(1)

De Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) is op 29 januari 1968 in werking getreden. Het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) is op 28 februari 2008 in werking getreden.

(2)

Op grond van artikel 14 van de ADR kan elke overeenkomstsluitende partij één of meer wijzigingen van de bijlagen bij de ADR voorstellen. De werkgroep vervoer van gevaarlijke goederen (WP.15) is het orgaan dat bevoegd is om beslissingen te nemen over de vaststelling van dergelijke wijzigingen. Op grond van artikel 20 van het ADN kan elke verdragsluitende partij een of meer wijzigingen van de bijlagen bij het ADN voorstellen. Het uit hoofde van het ADN opgerichte administratief comité is het orgaan dat bevoegd is om beslissingen te nemen over de vaststelling van dergelijke wijzigingen. Tijdens een periode van twee jaar tussen 2020 en 2022 hebben de werkgroep vervoer van gevaarlijke goederen (WP.15) en het administratief comité van het ADN wijzingen van respectievelijk de bijlagen bij de ADR en de bijlagen bij het ADN vastgesteld, die op 6 juli 2022 meegedeeld werden aan de overeenkomstsluitende bij de ADR en op 1 juli 2022 aan de verdragsluitende partijen bij het ADN.

(3)

Op grond van artikel 14 van de ADR wordt elk voorstel tot wijziging van de bijlagen geacht te zijn aangenomen tenzij een derde van de overeenkomstsluitende partijen, of vijf van hen indien een derde meer is dan dat aantal, binnen drie maanden na de datum waarop de secretaris-generaal de voorgestelde wijzigingen heeft rondgezonden, bezwaar maakt tegen die wijzigingen. Op grond van artikel 20 van het ADN wordt elke ontwerpwijziging van de bijlagen bij het ADN geacht te zijn aanvaard tenzij ten minste een derde van de verdragsluitende patijen, of vijf van hen indien een derde dat aantal te boven gaat, binnen drie maanden na de datum waarop de secretaris-generaal de ontwerpwijzigingen heeft verzonden, bezwaar maakt tegen die wijzigingen.

(4)

Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen over die wijzigingen van de ADR en het ADN, omdat die wijzigingen uit hoofde van het internationaal recht bindend zullen zijn en een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad (1). Bij die richtlijn zijn vereisten vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, het spoor en de binnenwateren, die van toepassing zijn in of tussen de lidstaten, onder verwijzing naar de ADR en het ADN. Daarnaast bepaalt die richtlijn dat vervoer van gevaarlijke goederen tussen lidstaten en derde landen toegestaan wordt als voldaan wordt aan de vereisten van de ADR, van het Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID) en van het ADN. Bovendien is de Commissie overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2008/68/EG bevoegd om bijlage I, deel I.1, en bijlage III, deel III.1, van Richtlijn 2008/68/EG aan te passen aan de wetenschappelijke en technologische vooruitgang, met name om rekening te houden met wijzigingen van de ADR, het RID of het ADN.

(5)

De Unie is geen overeenkomstsluitende partij bij de ADR en geen verdragsluitende partij bij het ADN. Dat verhindert evenwel niet dat zij haar bevoegdheid uitoefent door via haar instellingen een standpunt vast te stellen dat namens de Unie ingenomen moet worden in de organen die bij die overeenkomst en bij dat verdrag zijn opgericht, met name via de lidstaten die overeenkomstsluitende partij bij die overeenkomst en verdragsluitende partij bij dat verdrag zijn en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie.

(6)

Alle lidstaten zijn overeenkomstsluitende partij bij de ADR en passen die toe, en 13 lidstaten zijn verdragsluitende partij bij het ADN en passen dat toe.

(7)

De voorgestelde wijzigingen hebben tot doel veilig en efficiënt vervoer van gevaarlijke goederen te waarborgen, rekening houdend met de technische en wetenschappelijke vooruitgang in de sector en de ontwikkeling van nieuwe stoffen en goederen die tijdens het vervoer een gevaar kunnen opleveren. De ontwikkeling van het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en de binnenwateren, zowel binnen de Unie als tussen de Unie en haar buurlanden, is een essentieel element van het gemeenschappelijk vervoersbeleid en garandeert de goede werking van alle industriële sectoren die goederen produceren of gebruiken die volgens de ADR of het ADN als gevaarlijk zijn ingedeeld.

(8)

De voorgestelde wijzigingen worden passend geacht voor het veilig vervoer van gevaarlijke goederen op een kosteneffectieve wijze, zijn gerechtvaardigd en nuttig, en moeten derhalve door de Unie gesteund worden.

(9)

Het standpunt van de Unie over de wijzigingen van de bijlagen bij de ADR en over de wijzigingen van de bijlagen bij het ADN moet uitgedrukt worden door haar lidstaten die respectievelijk overeenkomstsluitende partij bij de ADR en verdragsluitende partij bij het ADN zijn, en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie,