15.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 250/4


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1160 VAN DE COMMISSIE

van 12 mei 2021

tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de sprotbox en de scholbox in de Noordzee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2019/1241 zijn technische maatregelen voor de Noordzee vastgesteld.

(2)

België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zweden (de Scheveningengroep) hebben een rechtstreeks belang bij het visserijbeheer in de Noordzee. Op 15 en 19 oktober 2020 hebben die lidstaten twee gezamenlijke aanbevelingen ingediend overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) en artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1241, waarmee zij voorstellen een aantal wijzigingen van de huidige bepalingen betreffende de scholbox en de sprotbox in de Noordzee in bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1241 vast te stellen door middel van een gedelegeerde handeling van de Commissie. Op 2 februari 2021 hebben zij een herziene versie van de gezamenlijke aanbeveling over de sprotbox ingediend. Beide gezamenlijke aanbevelingen zijn door die lidstaten ter consultatie voorgelegd aan de betrokken adviesraden.

(3)

Aangezien in beide gezamenlijke aanbevelingen wijzigingen van bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1241 worden voorgesteld, voorziet deze gedelegeerde verordening in de door de lidstaten aanbevolen maatregelen voor zowel de sprotbox als de scholbox.

(4)

Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft een beoordeling gemaakt van het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal ter ondersteuning van de bepalingen in beide gezamenlijke aanbevelingen (3). De voorgestelde maatregelen zijn geëvalueerd overeenkomstig de principes van artikel 15, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1241.

(5)

In de door de lidstaten ingediende gezamenlijke aanbeveling inzake de scholbox stelden zij voor een specifieke vrijstelling in te voeren voor vaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW die Deense zegens gebruiken, op voorwaarde dat dergelijke vaartuigen voldoen aan de maaswijdten als bedoeld in bijlage V, deel B, punt 1.1, bij Verordening (EU) 2019/1241. Het WTECV heeft het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal geanalyseerd en heeft geconcludeerd dat de invoering van de specifieke vrijstelling voor Deense zegens naar verwachting geen significante gevolgen zal hebben voor het beschermingsniveau in het gebied, gezien het beperkte aantal betrokken vaartuigen en de beperkte impact van de Deense zegen op de bodem. De voorgestelde maatregel moet derhalve in deze verordening worden opgenomen.

(6)

De gezamenlijke aanbeveling inzake de scholbox bevat ook de suggestie om in bijlage V, deel C, punt 2.2, c), bij Verordening (EU) 2019/1241 de term “bodemtrawls” te vervangen door “bodemottertrawls”. Het WTECV heeft het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal geanalyseerd en heeft geconcludeerd dat de voorgestelde wijziging naar verwachting alle dubbelzinnigheid in de verordening zal wegnemen en beschermingsniveaus zal bieden die op zijn minst gelijkwaardig zijn aan, en naar verwachting hoger zijn dan wat Verordening (EU) 2019/1241 momenteel voorschrijft. De voorgestelde maatregel moet derhalve in deze verordening worden opgenomen.

(7)

In de gezamenlijke aanbeveling inzake de scholbox wordt eveneens voorgesteld een maximumlengte van 24 m op te nemen voor boomkotters, die na de inwerkingtreding van deze verordening dienen te worden toegevoegd aan de lijst van vaartuigen in bijlage V, deel C, punt 2.4, bij Verordening (EU) 2019/1241. Het WTECV heeft het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal geanalyseerd en geconcludeerd dat deze beperking beschermingsniveaus zal bieden die op zijn minst gelijkwaardig zijn aan wat Verordening (EU) 2019/1241 momenteel voorschrijft. De voorgestelde maatregel moet derhalve in deze verordening worden opgenomen.

(8)

In de gezamenlijke aanbeveling van de lidstaten inzake de sprotbox is voorgesteld om de afwijking van de sprotbox van 1 juli tot en met 31 oktober voor vaartuigen met bepaalde soorten vistuig gedurende een periode van drie jaar voort te zetten, zoals voor de periode tot en met 31 december 2020 was bepaald in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 van de Commissie (4). Het WTECV heeft het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal geanalyseerd en heeft geconcludeerd dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de afwijking van de sprotbox sinds 2017 schade heeft toegebracht aan het haringbestand. Voorts heeft het WTECV geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat de afwijking van de sprotbox zou leiden tot lagere beschermingsniveaus dan die welke momenteel gelden. Het WTECV heeft echter opgemerkt dat nog meer jaren visserijtoezicht nodig zijn om aan te tonen dat gelijkwaardige beschermingsniveaus zullen worden gehandhaafd. Het WTECV heeft daarom voorgesteld het effect van de afwijking na drie jaar monitoring opnieuw te evalueren. De lidstaten hebben zich ertoe verbonden de effecten van de afwijking van de sprotbox gedurende deze periode te monitoren door de in hun gezamenlijke aanbeveling genoemde gegevens met betrekking tot de bijvangst van haring in de sprotvisserij te verzamelen. Deze gegevens worden ter beoordeling voorgelegd aan het WTECV. De voorgestelde maatregel moet derhalve in deze verordening worden opgenomen.

(9)

Verordening (EU) 2019/1241 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) 2019/1241 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 mei 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105.

(2)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(3)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2786172/STECF+PLEN+20-03.pdf, blz. 93-105 (sprotbox) en blz. 106-113 (scholbox).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 van de Commissie van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen en visserijen voor industriële doeleinden in de Noordzee (PB L 370 van 30.12.2014, blz. 35).


BIJLAGE

Bijlage V, deel C, bij Verordening (EU) 2019/1241 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Punt 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

(a)

punt c) wordt vervangen door:

“c)

vaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW mogen bodemottertrawls gebruiken, en in span vissende vaartuigen met een gezamenlijk motorvermogen van meer dan 221 kW mogen bodemspantrawls gebruiken, op voorwaarde dat die vaartuigen niet gericht op schol en tong vissen en dat zij voldoen aan de toepasselijke maaswijdtevoorschriften van deel B van deze bijlage;”;

(b)

het volgende punt d) wordt toegevoegd:

“d)

vaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW mogen Deense zegens gebruiken, op voorwaarde dat die vaartuigen voldoen aan de in deel B, punt 1.1, van deze bijlage bepaalde maaswijdte.”.

(2)

Punt 2.4 wordt vervangen door:

“2.4

Vaartuigen die in het in punt 2.1 bedoelde gebied mogen vissen, moeten worden opgenomen in een door elke lidstaat aan de Commissie toe te zenden lijst. Het totale motorvermogen van de in punt 2.2, a), bedoelde vaartuigen op de lijst mag het totale motorvermogen per lidstaat van 1 januari 1998 niet overschrijden. De toegelaten vissersvaartuigen moeten beschikken over een vismachtiging die is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Met ingang van 1 juli 2021 mogen alleen boomkotters met een lengte over alles van maximaal 24 meter aan die lijst worden toegevoegd.”.

(3)

Aan punt 4 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea, derde streepje, is het bepaalde pas met ingang van 31 december 2023 van toepassing op de visserij met het volgende vistuig:

a)

gesleept vistuig met een maaswijdte van minder van 32 mm;

b)

ringzegens, of

c)

kieuwnetten, warrelnetten, schakelnetten en drijfnetten met een maaswijdte van minder dan 30 mm.

De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten uiterlijk op 15 december 2023 bij de Commissie monitoringgegevens indienen ter ondersteuning van de afwijking.”.