1.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 208/48


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/911 VAN DE COMMISSIE

van 30 juni 2020

tot vaststelling van de kenmerken van draadloze toegangspunten met klein bereik krachtens artikel 57, lid 2, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (1), en met name artikel 57, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Richtlijn (EU) 2018/1972 wordt gesteld dat draadloze toegangspunten met laag vermogen en klein bereik waarschijnlijk een positief effect hebben op het gebruik van radiospectrum en op de ontwikkeling van draadloze communicatie in de Unie. Daarom moet de implementatie ervan worden aangemoedigd door deze vrij te stellen van vergunningsplicht.

(2)

Een draadloos toegangspunt met klein bereik bestaat uit verschillende onderdelen, zoals een signaalverwerkingseenheid, een antennesysteem, kabelverbindingen en behuizing. In sommige gevallen kunnen het antennesysteem of delen daarvan apart worden geïnstalleerd van de andere onderdelen van een draadloos toegangspunt met klein bereik en met een of meer kabels worden verbonden. Dit kan het geval zijn bij gedistribueerde antennesystemen of gedistribueerde radiosystemen die door een of meer exploitanten worden gebruikt. Een draadloos toegangspunt met klein bereik kan door twee of meer spectrumgebruikers worden gebruikt.

(3)

Met het oog op een voldoende groot maatschappelijk draagvlak en een duurzame implementatie moeten draadloze toegangspunten met klein bereik waarop de tweede alinea van artikel 57, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van toepassing is, een minimale visuele impact hebben. De toegangspunten moeten dus onzichtbaar zijn of op een visueel discrete wijze op hun draagconstructie worden gemonteerd. Bij de exploitatie van deze toegangspunten moet ook een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid worden gegarandeerd, zoals vastgelegd in Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad (2) betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden.

(4)

In Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur is bepaald dat radioapparatuur, waartoe ook draadloze toegangspunten met klein bereik behoren, zo moet worden geconstrueerd dat de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen wordt gewaarborgd.

(5)

De fysieke en technische kenmerken van draadloze toegangspunten met klein bereik waarop de tweede alinea van artikel 57, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van toepassing is, moeten daarom worden gedefinieerd op basis van maximumvolume, beperkingen inzake gewicht en maximaal zendvermogen voor de connectiviteit van gebruikers. De keuze voor een maximumvolume om de visuele impact van een draadloos toegangspunt met klein bereik te beperken, moet enerzijds de nodige flexibiliteit bij het ontwerp garanderen en anderzijds de mogelijkheid bieden het toegangspunt aan te passen aan de fysieke en technische kenmerken van de draagconstructie.

(6)

Uit een studie in opdracht van de Commissie (“Light Deployment Regime for Small-Area Wireless Access Points (SAWAPs)” (4)) blijkt dat in een volume van 20 liter de belangrijkste onderdelen van een draadloos toegangspunt met klein bereik passen, terwijl het toegangspunt toch discreet blijft. Dit maximumvolume moet gelden voor ieder draadloos toegangspunt met klein bereik dat wordt uitgerold voor gebruik door een of meer spectrumgebruikers, alsook voor meerdere draadloze toegangspunten met klein bereik die een infrastructuurlocatie met een klein oppervlak delen, zoals een lantaarnpaal, een verkeerslicht, een reclamebord of een bushalte, die vanwege hun fysieke dimensies en/of hun onderlinge nabijheid in een bepaald gebied waarschijnlijk visueel storend zijn.

(7)

Draadloze toegangspunten met klein bereik moeten voldoen aan de Europese geharmoniseerde norm EN 62232:2017 (5)“Bepaling van de RF veldsterkte en SAR in de omgeving van basisstations voor radiocommunicatie (zendpalen) met als doel de evaluatie van de blootstelling van het menselijk lichaam”, die een methodologie aanreikt voor de installatie van basisstations, waarbij rekening wordt gehouden met hun zendvermogen om de blootstelling van de mens aan de elektromagnetische velden te beoordelen, overeenkomstig de in Aanbeveling 1999/519/EG vastgestelde grenswaarden.

(8)

Deze norm geldt voor alle soorten basisstations. Deze zijn verdeeld in vijf installatieklassen die overeenkomen met de verschillende grenswaarden van hun equivalent isotropisch uitgestraald vermogen (EIRP), respectievelijk van een aantal milliwatt (klasse E0), 2 watt (klasse E2), 10 watt (klasse E10), 100 watt (klasse E100) en meer dan 100 watt (klasse E+). Rekening houdend met de veiligheidsafstanden die op grond van die norm bij de installatie in acht moeten worden genomen en met het feit dat in Richtlijn (EU) 2018/1972 is bepaald dat draadloze toegangspunten met klein bereik een laag vermogen moeten hebben, hoeft deze verordening alleen van toepassing te zijn op de installatieklassen E0, E2 en E10. In tabel 2 van punt 6.2.4 van norm EN 62232:2017 is bepaald dat het laagste uitstralende onderdeel van een antenne van klasse E10 zich in een publiek toegankelijke ruimte op ten minste 2,2 meter hoogte moet bevinden zodat er ten minste 20 cm afstand is tussen de hoofdlus van de antenne en het lichaam van een persoon van twee meter groot (6).

(9)

Om esthetische redenen mogen draadloze toegangspunten met klein bereik van klasse E10 die binnen worden geïnstalleerd en waarschijnlijk het maximale volume van 20 liter innemen, uitsluitend worden geplaatst in grote binnenruimten met een plafondhoogte van ten minste vier meter, zoals musea, stadions, congrescentra, luchthavens, metrostations, treinstations en winkelcentra.

(10)

Het gewicht en de vorm van een draadloos toegangspunt met klein bereik mogen geen structurele versterking van de gebruikte draagconstructie vereisen.

(11)

De relevante normen zullen nog verder worden ontwikkeld en daarbij mogelijk worden uitgebreid tot draadloze toegangspunten met klein bereik die van actieve antennesystemen gebruikmaken; in dit stadium hoeft de implementatie van dergelijke toegangspunten dus niet te worden vrijgesteld van vergunningsplicht.

(12)

Om toezicht en monitoring door de bevoegde autoriteiten mogelijk te maken, met name bij colocatie van meerdere antennesystemen, moet elke exploitant die draadloze toegangspunten met klein bereik heeft geïmplementeerd die voldoen aan de in deze verordening vastgestelde kenmerken, de bevoegde autoriteit tijdig in kennis stellen van de installatie en de locatie van die toegangspunten.

(13)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten om de geaggregeerde niveaus van de elektromagnetische velden te bepalen die resulteren uit de colocatie of de aggregatie in een lokaal gebied van draadloze toegangspunten met klein bereik als bedoeld in de tweede alinea van artikel 57, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972, en om er met andere middelen dan individuele vergunningen voor te zorgen dat deze de toepasselijke grenswaarden voor geaggregeerde blootstelling overeenkomstig het Unierecht in acht nemen.

(14)

De uitvoering van deze verordening moet regelmatig worden gecontroleerd om een mogelijke herziening ervan te vergemakkelijken, rekening houdend met nationale praktijken en ontwikkelingen op het gebied van normalisatie, met name met betrekking tot de integratie van actieve antennesystemen.

(15)

Deze verordening doet geen afbreuk aan nationale maatregelen op het gebied van veiligheid, nutsvoorzieningen en eerbiediging van privéeigendom, met inbegrip van het recht van eigenaren om te bepalen hoe hun eigendom wordt gebruikt.

(16)

Deze verordening doet geen afbreuk aan minder restrictieve regelingen op nationaal niveau voor de implementatie van draadloze toegangspunten met klein bereik, die worden toegepast om de implementatie van draadloze toegangspunten met klein bereik in evenredige dichtheid en met beperkte visuele impact te vergemakkelijken.

(17)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor communicatie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deze verordening worden de fysieke en technische kenmerken van draadloze toegangspunten met klein bereik vastgesteld als bedoeld in artikel 57, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn (EU) 2018/1972.

Deze verordening is niet van toepassing op draadloze toegangspunten met klein bereik met een actief antennesysteem.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

“equivalent isotropisch uitgestraald vermogen” of “EIRP”: het product van het aan de antenne geleverde vermogen en de antenneversterking in een bepaalde richting ten opzichte van een isotrope antenne;

2.

“antennesysteem”: een hardware-onderdeel van een draadloos toegangspunt met klein bereik dat radiofrequente energie uitstraalt om eindgebruikers draadloze connectiviteit te bieden;

3.

“actief antennesysteem” of “AAS”: een antennesysteem van een draadloos toegangspunt met klein bereik waarvan de amplitude en/of fase tussen antenneonderdelen voortdurend worden aangepast, zodat een antennepatroon wordt verkregen dat varieert als reactie op kortetermijnveranderingen in de radio-omgeving. Langetermijnbundelvorming, zoals een vaste elektrische downtilt, wordt hierdoor uitgesloten. In een draadloos toegangspunt met klein bereik met een actief antennesysteem maakt dat systeem er een geïntegreerd onderdeel van uit;

4.

“binnenruimte”: elke ruimte, met inbegrip van transportvoertuigen, die beschikt over een plafond, een dak of een vaste of beweegbare structuur of inrichting die die volledige ruimte kan overdekken, en die, met uitzondering van deuren, ramen en gangpaden, geheel en al door muren of zijwanden is omsloten, hetzij permanent, hetzij tijdelijk, ongeacht het type materiaal dat wordt gebruikt voor het dak, de muren of de zijwanden, en ongeacht of de structuur permanent of tijdelijk is;

5.

“buitenruimte”: een ruimte die geen binnenruimte is.

Artikel 3

1.   Draadloze toegangspunten met klein bereik als bedoeld in artikel 57, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn (EU) 2018/1972, worden volledig en veilig geïntegreerd in hun draagconstructie en zijn dus onzichtbaar voor het publiek, of voldoen aan de voorwaarden van punt A van de bijlage bij deze verordening, en voldoen aan de eisen van de Europese norm in punt B van de bijlage bij deze verordening.

2.   Lid 1 doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten om de geaggregeerde niveaus van de elektromagnetische velden te bepalen die resulteren uit de colocatie of de aggregatie in een lokaal gebied van draadloze toegangspunten met klein bereik, en om er met andere middelen dan individuele vergunningen voor te zorgen dat deze de toepasselijke grenswaarden voor geaggregeerde blootstelling aan elektromagnetische velden overeenkomstig het Unierecht in acht nemen.

3.   Exploitanten van draadloze toegangspunten met klein bereik die voldoen aan de in lid 1 vastgestelde kenmerken, stellen de bevoegde autoriteiten in kennis van de installatie en de locatie van die toegangspunten.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 21 december 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36.

(2)  Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz‐300 GHz (PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59).

(3)  Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62).

(4)  Smart 2018/0017, https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/463e2d3d-1d8f-11ea-95ab-01aa75ed71a1/language-en/format-PDF/source-112125706

(5)  Van toepassing op het frequentiebereik 110 MHz‐100 GHz.

(6)  Bijlage C.4 van EN 62232:2017.


BIJLAGE

A.   Voorwaarden bedoeld in artikel 3, lid 1

1.

Het totale volume van het zichtbare deel van een draadloos toegangspunt met klein bereik voor gebruik door een of meer spectrumgebruikers bedraagt maximaal 20 liter.

2.

Het totale volume van de zichtbare delen van meerdere afzonderlijke draadloze toegangspunten met klein bereik die een infrastructuurlocatie met een klein oppervlak delen, zoals een lantaarnpaal, een verkeerslicht, een reclamebord of een bushalte, bedraagt maximaal 20 liter.

3.

Indien het antennesysteem en andere onderdelen van het draadloze toegangspunt met klein bereik, zoals een radiofrequentie-eenheid, een digitale processor, een opslageenheid, een koelsysteem, stroomvoorziening, bekabeling, backhaulonderdelen of onderdelen voor aarding en fixatie, afzonderlijk worden geïnstalleerd, wordt elk gedeelte daarvan dat het maximale volume van 20 liter overschrijdt, aan het zicht onttrokken.

4.

Het draadloze toegangspunt met klein bereik vertoont visuele kenmerken die voor visuele consistentie met de draagconstructie zorgen, heeft een omvang die in verhouding staat tot de totale omvang van de draagconstructie, een coherente vorm, neutrale kleuren en verborgen kabels, en is visueel niet storend in combinatie met andere draadloze toegangspunten met klein bereik die al zijn geïnstalleerd op aangrenzende locaties.

5.

Het gewicht en de vorm van een draadloos toegangspunt met klein bereik vereisen geen structurele versterking van de draagconstructie.

B.   Eisen van de Europese norm bedoeld in artikel 3, lid 1

1.

De implementatie gebeurt in overeenstemming met de installatieklassen E0, E2 en E10 van tabel 2 van punt 6.2.4 van de Europese norm EN 62232:2017 “Bepaling van de RF veldsterkte en SAR in de omgeving van basisstations voor radiocommunicatie (zendpalen) met als doel de evaluatie van de blootstelling van het menselijk lichaam”.

2.

Een draadloos toegangspunt met klein bereik van installatieklasse E10 wordt alleen geïmplementeerd in de buitenruimte of in binnenruimten met een minimale plafondhoogte van vier meter.

3.

Indien meerdere (delen van) antennesystemen van een of meer draadloze toegangspunten met klein bereik op eenzelfde locatie worden geplaatst, worden de EIRP-criteria van de verwijzing in punt 1 toegepast op de som van de EIRP’s van alle op dezelfde locatie geplaatste antennesystemen (of delen daarvan).