9.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 243/49


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1126 VAN DE COMMISSIE

van 8 juli 2021

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid van de door Zwitserland afgegeven COVID-19-certificaten aan de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 3, lid 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Burgers van de Unie en Zwitserse onderdanen genieten wederzijdse rechten van binnenkomst en verblijf op grond van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (2) (hierna de “overeenkomst over het vrije verkeer van personen” genoemd). Hoewel artikel 5, lid 1, van bijlage I bij de overeenkomst over het vrije verkeer van personen voorziet in de mogelijkheid om het vrije verkeer om redenen van volksgezondheid te beperken, bevat de overeenkomst geen mechanisme om er handelingen van de Unie in op te nemen. Zwitserland valt dus onder de machtigingsbepaling van artikel 3, lid 10, van Verordening (EU) 2021/953.

(3)

Op 4 juni 2021 heeft Zwitserland een besluit inzake COVID-19-certificaten (3) aangenomen (hierna “het Zwitserse besluit inzake COVID-19-certificaten” genoemd), dat de rechtsgrondslag vormt voor de afgifte van COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten.

(4)

Op 23 juni 2021 heeft Zwitserland de Commissie meegedeeld dat het alleen interoperabele vaccinatiecertificaten afgeeft voor COVID-19-vaccins die in Zwitserland zijn toegelaten. Momenteel gaat het onder meer om de COVID-19-vaccins Comirnaty, Moderna en Janssen, die overeenkomen met de in artikel 5, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EU) 2021/953 bedoelde COVID-19-vaccins. Zwitserland heeft de Commissie voorts meegedeeld dat het een COVID-19-vaccinatiecertificaat afgeeft na de toediening van elke dosis en dat het duidelijk vermeldt of de vaccinatiecyclus al dan niet is voltooid.

(5)

Zwitserland heeft de Commissie ook meegedeeld dat het alleen interoperabele testcertificaten zal afgeven voor nucleïnezuuramplificatietests of voor snelle antigeentests die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst van snelle COVID-19-antigeentests die door het bij artikel 17 van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Gezondheidsbeveiligingscomité is goedgekeurd op basis van de aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 (5).

(6)

Voorts heeft Zwitserland de Commissie meegedeeld dat het ten vroegste elf dagen na een positieve test interoperabele herstelcertificaten afgeeft, die maximaal 180 dagen geldig zijn.

(7)

Zwitserland heeft de Commissie ook meegedeeld dat zijn systeem voor de afgifte van COVID-19-certificaten overeenkomstig het Zwitserse besluit inzake COVID-19-certificaten voldoet aan de technische specificaties van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1073 van de Commissie (6).

(8)

Op 9 juni 2021 heeft de Commissie technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-certificaten die door Zwitserland overeenkomstig het Zwitserse besluit inzake COVID-19-certificaten worden afgegeven, door de lidstaten technisch kunnen worden geverifieerd met behulp van het vertrouwenskader dat op grond van Verordening (EU) 2021/953 is vastgesteld.

(9)

Op 23 juni 2021 heeft Zwitserland ook formele garanties geboden dat het de door de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 afgegeven certificaten zal aanvaarden.

(10)

Met name heeft Zwitserland de Commissie meegedeeld dat het, wanneer het een vaccinatiebewijs aanvaardt om vrijstelling te verlenen van krachtens de overeenkomst over het vrije verkeer van personen ingestelde beperkingen van het vrije verkeer om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, onder dezelfde voorwaarden, ook vaccinatiecertificaten zal aanvaarden die door de lidstaten van de Unie overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven voor een COVID-19-vaccin waarvoor op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (7) een vergunning voor het in de handel brengen is verleend. Zwitserland kan voor hetzelfde doel ook vaccinatiecertificaten aanvaarden die door de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven voor een COVID-19-vaccin waarvoor de bevoegde autoriteit van een lidstaat op grond van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend, een COVID-19-vaccin waarvan de distributie tijdelijk is toegestaan op grond van artikel 5, lid 2, van die richtlijn, of een COVID-19-vaccin waarvoor de WHO-procedure voor noodtoelating is afgerond. Wanneer Zwitserland vaccinatiecertificaten voor een dergelijk COVID-19-vaccin aanvaardt, zal het, onder dezelfde voorwaarden, ook vaccinatiecertificaten aanvaarden die door de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven voor hetzelfde COVID-19-vaccin.

(11)

Zwitserland heeft de Commissie voorts meegedeeld dat het, wanneer het een bewijs van een test op SARS-CoV-2-infectie verlangt om vrijstelling te verlenen van de krachtens de overeenkomst over het vrije verkeer van personen ingestelde beperkingen van het vrije verkeer om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van grensgemeenschappen, onder dezelfde voorwaarden ook testcertificaten zal aanvaarden die een negatief testresultaat vermelden en die door de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(12)

Zwitserland heeft de Commissie ook meegedeeld dat het, wanneer het een bewijs van herstel van een SARS-CoV-2-infectie aanvaardt om vrijstelling te verlenen van de krachtens de overeenkomst over het vrije verkeer van personen ingestelde beperkingen van het vrije verkeer om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, onder dezelfde voorwaarden ook herstelcertificaten zal aanvaarden die door de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(13)

Tegelijkertijd is op 9 juni 2021 met een technische test aangetoond dat de door de lidstaten afgegeven digitale EU-COVID-certificaten door Zwitserland technisch kunnen worden geverifieerd met behulp van het vertrouwenskader dat op grond van Verordening (EU) 2021/953 is vastgesteld.

(14)

De elementen die noodzakelijk zijn voor de vaststelling dat de door Zwitserland overeenkomstig het Zwitserse besluit inzake COVID-19-certificaten afgegeven COVID-19-certificaten moeten worden behandeld als gelijkwaardig aan die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953, zijn dus voorhanden.

(15)

Daarom moeten de door Zwitserland overeenkomstig het Zwitserse besluit inzake COVID-19-certificaten afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953. Wanneer de lidstaten een bewijs van vaccinatie, van herstel van een SARS-CoV-2-infectie of van een test op SARS-CoV-2-infectie aanvaarden om vrijstelling te verlenen van beperkingen van het vrije verkeer die zijn ingesteld om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, aanvaarden zij derhalve ook, onder dezelfde voorwaarden, vaccinatiecertificaten voor een COVID-19-vaccin waarvoor op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 een vergunning voor het in de handel brengen is verleend, certificaten van herstel of testcertificaten die een negatief testresultaat vermelden, wanneer deze door Zwitserland overeenkomstig het Zwitserse besluit inzake COVID-19-certificaten zijn afgegeven. De lidstaten kunnen voor hetzelfde doel ook vaccinatiecertificaten aanvaarden die door Zwitserland overeenkomstig het Zwitserse besluit inzake COVID-19-certificaten zijn afgegeven voor een COVID-19-vaccin waarvoor de bevoegde Zwitserse autoriteit een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend, maar waarvoor geen vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 is verleend.

(16)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om dit besluit op te schorten of te beëindigen indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3, lid 10, van Verordening (EU) 2021/953.

(17)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet Zwitserland worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-COVID-certificaten.

(18)

Aangezien Zwitserland zo snel mogelijk moet worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-COVID-certificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(19)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten die door Zwitserland zijn afgegeven overeenkomstig het Zwitserse besluit inzake COVID-19-certificaten worden behandeld als gelijkwaardig aan die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

Zwitserland wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-COVID-certificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 8 juli 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 6.

(3)  Verordnung vom 4. Juni 2021 über Zertifikate zum Nachweis einer Covid-19-Impfung, einer Covid-19-Genesung oder eines Covid-19-Testergebnisses (Covid-19-Verordnung Zertifikate), AS 2021 325/ Ordonnance du 4 juin 2021 sur les certificats attestant la vaccination contre le COVID-19, la guérison du COVID-19 ou la réalisation d’un test de dépistage du COVID-19 (Ordonnance COVID-19 certificats), RO 2021 325/Ordinanza del 4 giugno 2021 concernente i certificati attestanti l’avvenuta vaccinazione anti-COVID-19, la guarigione dalla COVID-19 o il risultato di un test COVID-19 (Ordinanza sui certificati COVID-19), RU 2021 325.

(4)  Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).

(5)  Aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU (PB C 24 van 22.1.2021, blz. 1).

(6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1073 van de Commissie van 28 juni 2021 tot vaststelling van technische specificaties en regels voor de uitvoering van het bij Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde vertrouwenskader voor het digitaal EU-COVID-certificaat (PB L 230 van 30.6.2021, blz. 32).

(7)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van procedures van de Unie voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).

(8)  Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).