7.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 3/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/9 VAN DE COMMISSIE

van 6 januari 2021

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 7,

Na raadpleging van de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Inleiding

(1)

Op 14 mei 2020 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal (“HRFS” (hot-rolled flat products of iron, non-alloy or other alloy steel) of “het onderzochte product”) van oorsprong uit Turkije (“het betrokken land”) op basis van artikel 5 van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (“de basisverordening”). Zij heeft daartoe een bericht van inleiding bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) (“het bericht van inleiding”).

(2)

De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die door Eurofer (“de klager”) op 31 maart 2020 werd ingediend namens producenten in de Unie die meer dan 25 % van de totale productie van het onderzochte product in de Unie vertegenwoordigen. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om het onderzoek te openen.

(3)

De Commissie heeft op 12 juni 2020 met betrekking tot de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit Turkije een afzonderlijk antisubsidieonderzoek geopend. Zij heeft daartoe een bericht van inleiding bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3).

1.2.   Registratie

(4)

Naar aanleiding van een met het vereiste bewijsmateriaal gestaafd verzoek van de klager heeft de Commissie de invoer van het betrokken product bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1686 van de Commissie (4) (“de registratieverordening”) onderworpen aan registratie overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening.

1.3.   Belanghebbenden

(5)

In het bericht van inleiding werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Bovendien heeft de Commissie de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs alsmede de Turkse autoriteiten en de haar bekende betrokken importeurs, gebruikers en verenigingen specifiek op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(6)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. De Commissie heeft in de openingsfase hoorzittingen gehouden met verschillende gebruikers en met vertegenwoordigers van de Turkse producenten-exporteurs.

1.4.   Steekproeven

(7)

In haar bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

1.4.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(8)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie stelde de steekproef samen op basis van de productie en de verkoopvolumes in de Unie zoals door de producenten in de Unie gemeld in het kader van het representativiteitsonderzoek voorafgaand aan de opening, daarbij tevens hun geografische locatie in aanmerking nemend. De steekproef bestond uit drie producenten in de Unie, gevestigd in drie verschillende lidstaten, die ongeveer 34 % van de geschatte totale productie in de Unie vertegenwoordigden en meer dan 40 % van het verkoopvolume in de Unie van de producenten die zich kenbaar hebben gemaakt. De Commissie nodigde de belanghebbenden uit om opmerkingen over de voorlopige steekproef in te dienen.

(9)

Alleen de producent-exporteur Çolakoğlu Metalurji A.Ş. (“Çolakoğlu”) diende binnen de gestelde termijn opmerkingen in. Çolakoğlu beweerde dat de voorgestelde steekproef van producenten in de Unie niet representatief is omdat i) de in de steekproef opgenomen ondernemingen niet het grootste productievolume noch het grootste verkoopvolume in de Unie vertegenwoordigen; ii) de voorgestelde steekproef te klein is; iii) de voorgestelde steekproef geen geografische spreiding vertoont; en iv) er in de steekproef bewust “partijen zijn opgenomen die zich als gevolg van externe omstandigheden al in een ogenschijnlijk onbevredigende situatie bevonden”. Çolakoğlu stelde voor om ArcelorMittal Spain, ArcelorMittal Belgium en Acciaieria Arvedi SPA in Italië aan de steekproef toe te voegen.

(10)

Met betrekking tot de eerste bewering: zoals vermeld in de mededeling bij bestand t120.003571 heeft de Commissie haar steekproef gebaseerd op de grootste productie- en verkoopvolumes in de Unie. Het feit dat bepaalde andere producenten in de niet-vertrouwelijke versie van hun antwoorden inzake representativiteit bij de orden van grootte voor volume hoge maximumwaarden hadden opgegeven, betekent niet dat zij daadwerkelijk meer produceerden en/of verkochten.

(11)

Ten tweede is de Commissie van oordeel dat een steekproef die ongeveer 34 % van de geschatte totale productie in de Unie vertegenwoordigt en meer dan 40 % van het verkoopvolume in de Unie van de producenten die zich kenbaar hebben gemaakt, voldoende representatief is. De door Çolakoğlu gegeven voorbeelden van gevallen waarin de Commissie besloot om meer partijen in de steekproef op te nemen, vielen onder een kader waarbinnen de Commissie zich langere termijnen kon veroorloven. Als meer producenten in de Unie in de steekproef zouden worden opgenomen, zou dit onnodig belastend zijn en de tijdige afronding van het onderzoek in de weg staan.

(12)

Ten derde was de Commissie van oordeel dat de steekproef een goede geografische spreiding vertegenwoordigt, aangezien de drie in de steekproef opgenomen partijen in drie verschillende lidstaten gevestigd zijn.

(13)

Ten slotte was de laatste bewering van Çolakoğlu niet met bewijsmateriaal gestaafd. Zoals hierboven uitgelegd bestonden de criteria voor het samenstellen van de steekproef uit de productie- en verkoopvolumes in de Unie en de geografische representativiteit.

(14)

In het licht van bovenstaande overwegingen heeft de Commissie de opmerkingen van Çolakoğlu over de representativiteit van de steekproef als ongerechtvaardigd beschouwd. De voorlopige steekproef van drie producenten in de Unie werd derhalve representatief geacht voor de bedrijfstak van de Unie en werd als de definitieve steekproef bevestigd.

1.4.2.   Steekproef van importeurs

(15)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te kunnen stellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken.

(16)

Eén niet-verbonden importeur heeft de gevraagde informatie geleverd en heeft ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het geringe aantal reacties heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was. Er werden geen opmerkingen over dit besluit gemaakt.

1.4.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in Turkije

(17)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te kunnen stellen, heeft de Commissie alle bekende producenten-exporteurs in Turkije verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van Turkije bij de Europese Unie verzocht andere producenten-exporteurs, die mogelijk geïnteresseerd waren aan het onderzoek mee te werken, op te sporen en/of contact met hen op te nemen.

(18)

Vijf producenten-exporteurs uit het betrokken land hebben de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van drie groepen van ondernemingen samengesteld op basis van het grootste representatieve uitvoervolume naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van het betrokken land geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

1.5.   Individueel onderzoek

(19)

Eén Turkse producent-exporteur die het steekproefformulier had ingevuld, had verzocht om een individueel onderzoek overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening. Op de dag van de opening van het onderzoek heeft de Commissie de vragenlijst voor producenten-exporteurs online beschikbaar gesteld (5). Bovendien heeft de Commissie bij de aankondiging van de steekproef de niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs ervan in kennis gesteld dat zij deze vragenlijst moesten beantwoorden indien zij voorwerp van een individueel onderzoek wilden zijn. De onderneming die oorspronkelijk om een individueel onderzoek had verzocht, heeft de vragenlijst echter niet ingevuld. Derhalve is geen verzoek om individueel onderzoek ingewilligd.

1.6.   Antwoorden op de vragenlijst

(20)

De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar de klager en verzocht de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de niet-verbonden importeur die een steekproefformulier had ingevuld en nog een andere importeur die zich kenbaar had gemaakt, verschillende gebruikers en de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in Turkije om de online beschikbaar gestelde relevante vragenlijsten (6) in te vullen.

(21)

Aangezien de klacht voldoende bewijsmateriaal bevatte van het bestaan van verstoringen van de grondstoffenmarkt in Turkije met betrekking tot het onderzochte product, stuurde de Commissie voorts een extra vragenlijst naar de Turkse overheid met betrekking tot deze kwestie.

(22)

Antwoorden op de vragenlijst werden ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de klager, de gebruiker Marcegaglia Carbon Steel S.P.A., de gebruiker San Polo Lamiere S.P.A., vier gebruikers binnen de Network Steel-groep, de niet-verbonden importeur Network Steel S.L., de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en de Turkse overheid.

1.7.   Controlebezoeken

(23)

Gezien de uitbraak van COVID-19 en de inperkingsmaatregelen die door verschillende lidstaten en door verschillende derde landen zijn genomen, kon de Commissie in de voorlopige fase geen controlebezoeken op grond van artikel 16 van de basisverordening verrichten.

(24)

De Commissie verzamelde alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie nodig achtte. De Commissie heeft controles op afstand verricht bij de volgende ondernemingen/partijen:

 

Producenten in de Unie en hun branchevereniging

ThyssenKrupp Steel Europe AG, Duisburg, Duitsland

Tata Steel IJmuiden BV, Velsen-Noord, Nederland

ArcelorMittal Mediterranée SAS, Fos-sur-Mer, Frankrijk (7)

ArcelorMittal France, Duinkerken, Frankrijk

Eurofer, Brussel, België

 

Importeurs

Network Steel S.L., Madrid, Spanje

 

Producenten-exporteurs in Turkije en hun verbonden handelaren

Habaş Sinai Ve Tibbi Gazlar İstihsal Endüstrisi A.Ş. (“Habas”)

Çolakoğlu Metalurji A.Ş. en zijn verbonden handelaar Çolakoğlu Dış Ticaret A.Ş. (“Cotas”) (gezamenlijk “Çolakoğlu” genoemd)

Ereğli Demir ve Çelik Fabrikalari T.A.S. (“Erdemir”); İskenderun Demir ve Çelik A.Ş. (“Isdemir”); en het verbonden servicebedrijf Erdemir Çelik Servis Merkezi San. ve Tic. A.Ş. (“Ersem”) (gezamenlijk “Erdemir-groep” genoemd)

(25)

Met betrekking tot artikel 7, leden 2 bis en 2 ter, van de basisverordening vond middels een videoconferentie overleg met de Turkse overheid plaats.

(26)

Na de controle op afstand van de Erdemir-groep heeft de Commissie, gezien bepaalde tekortkomingen in de door de groep verstrekte informatie over de vervoerskosten, besloten om deze kosten overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening te vervangen door beschikbare gegevens, zoals toegelicht in de overwegingen 56 tot en met 59(59).

1.8.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(27)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 (“het onderzoektijdvak” of “OT”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2016 tot aan het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(28)

Het betrokken product is bepaalde gewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, ook indien opgerold (waaronder op maat gesneden producten en producten uit “bandstaal”), niet verder bewerkt dan warmgewalst, en niet geplateerd noch bekleed, van oorsprong uit Turkije, die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes 7208 10 00, 7208 25 00, 7208 26 00, 7208 27 00, 7208 36 00, 7208 37 00, 7208 38 00, 7208 39 00, 7208 40 00, 7208 52 10, 7208 52 99, 7208 53 00, 7208 54 00, 7211 13 00, 7211 14 00, 7211 19 00, ex 7225 19 10 (Taric-code 7225191090), 7225 30 90, ex 7225 40 60 (Taric-code 7225406090), 7225 40 90, ex 7226 19 10 (Taric-code 7226191090), 7226 91 91 en 7226 91 99. De GN-codes en de Taric-codes worden slechts ter informatie vermeld.

(29)

De volgende producten vallen niet onder het betrokken product:

i)

producten van roestvrij staal en siliciumstaal met georiënteerde korrel;

ii)

producten van gereedschapsstaal en sneldraaistaal;

iii)

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van 600 mm of meer, en

iv)

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van 4,75 mm of meer maar niet meer dan 10 mm en een breedte van 2 050 mm of meer.

(30)

HRFS worden in veel economische sectoren, waaronder de bouw, de scheepsbouw en de energiesector, voor een groot aantal toepassingen gebruikt. Zo worden deze producten gebruikt voor de productie van landbouwwerktuigen, pantserstaal, onderdelen van gebouwen en constructies, huishoudelijk apparaten en elektrische goederen, in de automobielsector enz.

2.2.   Soortgelijk product

(31)

Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product;

het product dat in Turkije wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht; en

het in de Unie door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde en verkochte product.

(32)

De Commissie heeft in dit stadium geconcludeerd dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(33)

Een fabrikant van vorkheftrucks en onderdelen van vorkheftrucks en bouwmachines verzocht om warmgewalste lange staalproducten in staafvorm uit te sluiten van het onderzochte product (8). De Commissie merkte op dat warmgewalste lange staalproducten in staafvorm buiten de werkingssfeer van dit onderzoek vallen, omdat een warmgewalste staaf met een lengte van 6 tot 12 m een lang product is, en geen plat staalproduct.

3.   DUMPING

3.1.   Opmerkingen vooraf

(34)

In de steekproef werden drie ondernemingen opgenomen, waar er één een groep was.

(35)

De volledige binnenlandse verkoop en de uitvoer van Habas naar de Unie waren rechtstreekse verkopen aan niet-verbonden afnemers.

(36)

Çolakoğlu verkocht op de binnenlandse markt rechtstreeks aan niet-verbonden afnemers, terwijl de volledige uitvoer door Çolakoğlu van het betrokken product naar de Unie tijdens het OT via een in Turkije gevestigde verbonden onderneming, Cotas, verliep.

(37)

De Erdemir-groep bestond uit drie ondernemingen die rechtstreeks bij het onderzoek waren betrokken: de producenten-exporteurs Erdemir en Isdemir, en het servicebedrijf Ersem. Zowel Erdemir als Isdemir produceerden het onderzochte product, verkochten het op de binnenlandse markt en voerden het uit naar de Unie en naar derde landen gedurende het OT. Ersem kocht het onderzochte product van Erdemir en/of Isdemir en verkocht het met of zonder verdere verwerking (zoals het snijden en slitten van rollen tot platen en bandstaal) door op de binnenlandse markt.

3.2.   Normale waarde

(38)

Eerst onderzocht de Commissie of de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product van iedere in de steekproef opgenomen producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van het soortgelijke product is representatief als de totale hoeveelheid van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % van zijn totale naar de Unie uitgevoerde hoeveelheid van het betrokken product bedroeg.

(39)

Op basis hiervan was de totale verkoop op de binnenlandse markt van het soortgelijke product door elke in de steekproef opgenomen producent-exporteur representatief.

(40)

Vervolgens is de Commissie voor de producenten-exporteurs met een representatieve binnenlandse verkoop nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde productsoorten.

(41)

Vervolgens heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop door elke in de steekproef opgenomen producent-exporteur op zijn binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een productsoort die naar de Unie wordt uitgevoerd, representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van het totale uitvoervolume van de identieke of vergelijkbare productsoort naar de Unie.

(42)

Voor een van de drie in de steekproef opgenomen exporteurs was de totale binnenlandse verkoop van de productsoorten die identiek zijn aan of vergelijkbaar zijn met de naar de Unie uitgevoerde productsoorten, tijdens het OT representatief. Voor de twee andere in de steekproef opgenomen exporteurs was er voor bepaalde productsoorten die tijdens het OT naar de Unie werden uitgevoerd ofwel helemaal geen binnenlandse verkoop, ofwel de binnenlandse verkoop van die productsoort bedroeg minder dan 5 % van het volume en was derhalve niet representatief.

(43)

Vervolgens heeft de Commissie voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt ten opzichte van de totale verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak vastgesteld. Dit werd gedaan om te beslissen of de Commissie bij de berekening van de normale waarde voor elke productsoort overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening niet-winstgevende binnenlandse verkooptransacties buiten beschouwing kon laten omdat deze niet in het kader van normale handelstransacties hadden plaatsgevonden.

(44)

De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van alle binnenlandse verkooptransacties met betrekking tot die productsoort tijdens het OT, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

a)

de winstgevende binnenlandse verkoop van die productsoort tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten per eenheid, meer dan 80 % van de totale binnenlandse verkoop van die productsoort vertegenwoordigde, en

b)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

(45)

Anderzijds wordt de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkooptransacties met betrekking tot die productsoort tijdens het OT, indien:

a)

de winstgevende binnenlandse verkoop van die productsoort 80 % of minder van de totale binnenlandse verkoop van die productsoort bedraagt, of

b)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort lager ligt dan de productiekosten per eenheid.

(46)

Uit de analyse van de binnenlandse verkoop van de drie in de steekproef opgenomen exporteurs bleek dat gedurende het OT 17 tot 100 % van alle binnenlandse verkooptransacties per productsoort winstgevend was en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de gewogen gemiddelde productiekosten. Bijgevolg werd de normale waarde, afhankelijk van de productsoort, berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkooptransacties tijdens het OT in de situatie zoals beschreven in overweging 44 of, in de in overweging 45 beschreven situatie, als een gewogen gemiddelde van uitsluitend de winstgevende verkooptransacties.

(47)

Wanneer een productsoort niet in representatieve hoeveelheden of helemaal niet op de binnenlandse markt werd verkocht, zoals voorzien in artikel 2, lid 2, van de basisverordening, en wanneer er geen of onvoldoende verkoop van een productsoort van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden, heeft de Commissie de normale waarde berekend overeenkomstig artikel 2, lid 3, en artikel 6, van de basisverordening.

(48)

Voor de productsoorten met geen of onvoldoende binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties werd de normale waarde vastgesteld door de gewogen gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product gedurende het OT van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs met de volgende elementen te verhogen:

a)

het gewogen gemiddelde van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) die door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in verband met de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties tijdens het OT zijn gemaakt, en

b)

de gewogen gemiddelde winst die in het OT door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs is gemaakt op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties.

(49)

Voor de productsoorten waarvan de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden niet representatief waren, werden de gewogen gemiddelde VAA-kosten en de winst op de verkoop in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt bij de normale waarde opgeteld. Voor productsoorten die in het geheel niet waren verkocht op de binnenlandse markt, werden de gewogen gemiddelde VAA-kosten en de gewogen gemiddelde winst op alle transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt in de normale waarde opgenomen.

3.3.   Uitvoerprijs

(50)

De uitvoer naar de Unie door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vond ofwel rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers plaats, ofwel via verbonden ondernemingen die optraden als handelaren, zoals beschreven in de overwegingen 34 tot en met 37.

(51)

Twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs voerden het betrokken product tijdens het OT rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. Daarom was hun uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs. De derde in de steekproef opgenomen producent-exporteur voerde het betrokken product uitsluitend via een in Turkije gevestigde verbonden onderneming naar de Unie uit.

3.4.   Vergelijking

(52)

De normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werden door de Commissie vergeleken in het stadium af fabriek.

(53)

Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegepast voor vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, kredietkosten en commissies.

(54)

Eén producent-exporteur voerde het betrokken product naar de Unie uit via een verbonden onderneming in Turkije die als handelaar optrad en waarvan de producent-exporteur beweerde dat hij er één enkele economische eenheid mee vormt. De Commissie wees erop dat er op grond van EU-rechtspraak sprake is van één enkele economische eenheid wanneer een producent taken die normaal gesproken onder de verantwoordelijkheid van een interne verkoopafdeling vallen, toevertrouwt aan een distributiebedrijf voor zijn producten waarover hij economische controle heeft. Uit het onderzoek is echter gebleken dat de verbonden handelaar niet aan deze criteria voldeed omdat hij niet het exclusieve verkoopkanaal was, noch het exclusieve verkoopkanaal voor de uitvoer van de producent, die tijdens het OT zowel het betrokken product als andere producten rechtstreeks naar markten van derde landen uitvoerde, alsook andere producten naar de Unie. Om deze redenen werd het argument afgewezen.

(55)

Om voor die producent-exporteur een uitvoerprijs af fabriek vast te stellen, werd de uitvoerprijs bijgevolg gecorrigeerd overeenkomstig artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening. Daarom heeft de Commissie van de uitvoerprijs de VAA-kosten afgetrokken van de verbonden handelaar die met de producent-exporteur niet een enkele economische entiteit bleek te vormen, en een winst ter hoogte van de winst van een niet-verbonden importeur in de Unie, vastgesteld op basis van de informatie in het dossier van dit onderzoek en de bevindingen van een eerder onderzoek naar de invoer van soortgelijke producten als het onderzochte product (9).

(56)

Tijdens de controle op afstand van één in de steekproef opgenomen producent-exporteur heeft de Commissie vastgesteld dat de onderneming belangrijke informatie over haar vervoerskosten in verband met de verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt had weggelaten. Daarom kon de Commissie niet beoordelen of de vervoerskosten die als een correctie op de normale waarde werden gevraagd, correct waren gerapporteerd.

(57)

De Commissie stelde de desbetreffende onderneming met een brief d.d. 1 december 2020 in kennis van haar voornemen om met betrekking tot die vervoerskosten artikel 18 van de basisverordening toe te passen. De Commissie heeft ook de Turkse overheid bij verbale nota daarvan in kennis gesteld. De onderneming heeft op 8 december 2020 opmerkingen en bewijsstukken ingediend, waarbij zij verklaarde dat de Commissie, in de beperkte (“sensitive”) versie van het verslag van de controle op afstand die met de onderneming werd gedeeld, de tijdens de controle op afstand uitgevoerde controles correct heeft weergegeven. De onderneming voerde echter aan dat in het verslag van de controle op afstand geen melding werd gemaakt van misleidende verstrekte informatie of van informatie die de onderneming had geweigerd te verstrekken. Daarnaast voerde de onderneming aan dat de toepassing van de bepalingen van artikel 18 van de basisverordening in de onderhavige situatie niet gerechtvaardigd was en voerde zij een aantal argumenten aan ter ondersteuning van dat argument. In haar opmerkingen van 14 december 2020 voerde de Turkse overheid soortgelijke argumenten aan als de betrokken onderneming en verwees zij naar eerdere WTO-jurisprudentie met betrekking tot het gebruik van artikel 18 om haar standpunt te staven dat in dit geval niet was voldaan aan de criteria voor de toepassing van beschikbare gegevens.

(58)

In dit verband herinnerde de Commissie eraan dat een verslag van een controle op afstand tot doel heeft de gebeurtenissen en feiten van de controle op afstand weer te geven, niet om conclusies te presenteren. Daarom was de Commissie van oordeel dat het verslag van de controle op afstand volledig was, ook al werd daarin niet vermeld dat de Commissie bepaalde informatie als misleidend beschouwde. Bovendien bevatten de door de onderneming ingediende bewijsstukken geen nieuwe informatie die de situatie aanzienlijk zou veranderen. Ten slotte heeft de onderneming een aantal argumenten uitsluitend in de beperkte (“sensitive”) versie van haar opmerkingen aangevoerd, aangezien die argumenten betrekking hadden op vertrouwelijke, ondernemingsspecifieke informatie. Die argumenten worden behandeld in de ondernemingsspecifieke mededeling van de voorlopige bevindingen.

(59)

Geen van de door de onderneming of de Turkse overheid ingediende informatie of argumenten, zoals vermeld in overweging 57, waren van dien aard dat zij het besluit van de Commissie zouden terugdraaien. Daarom bevestigde de Commissie haar voornemen om de informatie over de vervoerskosten van de onderneming in verband met de binnenlandse verkoop van het onderzochte product in het voorlopige stadium van het onderzoek in overeenstemming te brengen met artikel 18 van de basisverordening.

(60)

Twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs dienden uit hoofde van artikel 2, lid 10, punt b), van de basisverordening een verzoek in voor een correctie voor de terugbetaling van rechten, met als argument dat het bestaan van een regeling voor de terugbetaling van rechten voor bepaalde inputs in het betrokken land inhoudt dat al hun binnenlandse verkoop een indirecte belasting zou omvatten ten opzichte van de uitvoer.

(61)

De klager heeft opmerkingen ingediend die het argument tegenspreken.

(62)

In Turkije is een invoerrecht van toepassing op platen en metaalschroot, die beide bij de vervaardiging van HRFS worden gebruikt. In het kader van de regeling actieve veredeling (inward processing relief, IPR) zijn binnenlandse producenten echter vrijgesteld van dat recht indien de ingevoerde platen of het ingevoerde metaalschroot worden gebruikt voor de productie van eindproducten die uiteindelijk worden uitgevoerd. De twee in de steekproef opgenomen exporteurs voerden aan dat het bedrag aan rechten dat zij zouden hebben betaald als het HRFS op de binnenlandse markt werd verkocht in plaats van te worden uitgevoerd, in aanmerking moest worden genomen met het oog op een billijke vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs.

(63)

Uit het onderzoek is echter gebleken dat geen van de twee in de steekproef opgenomen exporteurs tijdens het OT invoerrechten heeft betaald, aanzien zij zich hebben gehouden aan de verplichting tot uitvoer die op elk IPR-certificaat van toepassing is, en derhalve vertegenwoordigde de correctie voor de terugbetaling van rechten waarom werd verzocht slechts theoretische kosten. Om die reden werd het argument als ongegrond beschouwd en derhalve afgewezen.

(64)

Twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben de Commissie verzocht een maandelijkse of driemaandelijkse methode te gebruiken om hun individuele dumpingmarges vast te stellen. Zij voerden aan dat deze aanpak om twee belangrijke redenen gerechtvaardigd is: i) de schommelingen in de productiekosten, en ii) de waardedaling van de Turkse lira gedurende het OT.

(65)

Met betrekking tot het eerste argument beweerden de twee ondernemingen dat de grondstofprijzen gedurende het OT forse schommelingen vertoonden, wat vervolgens leidde tot aanzienlijke verschillen in hun maandelijkse/driemaandelijkse productiekosten. Daarom zou het berekenen van hun dumpingmarge op een standaard gemiddelde jaarbasis ertoe leiden dat de binnenlandse verkoop aan het begin en aan het einde van het OT verliesgevend zou worden, hoewel de desbetreffende verkoopprijzen hoger waren dan hun werkelijke kosten.

(66)

Met betrekking tot het tweede argument beweerden de twee ondernemingen dat het OT werd gekenmerkt door aanzienlijke schommelingen in het inflatiepercentage van Turkije, met name in de eerste helft, en dat de Turkse lira gedurende het OT behoorlijk in waarde was verminderd.

(67)

De klager heeft opmerkingen ingediend met het argument dat het verzoek om een maandelijkse of driemaandelijkse dumpingberekening in dit geval niet gerechtvaardigd is. Wat de schommelingen in de kosten betreft, voerde hij aan dat de schommelingen in de driemaandelijkse productiekosten niet heel groot waren, aangezien de kosten in het eerste, derde en vierde kwartaal allemaal minder dan 10 % van elkaar verschilden, en dat schommelingen in de kosten bovendien bij een normale bedrijfsvoering horen. Wat betreft het inflatieniveau in Turkije voerde de klager aan dat de twee ondernemingen alleen hebben gekeken naar de inflatie in de eerste helft van het OT, terwijl het gemiddelde inflatiepercentage in Turkije in 2019 15 % bedroeg, wat geen “hyperinflatie” genoemd kan worden en dus onvoldoende is om een maandelijkse of driemaandelijkse berekening van de dumping te rechtvaardigen.

(68)

De Commissie heeft de argumenten van de producenten-exporteurs geanalyseerd en is tot de conclusie gekomen dat: i) de schommelingen in de maandelijkse/driemaandelijkse productiekosten voornamelijk op één kwartaal van het OT van invloed waren, terwijl het betrokken product gedurende het gehele OT werd verkocht, en dat de totale schommelingen in de kosten niet groot genoeg waren om een driemaandelijkse berekening van de dumping te rechtvaardigen; ii) het gemiddelde inflatiepercentage (15 % (10)) en de waardevermindering van de Turkse lira in het OT (minder dan 20 %, voornamelijk in het tweede kwartaal (11)) niet groot genoeg waren om te rechtvaardigen dat de Commissie zou afwijken van haar vaste praktijk om de dumpingmarge op jaarbasis te berekenen. Het verzoek om een maandelijkse of driemaandelijkse berekening van de dumping werd derhalve afgewezen.

3.5.   Dumpingmarges

(69)

Voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke productsoort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige productsoort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(70)

Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van kosten, verzekering en vracht (cif-prijs), grens Unie, vóór inklaring, als volgt:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Habaş Sinai Ve Tibbi Gazlar İstihsal Endüstrisi A.Ş.

4,8 %

Erdemir-groep

Ereğli Demir ve Çelik Fabrikalari T.A.S. — İskenderun Demir ve Çelik A.Ş.

5,4 %

Çolakoğlu Metalurji A.Ş.

7,6 %

(71)

Voor de twee medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de basisverordening. Die marge werd dus vastgesteld op basis van de dumpingmarges die waren vastgesteld voor de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(72)

Dit leidt voor de medewerkende producenten-exporteurs die geen deel uitmaken van de steekproef, Ağir Haddecilik A.Ş. en Borçelik Çelik Sanayii Ticaret A.Ş., tot een voorlopige dumpingmarge van 5,9 %.

(73)

Wat alle andere producenten-exporteurs in Turkije betreft, werd de dumpingmarge door de Commissie overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. Hiertoe heeft de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs bepaald. De mate van medewerking komt overeen met het volume van de uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van het totale volume van de uitvoer naar de Unie – volgens de invoerstatistieken van Eurostat – uit het betrokken land.

(74)

De mate van medewerking is in dit geval hoog, omdat de invoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor ongeveer 87 % van de totale uitvoer naar de Unie tijdens het OT. De Commissie heeft derhalve besloten de residuele dumpingmarge vast te stellen op het niveau van de in de steekproef opgenomen producent-exporteur met de hoogste dumpingmarge.

4.   SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(75)

Tijdens het onderzoektijdvak werd het soortgelijke product in de Unie geproduceerd door 22 bekende producenten die deel uitmaakten van 14 groepen. Deze producenten vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(76)

De totale productie in de Unie in het onderzoektijdvak werd vastgesteld op ongeveer 74,6 miljoen ton, met inbegrip van de productie voor de markt voor intern gebruik. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, te weten de op afstand gecontroleerde antwoorden op de vragenlijsten die waren ontvangen van Eurofer en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(77)

Zoals vermeld in overweging 8 werd een steekproef samengesteld van drie producenten in de Unie die meer dan 34 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigden.

4.2.   Vaststelling van de relevante markt van de Unie

(78)

Om vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden en om het verbruik en de verschillende economische indicatoren betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie vast te stellen, heeft de Commissie onderzocht of en in welke mate bij de analyse rekening moest worden gehouden met het verdere gebruik (d.w.z. al dan niet voor intern gebruik) van het door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde soortgelijke product.

(79)

De bedrijfstak van de Unie is in aanzienlijke mate verticaal geïntegreerd. HRFS worden beschouwd als tussenproduct voor de productie van verschillende downstreamproducten met toegevoegde waarde, namelijk koudgewalste producten. De Commissie heeft vastgesteld dat 52 % van de totale productie van de producenten in de Unie voor intern gebruik bestemd was.

(80)

Het onderscheid tussen de markt voor intern verbruik en de vrije markt is in dit geval relevant voor de schade-analyse. Op de markt voor intern gebruik wordt het betrokken product beschouwd als een primair materiaal voor de productie van verschillende downstreamproducten met toegevoegde waarde en worden verrekenprijzen binnen de groepen volgens uiteenlopende prijsbeleidsstrategieën vastgesteld. De productie voor de verkoop op de vrije markt concurreert daarentegen rechtstreeks met de invoer van het betrokken product en wordt verkocht tegen vrijemarktprijzen.

(81)

Om een zo volledig mogelijk beeld van de bedrijfstak van de Unie te verkrijgen, heeft de Commissie gegevens verzameld over de totale HRFS-activiteiten en heeft zij bepaald of de productie voor intern gebruik dan wel voor de vrije markt bestemd was.

(82)

De Commissie heeft gegevens in verband met de vrije markt en de markt voor intern gebruik afzonderlijk geanalyseerd, en bepaalde economische indicatoren in verband met de bedrijfstak van de Unie op basis van de gegevens voor de vrije markt onderzocht. Deze indicatoren zijn: verkochte hoeveelheid en verkoopprijzen op de markt van de Unie, marktaandeel, groei, uitvoervolume en prijzen van de uitvoer, winstgevendheid, rendement van investeringen, en kasstroom. Waar mogelijk en gerechtvaardigd werden de bevindingen van het onderzoek vergeleken met de gegevens voor de markt voor intern gebruik, teneinde een volledig beeld van de situatie van de bedrijfstak van de Unie te schetsen.

(83)

Andere economische indicatoren konden echter slechts zinvol worden onderzocht in de context van de gehele HRFS-activiteit, inclusief het interne gebruik van de bedrijfstak van de Unie. Het gaat om de volgende indicatoren: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, investeringen, voorraden, werkgelegenheid, productiviteit, lonen en het vermogen om kapitaal aan te trekken. Ze zijn afhankelijk van de gehele activiteit, ongeacht of de productie bestemd is voor intern gebruik dan wel voor verkoop op de vrije markt.

4.3.   Verbruik in de Unie

4.3.1.   Verbruik op de vrije markt van de Unie

(84)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van: a) de gegevens van Eurofer betreffende de verkoop van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie, gecontroleerd aan de hand van de door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie opgegeven verkochte hoeveelheden; en b) de invoer van het onderzochte product uit alle derde landen zoals gerapporteerd in Eurostat.

(85)

Het verbruik op de vrije markt in de Unie ontwikkelde zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 1

Verbruik op de vrije markt in de Unie (ton)

 

2016

2017

2018

OT

Verbruik op de vrije markt in de Unie

35 507 255

34 704 015

36 593 172

35 157 748

Index

100

98

103

99

Bron: Eurofer, in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en Eurostat

(86)

Het verbruik op de vrije markt nam tussen 2016 en 2018 met 3 % toe, maar nam daarna weer af. Het verbruik op de vrije markt daalde in de beoordelingsperiode in totaal met 1 %.

4.3.2.   Intern verbruik in de Unie

(87)

De Commissie stelde het interne verbruik in de Unie vast op basis van het interne gebruik van alle bekende producenten in de Unie. Op deze basis ontwikkelde het interne verbruik in de Unie zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 2

Intern verbruik in de Unie (ton)

 

2016

2017

2018

OT

Intern verbruik in de Unie

45 706 179

46 957 017

46 552 480

42 675 368

Index

100

103

102

93

Bron: Eurofer en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(88)

Het verbruik op de markt voor intern gebruik steeg licht tot 2018 en nam daarna af. Tijdens de beoordelingsperiode nam het interne verbruik in totaal met 7 procentpunten af.

4.3.3.   Totaal verbruik

(89)

Het totale verbruik – de som van het verbruik voor intern gebruik en het verbruik op de vrije markt – heeft zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Totaal verbruik (vrije markt en markt voor intern verbruik) (ton)

 

2016

2017

2018

OT

Totaal verbruik in de Unie

81 213 434

81 661 032

83 145 652

77 833 116

Index

100

101

102

96

Bron: Eurofer, in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en Eurostat

(90)

De bovenstaande tabel laat zien dat het totale verbruik in 2017 en 2018 licht steeg, maar in totaal met 4 % daalde ten opzichte van 2016. Het interne verbruik vertegenwoordigde bijna 55 % van het totale verbruik in het onderzoektijdvak.

4.4.   Invoer uit Turkije

4.4.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit Turkije

(91)

De Commissie heeft de omvang van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld door de omvang van de invoer te vergelijken met het verbruik op de vrije markt in de Unie.

(92)

De invoer uit Turkije ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 4

Omvang en marktaandeel van de invoer

 

2016

2017

2018

OT

Omvang van de invoer uit Turkije (ton)

999 732

1 836 513

2 830 548

2 843 116

Index

100

184

283

284

Marktaandeel op de vrije markt

2,8 %

5,3 %

7,7 %

8,1 %

Index

100

188

275

287

Bron: Eurofer, in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en Eurostat

(93)

De invoer uit Turkije steeg in de beoordelingsperiode met 184 %, waarbij het aandeel ervan op de vrije markt, dat steeg van 2,8 % in 2016 tot 8,1 % in het onderzoektijdvak, bijna verdrievoudigde.

4.4.2.   Prijzen van het uit Turkije ingevoerde product en prijsonderbieding

(94)

De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat. De gewogen gemiddelde prijs van de invoer uit Turkije heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2016

2017

2018

OT

Turkije

363

490

539

493

Index

100

135

148

136

Bron: Eurostat

(95)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit Turkije stegen van 363 EUR/ton in 2016 tot 493 EUR/ton tijdens het onderzoektijdvak, een stijging met 36 %. De gemiddelde prijs van de invoer steeg aanzienlijk in 2017, maar ook in 2018 als gevolg van een forse stijging van de prijs van de belangrijkste grondstoffen, in het bijzonder schroot, maar ook ijzererts en cokes. Het verschil tussen de prijzen van de invoer met dumping en de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak, zoals weergegeven in tabel 10, was aanzienlijk (7,5 %).

(96)

De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:

a)

de gewogen gemiddelde invoerprijzen per productsoort die door de in de steekproef opgenomen Turkse producenten werden berekend aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-basis, met de nodige correcties voor kosten na invoer, en

b)

de overeenkomstige gewogen gemiddelde verkoopprijzen per productsoort die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening werden gebracht aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek.

(97)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en met aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de theoretische omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het onderzoektijdvak.

(98)

Op basis van het bovenstaande vertoonde de invoer met dumping van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarges tussen 1,3 % en 2,9 %. Het grootste deel van de HRFS is zeer prijsgevoelig en de mededinging is grotendeels gebaseerd op de prijs. Bovendien zijn de prijzen op de markt bekend en verklaarde één in de steekproef opgenomen producent tijdens de controle op afstand dat een klein prijsverschil genoeg is om afnemers van leverancier te doen veranderen. In een dergelijke context worden de prijsonderbiedingsmarges als aanzienlijk beschouwd.

4.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.5.1.   Algemene opmerkingen

(99)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(100)

Zoals in overweging 8 is vermeld, werd voor de vaststelling van de mogelijk door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

(101)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van gegevens uit het antwoord van Eurofer op de vragenlijst met betrekking tot alle producenten in de Unie, waar nodig getoetst aan de antwoorden op de vragenlijst van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. Beide reeksen gegevens werden op afstand gecontroleerd en bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(102)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping.

(103)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

(104)

De klager verzocht de Commissie de analyse van de schadetrends vanaf 2017 te laten beginnen, omdat 2016 (het eerste jaar van de beoordelingsperiode in dit onderzoek) een “niet-representatief jaar” zou zijn, aangezien was vastgesteld dat de bedrijfstak van de Unie schade had geleden door invoer met dumping en gesubsidieerde invoer van verschillende oorsprong. Na een onderzoek waarvan het onderzoektijdvak de eerste helft van 2016 bestreek, werden in oktober 2017 inderdaad definitieve antidumpingmaatregelen ingesteld ten aanzien van de invoer van HRFS uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne (12). Bovendien werden in april en juni 2017 respectievelijk antidumpingmaatregelen en compenserende rechten ten aanzien van China ingesteld (13). De Commissie besloot in dit stadium de gegevens overeenkomstig haar normale praktijk te presenteren en derhalve 2016 daarin op te nemen. De Commissie merkt echter op dat bij de beoordeling van de ontwikkelingen van de schade-indicatoren rekening is gehouden met het feit dat de situatie waarin de bedrijfstak van de Unie zich bevond, inderdaad nog steeds de gevolgen ondervond van de genoemde invoer met dumping en subsidiëring in 2016 en duidelijk tekenen van herstel vertoonde na het instellen van definitieve antidumpingmaatregelen en compenserende rechten ten aanzien van deze invoer in 2017.

4.5.2.   Macro-economische indicatoren

4.5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(105)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2016

2017

2018

OT

Productievolume (ton)

77 715 486

80 720 236

79 489 096

74 635 884

Index

100

104

102

96

Productiecapaciteit (ton)

92 948 209

94 639 237

95 741 308

96 051 969

Index

100

102

103

103

Bezettingsgraad

84 %

85 %

83 %

78 %

Index

100

102

99

93

Bron: Eurofer, in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en Eurostat

(106)

Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 4 %, of ongeveer 3 miljoen ton, terwijl de productiecapaciteit met 3 % toenam, ongeveer dezelfde omvang als de daling van de productie. Als gevolg daarvan daalde de bezettingsgraad met 7 %, van 84 % in 2016 tot 78 % in het onderzoektijdvak.

(107)

De bezettingsgraad heeft betrekking op HRFS in het algemeen, met inbegrip van de productie voor intern gebruik. De stijging van de productie en de capaciteit tussen 2016 en 2017 weerspiegelt de verbeterde omstandigheden op de markt van de Unie als gevolg van antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit Oekraïne, Rusland, Iran en Brazilië. De stijging van de capaciteit in het tweede deel van de beoordelingsperiode is eerder het gevolg van verbeterde efficiëntie en het wegnemen van knelpunten.

4.5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(108)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verkoopvolume en aandeel op de vrije markt

 

2016

2017

2018

OT

Verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie (ton)

27 017 986

27 811 745

28 438 028

27 670 198

Index

100

103

105

102

Marktaandeel

76,1 %

80,1 %

77,7 %

78,7 %

Index

100

105

102

103

Bron: Eurofer, in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en Eurostat

(109)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt nam tijdens de beoordelingsperiode met 2 % toe, terwijl het marktaandeel ervan met 3 % toenam, van 76,1 % in 2016 tot 78,7 % in het onderzoektijdvak. De toename van het marktaandeel tussen 2018 en 2019 (het onderzoektijdvak) wordt verklaard door het feit dat, hoewel het totale volume van de vrije markt daalde, een aanzienlijke hoeveelheid transacties die eerder als intern gebruik werden beschouwd, transacties op de vrije markt werden als gevolg van de in overweging 150 genoemde desinvestering. Zoals vermeld in overweging 111 leidde de wijziging in de structuur van de producenten in de Unie dus tot een daling van de verkoop voor intern gebruik, terwijl het marktaandeel van de producenten in de Unie op de vrije markt toenam.

(110)

Het volume van het interne gebruik en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Volume van het interne gebruik en marktaandeel

 

2016

2017

2018

OT

Volume van de markt voor intern gebruik van de Unie (ton)

45 706 179

46 957 017

46 552 480

42 675 368

Index

100

103

102

93

Totale productie van de bedrijfstak van de Unie (ton)

77 715 486

80 720 236

79 489 096

74 635 884

Index

100

104

102

96

Aandeel van de markt voor intern gebruik in de totale productie van de Unie

59 %

58 %

59 %

57 %

Index

100

99

100

97

Bron: Eurofer, in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en Eurostat

(111)

De markt voor intern gebruik van de bedrijfstak van de Unie (bestaande uit HRFS dat door de bedrijfstak van de Unie voor downstreamgebruik wordt aangehouden) in de Unie is in de beoordelingsperiode met 7 %, of ongeveer 3 miljoen ton, gekrompen. Het marktaandeel op de markt voor intern gebruik van de bedrijfstak van de Unie (uitgedrukt als percentage van de totale productie in de Unie) daalde in het onderzoektijdvak met 3 %, van 59 % tot 57 %. De reden daarvoor was de afname van de vraag naar downstreamproducten en de verkoop van productielijnen waarop het onderzochte product werd verbruikt (zie overweging 150).

4.5.2.3.   Groei

(112)

De bovenstaande cijfers voor de productie, het verkoopvolume en het marktaandeel laten vanaf 2017 een sterk dalende trend zien, tegen een lichte stijging van het verbruik op de vrije markt in dezelfde periode. De bedrijfstak van de Unie vertoonde slechts een – zeer bescheiden – groei als 2016, een jaar waarin schade werd vastgesteld door invoer met dumping uit andere landen, als uitgangspunt wordt genomen.

4.5.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(113)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode ontwikkeld als volgt:

Tabel 9

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2016

2017

2018

OT

Aantal werknemers

39 144

43 963

40 299

39 178

Index

100

112

103

100

Productiviteit (ton per werknemer)

1 985

1 836

1 973

1 905

Index

100

92

99

96

Bron: Eurofer en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(114)

In de beoordelingsperiode schommelde de aan de productie van HRFS gerelateerde werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie, maar bleef deze over het algemeen stabiel. Gezien de afname van de productie is de productiviteit van de arbeidskrachten in de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt in per werknemer geproduceerde ton per jaar, in de beoordelingsperiode met 4 % gedaald.

4.5.2.5.   Hoogte van dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(115)

Alle dumpingmarges lagen aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit Turkije.

(116)

HRFS zijn reeds voorwerp geweest van antidumpingonderzoeken. In 2016 werd de situatie van de bedrijfstak van de Unie nog steeds aanzienlijk beïnvloed door de invoer met dumping uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne. In oktober 2017 werden definitieve antidumpingmaatregelen ingesteld ten aanzien van de invoer uit deze landen (14). In april 2017 werden antidumpingmaatregelen ten aanzien van China ingesteld, gevolgd door compenserende rechten vanaf juni 2017 (15).

(117)

Zoals vermeld in overweging 104, werd de situatie van de bedrijfstak van de Unie in 2016 inderdaad nog steeds beïnvloed door de genoemde dumpingpraktijken en vertoonde deze in 2017, na het instellen van definitieve antidumpingmaatregelen tegen de desbetreffende invoer, duidelijk tekenen van herstel. Wat de rest van de beoordelingsperiode betreft, was het herstel aan de gang, zoals onder meer blijkt uit gezondere winstgevendheidsniveaus (zoals hieronder wordt aangetoond), maar kwam het in 2019 tot stilstand.

4.5.3.   Micro-economische indicatoren

4.5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(118)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Verkoopprijzen en productiekosten in de Unie

 

2016

2017

2018

OT

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de vrije markt (EUR/ton)

391

531

574

533

Index

100

136

147

136

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

413

497

540

560

Index

100

121

131

136

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(119)

De gemiddelde verkoopprijzen per eenheid stegen in 2017 aanzienlijk ten opzichte van 2016. Hoewel de verkoopprijzen in de Unie in 2016 aanzienlijk onder druk werden gezet (16) door massale invoer met dumping uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, kon de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopprijzen namelijk weer tot normale niveaus verhogen nadat er in 2017 antidumpingmaatregelen tegen de genoemde invoer waren ingesteld (17). De verkoopprijzen in 2017 en 2018 konden ook worden toegeschreven aan de sterke stijging van de grondstoffenkosten, met name de kosten van ijzererts en cokes, wat resulteerde in een zeer sterke stijging van de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie in 2018, nl. met 31 % ten opzichte van 2016.

(120)

In het onderzoektijdvak daalden de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie echter met meer dan 7 %, van 574 EUR/ton in 2018 tot 533 EUR/ton, terwijl de productiekosten stegen met 3,7 %, van 540 EUR/ton in 2018 tot 560 EUR/ton in het onderzoektijdvak. Hoewel de bedrijfstak van de Unie in 2017 en 2018 in staat was geweest de kostenstijgingen door te berekenen aan zijn afnemers en winstgevend te blijven, was dit in het onderzoektijdvak niet meer mogelijk.

(121)

Aangezien het betrokken product grotendeels zeer prijsgevoelig is, moesten de producenten in de Unie de sterke prijsdaling volgen die door de Turkse producenten-exporteurs op de markten werd aangeboden en moesten zij hun verkoopprijzen, ondanks de toenemende kosten. aanzienlijk verlagen om hun bezettingsgraad te handhaven en marktaandeel te kunnen behouden.

4.5.3.2.   Loonkosten

(122)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2016

2017

2018

OT

(EUR)

74 295

78 101

79 241

83 187

Index

100

106

107

112

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(123)

Tijdens de beoordelingsperiode stegen de gemiddelde loonkosten per werknemer met 12 %. Hieruit blijkt dat de producenten in de Unie de loonkosten ondanks de verslechterende marktomstandigheden tijdens het onderzoektijdvak niet konden verlagen.

4.5.3.3.   Voorraden

(124)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Voorraden

 

2016

2017

2018

OT

Eindvoorraden (in ton)

1 033 364

1 207 363

843 448

862 918

Index

100

117

82

84

Eindvoorraden als percentage van de productie

5,1 %

5,7 %

4,2 %

4,4 %

Index

100

110

81

85

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(125)

In de beoordelingsperiode is het volume van de eindvoorraden met 16 % gedaald. De meeste soorten van het soortgelijke product worden door de bedrijfstak van de Unie geproduceerd op basis van specifieke bestellingen van de gebruikers. Voorraden worden in dit geval daarom niet als een belangrijke schade-indicator beschouwd. Dit wordt ook bevestigd door een analyse van de ontwikkeling van de eindvoorraden als percentage van de productie. Zoals hierboven te zien is, bleef deze indicator in de beoordelingsperiode relatief stabiel op ongeveer 5 % van het productievolume.

4.5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(126)

Tijdens de beoordelingsperiode lieten de winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 13

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2016

2017

2018

OT

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet)

– 3,6 %

6,8 %

6,8 %

– 6,0 %

Index

– 100

190

190

– 170

Kasstroom (in EUR)

– 140 233 455

441 133 402

621 258 785

– 308 384 431

Index

– 100

315

443

– 220

Investeringen (in EUR)

144 626 230

234 309 366

210 822 274

156 161 956

Index

100

162

146

108

Rendement van investeringen

– 3,1 %

9,7 %

10,2 %

– 13,0 %

Index

– 100

317

331

– 424

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(127)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet.

(128)

Ondanks de in 2017 en 2018 aanvankelijk gestegen winsten, heeft de winstgevendheid zich in de beoordelingsperiode negatief ontwikkeld. Zoals uiteengezet in overweging 120, daalden de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak, terwijl zijn productiekosten bleven stijgen. De verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie daalde in het onderzoektijdvak zelfs tot onder zijn productiekosten. De winstgevendheid daalde van 6,8 % in 2018 tot – 6 % in het onderzoektijdvak.

(129)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom ontwikkelde zich grotendeels parallel aan de winstgevendheid en het rendement van investeringen. Deze was positief van 2017 tot 2018, met een piek in 2018, en werd negatief in het onderzoektijdvak, toen de winstgevendheid het laagst was van de gehele beoordelingsperiode. Het vermogen om kapitaal aan te trekken werd belemmerd door de daling van de winst.

(130)

Het rendement van investeringen is de winst (of het verlies) uitgedrukt als percentage van de netto boekwaarde van de investeringen. Het ontwikkelde zich op dezelfde manier als de winstgevendheid.

(131)

Het niveau van de jaarlijkse investeringen steeg in de beoordelingsperiode met 8 %, maar daalde in 2019 tot een niveau dat nauwelijks hoger lag dan dat van 2016. De investeringen waren over het algemeen voornamelijk gericht op het behoud van de bestaande capaciteit en de noodzakelijke vervanging van benodigde productiemiddelen. Er waren tevens aanzienlijke investeringen in verband met gezondheids-, veiligheids- en milieukwesties.

4.5.4.   Conclusie inzake schade

(132)

Hoewel het verbruik op de vrije markt tijdens de beoordelingsperiode licht daalde (– 1 %), steeg het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt met 2 % en steeg zijn marktaandeel op de vrije markt van 76,1 % tot 78,7 %. Deze kleine verbeteringen in termen van verkoopvolume en marktaandeel kunnen echter alleen worden waargenomen in vergelijking met 2016, toen de bedrijfstak van de Unie schade leed door invoer met dumping uit andere landen. Er wordt ook op gewezen dat de in overweging 150 genoemde desinvestering tot een ogenschijnlijke stijging van de verkoop op de vrije markt heeft geleid. Toch daalden de productie en de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode respectievelijk met 4 % en 7 %. Tussen 2018 en 2019 waren er meer uitgesproken dalingen in de productie en de bezettingsgraad, en ook de verkoop op de vrije markt liep terug. De bedrijfstak van de Unie groeide vanaf 2017 en herstelde zich van de oneerlijke invoer waarop antidumping- en antisubsidiemaatregelen van toepassing waren, maar liet tijdens het onderzoektijdvak een scherpe daling zien.

(133)

De productiekosten van de bedrijfstak van de Unie namen tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk toe (+ 36 %), voornamelijk als gevolg van een sterke stijging van de grondstoffenprijzen.

(134)

De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie stegen in 2017 en 2018 sterker dan de kosten, wat de producenten in de Unie in staat stelde de eerdere schade veroorzakende dumpingpraktijken te boven te komen en een winstgevendheid van 6,8 % te realiseren. Tussen 2018 en het onderzoektijdvak heeft de bedrijfstak van de Unie zijn de verkoopprijzen echter met gemiddeld 7 % verlaagd, ondanks het feit dat de kosten toenamen (+ 4 %). Dit had een verwoestend effect op de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie, die daalde van + 6,8 % in 2018 tot – 6 % in 2019.

(135)

Andere financiële indicatoren (kasstroom, rendement van investeringen) vertoonden en vergelijkbare ontwikkeling, met name tijdens het onderzoektijdvak, met als gevolg een sterke daling van het investeringsniveau in het onderzoektijdvak ten opzichte van de voorgaande jaren.

(136)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

(137)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie hierboven onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit Turkije aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode schade kon hebben geleden door andere bekende factoren. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit Turkije, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn: invoer uit derde landen, uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, intern verbruik, ontwikkeling van de vraag en grondstoffenprijzen.

5.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

(138)

De invoer uit Turkije is in de beoordelingsperiode bijna verdrievoudigd, van ca. 1 000 000 ton in 2016, wat neerkomt op een marktaandeel van 2,8 %, tot 2 843 000 ton in het onderzoektijdvak, wat neerkomt op een marktaandeel van 8,1 % (zie tabel 4). Deze toenemende invoer vond in de hele beoordelingsperiode plaats tegen prijzen die lager waren dan die van de bedrijfstak van de Unie. Dit had in het onderzoektijdvak grote gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie, die, tegen een achtergrond van stijgende kosten en van de prijsdruk uitgeoefend door de Turkse invoer met dumping, zijn verkoopprijzen moest verlagen, wat resulteerde in een zeer sterke daling met + 6,8 % van de winstgevendheid tot een situatie met zware verliezen (– 6 % winstgevendheid) en de daaruit voortvloeiende verslechtering van zijn financiële indicatoren.

(139)

Verschillende partijen beweerden dat er geen verband bestond tussen de Turkse invoer en de door de klagers geleden schade. De Commissie wees dit argument af. De Commissie erkende dat de bedrijfstak van de Unie, door te profiteren van de relatief goede marktomstandigheden en de recent ingestelde handelsbeschermingsmaatregelen tegen vijf landen, in 2017 en 2018 hoge winsten kon boeken ondanks de toenemende laaggeprijsde invoer uit Turkije. In 2019 werd de bedrijfstak van de Unie er echter toe gedwongen zijn prijzen ruim onder de kostprijs vast te stellen om marktaandeel te behouden, als gevolg van de prijsdruk die door de Turkse invoer met lagere prijzen dan in 2018 werd uitgeoefend. Er is dus een duidelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

5.2.   Gevolgen van andere factoren

5.2.1.   Invoer uit derde landen

(140)

De invoer uit andere derde landen heeft zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 14

Invoer uit derde landen

Land

 

jaar

jaar

jaar

OT

Russische Federatie

Omvang (ton)

2 026 321

744 941

1 618 946

1 407 644

Index

100

37

80

69

Marktaandeel

5,7 %

2,1 %

4,4 %

4,0 %

Index

100

38

78

70

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

336

468

497

445

Index

100

139

148

132

Servië

Omvang (ton)

348 619

465 158

733 711

860 952

Index

100

133

210

247

Marktaandeel

1,0 %

1,3 %

2,0 %

2,4 %

Index

100

137

204

249

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

386

498

547

479

Index

100

129

142

124

India

Omvang (ton)

443 493

1 121 530

918 334

847 592

Index

100

253

207

191

Marktaandeel

1,2 %

3,2 %

2,5 %

2,4 %

Index

100

259

201

193

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

404

493

533

464

Index

100

122

132

115

Brazilië

Omvang (ton)

657 682

370 567

266 870

114 142

Index

100

56

41

17

Marktaandeel

1,9 %

1,1 %

0,7 %

0,3 %

Index

100

58

39

18

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

363

494

531

485

Index

100

136

146

134

Oekraïne

Omvang (ton)

1 080 094

609 792

131 958

106 866

Index

100

56

12

10

Marktaandeel

3,0 %

1,8 %

0,4 %

0,3 %

Index

100

58

12

10

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

331

466

472

424

Index

100

141

142

128

Iran

Omvang (ton)

928 896

76 707

56 026

3 377

Index

100

8

6

0

Marktaandeel

2,6 %

0,2 %

0,2 %

0,0 %

Index

100

80

6

0

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

305

428

489

504

Index

100

140

160

165

China

Omvang (ton)

1 031 310

8 511

636

538

Index

100

1

0

0

Marktaandeel

2,9 %

0,0 %

0,0 %

0,0 %

Index (EUR/ton)

100

1

0

0

Gemiddelde prijs

325

678

3 503

3 189

Index

100

209

1 078

981

Overige derde landen

Omvang (ton)

973 121

1 658 551

1 598 115

1 303 324

Index

100

170

164

134

Marktaandeel

2,7 %

4,8 %

4,4 %

3,7 %

Index

100

174

159

135

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

385

495

562

526

Index

100

129

146

136

Totaal van alle derde landen behalve Turkije

Omvang (ton)

7 489 536

5 055 756

5 324 596

4 644 434

Index

100

68

71

62

Marktaandeel

21,1 %

14,6 %

14,6 %

13,2 %

Index

100

69

69

63

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

345

487

531

478

Index

100

141

154

139

Bron: Eurostat

(141)

Het marktaandeel van de invoer uit alle overige landen is tijdens de beoordelingsperiode gedaald van 21,1 % tot 13,2 %. De totale daling van de invoer uit andere landen dan Turkije is voornamelijk toe te schrijven aan het opleggen van handelsbeschermingsmaatregelen ten aanzien van de invoer uit China, Brazilië, Iran, Oekraïne en Rusland in 2017. De maatregelen variëren van 8,1 % tot 35,9 % voor China (antidumping- en compenserende rechten samen) en van 17,6 tot 96,5 EUR/ton voor de vier andere landen. Die antidumping- en compenserende rechten zijn niet meegenomen in de prijzen in de bovenstaande tabel.

(142)

Na Turkije waren de belangrijkste landen van uitvoer in het onderzoektijdvak Rusland (onderworpen aan antidumpingrechten), Servië en India.

(143)

De invoer uit Rusland bedroeg in het onderzoektijdvak minder dan de helft van de invoer uit Turkije. Bovendien lagen de prijzen van de invoer uit Rusland na verhoging met het antidumpingrecht dat op die invoer van toepassing is, boven de prijzen van de invoer uit Turkije, hoewel soms nog onder de verkoopprijzen van de producenten in de Unie. Daarom kon de druk van de Russische invoer, gezien het marktaandeel ervan, de producenten in de Unie qua omvang over het geheel genomen niet in dezelfde mate onder druk zetten als de invoer met dumping uit Turkije.

(144)

De invoer uit Servië en India had in het onderzoektijdvak een gecombineerd marktaandeel van 4,8 % (60 % van het marktaandeel van Turkije). De invoer uit Servië nam in de beoordelingsperiode met 147 % toe, terwijl de invoer uit India in 2017 nog steeg, maar sindsdien met 25 % is gedaald. De gemiddelde prijzen van de invoer uit Servië en India lagen onder de gemiddelde prijzen van de invoer uit Turkije, maar er kan geen conclusie worden getrokken over de vraag of deze invoer ook de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbood, mede gezien de onbekende productmix van deze invoer (18). Hoe dan ook kon de druk van deze invoer, gezien het marktaandeel ervan, de producenten in de Unie qua omvang over het geheel genomen niet in dezelfde mate onder druk zetten als de invoer met dumping uit Turkije.

(145)

De invoer uit de andere landen was heel klein en gemiddeld duurder dan de invoer uit Turkije.

(146)

Op basis daarvan kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat het effect van de invoer uit andere landen geen afbreuk doet aan het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit Turkije en de materiële schade die de producenten in de Unie hebben geleden.

5.2.2.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(147)

De omvang en de prijzen van de uitvoer door de bedrijfstak van de Unie naar niet-verbonden partijen hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 15

Uitvoer

 

2016

2017

2018

OT

Uitvoervolume (ton)

1 597 262

1 550 220

1 434 739

1 872 411

Index

100

97

90

117

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

382

502

554

465

Index

100

132

145

122

Bron: Eurofer (hoeveelheden) en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie (prijzen)

(148)

De producenten in de Unie hebben het uitvoervolume in de beoordelingsperiode met 17 % verhoogd tot iets minder dan 1,9 miljoen ton in 2019. Uitvoertransacties vinden vaak plaats in het kader van langlopende contracten en uit het onderzoek is gebleken dat zij meestal betrekking hebben op een kwalitatief lagere productmix dan verkooptransacties in de Unie. Toch kon de uitvoer door de bedrijfstak van de Unie het gederfde verkoopvolume op de markt van de Unie met name in het onderzoektijdvak gedeeltelijk compenseren en de producenten in de Unie helpen vaste en andere kosten op te vangen.

(149)

Over het geheel genomen vertegenwoordigde de uitvoer door de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak qua omvang echter slechts ongeveer 7 % van zijn verkoopvolume op de vrije markt van de Unie; op basis daarvan kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat het eventuele effect van de uitvoerprestaties van de producenten in de Unie op de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade hooguit marginaal was.

5.2.3.   Intern verbruik

(150)

Zoals blijkt uit tabel 1 nam het interne verbruik in de beoordelingsperiode met 7 % af. Deze daling vond voornamelijk plaats in het tweede deel van de beoordelingsperiode en was deels toe te schrijven aan het feit dat één producent in de Unie in 2019 een aantal productielijnen waarop het onderzochte product werd verbruikt, aan een niet-verbonden onderneming verkocht (19). Bovendien nam het staalverbruik in bepaalde downstreamsectoren gedurende de beoordelingsperiode af. De Commissie kon de daling in elk van die sectoren niet kwantificeren.

(151)

Op basis daarvan kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de eventuele rol van de ontwikkeling van het interne verbruik bij de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade hooguit marginaal was.

5.2.4.   Ontwikkeling van de vraag

(152)

Zoals blijkt uit tabel 2 was het verbruik op de vrije markt aan het begin en aan het einde van de beoordelingsperiode in wezen gelijk.

(153)

Op basis daarvan kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de ontwikkeling van het verbruik op de vrije markt niet kon hebben bijgedragen tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

5.2.5.   Grondstoffenprijzen

(154)

Zoals uiteengezet in punt 4.5.3.1 was de stijging van de grondstoffenprijzen veruit de belangrijkste oorzaak van de stijging van de productiekosten van de producenten in de Unie tijdens de beoordelingsperiode.

(155)

Een stijging van de grondstoffenprijzen is op zich geen bron van schade, omdat deze doorgaans gepaard gaat met een daaropvolgende stijging van de verkoopprijzen. Op basis daarvan kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de stijging van de grondstoffenkosten als zodanig de bedrijfstak van de Unie geen schade heeft berokkend.

5.2.6.   Andere factoren

(156)

Sommige partijen hebben andere factoren genoemd als een bron van de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. Eén gebruiker bracht de lagere winsten in verband met de verslechtering van de prestaties van de wereldwijde staalindustrie in 2019. Een andere gebruiker noemde “overcapaciteit voor alle producten” als oorzaak en verklaarde tevens dat de producenten in de Unie zich richten op gespecialiseerde producten en worden getroffen door de lage vraag in een in crisis verkerende sector, namelijk de automobielsector.

(157)

De eerste twee argumenten bleven vaag en waren niet met bewijsmateriaal gestaafd. De Commissie kwam derhalve tot de voorlopige conclusie dat de prestaties en overcapaciteit van de wereldwijde staalindustrie, voor zover daar sprake van is, niet in aanmerkelijke mate hebben bijgedragen tot de schade die de producenten in de Unie hebben geleden.

(158)

De Commissie bestempelde de laatste bewering ook als onjuist, aangezien producenten in de Unie alle staalverbruikende sectoren bedienen, niet alleen de automobielsector. In dit stadium beschikt de Commissie niet over gegevens inzake de omvang van de verschillende staalverbruikende sectoren in de verschillende jaren van de beoordelingsperiode. Zoals uit punt 5.2.4 blijkt, bleef het totale verbruik op de vrije markt tijdens de beoordelingsperiode echter vrij stabiel. Derhalve werd voorlopig geconcludeerd dat de ontwikkeling van de vraag niet heeft bijgedragen tot de schade voor de bedrijfstak van de Unie.

5.3.   Conclusie inzake oorzakelijk verband

(159)

In het licht van de bovenstaande overwegingen heeft de Commissie voorlopig een oorzakelijk verband vastgesteld tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en de invoer met dumping uit Turkije. Als gevolg van de Turkse dumping bevond de bedrijfstak van de Unie, juist nadat hij begonnen was zich te herstellen van eerdere dumpingpraktijken (20), zich wederom in een situatie met schade door invoer met dumping.

(160)

De Commissie heeft een onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en het schadelijke effect van de invoer met dumping.

(161)

Op basis van het voorgaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de invoer met dumping uit Turkije de bedrijfstak van de Unie materiële schade heeft berokkend en dat de andere factoren, ongeacht of ze nu individueel dan wel collectief werden beschouwd, geen afbreuk deden aan het causale verband tussen de invoer met dumping en de materiële schade.

6.   NIVEAU VAN DE MAATREGELEN

(162)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening, beoordeeld of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om de schade voor de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de invoer met dumping op te heffen.

6.1.   Prijsbederfmarge

(163)

De Commissie bepaalde eerst het bedrag aan rechten dat noodzakelijk was om de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade weg te nemen bij ontbreken van verstoringen als bedoeld in artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening. In dit geval zou de schade worden weggenomen als de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn om zijn productiekosten te dekken, met inbegrip van de kosten die voortvloeien uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, en uit de in bijlage Ia vermelde verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (“IAO”), en een redelijke winst (“streefwinst”) zou kunnen boeken.

(164)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening hield de Commissie bij de bepaling van de streefwinst rekening met de volgende factoren: de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer uit het betrokken land, de mate van winstgevendheid die vereist is ter dekking van alle kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie, alsmede de onder normale mededingingsvoorwaarden te verwachten mate van winstgevendheid. Die winstmarge mag niet lager zijn dan 6 %.

(165)

De klager was van mening dat een redelijke streefwinst zou moeten variëren van 10 % tot 15 %. De Turkse vereniging van staalexporteurs ÇİB achtte die percentages te hoog en stelde in plaats daarvan de streefwinsten voor die de Commissie hanteerde in de onderzoeken die in 2017 voor hetzelfde product werden uitgevoerd, namelijk 7 % en 7,9 %. Een in de steekproef opgenomen producent in de Unie was van oordeel dat de minimale streefwinst niet lager zou moeten zijn dan de 7,9 % die in een eerder onderzoek werd gebruikt.

(166)

De Commissie heeft geen winstmarge kunnen vaststellen op basis van een van de jaren voorafgaand aan de stijging van de invoer uit Turkije, aangezien de bedrijfstak van de Unie in die jaren te lijden had onder een instroom van invoer met dumping uit andere landen, zodat geen van deze jaren als een jaar met normale mededingingsvoorwaarden op de markt van de Unie kan worden beschouwd. Met het oog daarop heeft de Commissie de in 2017 gerealiseerde winstgevendheid in aanmerking genomen. In 2017 was het niveau van de invoer uit Turkije al 1 miljoen ton meer dan in het voorgaande jaar, en dat niveau zou in 2018 en 2019 met nog eens 1 miljoen ton toenemen. Bovendien bevond de bedrijfstak van de Unie zich in 2017 duidelijk in een veel betere situatie dan in de jaren daarvoor, doordat in dat jaar antidumpingrechten werden ingesteld op de invoer van HRFS van oorsprong uit China, Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en vanwege de gunstige marktomstandigheden in dat jaar. Bij gebrek aan andere informatie heeft de Commissie derhalve besloten de gemiddelde winst over het jaar 2017 voorlopig als basis voor de streefwinst te gebruiken. Die winst bedroeg 6,8 %.

(167)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening heeft de Commissie een oordeel geformuleerd over een bewering van twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie met betrekking tot geplande investeringen die tijdens de beoordelingsperiode niet waren uitgevoerd. Op basis van de ontvangen bewijsstukken, die strookten met de boekhoudsystemen van de ondernemingen, heeft de Commissie die beweringen voorlopig aanvaard en de desbetreffende bedragen bij de winsten van die producenten in de Unie opgeteld. De uiteindelijke streefwinstmarges varieerden bijgevolg tussen 6,8 % en 8,0 %.

(168)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quinquies, van de basisverordening heeft de Commissie tot slot de toekomstige kosten beoordeeld die voortvloeien uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, die de bedrijfstak van de Unie tijdens de periode van toepassing van de maatregel uit hoofde van artikel 11, lid 2, zal maken. De Commissie heeft op basis van de ingediende informatie, die werd ondersteund door de verslagleggingsinstrumenten en prognoses van de ondernemingen, kosten vastgesteld tussen 2 EUR/ton en 12 EUR/ton, in aanvulling op de werkelijke kosten voor het naleven van die verdragen tijdens het onderzoektijdvak. Dit verschil is toegevoegd aan de geen schade veroorzakende prijs.

(169)

Op basis hiervan berekende de Commissie een geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product voor de bedrijfstak van de Unie door de bovengenoemde streefwinstmarge (zie overweging 167) toe te passen op de productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak en vervolgens per productsoort de correcties op grond van artikel 7, lid 2 quinquies, toe te passen.

(170)

De Commissie heeft vervolgens het schade opheffende prijsniveau bepaald door de gewogen gemiddelde invoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in het betrokken land per productsoort, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding, te vergelijken met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat in het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vrije markt van de Unie werd verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, is uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer. Het resultaat van deze berekeningen is te vinden in onderstaande tabel.

Land

Onderneming

Dumpingmarge

Prijsbederfmarge

Turkije

Çolakoğlu Metalurji A.Ş.

7,6 %

19,3 %

Erdemir-groep:

Ereğli Demir ve Çelik Fabrikalari T.A.S.

İskenderun Demir ve Çelik A.Ş.

5,4 %

23,5 %

Habaş Sinai Ve Tibbi Gazlar İstihsal Endüstrisi A.Ş.

4,8 %

20,9 %

Ağir Haddecilik A.Ş.

5,9 %

21,2 %

Borçelik Çelik Sanayii Ticaret A.Ş.

5,9 %

21,2 %

Alle andere ondernemingen

7,6 %

23,5 %

6.2.   Onderzoek van de marge die toereikend is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie weg te nemen

(171)

Zoals uiteengezet in het bericht van inleiding, heeft de klager de Commissie voldoende bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat er in het betrokken land sprake is van verstoringen van de grondstoffenmarkt met betrekking tot het onderzochte product. Derhalve is overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening onderzoek gedaan naar de vermeende verstoringen teneinde te beoordelen of in voorkomend geval een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om een einde te maken aan de schade.

(172)

Aangezien de marges die toereikend zijn om de schade weg te nemen echter hoger zijn dan de dumpingmarges, was de Commissie van oordeel dat het in dit stadium niet nodig was dit aspect aan te pakken.

6.3.   Conclusie

(173)

Op grond van bovenstaande beoordeling heeft de Commissie geconcludeerd dat het passend is het bedrag van de voorlopige rechten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening vast te stellen. Bijgevolg moeten voorlopige antidumpingrechten zoals hieronder worden vastgesteld:

Land

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

Turkije

Çolakoğlu Metalurji A.Ş.

7,6 %

Erdemir-groep:

Ereğli Demir ve Çelik Fabrikalari T.A.S. - İskenderun Demir ve Çelik A.Ş.

5,4 %

Habaş Sinai Ve Tibbi Gazlar İstihsal Endüstrisi A.Ş.

4,8 %

Ağir Haddecilik A.Ş.

5,9 %

Borçelik Çelik Sanayii Ticaret A.Ş.

5,9 %

Alle andere ondernemingen

7,6 %

7.   BELANG VAN DE UNIE

(174)

De Commissie heeft onderzocht of de instelling van maatregelen, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende dumping, niet in strijd zou zijn met het belang van de Unie in de zin van artikel 21 van de basisverordening. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs, gebruikers en consumenten.

7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(175)

De bedrijfstak van de Unie bestaat uit meer dan 20 producenten in 16 lidstaten en heeft 39 178 mensen in diensten (zie punt 4.5.2.4). Een overweldigende meerderheid van de producenten in de Unie steunde de klacht. Geen van de producenten heeft bezwaar gemaakt tegen de opening van het onderzoek.

(176)

Zoals werd geconcludeerd in de punten 4.5.4 en 5.3, is de situatie van de bedrijfstak van de Unie als gevolg van invoer met dumping uit Turkije verslechterd. De schade was voornamelijk aanzienlijk wat betreft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, die in het onderzoektijdvak significante verliezen hebben geleden.

(177)

De ten aanzien van de invoer uit Turkije ingestelde antidumpingmaatregelen zullen naar verwachting tot een herstel van eerlijke handelsvoorwaarden op de markt van de Unie leiden en de bedrijfstak van de Unie in staat stellen om de winstgevendheid te verbeteren tot niveaus die houdbaar zijn voor deze kapitaalintensieve bedrijfstak. Bijgevolg zullen de producenten in de Unie zich naar verwachting van de geleden schade herstellen en verder investeren in hun verschillende toezeggingen en deze ook nakomen, met inbegrip van die op sociaal en milieugebied.

(178)

Als er geen maatregelen worden ingesteld, zou dit zwaardere verliezen voor de bedrijfstak van de Unie tot gevolg hebben, zou de levensvatbaarheid daarvan in gevaar komen en zou dat leiden tot de sluiting van productiefaciliteiten en tot ontslagen.

(179)

Derhalve concludeert de Commissie dat de instelling van voorlopige maatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn.

7.2.   Belang van niet-verbonden importeurs

(180)

Hoewel de Commissie bij de opening van het onderzoek contact heeft opgenomen met meer dan 20 potentiële importeurs van het onderzochte product en met relevante verenigingen, heeft uiteindelijk slechts één niet-verbonden importeur de vragenlijst ingevuld en medewerking verleend tijdens het onderzoek. Die partij, Network Steel S.L., heeft minder dan 20 mensen in dienst. De omzet voor HRFS van deze onderneming varieerde in 2019 van 50 tot 80 miljoen EUR. De onderneming was in het onderzoektijdvak goed voor 3,5 % tot 5,2 % van de invoer van HRFS uit Turkije. Network Steel S.L. is tegen het instellen van maatregelen met als reden dat HRFS in de Unie reeds hard worden geraakt door de antidumping- en antisubsidierechten die gelden voor China, en de antidumpingrechten tegen Brazilië, Oekraïne, Rusland en Iran. De onderneming voerde aan dat importeurs in de Unie, sinds de invoering van vrijwaringsmaatregelen voor staal als gevolg van ontoereikende tariefcontingenten en de borgstellingsverplichting wanneer een contingent de kritieke status bereikt, het met minder leveranciers moeten doen en voortdurend het risico van onvoldoende aanbod lopen, wat hun bedrijfsactiviteiten onvoorspelbaarder en moeilijker maakt.

(181)

Rekening houdend met het belang van de invoer uit Turkije voor de HRFS-activiteiten van Network Steel S.L., was de Commissie van oordeel dat het instellen van lage antidumpingmaatregelen gevolgen zou kunnen hebben, hoewel in zeer beperkte mate, voor zijn resultaten, indien de partij zijn huidige mix van leveranciers zou aanhouden. Wat de beweringen van de partij over een tekort aan HRFS betreft: deze worden tegengesproken door de vele aanleverbronnen van HRFS (zowel binnen als buiten de Unie, zoals verder wordt uitgewerkt in punt 7.3) en worden derhalve afgewezen.

(182)

In het licht van het kleine aandeel van de invoer die deze medewerkende niet-verbonden importeur vertegenwoordigt, is het ongepast om de bevindingen met betrekking tot Network Steel S.L. uit te breiden naar niet-verbonden importeurs van HRFS als geheel. Niettemin zouden de antidumpingmaatregelen op het vastgestelde niveau in theorie nadelige gevolgen voor bepaalde niet-verbonden importeurs kunnen hebben. Dergelijke gevolgen hoeven over het algemeen echter niet ingrijpend te zijn en zullen grotendeels afhankelijk zijn van het bedrijfsmodel van de importeurs, de verscheidenheid van hun aanleverbronnen en de mate waarin toegenomen kosten aan hun afnemers worden doorberekend. Eventuele nadelige gevolgen van de maatregelen voor niet-verbonden importeurs als geheel zullen naar verwachting beperkt zijn en niet opwegen tegen het positieve effect van maatregelen voor producenten van HRFS in de Unie.

7.3.   Belang van de gebruikers

(183)

Bepaalde gebruikers in de Unie concurreren onder andere met de verbonden ondernemingen van de producenten in de Unie op de downstreammarkten van het onderzochte product. Zij gebruiken het onderzochte product als grondstof voor de vervaardiging van downstreamproducten zoals koudgewalste plat, gecoat staal, holle profielen, gelaste buizen en profielen in verschillende kwaliteiten, en gebruiken het ook als industriële output voor uiteenlopende toepassingen, waaronder de bouw, scheepsbouw, gascontainers en drukvaten.

(184)

Vier aan Network Steel S.L. verbonden en in Portugal en Spanje gevestigde gebruikers maakten zich kenbaar en spraken zich tegen de maatregelen uit. Aangezien het grootste deel van de antwoorden van deze gebruikers op de vragenlijst overeenkomt met die van Network Steel S.L., zijn hun argumenten in punt 7.2 behandeld.

(185)

Het consortium van gebruikers en importeurs van HRFS in de Unie (“het consortium”) (21), een ad-hoc-organisatie die is opgericht om op te komen voor het belang van bepaalde gebruikers in deze procedure, heeft opmerkingen ingediend waarin bezwaar werd gemaakt tegen het opleggen van rechten met als argument dat deze het belang van gebruikers in de Unie zouden schaden (22). Bovendien hebben twee gebruikers in de Unie (Marcegaglia Carbon Steel S.P.A. en San Paolo Lamiere S.P.A.) afzonderlijke antwoorden op de vragenlijst verstrekt. De in deze antwoorden op de vragenlijst vervatte argumenten waren opgenomen in de opmerkingen van het consortium, daarom worden zij gezamenlijk beoordeeld.

(186)

Ten eerste merkte het consortium op dat de aanvoerbronnen van HRFS naar de Unie die de afgelopen jaren het omvangrijkst waren, momenteel onderworpen zijn aan antidumping- en/of compenserende rechten, op enkele uitzonderingen na (23). Tegen deze achtergrond voerde het consortium aan dat gebruikers in de Unie geen andere keuze hadden dan HRFS te betrekken van de resterende leverende derde landen die niet door handelsbeschermingsmaatregelen werden geraakt. Van die landen werd Turkije naar verluidt gezien als het enige land van uitvoer dat in staat is om te voldoen aan de vraag van de gebruikers in de Unie. Het consortium voerde aan dat met de invoer uit Turkije alleen het vacuüm was gevuld dat was ontstaan nadat tegen de belangrijkste landen van uitvoer handelsbeschermingsmaatregelen waren ingesteld, en dus dat het instellen van maatregelen de markt van de Unie onvermijdelijk zou afsluiten van de enige stabiele en betrouwbare aanvoerbron waarover de gebruikers in de Unie momenteel beschikken. Het consortium concludeerde dat het opleggen van antidumpingmaatregelen tot onvoldoende aanbod van HRFS in de Unie zou leiden, en dus strijdig zou zijn met het belang van onafhankelijke gebruikers van HRFS in de Unie.

(187)

De antidumping- en compenserende rechten zijn allereerst bedoeld om een gelijk speelveld op de markt van de Unie te herstellen, in dit geval voor HRFS. De Commissie heeft vijf landen maatregelen opgelegd, aangezien zij had vastgesteld dat deze landen zich aan oneerlijke handelspraktijken schuldig maakten en derhalve de bedrijfstak van de Unie schade berokkenden of dreigden dat te doen. Het instellen van maatregelen werd geacht in het algemene belang van de Unie te zijn.

(188)

De Commissie merkte voorts op dat uit de in het dossier opgenomen informatie blijkt dat de keuze om HRFS buiten de Unie te kopen, niet tot Turkije beperkt is. Ten eerste zijn er meerdere landen die de afgelopen jaren consequent aan de markt van de Unie hebben geleverd en die hun aanwezigheid op de markt van de Unie verder zouden kunnen vergroten (24). Bovendien merkte de Commissie op dat HRFS wereldwijd in verschillende landen worden geproduceerd, naast de landen die momenteel aan de markt van de Unie leveren. In principe zouden deze landen voldoende capaciteit kunnen hebben om, indien de vraag toeneemt, de markt van de Unie te betreden, zoals in het verleden ook al is gebeurd; dit werd door een onafhankelijke gebruiker in de Unie in zijn antwoorden op de vragenlijst erkend (25). De Commissie heeft ook vastgesteld dat de samenstelling van de invoermix wat oorsprong betreft de afgelopen jaren voortdurend is veranderd en zich heeft aangepast aan de verschillende behoeften en omstandigheden op de markt van de Unie, met inbegrip van regulerende maatregelen zoals ingestelde handelsbeschermingsmaatregelen.

(189)

In dit verband heeft de Commissie de ontwikkeling van de invoer van HRFS in de Unie per land van oorsprong beoordeeld, beginnend in een periode (de jaren 2013-2014) voorafgaand aan de sterke stijging van de invoer met dumping die ertoe geleid heeft dat er respectievelijk in 2016 (26) en 2017 antidumpingmaatregelen zijn ingesteld. Uit de analyse bleek dat er voortdurend gemiddeld ongeveer tien landen van uitvoer zijn die het grootste deel van de HRFS aan de markt van de Unie leveren. De verdeling van de invoer onder die landen, waaronder de oorsprong en het aandeel van de invoer, varieerde echter in de loop der jaren. Zo steeg de invoer in 2018, ondanks de tegen vijf landen ingestelde antidumpingmaatregelen, met 18 % ten opzichte van 2017, en lag deze slechts iets onder de niveaus van 2016, een jaar waarin niettemin grote hoeveelheden producten met dumping de markt van de Unie betraden, wat toentertijd in de respectieve onderzoeken werd vastgesteld (27).

(190)

De beschikbaarheid en diversificatie van HRFS van verschillende oorsprong worden verder ondersteund door de informatie die door bepaalde gebruikers in hun antwoorden op de vragenlijst is verstrekt. Uit deze informatie bleek dat zij hun aankopen van verschillende oorsprong, in relevante hoeveelheden, van jaar tot jaar aanzienlijk kunnen verhogen, onder meer uit landen waarop antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, en ook dat ze nieuwe landen van oorsprong aan hun aanvoerbronnen kunnen toevoegen (28). Uit de van gebruikers ontvangen antwoorden op de vragenlijst blijkt ook een grote verscheidenheid aan aanvoerbronnen, met inbegrip van (voornamelijk) de bedrijfstak van de Unie. Deze informatie bevestigt derhalve dat de gebruikers in de Unie in staat zijn zich aan de marktomstandigheden aan te passen en indien nodig hun aanvoerbronnen snel kunnen aanpassen. De Commissie merkt bovendien op dat het dossier geen informatie bevat waaruit zou blijken dat zelfs als de invoer uit Turkije als gevolg van antidumpingmaatregelen in aanzienlijke mate zou afnemen, andere landen van uitvoer die plaats op de markt niet zouden kunnen innemen.

(191)

Naast de toereikende beschikbaarheid van bronnen van invoer, heeft de Commissie in dit onderzoek het bestaan van een aanzienlijke reservecapaciteit onder producenten in de Unie vastgesteld, die het volume van hun verkoop aan onafhankelijke gebruikers in de Unie zouden kunnen verhogen.

(192)

Ten slotte merkte de Commissie ook op dat het instellen van antidumpingmaatregelen op zich niet hoeft te betekenen dat de invoer van oorsprong uit het betrokken land ophoudt, of zelfs dat deze in aanzienlijke mate afneemt, maar slechts dat de desbetreffende invoer tegen eerlijke prijzen zou plaatsvinden. Zoals erkend door het consortium, heeft het instellen van antidumpingmaatregelen niet kunnen voorkomen dat invoer uit Rusland in relevante hoeveelheden de markt van de Unie heeft betreden (het was het op één na grootste land van uitvoer in het onderzoektijdvak), en bleef invoer uit Brazilië en Oekraïne de markt van de Unie betreden, hoewel in kleinere hoeveelheden. In het licht van de vastgestelde dumpingniveaus en het daaruit voortvloeiende niveau van antidumpingrechten, is er geen reden om aan te nemen dat de invoer uit Turkije zal stoppen wanneer de antidumpingmaatregelen zijn ingesteld.

(193)

De Commissie heeft in het licht van het bovenstaande de argumenten in verband met het vermeende gebrek aan alternatieve aanvoerbronnen waarover gebruikers en importeurs in de Unie beschikken en het daaraan gerelateerde risico van onvoldoende aanbod indien er maatregelen worden ingesteld, afgewezen.

(194)

Het consortium voerde voorts aan dat het instellen van antidumpingrechten op de invoer uit Turkije, “zelfs een heel laag recht”, gebruikers in de Unie, van wie de levensvatbaarheid in sommige gevallen in gevaar zou zijn, onevenredig hard zou treffen, aangezien zij de kostenstijging als gevolg van de maatregelen niet zouden kunnen absorberen en niet meer concurrerend op de downstreammarkt zouden kunnen zijn. Volgens het consortium zou een antidumpingrecht een rechtstreeks en significant effect op de kosten van gebruikers hebben en kunnen deze kostenstijgingen niet aan de downstreamsectoren worden doorberekend.

(195)

De Commissie merkte allereerst op dat gebruikers op grote downstreammarkten, zoals de automobielsector, industriële toepassingen en de bouwsector, zich niet kenbaar hebben gemaakt. In dat opzicht wees de Commissie naar door de klager ingediende opmerkingen waarin werd aangevoerd dat antidumpingrechten een zeer gering effect zouden hebben op downstreammarkten en op producten voor consumenten, zoals wasmachines. Uit de informatie in het dossier, met name in de antwoorden van gebruikers op de vragenlijst, blijkt echter dat aankopen uit Turkije consequent een relatief klein deel (7 % tot 14 %) van de totale aankopen van deze gebruikers in het onderzoektijdvak uitmaken. Gezien de vrij lage voorgestelde hoogte van het recht, de beschikbare alternatieve aanvoerbronnen, en het vrij lage aandeel van de invoer uit Turkije in het HRFS-bedrijfssegment van de gebruikers, zou het effect van de maatregelen op deze gebruikers, als dat er al was, zeer beperkt zijn. Voor gebruikers die zich kenbaar hebben gemaakt, zouden de maatregelen over het geheel genomen een kostenstijging van minder dan 1 % tot 2,5 % met zich meebrengen voor de meest getroffen gebruikers bij hun relevante activiteiten, als zij hetzelfde inkooppatroon zouden behouden. Bovendien bevat het dossier geen bewijs waaruit blijkt dat gebruikers een potentieel beperkte prijsstijging niet zouden kunnen doorberekenen. In dezelfde geest wijst niets in het dossier erop dat het concurrentievermogen van gebruikers in de Unie met betrekking tot de invoer uit derde landen schade zou ondervinden.

(196)

Het consortium voerde ook aan dat in 2019 22 % van de totale invoer van HRFS onderworpen was aan handelsbeschermingsmaatregelen en dat indien er maatregelen op de invoer uit Turkije (die in 2019 38 % van de invoer van HRFS vertegenwoordigde) zouden worden ingesteld, 60 % van de totale invoer van HRFS in de Unie aan maatregelen onderworpen zou zijn. Het consortium beweerde derhalve dat het instellen van antidumpingmaatregelen gebruikers in de Unie volledig afhankelijk zou maken van het aanbod van producenten in de Unie, waarmee de positie van de bedrijfstak van de Unie in de markt voor HRFS verder zou worden versterkt.

(197)

De Commissie was van oordeel dat het instellen van een voorlopig antidumpingrecht gebruikers in de Unie er op zich niet van zou weerhouden om van Turkije te blijven kopen, hoewel dit tegen prijsniveaus zou gebeuren die opwegen tegen de in het onderzoek vastgestelde dumpingmarges. De Commissie wees erop dat er een duidelijk en recent voorbeeld op de markt voor HRFS van de Unie bestaat dat laat zien dat het instellen van antidumpingrechten op zich niet voorkomt dat invoer in relevante hoeveelheden de markt van de Unie betreedt, zoals door het consortium zelf werd opgemerkt toen het verwees naar de ingevoerde hoeveelheden uit Rusland, ondanks de ingestelde antidumpingmaatregelen. Dit feit blijkt ook uit de ingediende opmerkingen van het consortium, waarin het erkende dat de aan antidumpingmaatregelen onderworpen invoer in 2019 maar liefst 22 % van de totale invoer van HRFS vertegenwoordigde. Gebruikers in de Unie zouden in ieder geval over de mogelijkheid blijven beschikken om hun aanvoerbronnen in verschillende landen van invoer te diversifiëren, zoals hierboven uitgelegd. De Commissie heeft derhalve het argument dat het instellen van de antidumpingmaatregelen de gebruikers in de Unie volledig afhankelijk van het aanbod van producenten in de Unie zou maken, of dat het hen ervan zou weerhouden om relevante hoeveelheden uit Turkije in te voeren, als ongegrond bevonden en afgewezen.

(198)

In het voorlopige stadium concludeerde de Commissie derhalve dat de gevolgen van een mogelijke instelling van rechten voor de gebruikers niet opwegen tegen de positieve effecten van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie. Uit de bovenstaande analyse blijkt juist dat het instellen van rechten hooguit een gering effect zou hebben, als er al een effect zou zijn, op gebruikers van HRFS.

7.4.   Andere factoren

(199)

Meerdere partijen hebben kwesties in verband met concurrentievermogen en concurrentie ter sprake gebracht. Sommige partijen maakten zich zorgen om een (versterkt) oligopolie in de Unie, terwijl andere erover klaagden dat producenten in de Unie onafhankelijke staalservicebedrijven en gebruikers van staal in een minder concurrerende situatie plaatsen dan verbonden servicebedrijven en gebruikers.

(200)

De Commissie beoordeelde het argument betreffende het oligopolie als ongerechtvaardigd in het licht van het aantal staalproducerende walserijen en groepen in de Unie. Onder producenten in de Unie bestaan een gezonde onderlinge concurrentie en zij zullen blijven concurreren met de invoer uit derde landen, wat niet zal stoppen. Het tweede argument werd door de klagers betwist met als reden dat hun transacties met verbonden staalservicebedrijven marktconform zijn. De Commissie heeft het argument ongegrond bevonden voor zover de bedrijfstak van de Unie aanzienlijke hoeveelheden levert aan de onafhankelijke staalservicebedrijven en gebruikers van staal die antwoorden op de vragenlijst hebben ingediend.

7.5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(201)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er in dit stadium van het onderzoek geen elementen in verband met het belang van de Unie zijn die de instelling van voorlopige antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije in de weg staan.

8.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(202)

Gezien de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

(203)

Er moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld op de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije, waarbij de regel van het laagste recht van artikel 7, lid 2, van de basisverordening moet worden gevolgd. De Commissie heeft de prijsbederfmarges en de dumpingmarges vergeleken (overweging 170). Het bedrag van de rechten werd vastgesteld op het niveau van de dumpingmarges.

(204)

Gezien het voorgaande moeten de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, als volgt worden vastgesteld:

Land

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

Turkije

Çolakoğlu Metalurji A.Ş.

7,6 %

Erdemir-groep:

Ereğli Demir ve Çelik Fabrikalari T.A.S. — İskenderun Demir ve Çelik A.Ş.

5,4 %

Habaş Sinai Ve Tibbi Gazlar İstihsal Endüstrisi A.Ş.

4,8 %

Ağir Haddecilik A.Ş.

5,9 %

Borçelik Çelik Sanayii Ticaret A.Ş.

5,9 %

Alle andere ondernemingen

7,6 %

(205)

De bij deze verordening voor de afzonderlijke ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en vervaardigd door de genoemde juridische entiteiten. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Zij mogen niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(206)

Een onderneming die later haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie. Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om het recht te genieten dat op haar van toepassing is.

(207)

Om het risico van mogelijke ontwijking als gevolg van de verschillen in voorlopig vastgestelde rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. Deze factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het voorlopig vastgestelde antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”.

(208)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele voorlopig vastgestelde antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle voorschriften van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(209)

Wanneer de uitvoer van een van de ondernemingen die van een lager individueel recht profiteren na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen.

(210)

Om een goede toepassing van de antidumpingrechten te waarborgen, moet het voor alle andere ondernemingen voorlopig vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor de producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd.

9.   REGISTRATIE

(211)

Zoals vermeld in overweging 4 heeft de Commissie de invoer van HRFS aan registratie onderworpen. De registratie vond plaats om het mogelijk te maken met terugwerkende kracht rechten te innen overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de basisverordening.

(212)

In het licht van de voorlopige bevindingen moet de registratie van de invoer worden gestaakt.

(213)

In dit stadium van de procedure is geen besluit genomen over een mogelijke toepassing met terugwerkende kracht van antidumpingmaatregelen. Een dergelijk besluit zal in het definitieve stadium worden genomen.

10.   INFORMATIE OVER VOORLOPIGE MAATREGELEN

(214)

Overeenkomstig artikel 19 bis van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden op de hoogte gebracht van de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze informatie is ook openbaar gemaakt op de website van DG Handel. Belanghebbenden hebben drie werkdagen de tijd gekregen om opmerkingen in te dienen over de juistheid van de berekeningen die specifiek aan hen zijn meegedeeld.

(215)

Van twee producenten-exporteurs zijn opmerkingen over de dumpingberekeningen ontvangen. Geen van de opmerkingen werd geacht verschrijvingen te betreffen.

(216)

Van één in de steekproef opgenomen producent in de Unie zijn opmerkingen over de schadeberekeningen ontvangen. Eén opmerking had betrekking op een verschrijving in de berekening van de richtprijs van die in de steekproef opgenomen producent. De fout werd gecorrigeerd, maar de correctie leidde niet tot een wijziging van de schademarges.

11.   SLOTBEPALINGEN

(217)

Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(218)

De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op gewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, ook indien opgerold (waaronder op maat gesneden producten en producten uit “bandstaal”), niet verder bewerkt dan warmgewalst, en niet geplateerd noch bekleed, van oorsprong uit Turkije, die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes 7208 10 00, 7208 25 00, 7208 26 00, 7208 27 00, 7208 36 00, 7208 37 00, 7208 38 00, 7208 39 00, 7208 40 00, 7208 52 10, 7208 52 99, 7208 53 00, 7208 54 00, 7211 13 00, 7211 14 00, 7211 19 00, ex 7225 19 10 (Taric-code 7225191090), 7225 30 90, ex 7225 40 60 (Taric-code 7225406090), 7225 40 90, ex 7226 19 10 (Taric-code 7226191090), 7226 91 91 en 7226 91 99.

De volgende producten blijven buiten beschouwing:

i)

producten van roestvrij staal en siliciumstaal met georiënteerde korrel;

ii)

producten van gereedschapsstaal en sneldraaistaal;

iii)

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van 600 mm of meer, en

iv)

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van 4,75 mm of meer maar niet meer dan 10 mm en een breedte van 2 050 mm of meer.

2.   De voorlopige antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:

Land

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Turkije

Çolakoğlu Metalurji A.Ş.

7,6 %

C602

Erdemir-groep:

Ereğli Demir ve Çelik Fabrikalari T.A.S. — İskenderun Demir ve Çelik A.Ş.

5,4 %

C603

Habaş Sinai ve Tibbi Gazlar İstihsal Endüstrisi A.Ş.

4,8 %

C604

Ağir Haddecilik A.Ş.

5,9 %

C605

Borçelik Çelik Sanayii Ticaret A.Ş.

5,9 %

C606

Alle andere ondernemingen

7,6 %

C999

3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: “Ondergetekende verklaart dat de [hoeveelheid] [betrokken product] die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door [naam en adres van de onderneming] [aanvullende Taric-code] in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is”. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht toegepast dat voor alle andere ondernemingen geldt.

4.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Belanghebbenden moeten hun schriftelijke opmerkingen inzake deze verordening binnen 15 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie indienen.

2.   Belanghebbenden die om een hoorzitting bij de Commissie willen verzoeken, moeten dit binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening doen.

3.   Belanghebbenden die om een hoorzitting bij de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures willen verzoeken, moeten dit binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening doen. De raadadviseur-auditeur beoordeelt buiten deze termijn ingediende verzoeken en kan in voorkomend geval besluiten die verzoeken te aanvaarden.

Artikel 3

1.   De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie van de invoer overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1686 van de Commissie tot onderwerping van de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije aan registratie, te beëindigen.

2.   Gegevens die zijn verzameld met betrekking tot producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening ten gebruike zijn ingevoerd, worden bewaard tot eventuele definitieve maatregelen in werking treden of tot deze procedure is beëindigd.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 januari 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije (PB C 166 van 14.5.2020, blz. 9).

(3)  Bericht van inleiding van een antisubsidieprocedure betreffende de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije (PB C 197 van 12.6.2020, blz. 4).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1686 van de Commissie van 12 november 2020 tot onderwerping van de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije aan registratie (PB L 379 van 13.11.2020, blz. 47).

(5)  Deze vragenlijst en die voor de producenten, importeurs en gebruikers in de Unie zijn beschikbaar op https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2458

(6)  Ibid.

(7)  ArcelorMittal Mediterranée en ArcelorMittal France zijn twee verschillende juridische entiteiten, die verantwoordelijk zijn voor de productie van HRFS door ArcelorMittal in Frankrijk. Daarom hebben zij elk hun eigen gecontroleerde rekeningen en begrotingen.

(8)  Opmerking van 19 juni 2020, referentienummer (“save number”) t20.004238.

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie van 5 oktober 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Servië (PB L 258 van 6.10.2017, blz. 24, overweging 569).

(10)  Beschikbaar op https://data.worldbank.org/indicator/FP.CPI.TOTL.ZG?end=2019&locations=TR&start=1960&view=chart (laatst geraadpleegd op 11 december 2020).

(11)  Beschikbaar op https://www.ecb.europa.eu/stats/policy_and_exchange_rates/euro_reference_exchange_rates/html/eurofxref-graph-try.en.html (laatst geraadpleegd op 11 december 2020).

(12)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie van 5 oktober 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Servië (PB L 258 van 6.10.2017, blz. 24).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie van 5 april 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 92 van 6.4.2017, blz. 68); Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17).

(14)  Zie voetnoot 13.

(15)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie van 5 april 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 92 van 6.4.2017, blz. 68); Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17).

(16)  Zie onder meer tabel 7 en overweging 339 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie van 5 oktober 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Servië (PB L 258 van 6.10.2017, blz. 24).

(17)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie (zie voetnoot 4).

(18)  Hierbij wordt opgemerkt dat de gemiddelde Eurostatprijzen van de invoer uit Turkije in het onderzoektijdvak 7,5 % lager waren dan de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie, terwijl de vergelijking per productsoort in dit onderzoek heeft geresulteerd in veel lagere prijsonderbiedingsmarges, variërend van 1,3 % tot 2,9 %.

(19)  https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_19_2169

(20)  Zie punt 4.5.2.5 voor meer informatie over eerdere onderzoeken naar dit product.

(21)  De anonimiteit van de individuele leden van het consortium werd gewaarborgd (document van 31 juli 2020, referentienummer (“save number”) t20.005357).

(22)  Opmerking van het consortium van HRFS-gebruikers van 2 juli 2020, referentienummer (“save number”) t20.004517.

(23)  De landen die onderworpen zijn aan antidumping- en/of compenserende maatregelen zijn: Brazilië, China, Iran, Rusland en Oekraïne.

(24)  Deze landen hebben hun invoer van HRFS tussen de periode voorafgaand aan het instellen van antidumpingmaatregelen, d.w.z. vóór 2016, en het onderzoektijdvak met meer dan 1,5 miljoen ton verhoogd.

(25)  Antwoord op de vragenlijst (niet-vertrouwelijke versie) van San Polo Lamiere, blz. 20 (22 juni 2020, referentienummer (“save number”) 20.004293).

(26)  Op 7 oktober 2016 werden voorlopige antidumpingrechten op de invoer uit China ingesteld (PB L 272 van 7.10.2016, blz. 33).

(27)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie van 5 april 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 92 van 6.4.2017, blz. 68); en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie van 5 oktober 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Servië (PB L 258 van 6.10.2017, blz. 24).

(28)  Antwoord op de vragenlijst (niet-vertrouwelijke versie) Marcegaglia Carbon Steel S.P.A., tabel C 29 juni 2020 referentienummer (“save number”) t20.004420).