6.9.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 314/3


BESLUIT (EU) 2021/1438 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 3 augustus 2021

tot wijziging van Besluit (EU) 2017/935 betreffende de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten en de beoordeling van deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten (ECB/2021/34)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 4, lid 1, punt e),

Gezien Besluit (EU) 2017/933 van de Europese Centrale Bank van 16 november 2016 betreffende een algemeen kader voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden voor met toezichttaken verband houdende rechtsinstrumenten (ECB/2016/40) (2), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit (EU) 2017/935 van de Europese Centrale Bank (ECB/2016/42) (3) specificeert de criteria voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden aan de hoofden van arbeidseenheden van de Europese Centrale Bank (ECB) tot vaststelling van deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten en de beoordeling van deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten. Uit de ervaring die bij de toepassing van dat besluit is opgedaan, is gebleken dat bepaalde verduidelijkingen en technische wijzigingen noodzakelijk zijn, met name om redenen van consistentie en zekerheid bij de toepassing van die criteria.

(2)

De procedure voor het delegeren van besluitvormingsbevoegdheden moet worden verduidelijkt met betrekking tot deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten wanneer de hoofden van arbeidseenheden zorgen hebben over de verwevenheid van een dergelijk besluit met een of meer andere besluiten die toezichthoudende goedkeuring vereisen. Dit kan het geval zijn wanneer de uitkomst van de desbetreffende toezichthoudende beoordeling rechtstreeks van invloed is op een of meer van die andere besluiten en de besluiten derhalve gelijktijdig door hetzelfde besluitvormende orgaan moeten worden overwogen om tegenstrijdige uitkomsten te voorkomen. Desalniettemin mag deze verduidelijking van de procedure voor het delegeren van besluitvormende bevoegdheden geen afbreuk doen aan de mogelijkheid om twee deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten met betrekking tot de benoeming van bepaalde leden van een leidinggevend orgaan te splitsen, wanneer voor een of meer benoemingen niet aan de delegatievoorwaarden is voldaan.

(3)

Op 24 juni 2020 heeft de Raad van bestuur besloten een nauwe samenwerking aan te gaan tussen de ECB en de Republiek Bulgarije (4) en tussen de ECB en de Republiek Kroatië (5). Artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat indien overeenkomstig dat artikel een nauwe samenwerking is aangegaan, de ECB met het oog op de uitvoering van bepaalde taken met betrekking tot kredietinstellingen die gevestigd zijn in een lidstaat die niet de euro als munt heeft, instructies kan richten tot de nationale bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. Het is daarom passend dergelijke instructies op te nemen in de handelingen die de ECB kan vaststellen door middel van delegatie aan hoofden van arbeidseenheden overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Besluit (EU) 2017/935 (ECB/2016/42).

(4)

In een geval waar de complexiteit van de beoordeling dit voorschrijft wordt een deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluit niet vastgesteld door middel van een gedelegeerd besluit, maar wordt in plaats daarvan aangenomen in het kader van de geen-bezwaar-procedure. Het moet worden verduidelijkt dat er daarnaast zaken zijn waar de gevoeligheid van het onderwerp, in termen van impact op de reputatie van de ECB en/of het functioneren van het gemeenschappelijk toezichtmechanisme, kunnen vereisen dat een deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluit wordt vastgesteld in het kader van de geen-bezwaar-procedure en niet door middel van een gedelegeerd besluit.

(5)

De reikwijdte van de deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten moet worden vergroot teneinde de volgende besluiten te omvatten: a) besluiten inzake toestemming voor het uitoefenen van andere niet-uitvoerende bestuursfuncties in de zin van artikel 91, lid 6, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement van de Raad (6); b) besluiten inzake het al of niet vervullen van deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten door managers van bijkantoren, en c) besluiten inzake het al of niet vervullen van deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten door personen waaraan het leidinggevende orgaan geheel of gedeeltelijk uitvoerende taken delegeert — ongeacht of deze personen zijn voorgedragen of benoemd als formele leden van het bestuursorgaan. Deze vergroting van de reikwijdte van gedelegeerde deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten is passend, aangezien de onderliggende beoordelingen van dergelijke besluiten van vergelijkbare aard zijn als beoordelingen in het kader van standaard geschiktheids- en betrouwbaarheidsbesluiten.

(6)

Voorts moet de reikwijdte van gedelegeerde deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten worden vergroot tot besluiten betreffende herbenoemingen waarbij de ECB geen bezwaar tegen de vorige benoeming heeft geuit en er zich sinds de laatste beoordeling geen nieuwe materiële feiten hebben voorgedaan die van invloed zijn op een of meer van de beoordelingscriteria.

(7)

Om de criteria te vereenvoudigen die worden toegepast om te bepalen of een deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluit wordt gedelegeerd en om de huidige delegatieregeling in overeenstemming te brengen met andere delegatieregelingen, moet een definitie van “negatief besluit” worden toegevoegd. Om dezelfde reden van afstemming met andere delegatieregelingen moet het vereiste, zoals dat van toepassing is ingeval van een deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluit dat door middel van een gedelegeerd besluit wordt genomen, dat de betrokken nationale bevoegde autoriteit een ontwerp van een gedelegeerd besluit twintig werkdagen vóór de afloop van de uiterste termijn voor de vaststelling van een deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluit uit hoofde van het toepasselijke recht bij de ECB indient, worden geschrapt.

(8)

In de gevallen waarin een feit of feiten in verband met strafrechtelijke of administratieve procedures bij de ECB is of worden ingediend in verband met een betrouwbaarheids- en deskundigheidsbesluit, moet het criterium om te bepalen of dat besluit wordt aangenomen door middel van een gedelegeerd besluit worden verduidelijkt om de nadruk te leggen op procedures die van invloed zijn op de geschiktheid van de benoemde persoon.

(9)

Derhalve moet Besluit (EU) 2017/935 (ECB/2016/42) dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

1.   Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 2 wordt vervangen door:

“2.

deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluit: een ECB-besluit dat: i) vermeldt of een persoon voldoet aan de deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten, of ii) een lid van een leidinggevend orgaan toestemming verleent om nog één andere niet-uitvoerende bestuursfunctie te bekleden krachtens artikel 91, lid 6, van Richtlijn 2013/36/EU”;

b)

punt 10 wordt vervangen door:

“10.

“lid”: een of meer van de volgende personen: i) een voorgedragen of benoemd lid van een leidinggevend orgaan; ii) indien van toepassing, een voorgedragen of benoemd persoon die een sleutelfunctie bekleedt zoals gedefinieerd in overeenstemming met het toepasselijke recht; iii) een voorgedragen of benoemd manager van een bijkantoor zoals gedefinieerd in overeenstemming met het toepasselijke recht, en iv) een persoon aan wie het leidinggevend orgaan de uitvoerende functie geheel of gedeeltelijk delegeert, ongeacht of die persoon al dan niet is voorgedragen of benoemd als formeel lid van het leidinggevend orgaan of de organen van de instelling krachtens het nationale recht;”;

c)

punt 14 wordt vervangen door:

“14.

“Gids voor de beoordeling van de deskundigheid en betrouwbaarheid”: een document met deze titel, met inbegrip van toekomstige versies en elk ander mogelijk document dat richtsnoeren bevat voor het uitvoeren van deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen die de gids in de toekomst kunnen vervangen of aanvullen, en dat van tijd tot tijd wordt vastgesteld en gewijzigd overeenkomstig de geen-bezwaarprocedure en gepubliceerd wordt op de ECB-website;”;

d)

het volgende punt 16 wordt toegevoegd:

“16.

“negatief besluit”: een besluit dat geen of geen volledige toestemming verleent aan de belangrijke onder toezicht staande entiteit of het lid. Een besluit met aanvullende bepalingen zoals voorwaarden of verplichtingen, wordt als een negatief besluit beschouwd, tenzij die aanvullende bepalingen a) verzekeren dat de onder toezicht staande entiteit voldoet aan eisen van relevant Unierecht, zoals bedoeld in artikel 4 en schriftelijk zijn overeengekomen, of b) slechts een of meerdere bestaande voorwaarden herhalen waaraan de instelling krachtens artikel 4 moet voldoen, of informatie vereisen betreffende de naleving van een of meerdere van die vereisten”;

e)

het volgende punt 17 wordt toegevoegd:

“17

“ECB-gids inzake keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte in het Unierecht” een document met deze titel, met inbegrip van toekomstige versies en elk ander mogelijk document met leidende beginselen inzake keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte in het Unierecht die het in document in de toekomst kunnen aanvullen of vervangen, en dat van tijd tot tijd wordt vastgesteld en gewijzigd overeenkomstig de geen-bezwaarprocedure en wordt gepubliceerd op de ECB-website.”;

f)

het volgende punt 18 wordt toegevoegd:

“18.

“gevoeligheid”: een kenmerk dat of factor die een negatieve impact kan hebben op de reputatie van de ECB en/of de consistente werking van het gemeenschappelijk toezichtmechanisme, met inbegrip van maar niet beperkt tot het volgende: a) de betrokken onder toezicht staande entiteit was voorheen, of is momenteel onderworpen aan strenge toezichtmaatregelen zoals maatregelen voor vroegtijdige interventie; b) het ontwerpbesluit, zodra het is aangenomen, zou een nieuw precedent scheppen dat de ECB in de toekomst zou kunnen binden; c) het ontwerpbesluit, zodra het is aangenomen, zou negatieve media-aandacht kunnen aantrekken, of d) een nationale bevoegde autoriteit die een nauwe samenwerking met de ECB is aangegaan, deelt haar ongenoegen met betrekking tot het ontwerpbesluit aan de ECB mee.”.

2.   Aan artikel 2 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

2.“3.   De delegatie van besluitvormingsbevoegdheden krachtens lid 1 is van toepassing op:

a)

de vaststelling door de ECB van toezichtbesluiten;

b)

de vaststelling door de ECB van instructies die krachtens artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 geadresseerd zijn aan de nationale bevoegde autoriteiten waarmee de ECB een nauwe samenwerking is aangegaan.”.

3)   Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Delegatiereikwijdte

3)1.   Deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten worden niet vastgesteld door middel van een gedelegeerd besluit indien aan een van de volgende criteria is voldaan:

a)

de relevante onder toezicht staande entiteit is een van de volgende:

i)

de onder toezicht staande entiteit op het hoogste consolidatieniveau in de deelnemende lidstaten van een belangrijke onder toezicht staande groep;

ii)

de kredietinstelling met de hoogste totale waarde van activa in een belangrijke onder toezicht staande groep, indien deze entiteit een andere is dan de in punt i) genoemde entiteit;

iii)

de entiteit is een belangrijke onder toezicht staande entiteit die geen onderdeel is van een belangrijke onder toezicht staande groep;

b)

de beslissing is een negatieve beslissing;

c)

een van de volgende feiten wordt aan de ECB voorgelegd:

i)

het lid is thans onderworpen aan strafrechtelijke procedures voor een rechtbank of werd veroordeeld wegens een strafbaar feit in eerste of laatste instantie, of

ii)

ten aanzien van een lid vindt wegens niet-naleving van financiëledienstenwetgeving, of bestuursrechtelijke bepalingen thans een onderzoek plaats, of zulks heeft plaatsgevonden, of een handhavingsmaatregel of een administratieve sanctie is aanhangig gemaakt tegen dit lid, of is opgelegd aan dit lid;

tenzij het relevante feit geen invloed heeft op de reputatie van het lid, zulks gebaseerd op een beoordeling overeenkomstig de criteria die zijn gespecificeerd in de Gids voor beoordeling van de deskundigheid en betrouwbaarheid, met name met betrekking tot de aard van de aangifte of beschuldiging, de ernst van de sanctie en de verstreken tijd (ten minste vijf jaren sinds de oplegging van een strafmaatregel);

d)

de complexiteit van de beoordeling of de gevoeligheid van de kwestie vereisen dat deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten overeenkomstig de geen-bezwaarprocedure worden vastgesteld.

2.   Niettegenstaande lid 1 wordt een deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluit vastgesteld door middel van een gedelegeerd besluit indien het betrekking heeft op de herbenoeming van dezelfde persoon voor dezelfde functie in dezelfde onder toezicht staande entiteit, de ECB toestemming heeft verleend voor de vorige benoeming en zich sinds de laatste beoordeling geen nieuwe materiële feiten hebben voorgedaan die van invloed zijn op een of meer van de beoordelingscriteria.

3.   Indien krachtens de leden 1 en 2 een deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluit niet kan worden vastgesteld middels een gedelegeerd besluit, wordt het besluit overeenkomstig het toepasselijke recht en de geen-bezwaarprocedure vastgesteld.

4.   Hoofden van arbeidseenheden leggen een deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluit dat voldoet aan de in dit artikel vervatte criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten, ter vaststelling overeenkomstig de geen-bezwaarprocedure voor aan de raad van toezicht en de Raad van bestuur, indien de toezichthoudende beoordeling van dat betrouwbaarheids- en deskundigheidsbesluit rechtstreeks van invloed is op de toezichthoudende beoordeling van een ander besluit dat overeenkomstig de geen-bezwaarprocedure moet worden vastgesteld.

5.   Niettegenstaande het bepaalde in lid 4 resulteert, indien de beoordeling van de deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten meer dan één lid van een leidinggevend orgaan betreft en krachtens de leden 1 en 2 een besluit niet kan worden vastgesteld door middel van een gedelegeerd besluit ten aanzien van een of meerdere van hen, de beoordeling in twee deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten. Eén besluit wordt vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke recht en de geen-bezwaarprocedure, en het andere besluit door middel van een gedelegeerd besluit.”.

4)   Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de inleidende zin komt als volgt te luiden:

“1.   De beoordeling van de deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten voor leden wordt overeenkomstig het toepasselijk recht uitgevoerd, rekening houdend met de Gids voor de beoordeling van deskundigheid en betrouwbaarheid (hoofdstukken betreffende beoordelingscriteria en met deskundigheid en betrouwbaarheid verband houdende toestemming) en bestrijkt de volgende criteria:”;

b)

het volgende lid 2 wordt toegevoegd:

“2.   De beoordeling van de toestemming aan een lid van het leidinggevend orgaan om een aanvullend niet-uitvoerend bestuursmandaat te bekleden, wordt uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke wetgeving die artikel 91, lid 6, van Richtlijn 2013/36/EU omzet en rekening houdend met de criteria in de ECB-gids inzake keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte in het Unierecht.”.

Artikel 2

Overgangsbepaling

De bepalingen van Besluit (EU) 2017/935 (ECB/2016/42) blijven in ongewijzigde vorm toepassing in de gevallen waarin een voorstel voor een deskundigs- en betrouwbaarheidsbesluit vóór de inwerkingtreding van dit besluit door een nationale bevoegde autoriteit bij de ECB is ingediend.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 3 augustus 2021.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)   PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)   PB L 141 van 1.6.2017, blz. 14.

(3)  Besluit (EU) 2017/935 van de Europese Centrale Bank van 16 november 2016 betreffende de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van deskundigheids- en betrouwbaarheidsbesluiten en de beoordeling van deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten (ECB/2016/42) (PB L 141 van 1.6.2017, blz. 21).

(4)  Besluit (EU) 2020/1015 van de Europese Centrale Bank van 24 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Europese Centrale Bank en Българска народна банка (Bulgaarse Nationale Bank) (ECB/2020/30) (PB L 224 I van 13.7.2020, blz. 1).

(5)  Besluit (EU) 2020/1016 van de Europese Centrale Bank van 24 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Europese Centrale Bank en de Hrvatska narodna banka (ECB/2020/31) (PB L 224 I van 13.7.2020, blz. 4).

(6)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).