23.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 238/43


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1081 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2020

tot instelling van een definitief compenserend recht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014 (2) (“het oorspronkelijk onderzoek”) heeft de Commissie in mei 2014 definitieve compenserende rechten ingesteld op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “China”).

(2)

De thans geldende individuele compenserende rechten variëren van 3,2 % tot en met 17,1 %. Op alle andere ondernemingen wordt een landelijk recht van 17,1 % toegepast (“de geldende maatregelen”).

(3)

In een afzonderlijke procedure heeft de Commissie in mei 2014 ook antidumpingrechten ingesteld uiteenlopend van 0,4 % tot 36,1 % (3). In augustus 2015 heeft de Commissie naar aanleiding van een nieuw onderzoek naar absorptie van rechten de antidumpingmaatregelen gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1394 van de Commissie (4).

1.2.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(4)

Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende compenserende maatregelen op korte termijn zouden vervallen (5), heeft EU ProSun Glass (“de indiener van het verzoek”), die goed is voor meer dan 25 % van de productie van zonneglas in de Unie, op 13 februari 2019 verzocht om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (“verzoek om een nieuw onderzoek”). De indiener van het verzoek betoogde dat het vervallen van de oorspronkelijke maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van de subsidiëring en voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(5)

Overeenkomstig artikel 10, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie de regering van de Volksrepubliek China (“de Chinese overheid”) er vóór de opening van de procedure van in kennis gesteld dat zij een door het nodige bewijsmateriaal gestaafd verzoek om een nieuw onderzoek had ontvangen. De Commissie heeft de Chinese overheid uitgenodigd voor overleg teneinde de in het verzoek om een nieuw onderzoek omschreven situatie op te helderen en overeenstemming te bereiken over een oplossing. De Chinese overheid aanvaardde de uitnodiging voor het overleg, dat vervolgens plaatsvond op 10 mei 2019. Daarbij werd geen voor beide partijen aanvaardbare oplossing bereikt. De Chinese overheid heeft geen verdere medewerking verleend.

(6)

Op 14 mei 2019 heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (6) (“het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de compenserende maatregelen op grond van artikel 18 van de basisverordening aangekondigd.

1.3.   Onderzoek

1.3.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(7)

Het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“TNO”) bestreek de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018. Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de voortzetting of herhaling van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2015 tot het einde van het TNO (“de beoordelingsperiode”).

1.3.2.   Belanghebbenden

(8)

In het bericht van opening werden alle belanghebbenden door de Commissie uitgenodigd om aan het onderzoek deel te nemen. Zij heeft met name contact opgenomen met de indiener van het verzoek, de haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs in de VRC, de haar bekende niet-verbonden importeurs, gebruikers van het onderzochte product in de Unie en de autoriteiten van de VRC.

(9)

Alle belanghebbenden werd verzocht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen binnen de termijnen zoals vastgesteld in het bericht van opening. De belanghebbenden werden tevens in de gelegenheid gesteld een schriftelijk verzoek om een hoorzitting met de onderzoeksdiensten van de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures (“de raadadviseur-auditeur”) in te dienen.

(10)

Een van de producenten in de Unie verzocht om geheimhouding van zijn naam omdat deelname van de groep van ondernemingen waartoe hij behoort aan de procedure gevolgen zou kunnen hebben voor de zaken van de groep in China en hij vreesde voor vergelding door afnemers die worden betrokken bij het onderzoek. De Commissie heeft het verzoek onderzocht. Zij was van mening dat de loutere aanwezigheid van de groep in China een abstract gevaar vormde en geen concreet vergeldingsrisico meebracht. In dit verband werden geen concrete bewijsstukken onder de aandacht van de diensten van de Commissie gebracht. Bovendien was geen van de bedrijven van de groep in China in het bijzonder betrokken bij de zonneglassector. Op basis hiervan besloot de Commissie het verzoek af te wijzen.

(11)

De onderneming heeft de kwestie opnieuw onder de aandacht gebracht van de raadadviseur-auditeur. De raadadviseur-auditeur onderschreef de afwijzing van de Commissie, omdat het verzoek om anonimiteit gebaseerd was op de vrees voor vergelding en niet op een daadwerkelijke dreiging voor de onderneming of de groep en omdat de onderneming geen nieuwe feiten of informatie had aangebracht die een wijziging van de eerdere beslissing zou rechtvaardigen.

(12)

Verschillende partijen verzochten om door de diensten van de Commissie te worden gehoord. Op 9 januari 2020 vond een hoorzitting plaats tussen de diensten van de Commissie en de twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Op 11 februari 2020 vond een hoorzitting plaats met de REC Group, Solitek en EU ProSun, een vereniging die verschillende gebruikers vertegenwoordigt. In de hoorzittingen kwamen de in de punten 4 tot en met 6 nader uiteengezette argumenten van de partijen aan de orde, met betrekking tot schade en het belang van de Unie.

1.3.3.   Samenstelling van de steekproef

(13)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening.

1.3.3.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(14)

In het bericht van opening kondigde de Commissie aan dat zij een voorlopige steekproef van twee producenten in de Unie had samengesteld. Bij het samenstellen van de steekproef was de Commissie uitgegaan van het grootste productie- en verkoopvolume van het soortgelijke product dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. De steekproef bestond uit twee producenten in de Unie die meer dan 80 % van de totale productie van het onderzochte product in de Unie vertegenwoordigen. De Commissie nodigde de belanghebbenden uit om opmerkingen over de voorlopige steekproef in te dienen. De enige opmerking die zij heeft ontvangen, van de indiener van het verzoek, ondersteunde de steekproef. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie en bestaat uit de volgende twee ondernemingen:

Saint-Gobain Glassolutions Isolierglass-Center GmbH (“Saint Gobain Solar”)

Interfloat en GMB Glasmanufaktur Brandenburg GmbH (“Interfloat Group”)

1.3.3.2.   Steekproef van importeurs

(15)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken en deel te nemen aan dit onderzoek.

(16)

Geen van de niet-verbonden importeurs in de Unie heeft aan het onderzoek meegewerkt.

1.3.3.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(17)

Om te kunnen beslissen of een steekproef ten aanzien van de producenten-exporteurs noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie alle bekende producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie gevraagd eventuele andere producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen.

(18)

Geen enkele onderneming uit de VRC heeft zich binnen de termijn gemeld. Een onderneming meldde zich daarna, maar heeft uiteindelijk niet meegewerkt.

(19)

De Commissie heeft de autoriteiten van de VRC daarop op 24 mei 2019 bij verbale nota medegedeeld dat zij om de voortzetting of herhaling van subsidiëring te kunnen onderzoeken, overeenkomstig artikel 28, lid 1, van de basisverordening voornemens was terug te grijpen op de beschikbare gegevens. Op deze verbale nota is van de autoriteiten van de VRC geen antwoord ontvangen.

1.3.4.   Vragenlijsten en controlebezoeken

(20)

De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd naar de Chinese overheid en naar de twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De Chinese overheid heeft de vragenlijst niet beantwoord. Beide in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben antwoorden op de vragenlijst ingediend.

(21)

Onverminderd de toepassing van artikel 28 van de basisverordening heeft de Commissie alle informatie gecontroleerd die zij nodig achtte om de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van de subsidiëring en de schade vast te stellen en om het belang van de Unie te bepalen. De twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werden ter plaatse gecontroleerd.

1.3.5.   Vervolg van de procedure

(22)

Op 26 mei 2020 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen medegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de van kracht zijnde compenserende rechten te handhaven. Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen. De indiener van het verzoek, EU ProSun en de vereniging van de PV-bedrijfstak van de Unie, European Solar Manufacturing Council (“ESMC”), hebben opmerkingen ingediend.

(23)

De Commissie heeft de opmerkingen van belanghebbenden overwogen en, voor zover van toepassing, in aanmerking genomen. Op 9 juni 2020 vond een hoorzitting plaats tussen de diensten van de Commissie en EU ProSun.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(24)

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op zonneglas dat bestaat uit gehard natronkalkvlakglas, met een ijzergehalte van minder dan 300 ppm, een doorlaatbaarheid van zonlicht van meer dan 88 % (gemeten volgens AM1,5 300-2 500 nm), een warmtebestendigheid tot 250 °C (gemeten volgens EN 12150), een temperatuurwisselbestendigheid van Δ 150 K (gemeten volgens EN 12150) en een mechanische sterkte van 90 N/mm2 of meer (gemeten volgens EN 1288-3), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7007 19 80 (Taric-codes 7007198012, 7007198018, 7007198080 en 7007198085), van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“het onderzochte product”, ook wel aangeduid als “zonneglas”).

(25)

Zonneglas kan al dan niet een patroon hebben, met een transparant of mat oppervlak of een verscheidenheid aan geslepen randen. Het glas kan aan beide kanten een ander patroon hebben of een patroon aan één kant. Zonneglas kan met een boor zijn bewerkt en kan bedrukt zijn, bijvoorbeeld door de toepassing van keramische pigmenten. Het oppervlak van het glas kan met verschillende technologieën worden bewerkt. Het vaakst wordt er een anti-reflecterende coating aangebracht voor of na het hardingsproces. Met behulp van andere technologieën kan het zonneglas worden bedekt met dunne functionele lagen die de eigenschappen op het gebied van lichtdoorlatendheid, zelfreiniging, vuilafstotendheid en hardheid verbeteren.

(26)

Zonneglas is een van de componenten die worden gebruikt voor de vervaardiging van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en fotovoltaïsche modules met een dunne folie voor elektriciteitsopwekking en van vlakke fotothermische collectoren voor, bijvoorbeeld, warmwaterbereiding. Zonneglas kan ook worden gebruikt voor de bouw van kassen (zogeheten “tuinbouwglas” of “glas voor kassen”).

2.2.   Soortgelijk product

(27)

Zoals is vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, bezitten zonneglas dat door de bedrijfstak van de Unie in de Unie wordt geproduceerd en verkocht, zonneglas dat op de binnenlandse markt van de VRC wordt geproduceerd en verkocht, en zonneglas afkomstig uit de VRC dat in de Unie wordt ingevoerd, dezelfde fysische en chemische basiskenmerken en hebben ze dezelfde gebruiksdoelen. Daarom worden deze producten beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 2, onder c), van de basisverordening.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SUBSIDIËRING

(28)

Overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, en zoals vermeld in het bericht van opening, heeft de Commissie eerst onderzocht of voortzetting of herhaling van de subsidiëring waarschijnlijk is indien de bestaande maatregelen komen te vervallen.

3.1.   Inleiding: stand van zaken in de Chinese zonneglassector

(29)

In het Dertiende Vijfjarenplan voor de nationale economische en sociale ontwikkeling van de VRC (“het Dertiende Vijfjarenplan”), dat de periode 2016-2020 en bijgevolg het TNO bestrijkt, wordt de nadruk gelegd op de strategische visie van de Chinese overheid om de belangrijkste bedrijfstakken, zoals de zonne-energiesector, te verbeteren en te bevorderen. Het Dertiende Vijfjarenplan is de opvolger van het Twaalfde Vijfjarenplan, waarin de zonneglassector werd ondersteund als een belangrijke sector waarvan de productie moest worden ontwikkeld.

(30)

In hoofdstuk 30 van het Dertiende Vijfjarenplan verbindt de Chinese overheid zich tot het opbouwen van een modern energiesysteem. Met name in afdeling 1 van dat hoofdstuk zijn sterke aanwijzingen te vinden voor het feit dat de Chinese overheid de zonneglassector nog steeds beschouwt als een aangemoedigde bedrijfstak. In die afdeling staat namelijk dat de Chinese overheid de ontwikkeling van energie door fotovoltaïsche omzetting zal blijven stimuleren, en de steunmaatregelen voor de opwekking van zonne-energie zal verbeteren. Bovendien zal de ontwikkeling van fotovoltaïsche energie in de noordelijke, noordoostelijke en noordwestelijke regio’s en in de kustgebieden worden geoptimaliseerd in het kader van energieontwikkelingsprojecten. Deze fragmenten tonen aan dat de Chinese overheid de zonne-energiesector blijft steunen, waarin zonneglas een essentiële rol speelt. Zonneglas maakt zodoende integraal deel uit van de ontwikkeling van de zonne-energiesector.

(31)

Het Dertiende Plan voor bouwmaterialen vermeldt verschillende soorten glas, waaronder zeer zuiver kwartsglas en producten daarvan, hoogwaardig multifunctioneel gecoat glas, technologieën voor het voorbereiden van elektrisch/thermochroom glas en van glasproducten met een geïntegreerde fotovoltaïsche en fotothermische structuur en functie.

(32)

In 2018 heeft de Chinese overheid nieuwe regelgeving voor PV-installaties uitgevaardigd: de mededeling inzake productie van energie door fotovoltaïsche omzetting van 2018 (hier het “531-beleid” genoemd, omdat het beleid op 31 mei 2018 werd aangekondigd). Hierin worden de subsidies gehandhaafd, zij het in sommige gevallen verlaagd. Binnen dat beleid heeft de Chinese overheid het jaarlijkse quotum voor de nieuwe zonnecapaciteit die in aanmerking komt voor overheidssubsidie, aanzienlijk verlaagd.

(33)

Ook groene ontwikkeling wordt aangemoedigd in de Made in China 2025-strategie (“MIC2025”). Glas krijgt steun in het kader van MIC2025 en is met name opgenomen in hoofdstuk 9 (“Nieuwe materialen”), onderafdeling II (“Essentiële basismaterialen”), van de catalogus van “vier essentiële industriële ontwikkelingen” (MIC2025) voor 2016. Daar staan bij nummer 24 materialen op basis van glas vermeld, en bij nummer 29 zeer zuiver kwartsglas en producten daarvan.

(34)

In “Besluit nr. 40 van de Staatsraad tot afkondiging en implementatie van de Tijdelijke bepalingen inzake de bevordering van de aanpassing van de industriële structuur” (hierna wordt met “Besluit nr. 40” verwezen naar dat Besluit nr. 40 tezamen met de “Tijdelijke bepalingen inzake de bevordering van de aanpassing van de industriële structuur”) staat bovendien dat de Chinese overheid de ontwikkeling van nieuwe energiesectoren actief zal ondersteunen en de ontwikkeling van zonne-energie zal versnellen (7). Voorts verplicht Besluit nr. 40 alle financiële instellingen ertoe om kredieten uitsluitend te verstrekken aan aangemoedigde projecten. In dat besluit wordt ook beloofd andere preferentiële beleidsmaatregelen met betrekking tot de aangemoedigde projecten uit te voeren (8).

(35)

In aanvulling daarop worden de regering van de VRC en de overheidsinstellingen door Besluit nr. 9 van de Staatsraad tot afkondiging en implementatie van de richtsnoeren inzake de aanpassing van de industriële structuur (“Besluit nr. 9”) actief aangespoord om de ontwikkeling van relevante sectoren richting te geven en de industriële structuur optimaal te verbeteren. Punt 12, lid 2, van Besluit nr. 9 verwijst uitdrukkelijk naar het bevorderen van de productie van “ultratransparant floatglas voor de zonne-energiesector”. Het besluit, dat tot 2020 van kracht was, werd in 2019 vervangen door Besluit nr. 29 van de Nationale Ontwikkelings- en Hervormingscommissie tot afkondiging en implementatie van de richtsnoeren inzake de aanpassing van de industriële structuur (versie 2019), dat in punt 12, lid 2, dezelfde aansporing bevat.

(36)

In de nationale leidraad voor wetenschappelijke en technologische ontwikkeling op middellange en lange termijn (2006-2020), die het TNO bestrijkt, staat tot slot de belofte om in de eerste plaats aandacht te besteden aan beleidsfinanciering, financiële instellingen aan te moedigen tot preferentiële kredietondersteuning voor belangrijke nationale projecten voor wetenschappelijke en technologische industrialisatie, om financiële instellingen aan te moedigen de financiële dienstverlening voor hightechbedrijven te verbeteren en te versterken en preferentiële fiscale beleidsmaatregelen uit te voeren om de ontwikkeling van hightechbedrijven te stimuleren. Aangezien ten minste een deel van de producenten-exporteurs van zonneglas wordt geclassificeerd als “in hightech en in nieuwe technologieën gespecialiseerde ondernemingen” (HNTO), wordt de status van de zonneglassector als een aangemoedigde bedrijfstak door deze leidraad nog verder versterkt.

(37)

De Chinese overheid beschouwt de zonneglassector dus nog steeds als een aan te moedigen sector.

3.2.   Niet-medewerking en gebruik van beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 28, lid 1, van de basisverordening

(38)

Zoals vermeld in punt 1.3.3.3 heeft slechts één producent-exporteur zich (laattijdig) gemeld bij de Commissie, maar besloot deze uiteindelijk om niet mee te werken. De Commissie heeft daarom op grond van artikel 28, lid 1, van de basisverordening de beschikbare gegevens gebruikt.

(39)

Op 14 juni 2019 heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst gestuurd en haar op de hoogte gesteld van de gebrekkige medewerking van de producenten-exporteurs. In de vragenlijst waren ook specifieke vragen opgenomen voor de Export Import Bank of China (“EXIM”) en de China Export & Credit Insurance Corporation (“Sinosure”). Bovendien werd de Chinese overheid gevraagd een bijlage door te sturen naar de banken die in de klacht worden genoemd en naar andere financiële instellingen waarvan de Chinese overheid weet dat zij kredieten hebben verstrekt aan Chinese producenten van zonneglas die in het oorspronkelijke onderzoek werden onderzocht.

(40)

De Commissie heeft noch van de Chinese overheid, noch van EXIM of Sinosure een reactie ontvangen op de bovenstaande verzoeken. Daarop informeerde de Commissie de Chinese overheid bij verbale nota van 24 juli 2019 dat zij voornemens was overeenkomstig artikel 28, lid 1, van de basisverordening de beschikbare gegevens te gebruiken wat betreft de van de Chinese overheid, EXIM, Sinosure en de desbetreffende financiële instellingen gevraagde informatie. De Chinese overheid is ervan in kennis gesteld dat op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen minder gunstig kunnen zijn.

(41)

Er werden hierover geen opmerkingen ontvangen. In overeenstemming met artikel 28 van de basisverordening achtte de Commissie het noodzakelijk om de beschikbare gegevens te gebruiken om te kunnen vaststellen of de Chinese subsidiepraktijken in de zonneglassector werden voortgezet.

(42)

Daarom heeft de Commissie voor haar analyse alle gegevens gebruikt waarover zij beschikte, in het bijzonder:

het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen door de Commissie, krachtens artikel 18 van de basisverordening, van 13 februari 2019 (“het verzoek om een nieuw onderzoek”);

de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek;

de bevindingen van de meest recente antisubsidieonderzoeken van de Commissie met betrekking tot aangemoedigde sectoren in China, zoals elektrische fietsen (9) (“onderzoek inzake elektrische fietsen”), bepaalde organisch beklede staalproducten (COSP) (10) (“nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen voor COSP”), bepaald gestreken fijn papier (CFP) (11) (“nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen voor CFP”), vrachtwagenbanden (12) (“bandenonderzoek”) en warmgewalst staal (13) (“onderzoek inzake warmgewalst staal”).

Werkdocument van de diensten van de Commissie betreffende aanzienlijke verstoringen van de economie van de VRC in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken (“het rapport over China”) (14);

3.3.   Subsidies en subsidieprogramma’s die in het huidige onderzoek zijn onderzocht

(43)

De Commissie heeft onderzocht of de subsidiëring werd voortgezet door na te gaan of de in het oorspronkelijke onderzoek aan compenserende maatregelen onderworpen subsidies nog steeds voordelen opleverden voor de zonneglassector.

(44)

Gezien de constatering in dit punt dat de subsidiëring bleek te worden voortgezet voor de subsidies waartegen in het oorspronkelijke onderzoek compenserende maatregelen waren ingesteld, heeft de Commissie besloten dat het niet nodig is om alle andere door de indiener van het verzoek gestelde subsidies te onderzoeken. Wanneer de Commissie vaststelt dat er overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening bewijs bestaat voor voortgezette subsidiëring, hoeft de precieze hoogte van de subsidiëring niet te worden bepaald.

(45)

Na de mededeling van feiten en overwegingen aan de belanghebbenden werden geen opmerkingen ontvangen.

3.3.1.   Rechtstreekse overdracht van middelen (15)

3.3.1.1.   Preferentiële kredietverstrekking en rentevoeten

a)    Bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek

(46)

In het oorspronkelijke onderzoek (16) concludeerde de Commissie dat banken in staatsbezit of banken waar de staat meerderheidsaandeelhouder is (beide worden hierna “SOCB’s” genoemd) overheidsinstanties zijn in de zin van artikel 2, onder b), van de basisverordening. Bovendien concludeerde zij dat artikel 34 van de wet van de VRC inzake handelsbanken (de bankenwet) banken in de VRC verplicht om leningen toe te kennen volgens de behoeften van de nationale economie. Ook concludeerde de Commissie dat Besluit nr. 40 en Besluit nr. 9 kracht van wet hebben en banken verplichten om kredietondersteuning te verstrekken aan aangemoedigde sectoren. Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat SOCB’s financiële bijdragen leverden in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), i), van de basisverordening.

(47)

Voorts kwam de Commissie tot de conclusie dat artikel 34 van de bankenwet van toepassing is op particuliere banken in China (17). Daarom beslist uiteindelijk de Chinese overheid over de leenstrategie van zowel de SOCB’s als de particuliere banken. Bijgevolg oordeelde de Commissie dat de Chinese overheid particuliere banken opdrachten of aanwijzingen geeft om financiële bijdragen te verstrekken in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), van de basisverordening, in de vorm van leningen aan aangemoedigde sectoren.

(48)

Wat de specificiteit betreft (18), stelde de Commissie vast dat de Chinese overheid preferentiële leningen concentreerde op een beperkt aantal sectoren, waaronder de zonneglassector. Zij concludeerde dat dat bleek uit het Twaalfde Vijfjarenplan en Besluit nr. 40. Bijgevolg zijn de financiële bijdragen die worden verstrekt door de SOCB’s en door particuliere banken die van de overheid opdrachten of aanwijzingen hebben gekregen krachtens artikel 34 van de bankenwet, specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening.

(49)

Tot slot wees de Commissie erop dat leningen in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), i), van de basisverordening een voordeel meebrengen voor de ontvanger omdat ze worden verstrekt tegen voorwaarden die voordeliger zijn dan de ontvanger normaliter op de markt zou kunnen krijgen (19). De Commissie concludeerde op basis van de beschikbare gegevens dat dit inderdaad het geval was.

(50)

Het subsidiepercentage dat in het oorspronkelijke onderzoek is vastgesteld voor de preferentiële leningen aan de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs van zonneglas varieerde van 0 % tot 6,2 %, waarbij het percentage voor de niet-meewerkende ondernemingen op 6,2 % lag.

b)    Voortzetting van de subsidieprogramma’s

(51)

In het verzoek om een nieuw onderzoek en de bijbehorende bijlagen van de indiener (20) werd bewijsmateriaal geleverd dat zonneglasproducenten uit de VRC nog steeds voordeel haalden uit door binnenlandse banken in de VRC verstrekte preferentiële leningen en rentetarieven die onder de markttarieven lagen. Zonneglas is in het Dertiende Vijfjarenplan een aangemoedigde sector (21). Dit bracht de Commissie tot de conclusie dat zowel SOCB’s als particuliere banken nog steeds verplicht zijn om de Chinese zonneglassector preferentiële financiering te verstrekken krachtens artikel 34 van de bankenwet.

(52)

De indiener van het verzoek heeft bewijs verstrekt dat SOCB’s nog steeds overheidsinstanties zijn volgens de norm van de Beroepsinstantie (22), aangezien zij overheidsfuncties uitvoeren en daarmee overheidsgezag uitoefenen. De indiener verwijst met name naar de bevindingen van het onderzoek met betrekking tot elektrische fietsen (23) en het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen inzake CFP (24), waarin het standpunt van de Commissie in het oorspronkelijke onderzoek werd bevestigd.

(53)

Het verzoek om een nieuw onderzoek bevatte ook bewijs dat particuliere banken bij het vaststellen van leningen nog steeds functies krijgen toevertrouwd of daarmee zijn belast door de Chinese overheid, aangezien zij vallen binnen de werkingssfeer van artikel 34 van de bankenwet. De indiener van het verzoek haalde het recente onderzoek naar elektrische fietsen aan, waarin de Commissie concludeerde dat het Dertiende Vijfjarenplan niet mag worden gezien als “louter aansporing” en dat “aan alle financiële instellingen (inclusief particuliere financiële instellingen) die in de VRC actief zijn onder toezicht van de CBRC, door de staat functies zijn toevertrouwd of dat zij daarmee zijn belast in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iv), eerste streepje, van de basisverordening teneinde het overheidsbeleid te steunen en aan de elektrische-fietsenindustrie leningen tegen preferentiële tarieven te verstrekken” (25).

(54)

Aangezien de regering van de VRC en de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, werden geen argumenten ontvangen die het door de indiener van het verzoek aangevoerde bewijsmateriaal met betrekking tot de huidige situatie van het Chinese bankenstelsel zouden kunnen ontkrachten.

(55)

Bovendien bevestigden het recente nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen voor COSP (26), het bandenonderzoek (27), het onderzoek inzake warmgewalst staal (28) en het rapport over China (29) de conclusie dat SOCB’s moeten worden beschouwd als overheidsinstanties die preferentiële financiering verstrekken uit hoofde van artikel 34 van de bankenwet, en dat particuliere instanties dezelfde taken krijgen toevertrouwd of daarmee zijn belast.

c)    Voordeel

(56)

In bijlage 23 bij het verzoek om een nieuw onderzoek gaf de indiener een voorbeeld van een Chinese producent-exporteur van zonneglas die blijkens zijn (half)jaarverslagen profiteerde of geprofiteerd had van preferentiële leningen. Bovendien duidden andere openbaar beschikbare jaarverslagen van producenten-exporteurs erop dat ook zij profiteerden of hadden geprofiteerd van preferentiële leningen (30).

(57)

Aangezien de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, had de Commissie geen bedrijfsspecifieke informatie op basis waarvan zij het tijdens het TNO toegekende subsidiebedrag kon berekenen. Om in het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te kunnen vaststellen dat sprake was van een voortzetting van de subsidiëring, achtte de Commissie het echter niet noodzakelijk om dergelijke bedragen te berekenen. Het bewijsmateriaal in het verzoek om een nieuw onderzoek duidt erop dat die bedragen nog altijd substantieel waren. Niets wijst erop dat de mate van subsidiëring in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoek is afgenomen. Daarom wordt de mate van subsidiëring geacht te zijn voortgezet op een niveau boven het minimale niveau.

d)    Specificiteit

(58)

Het subsidieprogramma in kwestie was nog steeds specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, onder a) en b), van de basisverordening, aangezien de wettelijke situatie niet was veranderd en de Chinese overheid de zonneglassector blijft aanmoedigen (31).

e)    Conclusie

(59)

De Commissie heeft zodoende geconcludeerd dat er voldoende bewijs bestaat dat de producenten-exporteurs tijdens het TNO preferentiële kredieten bleven ontvangen die aanleiding geven tot compenserende rechten.

3.3.1.2.   Schenkingen en ad-hocsubsidies

a)    Bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek

(60)

In het oorspronkelijke onderzoek (32) kwam de Commissie tot de conclusie dat de in de steekproef opgenomen ondernemingen aanzienlijke eenmalige subsidies hebben ontvangen van verschillende autoriteiten op tal van bestuursniveaus, waardoor zij in het onderzoektijdvak een voordeel hebben genoten. Deze subsidies werden aan de ondernemingen toegekend door nationale, provinciale, stedelijke, gewestelijke of districtsautoriteiten en bleken allemaal specifiek te zijn voor de betrokken onderneming, dan wel specifiek voor de ligging van de onderneming of het soort sector.

(61)

De Chinese overheid heeft geen verdere informatie over deze eenmalige subsidies verstrekt en weigerde hierover in gesprek te gaan. Op grond van de verzamelde bewijzen voor de subsidies die de in de steekproef opgenomen ondernemingen hebben ontvangen en bij gebrek aan andere informatie heeft de Commissie deze subsidies derhalve beschouwd als een rechtstreekse overdracht van middelen die de ontvangers voordeel opleverde, en dus als subsidies in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), i), en lid 2, van de basisverordening.

(62)

Wat de specificiteit betreft, merkte de Commissie op dat de subsidies specifiek waren in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), en lid 3, van de basisverordening, aangezien deze blijkbaar beperkt bleven tot bepaalde ondernemingen of specifieke projecten in specifieke regio’s. De Commissie merkte verder op dat er geen bewijzen waren waaruit bleek dat de subsidies afkomstig waren uit een overkoepelend subsidieprogramma en dat de subsidies niet voldeden aan de eisen voor niet-specifieke subsidies zoals vastgesteld in artikel 4, lid 2, onder b), van de basisverordening.

(63)

Het subsidiepercentage dat in het oorspronkelijke onderzoek is vastgesteld voor de subsidies aan de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs van zonneglas varieerde van 1,1 % tot 3,0 %, waarbij het percentage voor de niet-meewerkende ondernemingen op 3,0 % lag.

b)    Voortzetting van de subsidieprogramma’s

(64)

In het verzoek om een nieuw onderzoek en de bijbehorende bijlagen (33) leverde de indiener bewijsmateriaal dat producenten-exporteurs van zonneglas nog steeds voordeel haalden uit schenkingen en ad-hocsubsidies.

(65)

De indiener van het verzoek haalde in de eerste plaats een verslag van de handelsgezant van de Verenigde Staten aan, waarin werd gewezen op de rol die provinciale en lokale overheden bij de uitvoering van het Chinese industriebeleid spelen door subsidies te verlenen aan sectoren met een overcapaciteit. De indiener van het verzoek merkt op dat de zonneglassector een dergelijke sector is (34).

(66)

De indiener van het verzoek noemde voorbeelden van ad-hocsubsidies en verwees daarbij naar specifieke posten in de gecontroleerde jaarverslagen van verschillende producenten-exporteurs. Een producent-exporteur van zonneglas bleek tijdens het TNO 2,68 miljoen RMB meer subsidies van de overheid te hebben ontvangen, waardoor het eindsaldo van de overheidssubsidies ongeveer 550 miljoen RMB bedroeg. Een andere producent-exporteur van zonneglas meldde dat de overheidssubsidies tijdens het TNO meer dan 14 miljoen RMB bedroegen.

(67)

Aangezien de Chinese overheid en de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, werden geen argumenten ontvangen die het door de indiener van het verzoek in dat verband aangevoerde bewijsmateriaal zouden kunnen ontkrachten. De gegevens waarover de Commissie beschikte wezen dus uit dat de schenkingen en ad-hocsubsidies voor producenten-exporteurs van zonneglas die deel uitmaken van een aangemoedigde bedrijfstak (35) tijdens het TNO werden voortgezet. Deze schenkingen en ad-hocsubsidies komen neer op een rechtstreekse overdracht van middelen in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), i), van de basisverordening.

c)    Voordeel

(68)

In bijlage 23 bij het verzoek om een nieuw onderzoek gaf de indiener voorbeelden van Chinese producenten-exporteurs van zonneglas die blijkens hun (half)jaarverslagen profiteerden of geprofiteerd hadden van schenkingen en ad-hocsubsidies.

(69)

Aangezien de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, had de Commissie geen bedrijfsspecifieke informatie op basis waarvan zij het tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek toegekende subsidiebedrag kon berekenen. Om in het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te kunnen vaststellen dat sprake was van een voortzetting van de subsidiëring, achtte de Commissie het echter niet noodzakelijk om dergelijke bedragen te berekenen. Het bewijsmateriaal in het verzoek om een nieuw onderzoek duidt erop dat die bedragen nog altijd substantieel waren. Niets wijst erop dat de mate van subsidiëring in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoek is afgenomen.

d)    Specificiteit

(70)

De schenkingen en ad-hocsubsidies in kwestie zijn nog steeds specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, onder a) en b), van de basisverordening, aangezien niets in tegenspraak is met de bevinding van de Commissie in het oorspronkelijke onderzoek dat deze specifiek waren.

e)    Conclusie

(71)

De Commissie heeft zodoende geconcludeerd dat er voldoende bewijs bestaat dat de producenten-exporteurs tijdens het TNO schenkingen en ad-hocsubsidies zijn blijven ontvangen die aanleiding geven tot compenserende maatregelen.

3.3.2.   Gederfde inkomsten

3.3.2.1.   Preferentieel belastingbeleid voor ondernemingen die zijn erkend als in hightech of in nieuwe technologie gespecialiseerde onderneming

a)    Bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek

(72)

In het oorspronkelijke onderzoek (36) concludeerde de Commissie dat sommige maar niet alle in de steekproef opgenomen ondernemingen profiteerden van preferentieel fiscaal beleid voor ondernemingen die zijn erkend als “in hightech en nieuwe technologieën gespecialiseerde onderneming” (“HNTO”). De Commissie stelde vast dat voor die erkenning aan een reeks criteria moest zijn voldaan. Als dat het geval was, hoefde slechts 15 % vennootschapsbelasting te worden betaald, in plaats van het standaardtarief van 25 %.

(73)

De Commissie stelde vast dat dit programma de volgende rechtsgrond had:

artikel 28, lid 2, van de wet op de vennootschapsbelasting van 2008;

de Administratieve maatregelen om te bepalen welke ondernemingen in hightech en in nieuwe technologieën gespecialiseerde ondernemingen zijn (Guo Ke Fa Huo [2008] nr. 172);

artikel 93 van de Uitvoeringsregeling vennootschapsbelasting, en

de Kennisgeving van de belastingdienst over aangelegenheden betreffende de betaling van vennootschapsbelasting door in hightech en in nieuwe technologieën gespecialiseerde ondernemingen (Guo Shui Han [2008] nr. 985).

(74)

De Commissie merkte deze belastingregeling aan als inkomsten die de overheid normaal toekomen, maar waarvan zij afstand doet of die zij niet int in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. De Commissie heeft bijgevolg geconstateerd dat het preferentiële fiscale beleid voor erkende HNTO’s de begunstigden een voordeel opleverde dat gelijkstond aan de belastingbesparing.

(75)

Deze subsidie is specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening omdat ze beperkt is tot ondernemingen met het HNTO-certificaat die aan alle voorwaarden van de administratieve maatregelen van 2008 voldoen. Voorts werd geconstateerd dat ondernemingen niet automatisch in aanmerking kwamen voor deze preferentiële fiscale behandeling en dat er, bij wet of door de subsidieverlenende instantie, geen objectieve criteria waren vastgesteld. De Commissie stelde vast dat ondernemingen in aanmerking komen wanneer zij beschikken over een HNTO-certificaat, dat wordt afgegeven na een discretionaire procedure.

(76)

Het subsidiepercentage dat in het oorspronkelijke onderzoek is vastgesteld voor de producenten-exporteurs van zonneglas die profiteren van het preferentiële fiscale beleid voor erkende HNTO’s varieerde van 0,4 % tot 1,8 %, waarbij het percentage voor de niet-meewerkende ondernemingen op 1,8 % lag.

b)    Voortzetting van de subsidieprogramma’s

(77)

In het verzoek om een nieuw onderzoek en de bijbehorende bijlagen (37) leverde de indiener bewijsmateriaal dat producenten-exporteurs van zonneglas nog steeds voordeel haalden uit het preferentiële fiscale beleid voor HNTO’s.

(78)

De indiener van het verzoek haalde (tussentijdse) verslagen van drie grote producenten-exporteurs van zonneglas aan en wees daarbij op hun status als erkende HNTO, wat betekende dat zij profiteerden van een verlaagde vennootschapsbelasting van 15 %.

(79)

De indiener wees ook op de Administratieve maatregelen voor de erkenning van in hightech en nieuwe technologieën gespecialiseerde ondernemingen (Guo Ke Fa Huo [2016] nr. 32 (circulaire 32)), waarvan een samenvatting is opgenomen in bijlage 24 bij het verzoek om een nieuw onderzoek. Bij circulaire 32 zijn de criteria gewijzigd waaraan ondernemingen moeten voldoen wanneer zij de HNTO-status aanvragen. Met deze circulaire wordt bevestigd dat de Chinese overheid aangemoedigde sectoren, zoals de zonneglassector, blijft subsidiëren (38).

(80)

Naast de door de indiener verstrekte bewijzen heeft de Commissie bevestigd dat het preferentiële fiscale beleid voor HNTO’s in aangemoedigde sectoren werd voortgezet, en wel in het recente onderzoek inzake elektrische fietsen (39), het bandenonderzoek (40) en het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen voor COSP (41). De Commissie stelde vast dat dit programma voor elektrische fietsen de volgende rechtsgrond had:

Artikel 28, lid 2, van de wet op de vennootschapsbelasting;

Artikel 93 van de Uitvoeringsregeling vennootschapsbelasting;

circulaire van het ministerie van Wetenschap en Technologie, het ministerie van Financiën en de nationale belastingdienst inzake de herziening en uitvaardiging van “Administratieve maatregelen voor de erkenning van hightech ondernemingen”, G.K. F.H. [2016] nr. 32;

mededeling van het ministerie van Wetenschap en Technologie, het ministerie van Financiën en de nationale belastingdienst inzake de herziening, druk en uitvaardiging van de “Richtsnoeren betreffende de erkenning en het beheer van ondernemingen op het gebied van nieuwe en geavanceerde technologieën”, GKFH [2016] nr. 195, en

richtsnoeren voor de nieuwste cruciale prioritaire gebieden voor ontwikkeling van hoogtechnologische bedrijfstakken (2011), gepubliceerd door de NDRC, het ministerie van Wetenschap en Technologie, het ministerie van Handel en het nationale bureau voor intellectuele eigendom.

(81)

Aangezien de Chinese overheid en de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, werden geen argumenten ontvangen die het door de indiener van het verzoek in dat verband aangevoerde bewijsmateriaal en de recente bevindingen van de Commissie zouden kunnen ontkrachten. De gegevens waarover de Commissie beschikte wezen derhalve uit dat het preferentiële fiscale beleid voor als HNTO’s erkende producenten-exporteurs van zonneglas tegen wie in het oorspronkelijke onderzoek compenserende maatregelen zijn ingesteld, tijdens het TNO werd voortgezet. Dit fiscale beleid heeft betrekking op inkomsten die de overheid normaal toekomen, maar waarvan zij afstand doet of die zij niet int in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening.

c)    Voordeel

(82)

Het preferentiële fiscale beleid voor erkende HNTO’s levert een voordeel op in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening dat gelijkstaat aan de belastingbesparing. Zoals gezegd heeft de indiener van het verzoek in bijlage 23 bewijs verstrekt waaruit blijkt dat ten minste drie producenten-exporteurs van zonneglas dit voordeel genoten.

(83)

Aangezien de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, had de Commissie geen bedrijfsspecifieke informatie op basis waarvan zij het tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek toegekende subsidiebedrag kon berekenen. Om in het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te kunnen vaststellen dat sprake was van een voortzetting van de subsidiëring, achtte de Commissie het echter niet noodzakelijk om dergelijke bedragen te berekenen. Het bewijsmateriaal in het verzoek om een nieuw onderzoek duidt erop dat die bedragen nog altijd substantieel waren. Niets wijst erop dat de mate van subsidiëring in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoek is afgenomen.

d)    Specificiteit

(84)

Net als in het oorspronkelijke onderzoek is het preferentiële fiscale beleid voor erkende HNTO’s specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening, aangezien de wetgeving uit hoofde waarvan de subsidieverlenende instantie de HNTO-status toekende, de toegang tot de regelingen voorbehield aan bepaalde ondernemingen en sectoren.

e)    Conclusie

(85)

In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er voldoende bewijs bestaat dat ten minste sommige producenten-exporteurs tijdens het TNO nog werden gesubsidieerd via het preferentieel fiscaal beleid voor HNTO’s.

3.3.2.2.   Belastingverrekening voor O & O-uitgaven

a)    Bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek

(86)

In het oorspronkelijke onderzoek (42) concludeerde de Commissie dat één in de steekproef opgenomen onderneming compensatie voor O & O-uitgaven heeft ontvangen en dat de provinciale autoriteit de terugbetalingen beperkte tot pas opgerichte HNTO-ondernemingen.

(87)

De Commissie was van oordeel dat artikel 30 van de Chinese wet op de vennootschapsbelasting de rechtsgrondslag voor de belastingverrekening voor O & O-uitgaven vormde, en dat hier sprake was van inkomsten die de overheid normaal toekomen, maar waarvan zij afstand doet of die zij niet int in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. De Commissie heeft voorts geconstateerd dat de belastingverrekening voor O & O-uitgaven de begunstigde een voordeel opleverde dat gelijkstond aan de belastingbesparing.

(88)

Wat de specificiteit betreft, was de Commissie van oordeel dat artikel 30 van de wet op de vennootschapsbelasting moest worden gelezen juncto artikel 25 van die wet, dat bepaalt dat deze belastingvrijstelling voorbehouden is aan door de staat aangemoedigde sectoren en projecten. Zodoende hadden enkel aangemoedigde sectoren en projecten toegang tot deze regeling, en de zonneglassector bleek een aangemoedigde sector te zijn. Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat de subsidie specifiek was in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening.

(89)

In het oorspronkelijke onderzoek werd voor de producent-exporteur van zonneglas die profiteerde van de belastingverrekening voor O & O-uitgaven een subsidiepercentage van 0,7 % vastgesteld, dat tevens het residuele percentage was.

b)    Voortzetting van de subsidieprogramma’s

(90)

In het verzoek om een nieuw onderzoek en de bijbehorende bijlagen (43) zet de indiener van het verzoek het rechtskader voor de belastingverrekening voor O & O-uitgaven uiteen, onder meer verwijzend naar de artikelen 25 en 30 van de wet op de vennootschapsbelasting, zoals vermeld in het oorspronkelijke onderzoek. Voorts leverde de indiener in bijlage 23 bij het verzoek om een nieuw onderzoek bewijs dat ten minste twee producenten-exporteurs van zonneglas hun O & O-uitgaven hebben gerapporteerd en de HNTO-status genieten. Dat zijn belangrijke voorwaarden om van de belastingverrekening voor O & O-uitgaven te profiteren.

(91)

Naast het door de indiener verstrekte bewijs heeft de Commissie onlangs het bestaan van subsidiëring via een belastingverrekening voor O & O-uitgaven bevestigd in de onderzoeken met betrekking tot elektrische fietsen (44) en banden (45). In het kader van dat onderzoek constateerde de Commissie dat de O & O-uitgaven voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën, nieuwe producten en nieuwe technieken die geen immateriële activa zijn en die in het lopende boekjaar in de winst-en-verliesrekening worden geboekt, een extra aftrek van 50 % opleveren nadat zij in het licht van de feitelijke situatie reeds volledig zijn afgetrokken. Wanneer de bovengenoemde O & O-uitgaven immateriële activa vormen, kan 150 % van de kosten voor immateriële activa worden afgeschreven. Verder stelde de Commissie vast dat dit programma de volgende rechtsgrond had:

Artikel 30, lid 1, van de wet op de vennootschapsbelasting;

de uitvoeringsregels voor de wet op de vennootschapsbelasting van de VRC;

de mededeling van het Ministerie van Financiën, de nationale belastingdienst en het Ministerie van Wetenschap en Technologie betreffende de verbetering van het beleid van aftrek van O & O-uitgaven vóór belastingen (Cai Shui [2015] nr. 119);

het bericht van de nationale belastingdienst inzake aangelegenheden betreffende het beleid van aftrek van O & O-uitgaven van ondernemingen vóór belastingen, en

de richtsnoeren voor de nieuwste cruciale prioritaire gebieden voor ontwikkeling van hoogtechnologische bedrijfstakken (2011), gepubliceerd door de NDRC, het ministerie van Wetenschap en Technologie, het ministerie van Handel en het nationale bureau voor intellectuele eigendom.

(92)

Aangezien de Chinese overheid en de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, werden geen argumenten ontvangen die het door de indiener van het verzoek in dat verband aangevoerde bewijsmateriaal en de recente bevindingen van de Commissie zouden kunnen ontkrachten. De gegevens waarover de Commissie beschikte wezen dus uit dat de belastingverrekening voor O & O-uitgaven zoals vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, tijdens het TNO werd voortgezet. De belastingverrekening voor O & O-uitgaven heeft betrekking op inkomsten die de overheid normaal toekomen, maar waarvan zij afstand doet of die zij niet int in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening.

c)    Voordeel

(93)

De belastingverrekening voor O & O-uitgaven levert een voordeel op in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening dat gelijkstaat aan de belastingbesparing.

(94)

Aangezien de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, had de Commissie geen bedrijfsspecifieke informatie op basis waarvan zij het tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek toegekende subsidiebedrag kon berekenen. Om in het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te kunnen vaststellen dat sprake was van een voortzetting van de subsidiëring, achtte de Commissie het echter niet noodzakelijk om dergelijke bedragen te berekenen. Het bewijsmateriaal in het verzoek om een nieuw onderzoek duidt erop dat die bedragen nog altijd substantieel waren. Niets wijst erop dat de mate van subsidiëring in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoek is afgenomen.

d)    Specificiteit

(95)

Die subsidie is specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening omdat de wetgeving zelf de toepassing van deze maatregel beperkt tot ondernemingen die O & O-uitgaven hebben op bepaalde door de staat vastgestelde hoogtechnologische prioriteitsgebieden.

e)    Conclusie

(96)

De Commissie heeft zodoende geconcludeerd dat er voldoende bewijs bestaat dat ten minste sommige producenten-exporteurs tijdens het TNO werden gesubsidieerd via een belastingverrekening voor O & O-uitgaven.

3.3.2.3.   Vrijstelling van dividendbelasting tussen gekwalificeerde ingezeten ondernemingen

a)    Bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek

(97)

In het oorspronkelijke onderzoek (46) concludeerde de Commissie dat een van de in de steekproef opgenomen ondernemingen was vrijgesteld van de belasting op inkomsten uit dividenden tussen gekwalificeerde ingezeten ondernemingen.

(98)

De Commissie was van oordeel dat de artikelen 25 en 26 van de Chinese wet op de vennootschapsbelasting en artikel 83 van de uitvoeringsregels voor de wet op de vennootschapsbelasting de rechtsgrondslag voor de vrijstelling van dividendbelasting vormden, en dat de vrijstelling betrekking had op inkomsten die de overheid normaal toekomen, maar waarvan zij afstand doet of die zij niet int in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. De Commissie heeft voorts geconstateerd dat de belastingverrekening voor O & O-uitgaven de begunstigde een voordeel opleverde dat gelijkstond aan de belastingbesparing.

(99)

Wat de specificiteit betreft, oordeelde de Commissie dat deze subsidieregeling alleen van toepassing was op ingezeten ondernemingen in de Volksrepubliek China die hadden geïnvesteerd in andere ingezeten ondernemingen. Bovendien concludeerde de Commissie net als in het geval van de belastingverrekening voor O & O-uitgaven dat artikel 25 van de wet op de vennootschapsbelasting bevestigt dat deze belastingvrijstelling voorbehouden is voor door de staat aangemoedigde sectoren en projecten. Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat de subsidie specifiek was in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening.

(100)

In het oorspronkelijke onderzoek werd voor de producent-exporteur van zonneglas die profiteerde van de belastingverrekening voor O & O-uitgaven een subsidiepercentage van 5,8 % vastgesteld, dat tevens het residuele percentage was.

b)    Voortzetting van de subsidie

(101)

In het verzoek om een nieuw onderzoek en de bijbehorende bijlagen (47) leverde de indiener bewijsmateriaal dat producenten-exporteurs van zonneglas profiteerden van de vrijstelling. De rechtsgrondslag van de vrijstelling omvat artikel 25 en artikel 26, lid 2, van de wet op de vennootschapsbelasting en artikel 83 van de uitvoeringsregeling vennootschapsbelasting, zoals aangedragen door de indiener van het verzoek (48) en door de Commissie bevestigd en uitgebreid in het recente onderzoek inzake elektrische fietsen (49) en het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen voor CFP (50).

(102)

In artikel 2 van de wet op de vennootschapsbelasting wordt de term “ingezeten onderneming” gedefinieerd als “een onderneming die naar Chinees recht is opgericht op het grondgebied van China, of die is opgericht naar het recht van een ander land (regio), maar waarvan het bestuursorgaan zich op Chinees grondgebied bevindt”. Verder bepaalt artikel 26, lid 2, van de wet op de vennootschapsbelasting dat “tussen gekwalificeerde ingezeten ondernemingen gegenereerde dividenden, bonussen en andere bij het verwerven van participaties verkregen winsten” belastingvrij zijn. Met andere woorden: de vrijstelling van de dividendbelasting tussen gekwalificeerde ingezeten ondernemingen is van toepassing op een ingezeten (d.w.z. Chinese) producent-exporteur van zonneglas die aandelen bezit in een ingezeten onderneming (51).

(103)

De indiener van het verzoek heeft bewijs aangeleverd voor ten minste één producent-exporteur met meerdere dochterondernemingen (52), en de Commissie heeft meer producenten-exporteurs in een vergelijkbare situatie gevonden. Aangezien de Chinese overheid en de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, werden geen argumenten ontvangen die het door de indiener van het verzoek in dat verband aangevoerde bewijsmateriaal en de bevindingen van de Commissie in dit onderzoek en eerdere onderzoeken zouden kunnen ontkrachten. De gegevens waarover de Commissie beschikte wezen dus uit dat de vrijstelling van de dividendbelasting voor producenten-exporteurs van zonneglas met aandelen in een ingezeten onderneming tijdens het TNO werd voortgezet. De vrijstelling van dividendbelasting heeft betrekking op inkomsten die de overheid normaal toekomen, maar waarvan zij afstand doet of die zij niet int in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening (53).

c)    Voordeel

(104)

Het voordeel in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening voor een producent-exporteur van zonneglas die is vrijgesteld van dividendbelasting, is gelijk aan de belastingbesparing.

(105)

Aangezien de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, had de Commissie geen bedrijfsspecifieke informatie op basis waarvan zij het tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek toegekende subsidiebedrag kon berekenen. Om in het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te kunnen vaststellen dat sprake was van een voortzetting van de subsidiëring, achtte de Commissie het echter niet noodzakelijk om dergelijke bedragen te berekenen. Het bewijsmateriaal in het verzoek om een nieuw onderzoek duidt erop dat die bedragen nog altijd substantieel waren. Niets wijst erop dat de mate van subsidiëring in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoek is afgenomen.

d)    Specificiteit

(106)

De subsidie is specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening omdat de rechtsgrondslag voor de vrijstelling van de dividendbelasting de toegang tot deze subsidie op twee manieren beperkt. Ten eerste is de subsidie alleen beschikbaar voor ondernemingen met aandelen in ingezeten bedrijven en zijn ondernemingen die investeren in niet-ingezeten bedrijven, uitgesloten (54). Ten tweede valt artikel 26, lid 2, van de wet op de vennootschapsbelasting onder hetzelfde hoofdstuk als artikel 25 van die wet, namelijk hoofdstuk IV (Preferentiële fiscale behandeling). In artikel 25 van de wet op de vennootschapsbelasting — het inleidende artikel van dat hoofdstuk — is bepaald dat “de belangrijke sectoren en projecten waarvan de ontwikkeling wordt ondersteund en aangemoedigd een preferentiële behandeling genieten wat betreft de vennootschapsbelasting”, zodat de subsidie van artikel 26, lid 2, van de wet op de vennootschapsbelasting duidelijk wordt beperkt tot aangemoedigde sectoren, zoals de zonneglassector (55).

e)    Conclusie

(107)

De Commissie heeft zodoende geconcludeerd dat er voldoende bewijs bestaat dat ten minste sommige producenten-exporteurs van zonneglas tijdens het TNO werden gesubsidieerd via een vrijstelling van de dividendbelasting tussen gekwalificeerde ingezeten ondernemingen.

3.3.3.   Toekenning van grondgebruiksrechten door de overheid

a)    Bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek

(108)

In het oorspronkelijke onderzoek (56) stelde de Commissie vast dat ondernemingen in de VRC niet gewoon grond kunnen kopen: zij kunnen van de plaatselijke autoriteiten alleen grondgebruiksrechten kopen. De rechtsgrondslag van dit systeem is de wet op het grondbeheer van de VRC, die bepaalt dat alle grond eigendom is van het volk en niet kan worden gekocht door of verkocht aan een onderneming, en die de voorwaarden vaststelt volgens welke grondgebruiksrechten bij opbod, prijsopgave of veiling aan ondernemingen kunnen worden verkocht. Evenwel werd geconstateerd dat de Chinese overheid de prijs vaststelt en dat de onderneming die dan ook betaalt. De Commissie heeft geconcludeerd dat deze constructie neerkomt op een levering van goederen in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iii), van de basisverordening.

(109)

De Commissie merkte op dat het voordeel van de grondgebruiksrechten voor de producenten-exporteurs van zonneglas in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening gelijk is aan het verschil tussen de voor het grondgebruiksrecht betaalde prijs en een geschikte externe benchmark. De Commissie koos Chinees Taipei als geschikte externe benchmark, waarbij zij opmerkte dat de prijzen van de grondgebruiksrechten in de VRC, indien marktvoorwaarden zouden gelden voor producenten-exporteurs van zonneglas, grotendeels vergelijkbaar zouden zijn met de grondprijzen in Chinees Taipei. De Commissie concludeerde dat de door de producenten-exporteurs van zonneglas betaalde prijs ofwel gelijk was aan de door de Chinese overheid vastgestelde openingsprijs, ofwel 5 CNY per m2 meer dan de openingsprijs bedroeg, en dat die prijs ontoereikend was vergeleken met de externe benchmark en zodoende een voordeel meebracht voor de producenten-exporteurs van zonneglas.

(110)

Wat de specificiteit betreft, stelde de Commissie vast dat Besluit nr. 40 voorschrijft dat overheidsinstanties erop toezien dat grond ter beschikking wordt gesteld van aangemoedigde sectoren, waartoe de zonneglassector behoort (57). Uit artikel 18 van Besluit nr. 40 blijkt bovendien dat bedrijfstakken waarvoor “beperkingen” gelden, geen toegang krijgen tot grondgebruiksrechten. Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat de subsidie specifiek was in de zin van artikel 4, lid 2, onder a) en c), van de basisverordening.

(111)

Het subsidiepercentage dat in het oorspronkelijke onderzoek is vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs van zonneglas die profiteerden van de toekenning van grondgebruiksrechten door de overheid, varieerde van 3,2 % tot 17,1 %, waarbij het percentage voor niet-meewerkende ondernemingen op 17,1 % lag.

b)    Voortzetting van de subsidieprogramma’s

(112)

In het verzoek om een nieuw onderzoek en de bijbehorende bijlagen (58) heeft de indiener bewijsmateriaal verstrekt voor het feit dat ten minste één producent-exporteur van zonneglas gratis grond toegewezen heeft gekregen van de lokale overheid om projecten in hoogtechnologische sectoren te bevorderen. De indiener van het verzoek voerde bovendien aan dat de in het oorspronkelijke onderzoek beschreven marktsituatie aanhield tijdens het TNO.

(113)

Naast de door de indiener verstrekte argumenten heeft de Commissie onlangs vastgesteld dat grondgebruiksrechten bij wijze van subsidie werden toegekend, en wel in het onderzoek inzake elektrische fietsen (59), het bandenonderzoek (60), het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen voor COSP (61) en het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen voor CFP (62). In alle drie de gevallen bevestigde de Commissie dat de wettelijke situatie en de marktstructuur zoals beschreven in het oorspronkelijke onderzoek, niet zijn veranderd. In de onderzoeken inzake elektrische fietsen en banden stelde de Commissie de volgende rechtsgrondslag vast voor de toekenning van grondgebruiksrechten:

de wet op het grondbeheer van de Volksrepubliek China, zoals aangegeven in het oorspronkelijke onderzoek en door de indiener van het verzoek;

wet van de Volksrepubliek China inzake het beheer van stedelijk onroerend goed, verordening nr. 18 van de president van de VRC;

tijdelijke regeling van de Volksrepubliek China betreffende de toewijzing en de overdracht van het recht op het gebruik van staatsgrond in stedelijke gebieden;

verordening tot uitvoering van de wet op het grondbeheer van de Volksrepubliek China (verordening van de Staatsraad van de Volksrepubliek China [2014] nr. 653);

bepaling inzake de toewijzing van het recht op het gebruik van bouwgrond in staatsbezit door uitnodigingen tot het doen van een bod, veilingen en prijsopgaven;

mededeling van de Staatsraad over de versterking van de regulering van de grondmarkt (GF [2006] nr. 31).

(114)

Aangezien de Chinese overheid en de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, werden geen argumenten ontvangen die het door de indiener van het verzoek in dat verband aangevoerde bewijsmateriaal en de recente bevindingen van de Commissie zouden kunnen ontkrachten. De gegevens waarover de Commissie beschikte wezen dus uit dat de toekenning van grondgebruiksrechten door de overheid zoals vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, tijdens het TNO werd voortgezet. De toekenning van grondgebruiksrechten komt neer op een levering van goederen in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), iii), van de basisverordening.

c)    Voordeel

(115)

De toekenning van grondgebruiksrechten door de overheid behelst een voordeel in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening, aangezien die rechten voor een ontoereikende prijs in de zin van artikel 6, onder d), van de basisverordening worden toegekend aan de producenten-exporteurs van zonneglas. In dit verband concludeerde de Commissie in de recente onderzoeken met betrekking tot elektrische fietsen en banden, net als in het oorspronkelijke onderzoek, dat de VRC nog steeds geen markt voor grondgebruiksrechten heeft en dat de prijzen door de autoriteiten arbitrair worden vastgesteld. De conclusie dat de prijzen voor grondgebruiksrechten ontoereikend zijn vergeleken met een externe benchmark en bijgevolg een voordeel opleveren voor de producenten-exporteurs van zonneglas, blijft dus geldig.

(116)

Aangezien de producenten-exporteurs van zonneglas geen medewerking verleenden, had de Commissie geen bedrijfsspecifieke informatie op basis waarvan zij het tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek toegekende subsidiebedrag kon berekenen. Om in het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te kunnen vaststellen dat sprake was van een voortzetting van de subsidiëring, achtte de Commissie het echter niet noodzakelijk om dergelijke bedragen te berekenen. Het bewijsmateriaal in het verzoek om een nieuw onderzoek duidt erop dat die bedragen nog altijd substantieel waren. Niets wijst erop dat de mate van subsidiëring in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoek is afgenomen.

d)    Specificiteit

(117)

Wat de specificiteit betreft, blijkt uit artikel 18 van Besluit nr. 40 dat bedrijfstakken waarvoor “beperkingen” gelden, geen toegang krijgen tot grondgebruiksrechten. Daaruit volgt dat de subsidie specifiek is in de zin van artikel 4, lid 2, onder a) en c), van de basisverordening omdat de preferentiële toekenning van grondgebruiksrechten beperkt is tot ondernemingen in bepaalde bedrijfstakken, en dat de overheidspraktijken op dit gebied onduidelijk en niet transparant zijn.

e)    Conclusie

(118)

De Commissie heeft zodoende geconcludeerd dat er voldoende bewijs bestaat dat ten minste sommige producenten-exporteurs tijdens het TNO werden gesubsidieerd via de toekenning van grondgebruiksrechten.

3.4.   Conclusie betreffende de voortzetting van de subsidiëring

(119)

In het licht van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat de zonneglasproducenten in de VRC tijdens het TNO bleven profiteren van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies. Gezien de weigering om medewerking te verlenen, had de Commissie geen aanwijzingen dat de voortgezette subsidiëring was verminderd ten opzichte van het oorspronkelijke onderzoek. Ook kwam zij tot de conclusie dat de voortgezette subsidiëring boven de minimumdrempel lag. Het bewijsmateriaal in het verzoek om een nieuw onderzoek duidt erop dat die subsidies nog altijd een substantieel voordeel opleverden.

3.5.   Waarschijnlijke ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen zouden vervallen

(120)

De voortzetting van subsidiëring tijdens het TNO is een indicator voor de waarschijnlijkheid van voortzetting van subsidiëring indien de maatregelen vervallen. De Commissie is ook nagegaan of de hoeveelheden van de uitvoer met subsidiëring waarschijnlijk zouden toenemen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Hiertoe heeft de Commissie de volgende elementen onderzocht: de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC, het prijsstellingsgedrag van de Chinese producenten-exporteurs ten aanzien van andere markten, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. Als gevolg van de niet-medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC heeft de Commissie haar beoordeling overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens.

3.5.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(121)

Door de niet-medewerking heeft geen van de exporteurs/producenten uit de VRC gegevens verstrekt over de productiecapaciteit in de VRC. De indiener van het verzoek stelde dat de productiecapaciteit van de Chinese zonneglassector meer dan 750 miljoen m2 per jaar bedraagt (63). Het verzoek om een nieuw onderzoek bevat bewijs dat dit neerkomt op 78 % van de mondiale productiecapaciteit van zonneglas (64). Bovendien merkte de indiener van het verzoek op dat de binnenlandse vraag naar zonneglas in China in 2016 slechts 600 miljoen m2 bedroeg en in de tweede helft van het TNO als gevolg van de uitvoering van het 531-beleid verder is gedaald (65). Deze impact wordt onder meer bevestigd in het jaarverslag van een Chinese producent-exporteur (66). Ter vergelijking: de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie bedroeg tijdens het TNO [33-38] miljoen m2 (overweging 150) en de vraag in de Unie bedroeg [13-18] miljoen m2 (overwegingen 134 en 135). De Chinese productiecapaciteit ligt dus vele malen (ongeveer 37 keer) hoger dan de vraag in de Unie, en naar aanleiding van het 531-beleid kan de focus meer komen te liggen op de markt van de Unie.

(122)

Op basis van de databank van artikel 14, lid 6, constateerde de Commissie bovendien dat tijdens het TNO één Chinese producent-exporteur de grote meerderheid van de uitvoer van het onderzochte product naar de Unie voor zijn rekening nam. Op de website van de producent-exporteur wordt een productiecapaciteit van [15 000 — 25 000] m2 per dag vermeld, oftewel [5,5-9] miljoen m2 per jaar. In het TNO was slechts [10-20] % van die productiecapaciteit bestemd voor de markt van de Unie. Het is zeer waarschijnlijk dat een groter deel van die capaciteit zal worden bestemd voor de markt van de Unie als gevolg van het 531-beleid en indien de geldende maatregelen worden beëindigd.

(123)

Op basis van de combinatie van de grote productiecapaciteit, de veranderingen in de Chinese vraag, de relatief beperkte vraag in de Unie en de beschikbare bedrijfsgegevens kan worden geconcludeerd dat de uitvoer met subsidiëring vanuit de VRC waarschijnlijk zal toenemen indien de maatregelen komen te vervallen.

3.5.2.   Uitvoer naar derde landen

(124)

Aangezien de Chinese producenten-exporteurs geen medewerking hebben verleend, moest de Commissie zich op de beschikbare gegevens baseren om de prijzen van de Chinese uitvoer naar de markten van andere derde landen vast te stellen. Omdat geen andere betrouwbare informatie beschikbaar was, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de uitvoergegevens uit de GTA. Deze gegevens waren alleen beschikbaar op het niveau van de zescijferige tariefcodes en hadden zodoende ook betrekking op verschillende andere glasproducten naast het onderzochte product. De Commissie concludeerde dat deze gegevens te onnauwkeurig waren om in het onderzoek te gebruiken.

3.5.3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(125)

De indiener van het verzoek merkte op dat de bedrijfstak van de Unie de enige zonneglasmarkt van omvang was buiten de VRC en dat de markt in de VRC al verzadigd was als gevolg van het 531-beleid (67). Ondanks de geldende maatregelen was het Chinese marktaandeel tijdens het TNO nog altijd 9 %, en bijgevolg is de markt van de Unie onverminderd een aantrekkelijke exportmarkt voor Chinese zonneglasproducenten. De markt van de Unie zal naar verwachting groeien, zoals aangegeven in punt 6.2.3. Vanwege het bovengenoemde probleem met de GTA kon geen nauwkeurige prijsvergelijking worden verricht met gegevens over de Chinese uitvoer naar andere landen.

(126)

De Commissie merkte ook op dat andere landen (India en Turkije) handelsbeschermende maatregelen hebben ingevoerd met betrekking tot het onderzochte product, waardoor het waarschijnlijker is dat de uitvoer vanuit de VRC wordt verlegd naar de Unie.

(127)

Op basis hiervan concludeerde de Commissie dat de Unie voor Chinese exporteurs een aantrekkelijke markt is.

3.5.4.   Conclusie over de waarschijnlijke ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen vervallen

(128)

Op basis van de aanzienlijke productiecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor Chinese producenten-exporteurs heeft de Commissie geconcludeerd dat het vervallen van de compenserende maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een toename van de invoer met subsidie.

3.6.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting van subsidiëring

(129)

De Commissie concludeerde dat afdoende was bewezen dat de subsidiëring van de zonneglassector in de VRC tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek doorging en in de toekomst waarschijnlijk zal worden voortgezet. De Commissie heeft ook vastgesteld dat intrekking van de compenserende maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot een omleiding van de invoer met subsidiëring van het onderzochte product naar de markt van de Unie. Op basis van de beschikbare gegevens concludeerde de Commissie dat het zeer waarschijnlijk is dat de subsidiëring wordt voortgezet indien de compenserende maatregelen komen te vervallen.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE

4.1.   Productie in de Unie en bedrijfstak van de Unie

(130)

In het TNO werd het soortgelijke product vervaardigd door elf producenten in de Unie. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 9, lid 1, van de basisverordening.

(131)

De totale productie in de Unie tijdens het TNO bedroeg ongeveer 12 miljoen m2. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie, zoals het verzoek om een nieuw onderzoek en de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen ondernemingen. Zoals in overweging 14 is opgemerkt, zijn in de steekproef producenten in de Unie opgenomen die samen meer dan 80 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigen.

4.2.   Inleidende opmerking

(132)

Ter waarborging van de vertrouwelijkheid van gevoelige bedrijfsinformatie overeenkomstig artikel 29 van de basisverordening worden de gegevens over de beide in de steekproef opgenomen producenten in de Unie gepresenteerd in geïndexeerde vorm of in de vorm van een bereik.

4.3.   Verbruik in de Unie

(133)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld door het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie op te tellen bij de invoer uit de VRC en derde landen op basis van de databank van artikel 14, lid 6. Het verkoopvolume van de producenten in de Unie werd getoetst en zo nodig geactualiseerd aan de hand van gecontroleerde informatie van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Het invoervolume werd gecontroleerd aan de hand van Eurostatgegevens.

(134)

Het verbruik in de Unie heeft zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 1

Verbruik in de Unie

 

2015

2016

2017

TNO

Verbruik (1 000 m2)

20 000 tot 25 000

17 000 tot 22 000

16 000 tot 21 000

13 000 tot 18 000

Index (2015 = 100)

100

89

84

65

Bron: Verzoek om nieuw onderzoek, databank van artikel 14, lid 6, Eurostat

(135)

Tijdens de beoordelingsperiode daalde het verbruik van het onderzochte product in de Unie met 35 %. De voornaamste daling (een verlies van 19 procentpunten) deed zich voor tussen 2017 en het TNO. De daling werd veroorzaakt door een lagere vraag van producenten in de Unie naar PV-modules.

(136)

Op de markt van de Unie werd zonneglas steeds meer gebruikt voor de bouw van kassen. De vraag (en het daaraan gekoppelde verbruik) bleef echter projectgebaseerd en beperkt in vergelijking met het huidige verbruik van zonneglas op de markt voor PV- en zonnemodules.

4.4.   Invoer uit de VRC in de Unie

4.4.1.   Volume van de invoer uit de VRC en marktaandeel

(137)

De Commissie heeft het invoervolume vastgesteld op basis van de databank van artikel 14, lid 6, en getoetst aan de gegevens van Eurostat. Het marktaandeel is bepaald aan de hand van het verbruik in de Unie als vermeld in tabel 1. Tijdens de beoordelingsperiode hebben de invoer in de Unie vanuit de VRC en het marktaandeel zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Volume van de invoer uit de VRC en marktaandeel

 

2015

2016

2017

TNO

Invoervolume uit de VRC (1 000 m2)

5 133

1 169

1 423

1 208

Index (2015 = 100)

100

23

28

24

Marktaandeel van de invoer uit de VRC (%)

24

6

8

9

Index (2015 = 100)

100

26

33

36

Bron: Verzoek om nieuw onderzoek, databank van artikel 14, lid 6, Eurostat.

(138)

Het volume van de invoer uit de VRC nam in de beoordelingsperiode met 76 % af, van meer dan 5 miljoen m2 in 2015 tot 1,2 miljoen m2 tijdens het TNO. Tijdens dezelfde periode daalde het marktaandeel van de invoer uit de VRC van 24 % naar 9 % (een daling van 64 %). De grootste daling van het marktaandeel (74 %) werd genoteerd tussen 2015 en 2016, na de vaststelling van de anti-absorptiemaatregelen in augustus 2015 (68), toen het voor het gehele land ingestelde antidumpingrecht werd verhoogd van 25 % naar 67,1 %. Tussen 2016 en het TNO nam het marktaandeel van invoer uit de VRC echter toe met 3 procentpunten en kwam het in het TNO uit op 9 %.

4.4.2.   Prijzen van de invoer uit de VRC en prijsonderbieding

(139)

Aangezien de Chinese producenten-exporteurs niet hebben meegewerkt, heeft de Commissie de gemiddelde invoerprijs bij invoer uit de VRC overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens, d.w.z. op basis van de informatie in de databank van artikel 14, lid 6. De gegevens werden gecontroleerd aan de hand van Eurostatgegevens. Tijdens het TNO bedroeg de gemiddelde invoerprijs 6,34 EUR/m2.

Tabel 3

Gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC

 

2015

2016

2017

TNO

Gemiddelde invoerprijs (EUR/m2)

5,02

7,66

5,79

6,34

Index (2015 = 100)

100

153

115

126

Bron: databank van artikel 14, lid 6; Eurostat.

(140)

In de beoordelingsperiode steeg de gemiddelde invoerprijs met 26 %. De prijs op de markt van de Unie steeg in dezelfde periode met 19 % (zie tabel 8).

(141)

De Commissie stelde vast dat de invoerprijzen onder de prijzen van de bedrijfstak van de Unie lagen. De Commissie stelde de prijsonderbieding tijdens het TNO vast aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde verkoopprijs die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie aanrekenden, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, met de gewogen gemiddelde prijs van de invoer uit China op cif-niveau (kosten, verzekering en vracht), met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer.

(142)

Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de hypothetische omzet in het TNO. Deze omzet werd berekend door de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie te vermenigvuldigen met de naar de Unie uitgevoerde hoeveelheden. De prijsvergelijking resulteerde voor de invoer uit de VRC op de markt van de Unie in een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van bijna 10 %.

4.5.   Invoer uit derde landen

(143)

Het volume van de invoer uit andere derde landen en het marktaandeel daarvan hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Invoer uit derde landen

 

2015

2016

2017

TNO

Invoer uit alle derde landen

(1 000 m2)

579

943

1 492

1 704

Index (2015 = 100)

100

163

258

294

Marktaandeel van de invoer uit alle derde landen (%)

3

5

8

12

Index (2015 = 100)

100

183

306

451

Prijs van de invoer uit alle derde landen (EUR/m2)

6,08

6,37

7,10

7,31

Index (2015 = 100)

100

105

117

120

Invoer uit de belangrijkste derde landen

Invoer uit Turkije (1 000 m2)

356

785

478

240

Index (2015 = 100)

100

221

134

67

Marktaandeel van de invoer uit Turkije (in %)

2

4

3

2

Index (2015 = 100)

100

248

159

103

Prijs van de invoer uit Turkije (EUR/m2)

5,97

6,54

6,54

6,38

Index (2015 = 100)

100

110

110

107

Invoer uit Maleisië (1 000 m2)

/

/

691

927

Index (2015 = 100)

/

/

100

134

Marktaandeel van de invoer uit Maleisië (in %)

/

/

4

7

Index (2015 = 100)

/

/

100

173

Prijs van de invoer uit Maleisië (EUR/m2)

/

/

8,16

8,43

Index (2015 = 100)

/

/

100

103

Invoer uit India (1 000 m2)

101

130

173

462

Index (2015 = 100)

100

130

172

460

Marktaandeel van de invoer uit India (in %)

0

1

1

3

Index (2015 = 100)

100

146

204

704

Prijs van de invoer uit India (EUR/m2)

5,51

4,48

5,03

5,43

Index (2015 = 100)

100

81

91

99

Invoer uit Taiwan (1 000 m2)

119

21

98

0

Index (2015 = 100)

100

18

83

0

Marktaandeel van de invoer uit Taiwan (in %)

1

0

1

0

Index (2015 = 100)

100

20

98

0

Prijs van de invoer uit Taiwan (EUR/m2)

6,76

7,59

6,43

4,45

Index (2015 = 100)

100

112

95

66

Invoer uit Oekraïne (1 000 m2)

3

5

40

68

Index (2015 = 100)

100

183

1 477

2 527

Marktaandeel van de invoer uit Oekraïne (in %)

0

0

0

0

Index (2015 = 100)

100

206

1 754

3 870

Prijs van de invoer uit Oekraïne (EUR/m2)

5,25

6,27

6,45

7,24

Index (2015 = 100)

100

119

123

138

Bron: databank van artikel 14, lid 6.

(144)

Het invoervolume uit alle derde landen is tijdens de beoordelingsperiode met 194 % gestegen. Het marktaandeel van deze invoer was in het TNO goed voor 12 %, tegenover 3 % in 2015. Het belangrijkste naar de Unie uitvoerende land dat niet aan maatregelen is onderworpen, is Maleisië, dat de markt pas in 2017 betrad maar tijdens het TNO al een marktaandeel van 7 % had verworven. De Indiase uitvoer nam ook aanzienlijk toe en bereikte in het TNO een marktaandeel van 3 %. Het marktaandeel van Turkije daalde van rond 4 % in 2016 tot 2 % in het TNO. Tot slot steeg de gemiddelde prijs van de totale niet aan maatregelen onderworpen invoer uit derde landen met 20 % in de beoordelingsperiode. Deze kwam uit op 7,31 EUR/m2 tijdens het TNO.

(145)

In de beoordelingsperiode lag de gemiddelde prijs van invoer uit de andere derde landen, met uitzondering van 2016, hoger dan de gemiddelde prijs van de invoer uit China. Tijdens het TNO lag de gemiddelde invoerprijs van de Chinese producenten (6,34 EUR/m2) ongeveer 13 % lager dan de gemiddelde prijs van de invoer uit de andere derde landen (7,31 EUR/m2).

4.6.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.6.1.   Algemene opmerkingen

(146)

Krachtens artikel 8, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie alle economische factoren en indicatoren onderzocht die tijdens de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren. Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren.

(147)

De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek en van de geverifieerde antwoorden op de vragenlijst. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie, en betreffen: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de subsidiemarge en herstel van subsidiëring in het verleden.

(148)

De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de geverifieerde antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. De gegevens hadden betrekking op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, en betreffen: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, gemiddelde loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. Beide gegevensreeksen bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

4.6.2.   Macro-economische indicatoren

4.6.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(149)

De Commissie heeft het productievolume en de capaciteit vastgesteld op basis van de gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek. De gegevens werden getoetst en zo nodig geactualiseerd aan de hand van gecontroleerde informatie van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(150)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2015

2016

2017

TNO

Geproduceerde hoeveelheid

(x 1 000 m2)

15 000 tot 18 000

15 000 tot 18 000

15 000 tot 18 000

11 000 tot 14 000

Index (2015 = 100)

100

103

99

74

Productiecapaciteit

(x 1 000 m2)

38 000 tot 42 000

38 000 tot 42 000

36 000 tot 41 000

33 000 tot 38 000

Index (2015 = 100)

100

102

95

89

Bezettingsgraad (%)

35 tot 43

35 tot 43

36 tot 44

30 tot 37

Index (2015 = 100)

100

101

104

83

Bron: Verzoek om nieuw onderzoek, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(151)

De verbeteringen van het productievolume, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad tussen 2015 en 2016 hielden verband met de verhoging van de antidumpingrechten naar aanleiding van het nieuwe onderzoek naar absorptie van rechten (69), terwijl de daling na die datum aansloot bij de in overweging 134 beschreven daling van het verbruik in de Unie.

(152)

In 2016 nam de totale productie in de Unie toe met 3 %, waarna deze twee jaar op een rij daalde, waarbij tussen 2015 en het TNO een daling van 26 % werd gerealiseerd. Er is een vergelijkbaar patroon waarneembaar voor de productiecapaciteit en de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie. Een belangrijke verklaring voor deze dalingen is het faillissement van een grote producent in de Unie in 2017 (Ducatt, die in 2015 goed was voor ongeveer 20 % van de productie en 15 % van de capaciteit in de Unie).

4.6.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel in de Unie

(153)

De Commissie heeft het verkoopvolume vastgesteld op basis van de gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek. De gegevens werden getoetst en zo nodig geactualiseerd aan de hand van gecontroleerde informatie van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode in de Unie als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Verkoopvolume en marktaandeel in de Unie

 

2015

2016

2017

TNO

Verkoopvolume (1 000 m2)

14 000 tot 17 000

15 000 tot 18 000

14 000 tot 17 000

9 000 tot 12 000

Index (2015 = 100)

100

108

97

71

Marktaandeel (%)

73

89

84

79

Index (2015 = 100)

100

122

115

108

Bron: Verzoek om nieuw onderzoek, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst, databank van artikel 14, lid 6, Eurostat.

(154)

Tussen 2015 en 2016 is het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie met 8 % gestegen. In 2017 daalde het verkoopvolume in een jaar tijd met 11 % en lag het 3 % onder het niveau van 2015. Tijdens het TNO daalde de verkoop van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijker, en kwam 29 % lager uit dan in 2015. Het marktaandeel vertoont een vergelijkbaar patroon, al steeg het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van 73 % in 2015 naar 79 % tijdens het TNO aangezien het verbruik in de Unie in diezelfde periode met 35 % daalde (zie tabel 1).

4.6.2.3.   Groei

(155)

Tussen 2015 en het TNO is het verbruik van zonneglas gedaald met 35 %. De daling van het verbruik had een negatief effect op de productie en het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie. Het productievolume is evenwel met slechts 26 % gedaald, en het verkoopvolume met 29 %. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie steeg daarentegen met 8 %.

4.6.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(156)

De Commissie heeft de werkgelegenheids- en productiviteitsgegevens vastgesteld op basis van de gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek. De gegevens werden getoetst en zo nodig geactualiseerd aan de hand van gecontroleerde informatie van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. In de beoordelingsperiode hebben de werkgelegenheid en productiviteit in de bedrijfstak van de Unie zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2015

2016

2017

TNO

Aantal werknemers (voltijdequivalenten)

546

514

458

403

Index (2015 = 100)

100

94

84

74

Productiviteit (m2/werknemer)

29 896

32 840

35 189

29 917

Index (2015 = 100)

100

110

118

100

Bron: Verzoek om nieuw onderzoek, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(157)

Tijdens de beoordelingsperiode daalde de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie met 26 %. Deze daling houdt verband met een productiedaling van 29 % in dezelfde periode (zie tabel 5).

4.6.2.5.   Omvang van de subsidiëring en herstel van subsidiëring in het verleden

(158)

Zoals uitgelegd in punt 4.4 is het marktaandeel van de invoer uit de VRC sinds 2016 toegenomen en kwam het in het TNO uit op 9 %. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek bleef er sprake van aanzienlijke subsidiëring, zoals in punt 3 toegelicht, en bleven de Chinese producenten-exporteurs de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie in aanzienlijke mate onderbieden.

(159)

Uit de analyse van de schade-indicatoren kan echter worden afgeleid dat het hogere recht dat in 2015 werd ingesteld naar aanleiding van een nieuw onderzoek naar absorptie van rechten een positief effect heeft gehad op de bedrijfstak van de Unie, die zich herstelde van de eerdere subsidiëring. De bedrijfstak van de Unie bleef echter onder druk staan door de invoer met subsidiëring. Vanwege het effect van de toenemende omvang van laaggeprijsde invoer met subsidie vanuit de VRC en de werkelijke compenserende marges kon de bedrijfstak van de Unie niet volledig van de eerdere subsidiëring herstellen.

4.6.3.   Micro-economische indicatoren

4.6.3.1.   Prijzen

(160)

De gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie bij verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Verkoopprijzen en productiekosten

 

2015

2016

2017

TNO

Eenheidsprijs op de markt van de Unie (EUR/m2)

5 tot 8

6 tot 9

7 tot 10

7 tot 10

Index (2015 = 100)

100

111

117

119

Productiekosten per eenheid (EUR/m2)

5 tot 8

5 tot 8

5 tot 8

5 tot 8

Index (2015 = 100)

100

96

94

98

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(161)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg de gemiddelde verkoopprijs per eenheid met 19 %. De productiekosten bleven echter min of meer stabiel.

4.6.3.2.   Loonkosten

(162)

Tijdens de beoordelingsperiode hebben de gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Loonkosten

 

2015

2016

2017

TNO

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

36 259

38 171

40 781

42 931

Index (2015 = 100)

100

105

112

118

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(163)

De gemiddelde loonkosten per werknemer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn tussen 2015 en het TNO toegenomen met 18 %.

4.6.3.3.   Voorraden

(164)

Tijdens de beoordelingsperiode hebben de voorraden van de bedrijfstak van de Unie zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Voorraden

 

2015

2016

2017

TNO

Eindvoorraad (1 000 m2)

1 200 tot 1 500

1 300 tot 1 600

1 300 tot 1 600

1 400 tot 1 700

Index

(2015 = 100)

100

125

131

132

Eindvoorraad als percentage van de productie (%)

12,5

14,4

13,7

16,2

Index

(2015 = 100)

100

115

109

129

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(165)

De voorraden namen tijdens de beoordelingsperiode toe met 32 % in absolute zin en met 29 % in relatieve zin. Aangezien het onderzochte product echter per afnemer verschilde qua afmetingen, patroon, coating enz., vervaardigden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie het product uitsluitend op orderbasis. De voorraden van deze ondernemingen omvatten zodoende producten die gaandeweg het desbetreffende jaar werden geproduceerd, maar voor latere verkoop aan een specifieke afnemer bestemd waren.

4.6.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(166)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen

 

2015

2016

2017

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

– 10 tot 0

5 tot 15

5 tot 15

5 tot 15

Index (2015 = 100)

– 100

192

236

214

Kasstroom (1 000 EUR)

2 000 tot 5 000

10 000 tot 13 000

15 000 tot 18 000

13 000 tot 16 000

Index (2015 = 100)

100

437

581

465

Investeringen (1 000 EUR)

4 000 tot 7 000

0 tot 3 000

1 000 tot 4 000

1 000 tot 4 000

Index (2015 = 100)

100

12

23

25

Rendement van investeringen (% van nettoactiva)

– 10-0

20-30

40-50

30-40

Index (2015 = 100)

– 100

355

549

481

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(167)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de aldus gerealiseerde omzet. Tijdens de beoordelingsperiode steeg de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie van [-10 % — 0 %] tot [5 % — 15 %], terwijl de kasstroom met 365 % verbeterde. Tijdens de beoordelingsperiode zijn de nominale investeringen met 75 % gedaald. Het rendement van investeringen, uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de vaste activa, is in het TNO sterk gestegen.

(168)

De trend van de kasstroom, die het vermogen van een bedrijfstak om haar activiteiten zelf te financieren weergeeft, was tijdens de beoordelingsperiode positief. Door de verbeterde winstgevendheid en kasstroom nam het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om kapitaal aan te trekken tussen 2015 en het TNO aanzienlijk toe.

4.6.4.   Conclusie met betrekking tot schade

(169)

In de beoordelingsperiode werden de economische indicatoren van de bedrijfstak van de Unie beïnvloed door een daling van het verbruik van zonneglas in de Unie met 35 % tussen 2015 en het TNO.

(170)

Ondanks de daling van het verbruik bleef het productievolume van de bedrijfstak van de Unie tussen 2015 en 2017 relatief stabiel. Het productievolume daalde tussen 2017 en het TNO aanzienlijk (met 25 %). Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie steeg van 73 % in 2015 naar 79 % in het TNO.

(171)

Hoewel het marktaandeel van de Chinese invoer aanvankelijk daalde na de instelling van maatregelen tegen de absorptie van rechten in augustus 2015, bleef het marktaandeel van de Chinese invoer tijdens het TNO betrekkelijk groot (9 %).

(172)

De macro-economische indicatoren duiden erop dat de bedrijfstak van de Unie kwetsbaar is. Ze verbeterden na de instelling van maatregelen tegen de absorptie van rechten in 2015, maar verslechterden vervolgens weer als gevolg van het verminderde verbruik in de Unie. Zoals uitgelegd in punt 4.6 is dit patroon waarneembaar wat betreft de productie, de productiecapaciteit, de bezettingsgraad, het verkoopvolume en het marktaandeel en de productiviteit in de Unie. Het aantal werknemers daalde in de beoordelingsperiode gestaag.

(173)

De micro-economische indicatoren duiden evenwel op een verbetering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie. In de beoordelingsperiode bleven de productiekosten per eenheid stabiel, terwijl de prijzen op de markt van de Unie stegen. Deze positieve ontwikkeling is terug te zien in de winstgevendheid, die steeg van [-10 % — 0 %] in 2015 naar [5 % — 15 %] in het TNO.

(174)

De Commissie constateerde op basis hiervan dat de bedrijfstak van de Unie zich grotendeels heeft hersteld van de aanmerkelijke schade die werd veroorzaakt door de invoer met subsidiëring uit de VRC in de zin van artikel 8, lid 4, van de basisverordening. Desondanks bleef de situatie van de bedrijfstak van de Unie kwetsbaar door de daling van het verbruik in de Unie en het relatief grote marktaandeel van de Chinese invoer met subsidiëring.

5.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

5.1.   Opmerkingen vooraf

(175)

Aangezien de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade meer leed, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de basisverordening onderzocht of een herhaling van schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen komen te vervallen.

(176)

Om de waarschijnlijkheid van herhaling van schade vast te stellen, werden de volgende elementen onderzocht: de productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.

(177)

Wegens het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs is de analyse van de productie- en de reservecapaciteit in de VRC overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens. Hierbij baseerde de Commissie zich op de databank van artikel 14, lid 6, Eurostat en het door de indiener van het verzoek om een nieuw onderzoek ingediende bewijsmateriaal.

(178)

De Commissie heeft nader onderzoek gedaan naar de effecten van de waarschijnlijke herhaling van de invoer met subsidiëring op de bedrijfstak van de Unie. Bij de analyse werd ook rekening gehouden met de verwachte toekomstige stijging van het verbruik van zonneglas in de Unie en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie aan het eind van de beoordelingsperiode.

5.2.   Waarschijnlijkheid van verlegging van de invoer met subsidiëring naar de markt van de Unie indien de maatregelen komen te vervallen

5.2.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(179)

China is de grootste producent van zonneglas in de wereld. Sinds 2015 is de Chinese productiecapaciteit aanzienlijk gestegen, van 460 miljoen m2 in 2015 naar bijna 770 miljoen m2 tijdens het TNO. Die capaciteit ligt ver boven het binnenlands verbruik, dat sinds 2018 negatief wordt beïnvloed door het 531-beleid van de Chinese overheid, zoals genoemd in overweging 32.

(180)

Tegelijkertijd zijn er aanwijzingen dat de capaciteit van bepaalde Chinese producenten-exporteurs toeneemt (70).

5.2.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(181)

De markt van de Unie is vrij omvangrijk en zal in de toekomst waarschijnlijk groeien (71). Na een initiële daling tussen 2015 en 2016 neemt de invoer van de Chinese producenten-exporteurs sinds 2016 toe, om tijdens het TNO uit te komen op 9 %. Hieruit blijkt dat de markt van de Unie ondanks de geldende maatregelen aantrekkelijk is gebleven voor Chinese producenten-exporteurs.

(182)

Bovendien lagen de prijzen in de Unie in het TNO relatief hoger dan de prijzen van de huidige invoer uit China (zie de tabellen 4 en 9). Tijdens het TNO lagen de Chinese invoerprijzen onder de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie. Hierdoor is de markt van de Unie aantrekkelijk wat de prijs betreft. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat de Chinese uitvoer vanwege de lage prijs goed ingang zal vinden bij afnemers in de Unie indien de maatregelen komen te vervallen.

(183)

Daarnaast gelden er in andere belangrijke markten (India en Turkije) handelsbeschermingsmaatregelen tegen de invoer van het onderzochte product, waardoor het voor Chinese producenten-exporteurs moeilijker wordt om naar deze markten uit te voeren, en waardoor de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, waarnaar deze uitvoer kan worden verlegd indien de maatregelen op de invoer van zonneglas niet worden verlengd, verder wordt vergroot.

5.2.3.   Conclusie

(184)

Gezien de hoge reservecapaciteit in China, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de relatief hoge prijzen in de Unie is het waarschijnlijk dat het vervallen van de maatregelen zou resulteren in een aanzienlijke uitvoer van Chinees zonneglas met subsidiëring naar de Unie, tegen een lagere prijs dan de prijs van de bedrijfstak van de Unie.

5.3.   Effect op de toestand van de bedrijfstak van de Unie

(185)

De Commissie heeft onderzocht welke invloed de schade-indicatoren waarschijnlijk zouden ondervinden indien de maatregelen zouden vervallen.

(186)

Volgens de producenten in de Unie zou de waarschijnlijke toename van de invoer met subsidiëring uit China zeer nadelig uitpakken voor hun financiële situatie. Volgens hen zouden de gebruikers waarschijnlijk eerder kiezen voor goedkoop zonneglas uit China en zich minder richten op de bedrijfstak van de Unie als belangrijkste leverancier. Zij stelden dat de verkoop van zonneglas aan hun afnemers daardoor met 30 % tot 75 % zou dalen, afhankelijk van de onderneming en de afnemer. Zij waren van mening dat de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onder druk zouden komen te staan als gevolg van de lage Chinese prijzen, en zouden dalen met 0,9-2,6 EUR/m2, afhankelijk van de afnemer en het product. Bovendien waren de producenten in de Unie van mening dat tuinbouwglas minder gevolgen zou ondervinden, aangezien het zonneglas dat bij de bouw van kassen wordt gebruikt, in een specifieke vorm wordt gesneden, de orders projectgebaseerd zijn en een tijdige levering een belangrijke rol speelt.

(187)

Op basis van de bovenstaande aannames heeft de bedrijfstak van de Unie verschillende scenario’s voor de waarschijnlijke impact van het vervallen van de maatregelen op zijn financiële situatie uitgewerkt en het effect van een omzet- en/of prijsdaling op zijn kostenstructuur gesimuleerd. In een van de scenario’s werd uitgegaan van de verwachte marktgroei. Bij alle verschillende scenario’s lieten de simulaties zien dat het vervallen van de maatregelen zou leiden tot aanzienlijke verliezen voor de bedrijfstak van de Unie.

(188)

De Commissie heeft onderzocht of de bovenstaande scenario’s realistisch waren. Tussen 2009 en 2012 (vóór de instelling van de maatregelen) steeg de invoer van zonneglas in de Unie van 1,2 miljoen m2 (2009) tot 8,35 miljoen m2 (2012). Door de scherpe stijging van laaggeprijsde invoer is de prijs gedaald, het marktaandeel afgenomen en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie verslechterd, en heeft de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade geleden (72).

(189)

In dit verband onderzocht de Commissie de waarschijnlijke impact van laaggeprijsde invoer op de huidige situatie van de bedrijfstak van de Unie, met de gecontroleerde informatie van de producenten in de Unie als vertrekpunt. Zij was van mening dat laaggeprijsd zonneglas uit China bij een terugkeer op de markt van de Unie in potentie eerst marktaandeel zou winnen ten koste van de bedrijfstak van de Unie om vervolgens het marktaandeel van de uitvoer van producenten uit derde landen naar de Unie over te nemen.

(190)

In dit verband onderzocht de Commissie de waarschijnlijke impact van laaggeprijsde invoer op de huidige situatie van de bedrijfstak van de Unie, met de gecontroleerde informatie van de producenten in de Unie als vertrekpunt. Op grond van hetgeen in het oorspronkelijke onderzoek is vastgesteld, ging zij ervan uit dat indien de invoer van laaggeprijsd zonneglas uit China op de markt van de Unie weer zou toenemen, die in potentie eerst marktaandeel zou winnen ten koste van de bedrijfstak van de Unie om vervolgens het marktaandeel van de uitvoer van producenten uit derde landen naar de Unie over te nemen.

(191)

Op basis hiervan heeft de Commissie berekend dat een stijging van de laaggeprijsde invoer uit China met 3,5 miljoen m2 ten koste van het verkoopvolume van de Unie zou leiden tot een daling van de productie in de Unie en tot een stijging van de productiekosten per eenheid in verband met vaste kosten, waarbij de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie zou dalen tot het break-evenpoint (d.w.z. het punt waarop de inkomsten gelijk zijn aan de som van vaste en variabele kosten).

(192)

Deze berekening is conservatief. Gezien de grote productiecapaciteit van de Chinese ondernemingen en hun huidige lage prijzen, die beduidend lager liggen dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, zullen de Chinese producenten-exporteurs waarschijnlijk meer dan 3,5 miljoen m2 uitvoeren en de prijzen in de Unie naar beneden drukken, met verdere verliezen en schade voor de bedrijfstak van de Unie tot gevolg.

(193)

Bovendien produceert de bedrijfstak van de Unie niet met het oog op voorraadvorming, maar op basis van contracten of orders van afnemers (zie punt 4.6.3.3, Voorraden). Daarom kunnen betekenisvolle omzetdalingen bij de ondernemingen leiden tot onhoudbare verliezen en faillissementen.

5.4.   Conclusie over de waarschijnlijkheid van herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie

(194)

Daarom heeft de Commissie geconcludeerd dat het vervallen van de maatregelen ten aanzien van de invoer uit de VRC waarschijnlijk op korte termijn zou leiden tot herhaling van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie.

6.   BELANG VAN DE UNIE

(195)

Overeenkomstig artikel 31 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of duidelijk kon worden geconcludeerd dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling dat herhaling van de schade veroorzakende subsidiëring waarschijnlijk is. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie en gebruikers.

6.1.   Belangen van de bedrijfstak van de Unie

(196)

In overweging 194 werd geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ernstig zou verslechteren indien de compenserende maatregelen zouden komen te vervallen. Derhalve zou de voortzetting van de maatregelen ten goede komen aan de bedrijfstak van de Unie, die zijn verkoopvolume, marktaandeel en winstgevendheid zou kunnen handhaven en zijn algemene economische positie zou kunnen verbeteren.

(197)

De stopzetting van de maatregelen veroorzaakt waarschijnlijk juist een aanzienlijke stijging van de Chinese invoer naar de markt van de Unie tegen gesubsidieerde prijzen en met prijsonderbiedingen, die de bedrijfstak van de Unie opnieuw schade zou berokkenen en de levensvatbaarheid ervan in gevaar zou brengen.

6.2.   Belang van de gebruikers

(198)

In de inleidende fase zijn meer dan veertig gebruikers benaderd. Vier gebruikers hebben antwoorden op de vragenlijst ingestuurd.

(199)

Verschillende gebruikers van zonneglas (producenten van fotothermische en PV-modules) hebben aangegeven dat zij tegen de instandhouding van de maatregelen zijn.

(200)

De argumenten van de gebruikers hadden betrekking op de gestegen productiekosten, het vermogen van de zonneglasproducenten om aan de vraag te voldoen, de geplande investeringen in de zonnepanelenproductie en de milieuaspecten. Ook wezen zij erop dat de bedrijfstak van de Unie na de beëindiging van de antidumping- en compenserende rechten op de invoer van PV-modules en -cellen uit China te lijden had van oneerlijke concurrentie uit China. De gebruikers vonden het oneerlijk dat de invoer van een van de componenten van PV-modules (d.w.z. zonneglas) nog steeds aan rechten onderhevig is terwijl er momenteel geen handelsbeschermende maatregelen gelden voor zonnecellen en -modules (73). Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde EU ProSun dat er geen sprake was van een coherente aanpak van de sector. Hoewel de maatregelen ten aanzien van de invoer van zonnemodules en -cellen zijn vervallen, is de Commissie bereid de maatregelen inzake zonneglas te handhaven. Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde ESMC, de bedrijfstakvereniging van de zonne-energiesector van de Unie, ook dat de handhaving van invoerrechten op zonneglas voor de huidige fabrikanten van zonnemodules in de Unie moeilijkheden zou opleveren, aangezien dat hun kosten voor glas verhoogt, terwijl modules die in de Unie worden ingevoerd niet aan die rechten zijn onderworpen, zelfs wanneer Chinees glas wordt gebruikt.

(201)

De Commissie herinnerde eraan dat de niet-handhaving van de maatregelen tegen zonnemodules in september 2018 niet betekent dat de producenten van zonnemodules ook aanspraak kunnen maken op de beëindiging van de maatregelen ten aanzien van upstreamproducten. Overeenkomstig artikel 31 van de basisverordening moet de Commissie immers in elk onderzoek het belang van de Unie op zijn eigen merites beoordelen. De Commissie heeft derhalve onderzocht of de handhaving van de maatregelen voor zonneglas een onevenredig negatief effect zou hebben op de gebruikers, zoals hieronder nader wordt uiteengezet.

6.2.1.   Productiekosten

(202)

Verschillende gebruikers stelden dat de maatregelen een negatief effect hadden op hun bedrijf, omdat de rechten leidden tot hogere productiekosten. Het feit dat zij hogere prijzen moesten betalen dan hun concurrenten buiten de Unie leverde volgens hen een direct concurrentienadeel op voor zonnepanelenproducenten in de Unie ten opzichte van ingevoerde zonnepanelen. De gebruikers stelden verder dat, hoewel de verschillende componenten van PV-modules de afgelopen jaren aanzienlijk goedkoper zijn geworden, de prijs van zonneglas op hetzelfde niveau is gebleven, waardoor het aandeel ervan in de kosten van PV-modules was gestegen. Zonneglas is daarom nu de op een na grootste kostenpost van een zonnepaneel.

(203)

Bovendien merkten de gebruikers op dat de meeste door hen geproduceerde modules weliswaar van glas zijn aan de voorzijde met plasticfolie op de achterzijde, maar dat zij in toenemende mate modules produceren met glas aan beide kanten. Aangezien er voor een module met glas aan beide kanten twee glasplaten nodig zijn in plaats van één, verdubbelt het aandeel van het zonneglas in de productiekosten.

(204)

EU ProSun, dat verschillende gebruikers vertegenwoordigt, stelde dat zonneglas 10 % van de kosten van het zonnepaneel uitmaakt. Twee andere gebruikers voerden aan dat het aandeel van het glas in hun kosten respectievelijk 7 % en 10 % bedroeg voor een module met glas en folie, en respectievelijk 14 % en 22 % voor een module met glas aan beide kanten.

(205)

Volgens EU ProSun bedraagt het kosteneffect van de maatregelen 3 % voor een module met glas en folie en 6 % voor een module met glas aan beide kanten.

(206)

EU ProSun Glass, de branchevereniging van de zonneglassector in de Unie, stelde dat de rechten maar een beperkt effect hadden op de productiekosten van de module. De vereniging kwam met berekeningen waaruit bleek dat zonneglas, uitgaande van de huidige zonneglasprijzen in de Unie, 4 % van de kosten van de PV-module uitmaakte. De extra kosten als gevolg van de geldende maatregelen maakten volgens de berekening, uitgaande van de actuele Chinese prijsaanbiedingen, 1,5 % van de kosten van een afgewerkte module uit. Volgens EU ProSun was het effect van de aanvullende kosten voor gebruikers nog kleiner, aangezien de meeste gebruikers in de Unie actief waren in het residentiële marktsegment en naast de modules ook complete sets verkochten, inclusief installatie en accu. Bij de verkoop van een complete set maakte het glas in de module minder dan 0,5 % van de kosten uit.

(207)

In het oorspronkelijke onderzoek werd aangenomen dat zonneglas slechts een beperkt aandeel (6 % à 8 %) had in de kosten van zonnemodules (74). Bovendien werd — aangezien de gebruikers aanzienlijke hoeveelheden zonneglas kochten bij producenten in de Unie en zij het glas ook konden afnemen in andere landen dan de VRC — geconcludeerd dat de oorspronkelijke maatregelen een effect van minder dan 1 % hadden op de kosten van de zonnemodules.

(208)

Sinds het oorspronkelijke onderzoek is het antidumpingrecht echter verhoogd van 25 % naar 67 %, wat een extra kosteneffect inhoudt ten opzichte van de situatie ten tijde van het oorspronkelijke onderzoek.

(209)

De Commissie oordeelde dat de kostenstructuur van zonnemodules ondanks de argumenten van de gebruikers sinds het oorspronkelijke onderzoek niet aanzienlijk is gewijzigd. Volgens een studie van een onafhankelijk instituut, op basis van het prijsniveau van 2017-2018, had zonneglas een relatief aandeel van gemiddeld 9 % in de kosten van de module (75), oftewel niet veel hoger dan de schatting van 6 % à 8 % in het initiële onderzoek. De Commissie stelde vast dat dit overeenkwam met de informatie van de gebruikers volgens welke het aandeel van glas in de kosten van de module 7 % à 10 % bedroeg (zie overweging 204).

(210)

Wat het toegenomen marktaandeel van modules met glas aan beide kanten betreft, stelde de Commissie vast dat dit type tijdens het TNO goed was voor ongeveer 10 % van het verbruik in de Unie en dus nog een bescheiden relatief marktaandeel had. Hoewel het percentage toeneemt, is de verwachting niet dat het in de komende vijf jaar boven 30 % zal uitkomen (76).

(211)

Tot slot kochten de gebruikers het merendeel van het glas nog steeds op de markt van de Unie en gaven verschillende gebruikers aan dat ook te zullen blijven doen als de maatregelen komen te vervallen.

(212)

Op basis van de bovenstaande elementen stelde de Commissie vast dat de maatregelen een groter effect hadden op de kosten van gebruikers dan het geval was in het oorspronkelijk onderzoek, en wel als gevolg van de kleine relatieve stijging van het aandeel van zonneglas in de productiekosten van zonnemodules zoals bedoeld in overweging 209, de stijgende productie van modules met glas aan beide kanten en de verhoging van het percentage van de rechten. De Commissie raamde het kosteneffect van de maatregelen op producenten van PV-modules op 2 % tot 3 %.

(213)

Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde EU ProSun dat de door de Commissie in overweging 209 aangehaalde informatie van het Fraunhofer-Institut für Solare Energiesysteme ISE (“Fraunhofer-Institut”) over het aandeel van de kosten van zonneglas in de kosten van zonnemodules achterhaald was. Volgens nieuwe informatie die EU ProSun van het Fraunhofer-Institut heeft ontvangen, is het aandeel van de kosten van zonneglas in de kosten van zonnemodules sinds 2019 gestegen van 9 % tot 11 %. Bovendien stelde EU ProSun dat volgens dezelfde bron het toekomstige aandeel van de modules met glas aan beide kanten groter zou zijn dan wat de Commissie in overweging 210 vermeldt, omdat de door de Commissie in die overweging genoemde studie betrekking had op de wereldmarkt, en niet alleen op de markt van de Unie. Volgens het Fraunhofer-Institut zou het aandeel van de modules met glas aan beide kanten op de markt van de Unie naar verwachting hoger uitvallen. EU ProSun stelde verder dat het aandeel van de modules met glas aan beide kanten thans 18,5 % in plaats van de in de studie vermelde 10 % bedraagt.

(214)

EU ProSun stelde ook dat de marges van de zonnepanelenindustrie meestal minder dan 5 % of zelfs negatief waren. Zij betoogde dat de markt voor zonnemodules in de Unie dus zeer prijsgevoelig was en dat een verdere stijging van de kosten met 2 tot 3 % tot verdere bedrijfssluitingen en ontslagen zou leiden.

(215)

De Commissie heeft nota genomen van de informatie die het Fraunhofer-Institut aan EU ProSun heeft verstrekt over de stijging van het aandeel van de kosten van zonneglas in de kosten van zonnemodules sinds 2019. Zij merkte op dat deze ontwikkeling niet binnen het tijdvak van het nieuwe onderzoek valt en alleen relevant kan zijn bij de beoordeling van de toekomstige lasten voor de fabrikanten van zonnemodules. Wat het marktaandeel van de modules met glas aan beide kanten betreft, heeft zij er voorts nota van genomen dat de in overweging 210 bedoelde studie betrekking had op de wereldmarkt en dat de situatie en de toekomstperspectieven in de Unie kunnen verschillen. Wat het exacte aandeel betreft, leek het door EU ProSun genoemde aandeel van 18,5 % haar echter door geen enkel bewijs te worden gestaafd. Bij haar onderzoek van de gecontroleerde gegevens van de producenten in de Unie in het onderzoektijdvak heeft de Commissie vastgesteld dat het huidige marktaandeel van de modules met glas aan beide kanten slechts 14 % bedroeg. Aangezien de twee gecontroleerde producenten goed waren voor meer dan 80 % van de verkoop van zonneglas in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, concludeerde de Commissie dat dit aandeel representatief was voor de situatie op de markt.

(216)

Ook als het aandeel van de modules met glas aan beide kanten na het tijdvak van het nieuwe onderzoek licht gestegen was, dan nog zou het niet afdoen aan de conclusie dat de kosten voor de gebruikers in geval van handhaving van de maatregelen op hun huidige niveau beperkt zouden blijven. Zoals door EU ProSun en verschillende gebruikers is bevestigd, kochten de laatstgenoemden aanzienlijke hoeveelheden zonneglas bij de producenten in de Unie, en dit zou volgens de gebruikers in de toekomst niet veranderen. Bovendien konden gebruikers zonneglas invoeren uit andere landen ten aanzien waarvan geen maatregelen gelden, en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek had het uit die landen ingevoerde glas een marktaandeel van 12 % (zie tabel 4).

(217)

Aangaande het argument van de gebruikers dat een verdere stijging van de kosten met 2 tot 3 % zou leiden tot verdere bedrijfssluitingen en ontslagen herinnerde de Commissie eraan dat handhaving van de maatregelen niet zou mogen leiden tot verdere prijsstijgingen, aangezien alleen de reeds bestaande rechten op zonneglas uit China behouden blijven. Zoals in overweging 216 in herinnering is gebracht, zullen de gebruikers vanwege de geografische nabijheid het merendeel van het zonneglas blijven betrekken van producenten in de Unie en/of kunnen zij zonneglas invoeren uit andere landen ten aanzien waarvan geen maatregelen gelden, zoals Turkije, Maleisië en India.

(218)

Op basis hiervan heeft de Commissie geconcludeerd dat handhaving van de maatregelen nu waarschijnlijk zal resulteren in hogere productiekosten voor de gebruikers in vergelijking met de kosten van de oorspronkelijke maatregelen, aangezien het aandeel van de kosten voor glas in de totale productiekosten licht is gestegen. De Commissie kwam echter tot de conclusie dat de kosten voor de gebruikers in verhouding tot de totale productiekosten nog steeds beperkt zouden blijven en dus niet cruciaal zouden worden om hun activiteiten in de Unie te behouden.

6.2.2.   Productiecapaciteit van zonneglas in de Unie

(219)

Volgens de gebruikers beschikt de zonneglassector van de Unie over onvoldoende productiecapaciteit om te voldoen aan de vraag naar zonneglas op de markt. Verder gaven zij aan dat de zonneglasproducenten in de Unie hun capaciteit niet hebben verhoogd en dat ook niet voornemens zijn. Zij stellen dat de huidige productiecapaciteit lager ligt dan de huidige vraag naar zonneglas. Volgens de gebruikers dwingt deze situatie hen ertoe om ingevoerd glas uit andere landen te gebruiken, zoals Maleisië of Turkije, of om het glas tegen hogere kosten in te voeren uit China. Volgens hen is het ingevoerde glas uit die landen echter niet altijd van de benodigde kwaliteit.

(220)

De bedrijfstak van de Unie was evenwel van mening dat het marktaanbod aan zonneglas toereikend was om aan de vraag te voldoen. De bedrijfstak gaf aan nooit enige levering aan zonnepanelenproducenten in de Unie te hebben geweigerd vanwege een vermeend capaciteitsgebrek. De sector was juist graag bereid mogelijke aanvullende orders te bespreken en bevestigde in staat te zijn om grotere hoeveelheden te leveren.

(221)

De Commissie constateerde ten eerste dat het verbruik van zonneglas tijdens het TNO [13-18] miljoen m2 bedroeg (zie tabel 1). Ten tweede lag de totale, door de Commissie geverifieerde productie van de bedrijfstak van de Unie in de orde van [11-14] miljoen m2. Ten derde was de totale geverifieerde capaciteit van de twee producenten in de Unie [14-18] miljoen m2.

(222)

Bijgevolg concludeerde de Commissie dat de twee gecontroleerde producenten van zonneglas alleen al tijdens het TNO beschikten over een reservecapaciteit van [5-8,5] miljoen m2, die zonder verdere investeringen kon worden geleverd. De Commissie oordeelde aldus dat dit argument van de gebruikers ongegrond was.

(223)

Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde EU ProSun dat na het tijdvak van het nieuwe onderzoek de productiecapaciteit van de producenten van zonneglas de vraag van de gebruikers van zonneglas al niet meer dekte, aangezien twee van de gebruikers in 2019/2020 hebben geïnvesteerd in een nieuwe capaciteit van in totaal 950 MW. Op basis hiervan stelde EU ProSun dat het aanbod van zonneglas op de markt nu al onvoldoende was. In antwoord op dit argument herhaalde EU ProSun Glass, die de producenten in de Unie vertegenwoordigt, na de mededeling van feiten en overwegingen dat een aantal grote producenten van zonnepanelen die EU ProSun voorstelt als zijnde actief op de markt, hun productie reeds hadden gestaakt. De nieuw gecreëerde capaciteit verving dus de eerder bestaande.

(224)

De Commissie merkte ten eerste op dat de producenten van zonnemodules volgens de informatie van EU ProSun in 2019 een gecombineerde capaciteit van meer dan 5 GW hadden. Zij merkte echter ook op dat enkele van de producenten van zonnemodules inderdaad de productie hadden gestaakt. De gecombineerde capaciteit van de bedrijven die hun productie hebben gestaakt, bedroeg meer dan 1 GW (77). De bevindingen van de Commissie bevestigden dus dat de nieuwe capaciteit, waaronder de investeringen van een aantal van de door EU ProSun genoemde ondernemingen in 2019/2020, ten dele een vervanging was.

(225)

Ten tweede was de Commissie van mening dat de bestaande en de nieuwe capaciteit niet noodzakelijkerwijs overeenkwamen met de productie van zonnemodules. Volgens gegevens van EU ProSun werd in 2019 minder dan de helft van de productiecapaciteit voor zonnemodules daadwerkelijk gebruikt. Daarom meende de Commissie dat de nieuwe capaciteit niet of althans niet onmiddellijk na de realisatie ervan automatisch resulteerde in een equivalente productie en groei van de vraag naar zonneglas.

(226)

Ten derde herinnerde de Commissie eraan dat er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, naast de twee gecontroleerde producenten van zonneglas, nog andere producenten van zonneglas bestonden. Volgens de informatie van de zonneglasbedrijfstak van de Unie bedroeg de totale capaciteit van de producenten van zonneglas tussen [33-38] miljoen m2 (zie tabel 5) (78). De totale capaciteit van zonneglas op de markt is dus bijna drie keer zo groot als de huidige productie.

(227)

Op basis hiervan heeft de Commissie het argument van EU ProSun dat het aanbod van zonneglas op de markt van de Unie momenteel ontoereikend is, afgewezen.

6.2.3.   Toekomstige groei van de markt

(228)

Alle belanghebbenden waren het erover eens dat de vraag naar zonnepanelen en dus naar zonneglas toenam en in de komende jaren aanzienlijk zal groeien. Belangrijke aanjagers zijn het streefcijfer van de Unie voor 2030 inzake hernieuwbare energie, de mogelijke bijstelling ervan naar boven en de Europese Green Deal in algemene zin, die klimaatneutraliteit en het stimuleren van de EU-industrie voor groene technologie nastreeft, waaronder hernieuwbare energie en andere koolstofarme technologieën. Er wordt groei verwacht in alle marktsegmenten (huizen, bedrijfsleven, industrie en nutsbedrijven), afhankelijk van de ontwikkeling van het overheidsbeleid per lidstaat.

(229)

Momenteel wordt in de Unie voor een vermogen van 1,7 GW aan zonnemodules geproduceerd (79). Met het oog op de verwachte stijging van de vraag lieten verschillende gebruikers in Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Slovenië weten dat zij werkten aan een uitbreiding van hun productiecapaciteit. Alles bij elkaar leveren de geplande investeringen van de gebruikers in de komende 2 à 3 jaar bovenop de in punt 6.2.2 genoemde 900 MW nog 2,9 GW aan extra productie op indien de geplande nieuwe capaciteit volledig wordt gerealiseerd en benut. Dit zou een verdrievoudiging van de productie van PV-modules betekenen. Daarnaast stelde EU ProSun dat een van de geplande investeringen in de tweede fase van de uitvoering ervan nog een extra capaciteit van 2 GW zou opleveren. Zij verwees ook naar een Zwitsers-Duitse onderneming die bereid was te investeren in een productie van nagenoeg een GW.

(230)

Op basis hiervan stelden EU ProSun en sommige gebruikers dat hun geplande investeringen in gevaar zouden komen als de maatregelen in stand zouden blijven, aangezien dat extra kosten met zich zou meebrengen en het aanbod van zonneglas op de markt onvoldoende zou zijn.

(231)

De zonneglassector van de Unie vond dat de recent aangekondigde opschaling van de capaciteit gunstig zou zijn voor de bedrijfstak. De sector was daarbij wel van mening dat de geplande nieuwe capaciteit voor een deel de capaciteit van gesloten fabrieken verving. Bovendien zouden de nieuwe investeringen mogelijk niet helemaal worden gerealiseerd, zoals in het verleden ook het geval was. Ook zouden nieuwe, nog te bouwen installaties niet van meet af aan op de volle capaciteit werken.

(232)

Om deze argumenten te onderzoeken, heeft de Commissie haar bevindingen opnieuw beoordeeld. Zij herhaalde het volgende: ten eerste wijst het bewijsmateriaal er niet op dat de geplande investeringen afhankelijk zijn van de intrekking van de geldende compenserende maatregelen. In feite laat het beschikbare bewijsmateriaal juist zien dat veel van de aangekondigde projecten voornamelijk werden ingegeven door de groeiperspectieven van de zonnepanelenmarkt, en niet door de vraag of er maatregelen gelden voor zonneglas. Daarom kan de beslissing over het al dan niet handhaven van de maatregelen voor zonneglas niet worden gezien als een doorslaggevende factor voor het ontwerp of de realisatie van de bovengenoemde uitbreidingsprojecten.

(233)

Ten tweede herinnerde de Commissie eraan dat de maatregelen volgens de kosteneffectanalyse in punt 6.2.1 voor de gebruikers relatief lage kosten meebrachten. Deze conclusie komt door de geplande investeringen niet op losse schroeven te staan, omdat deze extra productie in de verwerkende sector vergelijkbare beperkte kosten zou meebrengen.

(234)

Ten derde herhaalde de Commissie op basis van de analyse in punt 6.2.2 dat de huidige capaciteit van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk kan voldoen aan de door de geplande investeringen veroorzaakte stijgende vraag. Verder verloopt een stijging van de vraag in elk geval geleidelijk, zodat de zonneglassector de gelegenheid krijgt om zich eraan aan te passen en de capaciteit zo nodig op te schroeven, wat volgens de sector mogelijk is. Bovendien zouden gebruikers net als in het TNO nog steeds zonneglas kunnen inkopen in andere landen, zoals Turkije, Maleisië en India.

(235)

Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde EU ProSun nog dat de producenten van zonneglas niet in staat waren aan de toekomstige vraag naar zonneglas te voldoen. Zij stelde ook dat de gebruikers het glas niet konden invoeren, aangezien de kwaliteit van het ingevoerde glas niet voldoende was. Ter ondersteuning van dit argument legde zij een verslag van een van de gebruikers over, waaruit bleek dat een bepaalde order van een Maleisische onderneming gebreken vertoonde.

(236)

De Commissie was er niet van overtuigd dat de kwaliteit van zonneglas uit andere derde landen waarvoor geen maatregelen golden, zo laag was dat het voor een Europese fabrikant van modules niet als een geloofwaardig alternatief kon worden beschouwd. In het antidumpingonderzoek naar de invoer van zonneglas uit Maleisië waren alle partijen het erover eens dat deze invoer daadwerkelijk concurreerde met in de Unie vervaardigd zonneglas. Zoals hierboven reeds is vermeld, was de invoer van zonneglas in de Unie uit Maleisië toegenomen en bereikte hij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een marktaandeel van 7 %. Dit wijst erop dat het Maleisische zonneglas in het algemeen van voldoende hoge kwaliteit is, zelfs als in individuele gevallen een levering van uit dat land ingevoerd zonneglas gebreken vertoonde en niet volledig aan de overeengekomen voorwaarden voldeed. De Commissie heeft dit argument derhalve afgewezen.

(237)

Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde EU ProSun ook dat de schade die mogelijk zou worden veroorzaakt door de handhaving van de maatregelen voor zonneglas onmiddellijk meer dan 1 000 banen en ongeveer 50 miljoen EUR aan investeringen zou treffen en tot meer dan 4 000 banen en één miljard EUR aan investeringen in de komende twee jaar.

(238)

De Commissie verwierp het argument en bracht in herinnering dat veel uitbreidingsplannen reeds zijn verwezenlijkt terwijl de maatregelen reeds golden, los van het besluit om de maatregelen al dan niet te handhaven. Op basis van de conclusies die hierboven in de punten 6.2.1 tot en met 6.2.3 zijn samengevat, was de Commissie van mening dat het handhaven van de maatregelen de gebruikers niet verhindert om hun geplande investeringen uit te voeren.

6.2.4.   Conclusie over het belang van gebruikers

(239)

Hoewel de opmerkingen die na de mededeling van feiten en overwegingen zijn ontvangen, verder hebben onderbouwd dat de voortzetting van de maatregelen indruist tegen de belangen van de gebruikers, hebben zij ook bevestigd dat de sector pas aan het begin van een lopend investeringsproces staat. De Commissie concludeerde dat het effect van de maatregelen op de kostenstructuur van de gebruikers momenteel niet onevenredig is, dat hun voorzieningszekerheid niet wordt bedreigd gelet op de beschikbare reservecapaciteit in de Unie en de alternatieve bronnen van invoer, en dat hun investeringsplannen nog niet in voldoende mate zijn gerealiseerd.

(240)

Indien dit het geval blijkt te zijn en de omstandigheden blijvend worden gewijzigd, herinnert de Commissie eraan dat de gebruikers overeenkomstig artikel 19, lid 3, van de basisverordening een verzoek tot herziening van de vorm en/of het niveau van de maatregelen kunnen indienen, beperkt tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gecombineerd met de bevoorradingssituatie van de gebruikers. Dat onderzoek zou kunnen leiden tot een nieuwe beoordeling van het belang van de Unie.

6.3.   Milieuaspecten

(241)

De gebruikers stelden dat de handhaving van de maatregelen voor zonneglas niet in overeenstemming was met de doelstellingen van de Commissie inzake het gebruik van schone energie. Een verlenging van de maatregelen voor zonneglas zou het voor de bedrijfstak van de Unie van zonnemodules onmogelijk maken om nieuwe investeringen te doen. Verder zou de zonnemodulesector van de Unie uit de markt worden gedrukt (terwijl de markt van de Unie voor zonnemodule-installaties naar verwachting zal groeien), omdat de sector de geplande investeringen niet zou kunnen verwezenlijken vanwege een schaarse aanvoer van zonneglas en daarom niet competitief zou zijn.

(242)

In het kader van de bredere Europese Green Deal heeft de Commissie in maart 2020 een bindende Europese klimaatwet voorgesteld. Het is de bedoeling dat daarin het doel van klimaatneutraliteit tegen 2050 wordt opgenomen (80). De Europese Green Deal omvat daarnaast een uitdrukkelijke doelstelling voor een schone, betaalbare en veilige energievoorziening (81), mogelijk door het Uniestreefcijfer voor hernieuwbare energie tegen 2030 naar boven bij te stellen.

(243)

Op beide markten — voor tuinbouwglas (voor kassen) en voor fotothermische en PV-modules — ontwikkelen de zonneglasproducenten in de Unie nieuwe innovatieve oplossingen om het gebruik van groene energie te verbeteren, werken zij samen met onderzoeksinstellingen en universiteiten en investeren zij in onderzoek en ontwikkeling. In dit verband was de Commissie van mening dat de handhaving van de maatregelen van cruciaal belang is om de levensvatbaarheid van de zonneglassector te waarborgen en onderzoek en ontwikkeling op dit gebied te verbeteren.

(244)

De Commissie was voorts van mening dat de levensvatbaarheid van de zonneglassector in de Unie in gevaar zou komen en dat de gebruikers (voornamelijk producenten van PV-modules) afhankelijk zouden worden van invoer uit met name China indien de maatregelen zouden vervallen. Het vervallen van de maatregelen zou ook tot gevolg hebben dat de zonneglassector niet kan investeren in innovatie en onderzoek en ontwikkeling. Daarom achtte de Commissie het vanuit milieuoogpunt van cruciaal belang om de zonneglassector levensvatbaar te houden.

(245)

Tegelijkertijd ondersteunt het groene beleid van de Commissie ook het gebruik van hernieuwbare energie in de Unie. Het belangrijkste innovatiepotentieel ligt in de productie van cellen in de verwerkende industrie. Wanneer de maatregelen in stand blijven, moet dit deel van de “groene” industrie, d.w.z. met name de producenten van zonnemodules, enige aanvullende kosten dragen. Gezien de analyse in punt 6.2.1 concludeerde de Commissie echter dat de aanvullende kosten voor de gebruikers van onvoldoende betekenis waren om hun werking of toekomstige uitbreiding in de weg te staan.

(246)

Daarom heeft de Commissie geconcludeerd dat het handhaven van de maatregelen over het algemeen niet schadelijk is voor het milieubeleid van de Unie.

6.4.   Belang van niet-verbonden handelaren

(247)

De groep die betrokken is bij de distributie van zonneglas voor de bouw van kassen heeft zich uitgesproken voor handhaving van de maatregelen. De groep is geen directe gebruiker, maar werkt nauw met de gebruikers/tuinbouwers samen bij het zoeken naar geschikt glas voor de bouw van kassen. De groep stelde dat hoogwaardig glas met een laag ijzergehalte en een variëteit aan patronen nodig is om een effectieve werking van de kassen te waarborgen. De levering van dergelijk glas en de nauwe samenwerking met producenten in de zoektocht naar innovatieve oplossingen worden volgens de groep onmogelijk indien de maatregelen zouden vervallen, met alle negatieve gevolgen van dien voor de zonneglasproductie in de Unie. Volgens de groep is het niet mogelijk om soortgelijk glas in te voeren, aangezien de producenten in het buitenland niet hetzelfde gamma aan patronen en variaties kunnen aanbieden die nodig zijn om projecten binnen de gebruikelijke termijn te voltooien.

6.5.   Belang van niet-verbonden importeurs

(248)

Geen enkele importeur heeft aan het onderzoek medewerking verleend. Bij ontbreken van gegevens is niet gebleken dat de instelling van maatregelen tegen het belang van deze partijen zou indruisen.

6.6.   Conclusie inzake belang van de Unie

(249)

Op basis van de beschikbare informatie over het belang van de Unie heeft de Commissie geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de definitieve compenserende maatregelen ten aanzien van zonneglas van oorsprong uit de VRC niet te handhaven.

7.   COMPENSERENDE MAATREGELEN

(250)

Uit het bovenstaande volgt dat de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op zonneglas van oorsprong uit China moeten worden gehandhaafd, als bepaald in artikel 18 van de basisverordening.

(251)

Om het gevaar van ontwijking als gevolg van het grote verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de correcte toepassing van de individuele compenserende rechten te garanderen. De ondernemingen met individuele compenserende rechten moeten aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur overleggen. Deze factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Ingevoerde producten die niet vergezeld gaan van een dergelijke factuur, worden onderworpen aan het compenserende recht dat op “alle andere ondernemingen” van toepassing is.

(252)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele compenserende rechten te kunnen toepassen, mag overlegging van die factuur niet de enige factor zijn waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle voorschriften van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(253)

Indien de uitvoer door een van de ondernemingen waarvoor een lager individueel recht geldt, met name na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 23, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan een onderzoek naar ontwijking worden geopend, mits aan de voorwaarden hiervoor is voldaan. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan een voor het gehele land geldend recht in te stellen.

(254)

De individuele compenserende rechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product voor zover het van oorsprong is uit de VRC en is geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele compenserende rechten.

(255)

Een onderneming die later haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele compenserende rechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (82). Dit verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(256)

Indien op basis van artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (83) een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dan geldt als de te betalen rente de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals op de eerste kalenderdag van elke maand bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

(257)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde comité (84),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief compenserend recht ingesteld op zonneglas dat bestaat uit gehard natronkalkvlakglas, met een ijzergehalte van minder dan 300 ppm, een doorlaatbaarheid van zonlicht van meer dan 88 % (gemeten volgens AM1,5 300 — 2 500 nm), een warmtebestendigheid tot 250 °C (gemeten volgens EN 12150), een temperatuurwisselbestendigheid van Δ 150 K (gemeten volgens EN 12150) en een mechanische sterkte van 90 N/mm2 of meer (gemeten volgens EN 1288-3), momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 7007 19 80 (Taric-codes 7007198012, 7007198018, 7007198080 en 7007198085), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het compenserende recht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 genoemde en door de in de tabel vermelde ondernemingen vervaardigde product is als volgt:

Onderneming

Compenserend recht

Aanvullende Taric-code

Xinyi PV Products (Anhui) Holdings Ltd.

3,2 %

B943

Zhejiang Hehe Photovoltaic Glass Technology Co., Ltd.

17,1 %

B944

Zhejiang Jiafu Glass Co., Ltd; Flat Solar Glass Group Co., Ltd; Shanghai Flat Glass Co., Ltd.

12,8 %

B945

Henan Yuhua New Material Co., Ltd.

16,7 %

B946

Andere medewerkende ondernemingen opgenomen in bijlage I

12,4 %

 

Alle andere ondernemingen

17,1 %

B999

3.   De individuele compenserende rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorschriften in bijlage II, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot instelling van definitieve compenserende rechten op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 142 van 14.5.2014, blz. 23).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 470/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 142 van 14.5.2014, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1394 van de Commissie van 13 augustus 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 470/2014, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/588, tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek naar absorptie van rechten op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 215 van 14.8.2015, blz. 42).

(5)  Bericht van het naderend vervallen van bepaalde compenserende maatregelen (PB C 345 van 27.9.2018, blz. 10).

(6)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 165 van 14.5.2019, blz. 22).

(7)  Hoofdstuk II, artikel 5, van de Tijdelijke bepalingen inzake de bevordering van de aanpassing van de industriële structuur.

(8)  Hoofdstuk III, artikel 17, van de Tijdelijke bepalingen inzake de bevordering van de aanpassing van de industriële structuur.

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72 van de Commissie van 17 januari 2019 tot instelling van een definitief compenserend recht op elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 16 van 18.1.2019, blz. 5).

(10)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/688 van de Commissie van 2 mei 2019 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde organisch beklede staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 116 van 3.5.2019, blz. 39).

(11)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1187 van de Commissie van 3 juli 2017 tot instelling van een compenserend recht op bepaald gestreken fijn papier van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 171 van 4.7.2017, blz. 134).

(12)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1690 van de Commissie van 9 november 2018 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde nieuwe of van een nieuw loopvlak voorziene luchtbanden van rubber, van de soort gebruikt voor autobussen of voor vrachtwagens, met een belastingsindex van meer dan 121, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1579 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde nieuwe of van een nieuw loopvlak voorziene luchtbanden van rubber, van de soort gebruikt voor autobussen of vrachtwagens, met een belastingsindex van meer dan 121, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/163 (PB L 283 van 12.11.2018, blz. 1).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17).

(14)  http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf

(15)  Artikel 3, lid 1, onder a), i), van de basisverordening.

(16)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014, overwegingen 71 tot en met 87.

(17)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014, overwegingen 88 tot en met 95.

(18)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014, overwegingen 96 tot en met 98.

(19)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014, overwegingen 99 tot en met 111.

(20)  Zie de bladzijden 26-29 van en de bijlagen 23 en 35 bij het verzoek om een nieuw onderzoek.

(21)  Zie punt 3.1 van deze verordening en de bladzijden 16 en 27-28 van het verzoek om een nieuw onderzoek.

(22)  WT/DS379/AB/R (US — Anti-dumping and Countervailing Duties on Certain Products from China), verslag van de Beroepsinstantie van 11 maart 2011, DS 379, punt 318. Zie ook WT/DS436/AB/R (US — Carbon Steel (India)), verslag van de Beroepsinstantie van 8 december 2014, punten 4.9-4.10, 4.17-4.20 en WT/DS437/AB/R (United States — Countervailing Duty Measures on Certain Products from China) verslag van de Beroepsinstantie van 18 december 2014, punt 4.92.

(23)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72 van de Commissie van 17 januari 2019 tot instelling van een definitief compenserend recht op elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 16 van 18.1.2019, blz. 5), overwegingen 176, 208 en 215.

(24)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1187 van de Commissie van 3 juli 2017 tot instelling van een compenserend recht op bepaald gestreken fijn papier van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 171 van 4.7.2017, blz. 134), overweging 67.

(25)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72, overwegingen 222 en 229.

(26)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2019/688, overwegingen 109 tot en met 114.

(27)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1690, overwegingen 167 tot en met 223.

(28)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969, overwegingen 84 tot en met 148.

(29)  Zie hoofdstuk 6.3 van het rapport, dat beschikbaar is op: http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf

(30)  CNBM-jaarverslag 2018, http://cnbm.wsfg.hk/index.php?SectionID=FinancialReports&PageID=2020&Language=eng; Jaarverslag 2018 van Luoyang Glass, https://webb-site.com/dbpub/docs.asp?p=4910; Jaarverslag 2018 van Dongguan CSG, https://www.csgholding.com/Home/Investor/report/cat_id/43/year/2019/.html; alle jaarverslagen zijn geraadpleegd in mei 2020.

(31)  Zie punt 3.1 van deze verordening en de bladzijden 16 en 27-28 van het verzoek om een nieuw onderzoek.

(32)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014, overwegingen 121 tot en met 136.

(33)  Zie de bladzijden 28-31 van en de bijlagen 23, 36 en 37 bij het verzoek om een nieuw onderzoek.

(34)  Zie blz. 20, 28, 29, 33 en 36 van het verzoek om een nieuw onderzoek.

(35)  Zie punt 3.1 van deze verordening.

(36)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014, overwegingen 143 tot en met 146.

(37)  Zie het verzoek om een nieuw onderzoek en de bijlagen 15, 23 en 24 daarbij.

(38)  Zie bijlage 15 bij het verzoek om een nieuw onderzoek.

(39)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72, overwegingen 534 tot en met 542.

(40)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1690, overwegingen 510 tot en met 517.

(41)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/688, overwegingen 175 tot en met 188.

(42)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014, overwegingen 161 tot en met 170.

(43)  Zie de bladzijden 21 en 22 van en de bijlagen 22, 23 en 26 bij het verzoek om een nieuw onderzoek.

(44)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72, overwegingen 543 tot en met 550.

(45)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1690, overwegingen 518 tot en met 524.

(46)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014, overwegingen 153 tot en met 160.

(47)  Zie bladzijde 25 van en de bijlagen 22 en 23 bij het verzoek om een nieuw onderzoek.

(48)  Zie bladzijde 25 van en bijlage 22 bij het verzoek om een nieuw onderzoek.

(49)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72, overwegingen 551 tot en met 557.

(50)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1187, overwegingen 86 tot en met 94.

(51)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1187, overweging 89.

(52)  Zie bladzijde 25 van en bijlage 23 bij het verzoek om een nieuw onderzoek.

(53)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1187, overweging 91, en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72, overweging 554.

(54)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1187, overweging 91, en artikel 2 en artikel 26, lid 2, van de wet op de vennootschapsbelasting.

(55)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72, overweging 556, en punt 3.1 van deze verordening.

(56)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 471/2014, overwegingen 172 tot en met 195.

(57)  Zie punt 3.1 van deze verordening.

(58)  Zie bladzijde 32 van en de bijlagen 17, 31 en 38 bij het verzoek om een nieuw onderzoek.

(59)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72, overwegingen 503 tot en met 533.

(60)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1690, overwegingen 474 tot en met 493.

(61)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/688, overwegingen 80 tot en met 90.

(62)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1187, overwegingen 120 tot en met 128.

(63)  Bladzijde 22 van het verzoek om een nieuw onderzoek.

(64)  Zie bijlage 21A bij het verzoek om een nieuw onderzoek.

(65)  Bladzijde 34 van het verzoek om een nieuw onderzoek en bijlage 8A daarbij.

(66)  Xinyi Solar Holdings Limited, jaarverslag 2019, https://www.xinyisolar.com/en/qynb/list.aspx (geraadpleegd in mei 2020). “Het jaar 2019 was een overgangsjaar voor de Chinese PV-markt. PV-projecten werden voorheen uitsluitend aangejaagd door subsidies, maar inmiddels is er een combinatie van subsidievrije en door FIT’s ondersteunde projecten. […] Door de laattijdige vaststelling van beleid en goedkeuring van projecten is de animo voor PV-installaties in China gaandeweg het jaar gedaald. […] De sterke vraag naar PV-installaties gedurende het jaar werd vooral aangejaagd door andere landen dan China.”

(67)  Bladzijde 35 van het verzoek om een nieuw onderzoek.

(68)  Zie overweging 2.

(69)  Zie overweging 2.

(70)  Verzoek om nieuw onderzoek, hoofdstuk 3.5.

(71)  Verzoek om nieuw onderzoek, hoofdstuk 3.5. Zie ook de analyse onder punt 6, Belang van de Unie.

(72)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 470/2014.

(73)  De compenserende en antidumpingmaatregelen ten aanzien van zonnepanelen werden in 2013 ingesteld voor de duur van twee jaar. De maatregelen werden in maart 2017 voor een periode van achttien maanden verlengd (https://trade.ec.europa.eu/doclib/press/index.cfm?id=1904).

(74)  Verordening (EU) nr. 1205/2013 van de Commissie van 26 november 2013 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op zonneglas van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 316 van 27.11.2013, blz. 8, overweging 157).

(75)  Bron: A multidimensional optimisation approach to improve module efficiency, power and costs, Jibran Shahid, Max Mittag, Martin Heinrich, Fraunhofer Institute for Solar Energy Systems ISE,

https://www.ise.fraunhofer.de/content/dam/ise/de/documents/publications/conference-paper/35-eupvsec-2018/Shahid_5DO83.pdf

(76)  Bron: The Mechanical Engineering Industry Association (VDMA), https://pv-manufacturing.org/wp-content/uploads/2019/03/ITRPV-2019.pdf

(77)  Een van de grootste ondernemingen die haar productie heeft gestaakt, was Solarworld, die volgens EU ProSun een capaciteit had van 700 MW. Zij heeft haar productie in 2018 gestaakt (https://www.pv-magazine.com/2019/02/11/investor-search-for-solarworld-failed-module-factory-to-be-auctioned-off/).

(78)  De website van F-Solar vermeldt een capaciteit van 750 ton/dag, https://www.fsolar.de/en Afhankelijk van de productmix kan dit volume overeenkomen met 20 tot 30 miljoen m2. Naast F-Solar zijn er op de markt verschillende kleinere producenten, zoals Petra Glass (Oostenrijk), Presglass (Polen), Sunarc (Denemarken), Lambert (Duitsland), Onyxsolar (Spanje), Covexglass (Polen), DA Glass (Polen), Schollglass (Polen), tvitec (Spanje), Hecker (Duitsland), Ertex solar (Oostenrijk), ILVA Glass (Italië).

(79)  Bron: EU ProSun.

(80)  Zie voor het bredere kader de bijlage bij de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, De Europese Green Deal, Brussel, 11.12.2019, COM(2019) 640 final, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1592381026142&uri=CELEX:52019DC0640f

(81)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, De Europese Green Deal, Brussel, 11.12.2019, COM(2019) 640 final, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1592381026142&uri=CELEX:52019DC0640, blz. 6.

(82)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.

(83)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(84)  Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21).


BIJLAGE 1

Naam

Aanvullende Taric-code

Avic Sanxin Sol-Glass Co. Ltd en Avic (Hainan) Special Glass Material Co., Ltd

B949

Wuxi Haida Safety Glass Co., Ltd.

B950

Dongguan CSG Solar Glass Co., Ltd

B951

Pilkington Solar Taicang Limited

B952

Novatech Glass Co., Ltd.

B954


BIJLAGE 2

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet de volgende gegevens bevatten:

1.

de naam en de functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

2.

de volgende verklaring: “Ondergetekende bevestigt dat de (oppervlakte in m2) zonneglas die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, geproduceerd is door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in de Volksrepubliek China. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”;

3.

de datum en handtekening van de daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft.