13.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1348 VAN DE COMMISSIE

van 6 mei 2021

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere invulling van de criteria op grond waarvan bevoegde autoriteiten kunnen eisen dat de nalevingsverklaring van niet-significante benchmarks wordt gewijzigd

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 26, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de criteria op grond waarvan bevoegde autoriteiten mogen verlangen dat de in artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde nalevingsverklaring wordt aangepast, moet rekening worden gehouden met de aard van de bepalingen van die verordening waarvan beheerders van niet-significante benchmarks overeenkomstig artikel 26, lid 1, kunnen besluiten dat zij ze niet toepassen. Aangezien sommige vereisten in die bepalingen betrekking hebben op de organisatiestructuur van de beheerder en andere op de betreffende benchmark of benchmarkgroep, moet hetzelfde onderscheid worden gemaakt voor de criteria op grond waarvan bevoegde autoriteiten mogen verlangen dat de nalevingsverklaring wordt aangepast.

(2)

Met betrekking tot de vereisten betreffende de organisatiestructuur van de beheerder moeten de bevoegde autoriteiten aanpassingen in de nalevingsverklaring van een niet-significante benchmark kunnen verlangen wanneer zij van mening zijn dat de nalevingsverklaring niet duidelijk vermeldt waarom het aan de betrokken beheerder moet worden toegestaan de vereisten van de artikelen 4, 5 en 6 van Verordening (EU) 2016/1011 niet na te leven. Dat geldt met name wanneer er onduidelijkheid bestaat over de organisatiestructuur van de betrokken beheerder, over de identificatie van mogelijke belangenconflicten die kunnen ontstaan tussen de personen die betrokken zijn bij het aanbieden van de benchmark en de andere werknemers of delen van de organisatie van de beheerder, het proces van toezicht op het aanbieden van de niet-significante benchmark of het controlekader voor het aanbieden of publiceren van de niet-significante benchmark, of voor het beschikbaar stellen ervan.

(3)

Met betrekking tot de vereisten betreffende de benchmark of benchmarkgroep moeten de bevoegde autoriteiten aanpassingen in de nalevingsverklaring van een niet-significante benchmark kunnen verlangen wanneer zij van mening zijn dat de nalevingsverklaring niet duidelijk vermeldt waarom het aan de betrokken beheerder moet worden toegestaan de vereisten van de artikelen 11 en 13 tot en met 16 van Verordening (EU) 2016/1011 niet na te leven. Dat geldt met name wanneer er onduidelijkheid bestaat over de mate van controle over het verstrekken van de inputgegevens, de transparantie van de procedures voor raadpleging met betrekking tot materiële wijzigingen in de methodologie van de niet-significante benchmark, de procedure voor het melden van manipulatie van of een poging tot manipulatie van de niet-significante benchmark, de gedragscode indien de niet-significante benchmark is gebaseerd op inputgegevens van contribuanten, de capaciteit van de beheerder om te evalueren of hij de methodologie van de niet-significante benchmark en Verordening (EU) 2016/1011 naleeft en daarover te rapporteren en, indien de inputgegevens worden aangeleverd door een onder toezicht staande contribuant, of daarbij passende controles worden verricht om de nauwkeurigheid, integriteit en betrouwbaarheid van de inputgegevens te waarborgen.

(4)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority, ESMA) bij de Commissie heeft ingediend.

(5)

ESMA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht (2).

(6)

Om te zorgen voor samenhang met de datum van toepassing van artikel 5 van Verordening (EU) 2019/2175 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij artikel 26, lid 6, werd ingevoegd in Verordening (EU) 2016/1011, moet de onderhavige verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2022,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Criteria op het niveau van de beheerder

De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat de in artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde nalevingsverklaring wordt aangepast wanneer zij van mening zijn dat die verklaring niet duidelijk vermeldt waarom het aan de betrokken beheerder moet worden toegestaan een of meer van de in artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde vereisten niet na te leven, en meer specifiek wanneer er onduidelijkheid bestaat over:

(a)

de organisatiestructuur van de betrokken beheerder en de belangenconflicten die kunnen ontstaan als gevolg van zijn structuur;

(b)

de identificatie en het beheer van belangenconflicten met betrekking tot de werknemers van de betrokken beheerder, de personen wier diensten ter beschikking of onder de controle staan van de beheerder en de personen die direct betrokken zijn bij het aanbieden van de niet-significante benchmark;

(c)

het proces van toezicht op het aanbieden van de niet-significante benchmark, rekening houdend met de kwetsbaarheid van de betrokken benchmark en de omvang van de organisatie van de beheerder;

(d)

het controlekader voor het aanbieden of publiceren van de niet-significante benchmark of voor het beschikbaar stellen ervan, met inbegrip van de blootstelling van de beheerder aan operationele risico’s, risico’s voor de bedrijfscontinuïteit of het risico van verstoring van het proces van het aanbieden van de benchmark.

Artikel 2

Criteria op het niveau van de benchmark of benchmarkgroep

De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat de in artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde nalevingsverklaring wordt aangepast wanneer zij van mening zijn dat die verklaring niet duidelijk vermeldt waarom het aan de betrokken beheerder moet worden toegestaan een of meer van de in artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde vereisten niet na te leven, met name wanneer er onduidelijkheid bestaat over:

(a)

de mate van controle over de verstrekking van de inputgegevens en de vraag of, rekening houdend met de aard van de inputgegevens, die mate van controle toereikend is om de nauwkeurigheid, integriteit en betrouwbaarheid van de inputgegevens te waarborgen;

(b)

de transparantie van de procedures voor raadpleging met betrekking tot materiële wijzigingen in de methodologie van de niet-significante benchmark, rekening houdend met de complexiteit van die methodologie en met de aard van de gebruikte inputgegevens;

(c)

de procedure voor de melding van manipulatie van of een poging tot manipulatie van de niet-significante benchmark, in het bijzonder wat betreft de monitoring van inputgegevens en contribuanten;

(d)

indien de niet-significante benchmark op inputgegevens van contribuanten is gebaseerd, de gedragscode en de vraag of deze, rekening houdend met de aard van de inputgegevens, waarborgen bevat voor de integriteit van de gebruikte inputgegevens;

(e)

de capaciteit van de beheerder om te evalueren of hij de methodologie van de niet-significante benchmark en Verordening (EU) 2016/1011 naleeft en daarover te rapporteren;

(f)

indien inputgegevens worden aangeleverd door een onder toezicht staande contribuant, de vraag of dat gebeurt met passende controles om de nauwkeurigheid, integriteit en betrouwbaarheid van de inputgegevens te waarborgen.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 mei 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(3)  Verordening (EU) 2019/2175 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en Verordening (EU) 2015/847 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (PB L 334 van 27.12.2019, blz. 1).