(1)

Krachtens artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2008/72/EG moet de Commissie besluiten of teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, die in een derde land zijn geproduceerd en die dezelfde garanties bieden inzake verplichtingen van de leverancier, identiteit, kenmerken, fytosanitaire aspecten, substraat, verpakking, voorschriften met betrekking tot inspectie, waarmerking en plombering, in al deze opzichten gelijkwaardig zijn aan teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, die in de Unie zijn geproduceerd en aan de eisen en voorschriften van die richtlijn voldoen.

(2)

In afwachting van een dergelijk besluit van de Commissie kunnen lidstaten die dergelijk materiaal uit derde landen invoeren tot en met 31 december 2022 invoervoorwaarden op dergelijke producten toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die gelden voor soortgelijke producten uit de Unie.

(3)

De Commissie kan echter ten aanzien van geen enkel derde land een dergelijk besluit nemen omdat er momenteel onvoldoende informatie over in derde landen geldende voorwaarden beschikbaar is.

(4)

Om te voorkomen dat de handelsstromen worden verstoord, moet de periode waarin de lidstaten voor dergelijke producten voorwaarden mogen toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die voor soortgelijke producten uit de Unie gelden, worden verlengd tot na 31 december 2022. Gezien de benodigde investeringen en tijd voor de productie van die producten overeenkomstig de invoervoorwaarden is het passend die periode met zeven jaar te verlengen.

(5)

Richtlijn 2008/72/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,