23.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 62/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/279 VAN DE COMMISSIE
van 22 februari 2021
tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft controles en andere maatregelen ter waarborging van de traceerbaarheid en naleving in de biologische productie en de etikettering van biologische producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1), en met name artikel 28, lid 3, onder a), artikel 29, lid 8, onder a), artikel 30, lid 8, artikel 32, lid 5, artikel 36, lid 4, artikel 38, lid 9, artikel 41, lid 5, en artikel 43, lid 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Hoofdstuk III van Verordening (EU) 2018/848 bevat algemene productievoorschriften voor exploitanten, met inbegrip van voorzorgsmaatregelen om de aanwezigheid van niet-toegelaten producten en stoffen te voorkomen en de te nemen maatregelen in geval van aanwezigheid van niet-toegelaten producten of stoffen. Met het oog op geharmoniseerde voorwaarden voor de uitvoering van die verordening zijn er aanvullende voorschriften nodig. |
(2) |
Gezien het belang van de voorzorgsmaatregelen die exploitanten moeten nemen om de aanwezigheid van niet-toegelaten producten en stoffen als bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) 2018/848 te voorkomen, is het passend te bepalen welke procedurele stappen moeten worden gevolgd en welke documenten moeten worden verstrekt wanneer exploitanten vermoeden dat het product dat bestemd is om als biologisch of omschakelingsproduct te worden gebruikt of in de handel te worden gebracht, niet aan Verordening (EU) 2018/848 voldoet wegens de aanwezigheid van niet-toegelaten producten of stoffen. |
(3) |
Om een geharmoniseerde aanpak in de gehele Unie te waarborgen wat betreft het in artikel 29, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde officiële onderzoek in geval van aanwezigheid van niet-toegelaten producten en stoffen in biologische of omschakelingsproducten, moeten aanvullende voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de elementen die bij de uitvoering van het officiële onderzoek moeten worden bepaald, de verwachte resultaten van het officiële onderzoek en de minimale rapportageverplichtingen. |
(4) |
Hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2018/848 bevat specifieke bepalingen inzake de etikettering van biologische en omschakelingsproducten. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aanvullende voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de plaats en de verschijningsvorm van bepaalde vermeldingen op het etiket. |
(5) |
Hoofdstuk V van Verordening (EU) 2018/848 bevat voorschriften voor de certificering van exploitanten en groepen exploitanten. Met het oog op geharmoniseerde voorwaarden voor de uitvoering van die verordening zijn er aanvullende voorschriften voor de certificering van een groep exploitanten nodig. |
(6) |
Met het oog op de efficiëntie en betaalbaarheid van het systeem voor interne controle (ICS) is het passend de maximumomvang van een groep exploitanten vast te stellen. Door deze limiet vast te stellen, wordt verwacht dat het ICS kan garanderen dat alle leden van een groep Verordening (EU) 2018/848 naleven door middel van interne controles en de nodige opleiding. Bovendien kan de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit die of het controleorgaan dat die groep certificeert, een redelijk aantal leden herinspecteren. Het beperken van de groepsomvang biedt aanvullende garanties voor een bijgewerkte ledenlijst, en een snelle en regelmatige uitwisseling van informatie met controleautoriteiten of controleorganen; dit zal ook waarborgen dat adequate maatregelen worden genomen. Bij het vaststellen van een maximale omvang moet er echter rekening mee worden gehouden dat een groep exploitanten voldoende middelen moet kunnen genereren om een efficiënt ICS met gekwalificeerd personeel op te zetten. |
(7) |
Om het bewijs van de naleving van de voorschriften te leveren en de uitwisseling van informatie en kennis mogelijk te maken, moet de lijst worden vastgesteld van de documenten en registers die groepen exploitanten ten behoeve van het ICS moeten bijhouden. |
(8) |
Het ICS moet de basis vormen voor de certificering van groepen exploitanten. Derhalve moeten ICS-beheerders worden verplicht de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit die of het controleorgaan dat het certificaat afgeeft, in kennis te stellen van de belangrijkste problemen, zoals vermoedens van niet-naleving, schorsingen of verwijderingen van leden en een eventueel verbod op het in de handel brengen van producten als biologische of omschakelingsproducten. |
(9) |
Hoofdstuk VI van Verordening (EU) 2018/848 bevat regels voor officiële controles en andere officiële activiteiten. Met het oog op geharmoniseerde voorwaarden voor de uitvoering van die verordening zijn er aanvullende voorschriften nodig. |
(10) |
Om de continuïteit van de huidige nationale controlesystemen in de lidstaten te waarborgen, moeten voorschriften inzake minimumpercentages voor officiële controles en bemonstering worden vastgesteld. |
(11) |
Om een einde te maken aan de grote verschillen tussen de lidstaten wat betreft de huidige toepassing van nationale catalogi van maatregelen, moet een gemeenschappelijk model voor een catalogus van maatregelen worden vastgesteld en moeten verdere richtsnoeren voor de classificatie van gevallen van niet-naleving en passende maatregelen worden verstrekt. |
(12) |
Informatie over elke vermeende of geconstateerde niet-naleving die een risico inhoudt voor de integriteit van biologische of omschakelingsproducten moet rechtstreeks en zo doeltreffend mogelijk tussen de lidstaten en de Commissie worden uitgewisseld, in de eerste plaats om alle betrokken bevoegde autoriteiten in staat te stellen officiële onderzoeken te verrichten en de nodige maatregelen te nemen, zoals vereist in artikel 29, leden 1 en 2, artikel 41, leden 1, 2 en 3, en artikel 42 van Verordening (EU) 2018/848. Voorts moeten de bijzonderheden en procedures voor het delen van die informatie worden gespecificeerd, met inbegrip van de functionaliteiten van het informatiesysteem voor biologische landbouw. In die context moet in deze verordening ook worden verduidelijkt dat indien een door de controleautoriteit of het controleorgaan gedetecteerde vermeende of vastgestelde niet-naleving een risico inhoudt voor de integriteit van biologische of omschakelingsproducten, informatie daarover onverwijld aan hun bevoegde autoriteiten moet worden overgemaakt. Tot slot moet in deze verordening worden gespecificeerd welke informatie de controleautoriteiten en controleorganen ten minste moeten delen met andere controleautoriteiten en controleorganen en hun bevoegde autoriteiten, en moet voor de bevoegde autoriteiten de verplichting worden vastgesteld om passende maatregelen te nemen en gedocumenteerde procedures vast te stellen om een dergelijke uitwisseling van informatie op hun grondgebied mogelijk te maken. |
(13) |
Groepen exploitanten in derde landen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (2) en de Verordeningen (EG) nr. 889/2008 (3) en (EG) nr. 1235/2008 (4) van de Commissie functioneren, hebben mogelijk een aanzienlijk groter aantal leden dan het in deze verordening vastgestelde maximumaantal. De oprichting van nieuwe groepen exploitanten die aan deze nieuwe vereiste voldoen, vereist mogelijk aanzienlijke aanpassingen voor de oprichting van de overeenkomstige rechtspersoon, een ICS en de nodige elementen voor de certificering door een controleautoriteit of controleorgaan. Daarom moet voor deze groepen exploitanten worden voorzien in een overgangsperiode van maximaal drie jaar die op 1 januari 2022 ingaat, zodat zij de nodige aanpassingen kunnen doorvoeren om aan de nieuwe maximumomvang te voldoen. |
(14) |
De met betrekking tot de nationale catalogus van maatregelen geldende vereiste zou kunnen betekenen dat reeds bestaande nationale catalogi van maatregelen die tot dusver in de lidstaten zijn ontwikkeld in overeenstemming met de Verordeningen (EG) nr. 834/2007 en (EG) nr. 889/2008, moeten worden gewijzigd. Daarom moet met betrekking tot deze bestaande nationale catalogi van maatregelen voor alle lidstaten worden voorzien in een overgangsperiode van maximaal één jaar die op 1 januari 2022 ingaat, zodat zij de nodige verbeteringen of vervangingen van hun nationale catalogi van maatregelen kunnen doorvoeren om aan de nieuwe vereisten te voldoen. |
(15) |
Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848. |
(16) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor biologische productie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Procedurele stappen die de exploitant moet volgen bij vermoeden van niet-naleving wegens de aanwezigheid van niet-toegelaten producten of stoffen
1. Om na te gaan of het vermoeden overeenkomstig artikel 28, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2018/848 kan worden onderbouwd, houdt de exploitant rekening met de volgende elementen:
a) |
indien de vermeende niet-naleving een binnenkomend biologisch of omschakelingsproduct betreft, verifieert de exploitant:
|
b) |
indien vermoed wordt dat de oorzaak van de aanwezigheid van niet-toegelaten producten of stoffen onder het toezicht van de exploitant valt, onderzoekt deze iedere mogelijke oorzaak van de aanwezigheid van niet-toegelaten producten of stoffen. |
2. Wanneer de exploitant de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan overeenkomstig artikel 28, lid 2, onder d), van Verordening (EU) 2018/848 in kennis stelt van een gegrond vermoeden of wanneer een vermoeden niet kan worden weerlegd, verstrekt de exploitant, in voorkomend en indien beschikbaar, ten minste de volgende elementen:
a) |
gegevens en documenten over de leverancier (de pakbon, de factuur, het certificaat van de leverancier, het inspectiecertificaat voor biologische producten (COI)); |
b) |
de traceerbaarheid van het product, met de identificatiecode van de partij, de hoeveelheden in voorraad, en de verkochte hoeveelheden; |
c) |
laboratoriumresultaten, van een geaccrediteerd laboratorium in voorkomend geval en indien beschikbaar; |
d) |
het monsterformulier met het tijdstip, de plaats en de methode van de monsterneming; |
e) |
informatie over eventuele eerdere vermoedens met betrekking tot het niet-toegelaten product in kwestie of de niet-toegelaten stof in kwestie; |
f) |
elk ander relevant document ter verduidelijking van de zaak. |
Artikel 2
Methodologie van een officieel onderzoek
1. Bij het verrichten van een officieel onderzoek als bedoeld in artikel 29, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2018/848 bepalen de bevoegde autoriteiten of, in voorkomend geval, controleautoriteiten of controleorganen, onverminderd artikel 38, lid 2, van die verordening, ten minste het volgende:
a) |
naam, identificatiecode van de partij, eigenaar en fysieke locatie van de betrokken biologische of omschakelingsproducten; |
b) |
of de betrokken producten al dan niet nog in de handel worden gebracht als biologische of omschakelingsproducten of nog worden gebruikt in de biologische productie; |
c) |
de soort, de naam, de hoeveelheid en andere relevante informatie van de aangetroffen niet-toegelaten producten of stoffen; |
d) |
in welk stadium van productie, bereiding, opslag of distributie en waar precies de aanwezigheid van niet-toegelaten producten of stoffen is geconstateerd, en in het bijzonder voor plantaardige productie, of het monster vóór of na de oogst is genomen; |
e) |
of er gevolgen zijn voor andere exploitanten in de toeleveringsketen; |
f) |
de resultaten van eerdere officiële onderzoeken naar de betrokken biologische of omschakelingsproducten en naar de betrokken exploitanten. |
2. Het officiële onderzoek wordt verricht met behulp van geschikte methoden en technieken, waaronder de in artikel 14 en artikel 137, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (5) bedoelde methoden en technieken.
3. Het officiële onderzoek heeft ten minste betrekking op:
a) |
de integriteit van biologische en omschakelingsproducten; |
b) |
de bron en de oorzaak van de aanwezigheid van niet-toegelaten producten of stoffen; |
c) |
de in artikel 29, lid 2, onder a), b) en c), van Verordening (EU) 2018/848 vermelde elementen. |
4. De bevoegde autoriteiten of, in voorkomend geval, de controleautoriteiten of controleorganen, stellen over elk officieel onderzoek een eindverslag op. Dat eindverslag bevat:
a) |
de registers van de specifieke elementen die op grond van dit artikel vereist zijn; |
b) |
de registers van de gegevens die met betrekking tot dit officiële onderzoek met de bevoegde autoriteit, andere controleautoriteiten en controleorganen, en de Commissie zijn uitgewisseld. |
Artikel 3
Voorwaarden voor het gebruik van bepaalde aanduidingen
1. De in artikel 30, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848 voorziene aanduiding voor omschakelingsproducten van plantaardige oorsprong wordt aangebracht:
a) |
in een kleur, lettergrootte en lettertype die niet opvallender zijn dan de verkoopbenaming van het product, waarbij de volledige aanduiding dezelfde lettergrootte heeft; |
b) |
in hetzelfde gezichtsveld als het in artikel 32, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde codenummer van de controleautoriteit of het controleorgaan. |
2. De aanduiding van het in artikel 32, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde codenummer van de controleautoriteit of het controleorgaan verschijnt in hetzelfde gezichtsveld als het logo voor de biologische productie van de Europese Unie, indien dat op de etikettering wordt gebruikt.
3. De aanduiding van de plaats waar de bij de samenstelling van het product gebruikte landbouwgrondstoffen zijn geteeld als bedoeld in artikel 32, lid 2, van Verordening (EU) 2018/848, moet onmiddellijk onder het in lid 2 van dit artikel bedoelde codenummer worden geplaatst.
Artikel 4
Samenstelling en omvang van een groep exploitanten
Een lid van een groep exploitanten registreert zich met betrekking tot een bepaald product bij slechts één groep exploitanten, zelfs indien de exploitant met betrekking tot dat product verschillende activiteiten verricht.
De maximumomvang van een groep exploitanten bedraagt 2 000 leden.
Artikel 5
Documenten en registers van een groep exploitanten
Ten behoeve van het systeem voor interne controle (ICS) houdt de groep exploitanten de volgende documenten en registers bij:
a) |
de lijst van leden van de groep exploitanten op basis van hun registratie van elk lid, bestaande uit de volgende elementen voor elk lid van de groep exploitanten:
|
b) |
de ondertekende lidmaatschapsovereenkomst tussen het lid en de rechtspersoon die de groep exploitanten vertegenwoordigt, die de rechten en verantwoordelijkheden van het lid omvat; |
c) |
de interne inspectierapporten, ondertekend door de ICS-inspecteur en het geïnspecteerde lid van de groep exploitanten, met daarin ten minste de volgende elementen:
|
d) |
de gegevens omtrent de opleiding van de ICS-inspecteurs, bestaande uit:
|
e) |
het opleidingsregister van de leden van de groep exploitanten; |
f) |
het register van de te nemen maatregelen bij niet-naleving door de ICS-beheerder, dat het volgende omvat:
|
g) |
traceerbaarheidsregisters, met inbegrip van informatie over de hoeveelheden, met betrekking tot de volgende activiteiten, in voorkomend geval:
|
h) |
schriftelijke overeenkomsten en contracten tussen de groep exploitanten en de onderaannemers, met inbegrip van informatie over de aard van de uitbestede activiteiten; |
i) |
de aanstelling van de ICS-beheerder; |
j) |
de aanstelling van de ICS-inspecteurs en de lijst van ICS-inspecteurs. |
De ICS-beheerder werkt de onder a) in de eerste alinea bedoelde lijst van leden bij na elke wijziging van de onder a), i), tot en met viii), opgenomen elementen en duidt in voorkomend geval aan of een groepslid als gevolg van uit interne inspecties of officiële controles voortvloeiende maatregelen wegens niet-naleving geschorst of uit de groep verwijderd is.
Artikel 6
Kennisgevingen van de ICS-beheerder
De ICS-beheerder stelt de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan onmiddellijk in kennis van de volgende informatie:
a) |
enig vermoeden van een ernstige of kritieke niet-naleving; |
b) |
enige schorsing of verwijdering van een lid, productie-eenheid, bedrijfsruimte, met inbegrip van aankoopcentra en verzamelplaatsen, uit de groep; |
c) |
enig verbod op het in de handel brengen van een product als biologisch product of omschakelingsproduct, met inbegrip van de naam van het betrokken lid of de betrokken leden, de relevante hoeveelheden en de identificatiecode van de partij. |
Artikel 7
Minimumpercentages controles en bemonstering
De volgende voorschriften inzake minimumpercentages zijn van toepassing op de in artikel 38, lid 4, van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde officiële controles die elke bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, elke controleautoriteit of elk controleorgaan naargelang van het risico op niet-naleving moet verrichten:
a) |
elk jaar wordt ten minste 10 % van alle officiële controles van exploitanten of groepen exploitanten verricht zonder voorafgaande kennisgeving; |
b) |
elk jaar wordt naast de in artikel 38, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde controles ten minste 10 % aanvullende controles verricht; |
c) |
elk jaar wordt ten minste 5 % van het aantal exploitanten bemonsterd overeenkomstig artikel 14, onder h), van Verordening (EU) 2017/625, met uitzondering van exploitanten die overeenkomstig artikel 34, lid 2, en artikel 35, lid 8, van Verordening (EU) 2018/848 zijn vrijgesteld; |
d) |
elk jaar wordt ten minste 2 % van de leden van elke groep exploitanten bemonsterd overeenkomstig artikel 14, onder h), van Verordening (EU) 2017/625; |
e) |
elk jaar wordt bij ten minste 5 % van de exploitanten die deel uitmaken van een groep exploitanten, en in geen geval bij minder dan tien leden, een herinspectie verricht. Indien de groep exploitanten tien of minder leden telt, worden alle leden gecontroleerd in verband met de in artikel 38, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde controle op de naleving. |
Artikel 8
Maatregelen bij vastgestelde niet-naleving
De bevoegde autoriteiten kunnen gebruikmaken van de in bijlage I bij deze verordening opgenomen uniforme regelingen om een nationale catalogus van maatregelen als bedoeld in artikel 41, lid 4, van Verordening (EU) 2018/848 op te stellen.
Die nationale catalogus van maatregelen omvat ten minste:
a) |
een lijst van gevallen van niet-naleving met een verwijzing naar de specifieke voorschriften van Verordening (EU) 2018/848 of de overeenkomstig die verordening vastgestelde gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling; |
b) |
de classificatie van de gevallen van niet-naleving in drie categorieën: “van gering belang”, “ernstig” of “kritiek”, rekening houdend met ten minste de volgende criteria:
|
c) |
de maatregelen die overeenkomen met de verschillende categorieën van niet-naleving. |
Artikel 9
Uitwisseling van informatie
1. Voor de toepassing van artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848 gebruiken de bevoegde autoriteiten het informatiesysteem voor biologische landbouw (OFIS) en de modellen in bijlage II bij deze verordening om informatie uit te wisselen met de Commissie en andere lidstaten overeenkomstig de volgende voorschriften:
a) |
een lidstaat (de kennisgevende lidstaat) stelt de Commissie en de betrokken lidstaat of lidstaten (de in kennis gestelde lidstaat of lidstaten) ten minste in kennis in de volgende situaties:
|
b) |
in de onder a), i) en ii), genoemde situaties antwoordt de in kennis gestelde lidstaat of antwoorden de in kennis gestelde lidstaten binnen dertig kalenderdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving met informatie over de genomen stappen en maatregelen, met inbegrip van de resultaten van het officiële onderzoek, en met alle andere beschikbare informatie en/of door de kennisgevende lidstaat gevraagde informatie; |
c) |
de kennisgevende lidstaat mag de in kennis gestelde lidstaat of lidstaten verzoeken om alle noodzakelijke aanvullende informatie; |
d) |
de kennisgevende lidstaat brengt zo spoedig mogelijk de nodige vermeldingen en bijgewerkte gegevens aan in OFIS, met inbegrip van de bijgewerkte gegevens met betrekking tot de resultaten van zijn eigen officiële onderzoeken; |
e) |
in het onder a), ii), bedoelde geval en wanneer de Commissie door een lidstaat in kennis wordt gesteld, brengt de Commissie de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan van het derde land op de hoogte. |
2. Naast de in artikel 32, onder b), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde informatieverplichting stelt de controleautoriteit of het controleorgaan de bevoegde autoriteit die haar overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 28, lid 1, of artikel 31 van die verordening bepaalde officiële controletaken of bepaalde taken in verband met andere officiële activiteiten heeft opgedragen of aan haar heeft gedelegeerd, onverwijld in kennis van elke vermeende of geconstateerde niet-naleving die gevolgen heeft voor de integriteit van biologische of omschakelingsproducten. De controleautoriteit of het controleorgaan verstrekt eveneens alle andere informatie die de bevoegde autoriteit vereist.
3. Indien exploitanten of groepen exploitanten en/of hun onderaannemers door verschillende controleautoriteiten of controleorganen worden gecontroleerd, wisselen die controleautoriteiten of controleorganen, voor de toepassing van artikel 43, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848, de ter zake relevante informatie over de onder hun controle verrichte handelingen uit.
4. Indien exploitanten of groepen exploitanten en/of hun onderaannemers van controleautoriteit of controleorgaan veranderen, stellen die exploitanten en/of de betrokken controleautoriteit of het betrokken controleorgaan, voor de toepassing van artikel 43, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848, de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van die verandering.
De nieuwe controleautoriteit of het nieuwe controleorgaan verzoekt de vorige controleautoriteit of het vorige controleorgaan om het controledossier van de exploitant of groep exploitanten. De vorige controleautoriteit of het vorige controleorgaan draagt het controledossier van de betrokken exploitant of groep exploitanten onverwijld over aan de nieuwe controleautoriteit of het nieuwe controleorgaan, met inbegrip van de in artikel 38, lid 6, van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde schriftelijke gegevens, de status van de certificering, de lijst van gevallen van niet-naleving en de overeenkomstige maatregelen die de vorige controleautoriteit of het vorige controleorgaan heeft genomen.
De nieuwe controleautoriteit of het nieuwe controleorgaan vergewist zich ervan dat de niet-nalevingen die in het register van de vorige controleautoriteit of het vorige controleorgaan zijn genoteerd, door de exploitant zijn of zullen worden opgelost.
5. Indien exploitanten of groepen exploitanten onderworpen zijn aan een traceerbaarheidscontrole en een massabalanscontrole, wisselen de controleautoriteiten en controleorganen, voor de toepassing van artikel 43, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848, de ter zake relevante informatie uit om die controles te voltooien.
6. De bevoegde autoriteiten nemen de nodige maatregelen en stellen gedocumenteerde procedures vast om de uitwisseling van informatie mogelijk te maken tussen hen en de controleautoriteiten en/of controleorganen waaraan bepaalde officiële controletaken of bepaalde taken in verband met andere officiële activiteiten zijn opgedragen of gedelegeerd, evenals tussen die controleautoriteiten en/of controleorganen onderling.
Artikel 10
Overgangsbepalingen
1. Groepen exploitanten in derde landen die vóór de datum van toepassing van de onderhavige verordening voldoen aan de Verordeningen (EG) nr. 834/2007, (EG) nr. 889/2008 en (EG) nr. 1235/2008 en waarvoor belangrijke administratieve, juridische en structurele wijzigingen nodig zijn met betrekking tot de in artikel 4, tweede alinea, van deze verordening vastgestelde maximumomvang van de groep exploitanten, voldoen uiterlijk met ingang van 1 januari 2025 aan die bepaling.
2. De overeenkomstig artikel 8 opgestelde nationale catalogus van maatregelen is uiterlijk met ingang van 1 januari 2023 van toepassing.
Artikel 11
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 22 februari 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PB L 334 van 12.12.2008, blz. 25).
(5) Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).
BIJLAGE I
Uniforme regelingen voor de ontwikkeling en toepassing van een nationale catalogus van maatregelen als bedoeld in artikel 8
1.
De bevoegde autoriteiten kunnen gevallen van niet-naleving classificeren als “van gering belang”, “ernstig” of “kritiek” op basis van de classificatiecriteria in artikel 8 als sprake is van een of meer van de volgende omstandigheden:
a) |
de niet-naleving is van gering belang indien:
|
b) |
de niet-naleving is ernstig indien:
|
c) |
de niet-naleving is kritiek indien:
|
2.
Maatregelen
De bevoegde autoriteiten of, in voorkomend geval, de controleautoriteiten of controleorganen kunnen op evenredige wijze een of meer van de volgende maatregelen toepassen op de vermelde categorieën van niet-naleving:
Categorie van niet-naleving |
Maatregel |
Van gering belang |
Indiening van een actieplan door de exploitant binnen de termijn die voor de correctie van de niet-naleving is vastgesteld |
Ernstig |
Op etiketten en in reclame voor de hele partij of productiegang in kwestie [betrokken gewas(sen) of dier(en)] komt geen vermelding met betrekking tot de biologische productie voor overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848 Nieuwe omschakelingsperiode nodig Beperking van het toepassingsgebied van het certificaat Verbetering van de uitvoering van de voorzorgsmaatregelen en de door de exploitant opgezette controles om de naleving te verzekeren |
Kritiek |
Op etiketten en in reclame voor de hele partij of productiegang in kwestie [betrokken gewas(sen) of dier(en)] komt geen vermelding met betrekking tot de biologische productie voor overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848 Verbod om gedurende een bepaalde periode producten met een vermelding met betrekking tot de biologische productie in de handel te brengen overeenkomstig artikel 42, lid 2, van Verordening (EU) 2018/848 Nieuwe omschakelingsperiode nodig Beperking van het toepassingsgebied van het certificaat Schorsing van het certificaat Intrekking van het certificaat |
BIJLAGE II
OFIS-model als bedoeld in artikel 9
1. |
Model van standaardkennisgeving van een vermeende of geconstateerde niet-naleving
|
2. |
Model van standaardantwoord op een standaardkennisgeving van een vermeende of geconstateerde niet-naleving
|
3. |
Model voor een waarschuwingskennisgeving
|
4. |
Model van internationale standaardkennisgeving van een vermeende of geconstateerde niet-naleving
|
-----------
(*) |
Verplicht in te vullen. |
(1) Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).
(2) Maatregel uit hoofde van artikel 29, leden 1 en 2, artikel 41, leden 1 tot en met 4, en artikel 42 van Verordening (EU) 2018/848.
(3) Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).