verband zouden de volgende uitzonderingen op de eerste alinea moeten gelden:

a)

de vrijstellingen zoals bepaald in punt 16;

b)

de extra maatregelen zoals bepaald in punt 19 voor aankomsten uit gebieden waar zeer veel virus in omloop is, die mogelijkerwijs tot significante aantallen ingevoerde gevallen kunnen leiden;

c)

de extra maatregelen overeengekomen op grond van punt 25 om de verspreiding van nieuwe zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-varianten te vertragen.

12.

Een digitaal EU-covidcertificaat zou moeten worden aanvaard indien de echtheid, de geldigheid en de integriteit ervan kunnen worden gecontroleerd en het certificaat aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

vaccinatiecertificaten die overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven voor een COVID-19-vaccin in de zin van artikel 5, lid 5, eerste alinea, van die verordening en waaruit blijkt dat de houder:

de tweede dosis van een in twee doses toe te dienen vaccin heeft gekregen;

een in één dosis toe te dienen vaccin heeft gekregen;

overeenkomstig de vaccinatiestrategie van de lidstaat van vaccinatie, één dosis van een in twee doses toe te dienen vaccin heeft gekregen na eerder met SARS-CoV-2 besmet te zijn geweest;

een boosterdosis heeft gekregen na voltooiing van de primaire vaccinatiereeks,

mits de in Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde aanvaardingstermijn nog niet is verstreken en er voor certificaten die onder de punten i), ii) en iii) vallen, ten minste 14 dagen zijn verstreken sinds de laatste dosis.

De lidstaten zouden tevens vaccinatiecertificaten kunnen aanvaarden die overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven voor een COVID-19-vaccin in de zin van artikel 5, lid 5, tweede alinea, van de verordening betreffende het digitaal EU-covidcertificaat.

De lidstaten zouden moeten voorzien in de toegang tot vaccinatie met boosterdoses voor de bevolkingsgroepen waarvan de vaccinatiecertificaten met vermelding van de voltooiing van de primaire vaccinatiereeks het einde van de standaard aanvaardingsperiode naderen en waarvoor de nationale instanties een boosterdosis hebben aanbevolen.

Op basis van nieuwe wetenschappelijke gegevens zou de Commissie regelmatig de in punt a) vermelde aanpak moeten herevalueren;

b)

testcertificaten die zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 en waaruit een negatief testresultaat blijkt, en die zijn verkregen:

niet meer dan 72 uur voor aankomst in het geval van een moleculaire nucleïnezuuramplificatietest (NAAT), of

niet meer dan 24 uur voor aankomst in het geval van een snelle antigeentest die is opgenomen in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst van snelle antigeentests voor COVID-19 (22), vastgesteld op basis van de aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021  (23).

Ten behoeve van reizen overeenkomstig het recht van vrij verkeer zouden de lidstaten beide testtypes moeten aanvaarden.

De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat testcertificaten zo spoedig mogelijk na de afname van het testmonster worden afgegeven;

c)

herstelcertificaten die zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 en waaruit blijkt dat niet meer dan 180 dagen zijn verstreken sinds het eerste positieve NAAT-testresultaat.

13.

De lidstaten zouden moeten gebruikmaken van de door het digitale EU-covidcertificaat geboden verwerkingsfunctie volgens gestandaardiseerde bedrijfsvoorschriften.

14.

Wanneer in deze aanbeveling wordt verwezen naar digitale EU-covidcertificaten die zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953, worden hieronder ook de certificaten begrepen die zijn afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden door derde landen en die vallen onder een uitvoeringshandeling vastgesteld op grond van artikel 3, lid 10, of artikel 8, lid 2, van die verordening. De lidstaten worden ook aangemoedigd om vaccinatiecertificaten af te geven overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) 2021/953.

15.

Personen die niet in het bezit zijn van een digitaal EU-covidcertificaat dat is afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953, zouden kunnen worden verplicht om voorafgaand aan of niet later dan 24 uur na aankomst een in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst vermelde NAAT- of RAT-test te ondergaan. Dit geldt niet voor personen die zijn vrijgesteld van het bezit van een digitaal EU-covidcertificaat overeenkomstig punt 16.

Vrijstellingen

16.

De volgende categorieën reizigers zouden niet in het bezit hoeven te zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat dat is afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953:

a)

de hierna genoemde reizigers met een essentiële functie of behoefte, wanneer zij deze essentiële functie of behoefte vervullen:

vervoerswerknemers of aanbieders van vervoersdiensten, met inbegrip van chauffeurs en bemanningen van vrachtwagens die goederen vervoeren voor gebruik op het grondgebied of die enkel in doorreis zijn;

patiënten die om dringende medische redenen reizen;

zeevarenden;

b)

personen die in grensgebieden wonen en dagelijks of vaak grenzen overschrijden om naar het werk te gaan, voor zaken, om onderwijs te volgen, familieleden te bezoeken, medische zorg te krijgen of voor dierbaren te zorgen;

c)

kinderen jonger dan 12 jaar.

EU-kleurcodekaart en daarop gebaseerde uitzonderingen en extra maatregelen

17.

Op basis van gegevens die de lidstaten verstrekken, zou het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding een op het verkeerslichtsysteem gebaseerde kaart van de lidstaten moeten publiceren, met een uitsplitsing naar regio van het mogelijke risico dat personen die reizen uit de regio besmet zijn met SARS-CoV-2. In deze kaart zouden ook gegevens moeten worden verwerkt van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en, zodra de voorwaarden vervuld zijn (24), de Zwitserse Bondsstaat.

De kleurcodekaart zou gebaseerd moeten zijn op de criteria, grenswaarden en kleurcode in de bijlage.

18.

Het ECDC zou wekelijks geactualiseerde versies van de kaarten en de onderliggende gegevens moeten publiceren.

19.

De kleurcodekaart zou moeten dienen om het publiek en de autoriteiten van de lidstaten informatie te verstrekken over de ontwikkeling van de epidemiologische situatie in de Unie. Daarnaast zouden de lidstaten op basis van de kleurcodekaart de volgende maatregelen moeten toepassen naar en van gebieden waar zeer veel virus in omloop is en die zijn aangemerkt als “donkerrood” overeenkomstig punt 3, g), van de bijlage:

a)

de lidstaten zouden alle niet-essentiële reizen van en naar deze gebieden moeten afraden;

b)

personen die niet in het bezit zijn van een vaccinatie- of herstelcertificaat en die aankomen uit deze gebieden, zouden vóór vertrek een in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst opgenomen NAAT- of RAT-test moeten ondergaan en gedurende tien dagen na aankomst in quarantaine/zelfisolatie moeten gaan. De quarantaine/zelfisolatie zou vroegtijdig moeten eindigen indien de betrokkene ten vroegste op de vijfde dag na aankomst een test op SARS-CoV-2-infectie ondergaat met negatief testresultaat.

Indien de betrokkenen onder punt 16, a) of b), vallen, zouden zij niet in quarantaine/zelfisolatie hoeven te gaan, maar kan worden vereist dat zij in het bezit van een negatief testresultaat zijn. Bij wijze van uitzondering zouden vervoerswerknemers en aanbieders van vervoersdiensten niet in quarantaine/zelfisolatie hoeven te gaan of in het bezit van een negatief testresultaat moeten zijn terwijl zij hun essentiële functie uitoefenen.

Kinderen jonger dan 12 jaar die in het bezit zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat of een negatief testresultaat voor SARS-CoV-2-infectie die aankomen uit “donkerrode” gebieden, zouden niet in quarantaine/zelfisolatie hoeven te gaan. Tevens zouden kinderen jonger dan 6 jaar niet in reisgerelateerde quarantaine/zelfisolatie hoeven te gaan of een reisgerelateerde test op SARS-CoV-2-infectie moeten ondergaan.

De aanpak van zorgwekkende of belangwekkende varianten en de noodremprocedure

20.

De lidstaten zouden bijzondere aandacht moeten schenken aan de verspreiding van nieuwe zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-varianten, vooral varianten die gemakkelijker overdraagbaar zijn of ernstigere ziekte veroorzaken of het vaccin minder doeltreffend maken. Daartoe zouden de lidstaten moeten gebruikmaken van de gegevens en risicobeoordelingen die over zorgwekkende of belangwekkende varianten in de EU/EER worden gepubliceerd door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding.

Ter ondersteuning van de lidstaten zou het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding informatie en kaarten over zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-varianten moeten blijven publiceren, met name over de sequencingvolumes en de verspreiding van varianten.

21.

Om tijdige en nauwkeurige informatie te verkrijgen over de opkomst en verspreiding van zorg- of belangwekkende SARS-CoV-2-varianten, zouden de lidstaten een voldoende hoog sequencingvolume moeten bereiken of handhaven, idealiter een niveau waarbij varianten die 1 % of minder van de circulerende virussen uitmaken, worden opgespoord.

De lidstaten zouden wekelijks gegevens moeten verstrekken over de sequencingresultaten van positieve SARS-CoV-2-gevallen en het sequencingvolume, ook op regionaal niveau, opdat maatregelen kunnen worden gericht op de regio’s waar zij strikt noodzakelijk zijn.

22.

Indien een lidstaat in reactie op de opkomst van een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende variant van SARS-CoV-2 reizigers, met inbegrip van houders van een digitaal EU-covidcertificaat, na binnenkomst op zijn grondgebied verplicht om in quarantaine of zelfisolatie te gaan of om zich te laten testen op SARS-CoV-2-infectie, of andere beperkingen oplegt aan de houders van dergelijke certificaten, zou die lidstaat de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis moeten stellen, onder andere door de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953 bedoelde informatie te verstrekken. Indien mogelijk, zou dergelijke informatie 48 uur vóór de invoering van dergelijke nieuwe beperkingen moeten worden meegedeeld. Waar mogelijk zouden dergelijke maatregelen beperkt moeten blijven tot het regionale niveau.

Dit zou ook moeten gelden indien een lidstaat overeenkomstig het Unierecht extra quarantaine-/zelfisolatie- of testverplichtingen oplegt omdat de epidemiologische situatie in een lidstaat of een gebied binnen een lidstaat snel verslechtert, met name in gebieden die reeds “donkerrood” kleuren. In dergelijk geval zou de verstrekte informatie duidelijk moeten aangeven waarom de extra maatregelen noodzakelijk en evenredig zijn.

23.

Indien een lidstaat de noodremprocedure in werking stelt en bijgevolg vervoerswerknemers en aanbieders van vervoersdiensten verplicht een COVID-19-test te ondergaan, zouden snelle antigeentests moeten worden gebruikt en zou geen quarantaine mogen worden verplicht, teneinde het vervoer niet te verstoren. Indien zich verstoringen van het vervoer of van de toeleveringsketen voordoen, zouden de lidstaten dergelijke systematische testvoorschriften onmiddellijk moeten opheffen of intrekken zodat de “green lanes” kunnen blijven functioneren. Wanneer de noodremprocedure overeenkomstig punt 22, tweede alinea, in werking treedt, zouden geen tests mogen worden verplicht.

24.

Op basis van de overeenkomstig punt 22 verstrekte informatie, zou de Raad in nauwe samenwerking met de Commissie en de steun van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding de situatie op een gecoördineerde manier moeten evalueren. Tijdens een dergelijke coördinatiebijeenkomst zou de betrokken lidstaat de redenen voor zijn maatregelen moeten uiteenzetten.

Op basis van een regelmatige evaluatie van nieuwe gegevens over varianten door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, en, zodra dit beschikbaar is, het door de Europese deskundigengroep inzake SARS-CoV-2-varianten ontwikkelde kader, kan de Commissie tevens voorstellen om een nieuwe zorg- of belangwekkende SARS-CoV-2-variant of een snel verslechterende epidemiologische situatie in een lidstaat of een regio binnen een lidstaat te bespreken in de Raad.

25.

In het kader van een bespreking overeenkomstig punt 24 zou de Commissie, indien nodig en passend, kunnen voorstellen dat de Raad instemt met een gecoördineerde aanpak inzake het reizen uit de betrokken gebieden om met name de verspreiding van de variant binnen de Unie te vertragen, bijvoorbeeld door middel van test- en/of quarantaine-/zelfisolatieverplichtingen voor reizigers.

26.

Alle situaties die leiden tot het nemen van maatregelen overeenkomstig dit punt zouden regelmatig moeten worden geëvalueerd. De Commissie of de lidstaten kunnen voorstellen om de overeenkomstig de gecoördineerde aanpak ingestelde maatregelen inzake nieuwe zorg- of belangwekkende SARS-CoV-2-varianten op te heffen.

Traceringsformulier voor passagiers en contactopsporing

27.

De lidstaten zouden kunnen overwegen om van personen die naar hun grondgebied reizen met een middel voor collectief vervoer met van tevoren toegewezen stoelen of cabines te vereisen dat zij een traceringsformulier voor passagiers (Passenger Locator Form (PLF)) indienen, in overeenstemming met de vereisten inzake gegevensbescherming. Daartoe zouden de lidstaten moeten gebruikmaken van het door EU Healthy Gateways (25) ontwikkelde gemeenschappelijk digitaal traceringsformulier voor passagiers en zich aansluiten bij het PLF-uitwisselingsplatform om hun grensoverschrijdende contactopsporingscapaciteit voor alle vervoerswijzen te vergroten.

28.

Indien een persoon bij aankomst op de bestemming symptomen vertoont, zouden tests, diagnose, isolatie en contactopsporing moeten plaatsvinden overeenkomstig de lokale praktijken, en zou de toegang niet mogen worden geweigerd. Informatie over gevallen die bij aankomst worden opgespoord, zou, in voorkomend geval, via het PLF-uitwisselingsplatform of anders via het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen (EWRS), onverwijld met de volksgezondheidsinstanties van de landen waar de betrokken persoon gedurende de 14 dagen voordien heeft verbleven, moeten worden gedeeld ten behoeve van contactopsporing.

Communicatie met en informatieverstrekking aan het publiek

29.

Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2021/953 verstrekken de lidstaten relevante belanghebbenden en de bevolking tijdig duidelijke en volledige informatie over alle maatregelen die gevolgen hebben voor het recht van vrij verkeer en over alle daarmee samenhangende verplichtingen, zoals de verplichting om een PLF in te dienen, en dit zo vroeg mogelijk voordat nieuwe maatregelen in werking treden. In de regel zou die informatie uiterlijk 24 uur vóór de inwerkingtreding van de maatregelen openbaar moeten worden gemaakt, rekening houdend met het feit dat in epidemiologische noodgevallen enige flexibiliteit vereist is. De informatie zou ook moeten worden gepubliceerd in een machinaal leesbaar formaat.

30.

Deze informatie zou door de lidstaten regelmatig moeten worden bijgewerkt en tevens beschikbaar moeten zijn op het Re-open EU-webplatform, dat de kaart zou moeten bevatten die overeenkomstig punt 17 regelmatig wordt gepubliceerd door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding. In voorkomend geval zouden de lidstaten tevens, op Re-open EU, informatie moeten verstrekken over het binnenlands gebruik van digitale EU-covidcertificaten.

31.

De inhoud van de maatregelen, de geografische reikwijdte ervan en de categorieën personen op wie zij van toepassing zijn, zouden duidelijk moeten worden beschreven.

Slotbepalingen

32.

Deze aanbeveling zou regelmatig moeten worden geëvalueerd door de Commissie, met de steun van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding. De Commissie zou hierover regelmatig verslag moeten uitbrengen bij de Raad.

33.

Aanbeveling (EU) 2020/1475 wordt vervangen door deze aanbeveling.

34.

Deze aanbeveling zou van toepassing moeten zijn met ingang van 1 februari 2022.

35.

Deze aanbeveling houdt op van toepassing te zijn uiterlijk wanneer Verordening (EU) 2021/953 ophoudt van toepassing te zijn.

Gedaan te Brussel, 25 januari 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

C. BEAUNE


(1)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

(2)  Mededeling van de Commissie “de green lanes versterken om de economie tijdens de COVID-19-pandemie op gang te houden” (COM(2020) 685 final).

(3)  Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie (PB L 337 van 14.10.2020, blz. 3).

(4)  Aanbeveling (EU) 2021/119 van de Raad van 1 februari 2021 tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/1475 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie (PB L 36I van 2.2.2021, blz. 1).

(5)   PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(6)  Aanbeveling (EU) 2021/961 van de Raad van 14 juni 2021 tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/1475 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie (PB L 213 I van 16.6.2021, blz. 1).

(7)  https://vaccinetracker.ecdc.europa.eu/public/extensions/COVID-19/vaccine-tracker.html#summary-tab

(8)  https://vaccinetracker.ecdc.europa.eu/public/extensions/COVID-19/vaccine-tracker.html#uptake-tab

(9)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1126 van de Commissie van 8 juli 2021 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid van de door Zwitserland afgegeven COVID-19-certificaten aan de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 49).

(10)  Doc. EUCO 17/21.

(11)  WHO-2019-nCoV-Policy-Brief-Risk-based-international-travel-2021,1, beschikbaar via: https://www.who.int/publications/i/item/WHO-2019-nCoV-Policy-Brief-Risk-based-international-travel-2021,1

(12)   PB L 458 van 22.12.2021, blz. 459.

(13)  Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/health/sites/default/files/preparedness_response/docs/covid-19_rat_common-list_en.pdf

(14)  https://ec.europa.eu/health/security/crisis-management/twg_covid-19_diagnostic_tests_nl

(15)  https://ec.europa.eu/health/sites/default/files/ehealth/docs/eu-dcc_validation-rules_en.pdf

(16)  https://www.ecdc.europa.eu/en/covid-19/variants-concern

(17)  https://covid19-country-overviews.ecdc.europa.eu/#4_EUEEA:_variants_of_concern

(18)  https://ec.europa.eu/transparency/expert-groups-register/screen/expert-groups/consult?lang=en&groupId=3791&fromMeetings=true&meetingId=27935

(19)  https://www.euplf.eu/nl/eu-dplf-5/index.html

(20)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/858 van de Commissie van 27 mei 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/253 wat betreft alarmmeldingen als gevolg van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en voor de opsporing van contacten van passagiers die zijn geïdentificeerd met behulp van traceringsformulieren voor passagiers (PB L 188 van 28.5.2021, blz. 106).

(21)  https://reopen.europa.eu/nl

(22)  Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/health/sites/default/files/preparedness_response/docs/covid-19_rat_common-list_en.pdf

(23)  Aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU (PB C 24 van 22.1.2021, blz. 1).

(24)  Op grond van een akkoord tussen de EU en de Zwitserse Bondsstaat inzake samenwerking op het gebied van volksgezondheid, met inbegrip van de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding overeenkomstig Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1).

(25)  https://www.euplf.eu/nl/eu-dplf-5/index.html


BIJLAGE

EU-kleurcodekaart

1.   

De kleurcodekaart moet op basis van de volgende criteria worden opgesteld:

a)

de “meldingsratio over een periode van 14 dagen”, d.w.z. het totale aantal nieuwe COVID-19-meldingen per 100 000 inwoners in de afgelopen 14 dagen op regionaal niveau;

b)

de “vaccinatiegraad”, d.w.z. het totale aantal personen in de volledige bevolking dat volledig gevaccineerd is in een primaire vaccinatiecyclus, op regionaal niveau;

c)

de “testratio”, d.w.z. het aantal tests op COVID-19-besmettingen per 100 000 inwoners dat de afgelopen week is uitgevoerd.

2.   

Om tot een totaalscore te komen, moet de meldingsratio over een periode van 14 dagen (C) worden gewogen met de vaccinatiegraad (V) in een regio. Indien de waarde voor een van de twee criteria niet beschikbaar is op regionaal niveau, moet de waarde op nationaal niveau worden gebruikt.

Daartoe moet de volgende formule worden gebruikt:

(C+C*(100-V)/100)/2 = gewogen waarde

3.   

Op de kleurcodekaart worden gebieden als volgt ingekleurd:

d)

groen, indien de gewogen waarde lager is dan 40;

e)

oranje, indien de gewogen waarde lager is dan 100 maar 40 of meer bedraagt;

f)

rood, indien de gewogen waarde lager is dan 300, maar 100 of meer bedraagt;

g)

donkerrood, indien de gewogen waarde 300 of meer bedraagt;

h)

donkergrijs, indien de testratio 600 of minder bedraagt;

i)

grijs, indien er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om de punten a) tot en met e) te beoordelen.