2.12.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 417/1 |
AANBEVELING VAN DE RAAD
van 24 november 2020
inzake beroepsonderwijs en ‐opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht
(2020/C 417/01)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 166 en 165,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
1. |
In het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (1) worden onderwijs en toegang tot beroepsopleiding en bijscholing als een recht erkend. Met de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties wordt voor 2030 gestreefd naar gelijke toegang voor alle vrouwen en mannen tot betaalbaar en kwalitatief hoogwaardig technisch, beroeps- en tertiair onderwijs, waaronder universitair onderwijs, en een aanzienlijke toename van het aantal jongeren en volwassenen met relevante vaardigheden, waaronder technische en beroepsvaardigheden voor werk, fatsoenlijke banen en ondernemerschap. |
2. |
De Europese pijler van sociale rechten (2), die op 17 november 2017 is geproclameerd, omvat een aantal beginselen ter ondersteuning van billijke en goed functionerende arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels, waaronder beginsel 1 inzake het recht op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren, en beginsel 4 inzake actieve ondersteuning bij het vinden van werk. |
3. |
Hoogwaardige en innovatieve stelsels voor beroepsonderwijs en ‐opleiding rusten mensen uit met vaardigheden voor werk, persoonlijke ontwikkeling en burgerschap, die hen helpen zich aan te passen aan en resultaten te boeken in de duale digitale en groene transitie en om te gaan met noodsituaties en economische schokken. Tegelijkertijd ondersteunen ze de economische groei en de sociale cohesie en bieden ze zo mensen de vaardigheden waarmee ze een baan kunnen vinden of banen kunnen scheppen waarnaar vraag is op de arbeidsmarkt. |
4. |
Een doeltreffend beleid op het gebied van beroepsonderwijs en ‐opleiding is van essentieel belang om het doel in artikel 145 VWEU te verwezenlijken, te weten de bevordering van de scholing, de opleiding en het aanpassingsvermogen van de werknemers en arbeidsmarkten die soepel reageren op economische veranderingen. |
5. |
De mededeling van de Commissie over de Europese Green Deal (3) is de nieuwe groeistrategie die de economie en de samenleving van de EU moet omvormen en duurzamer moet maken. Scholen, opleidingsinstellingen en universiteiten zijn bij uitstek geschikt om het gesprek met studenten, ouders, bedrijven en de bredere gemeenschap aan te gaan over de veranderingen die nodig zijn voor een geslaagde transitie. Er is behoefte aan proactieve om- en bijscholing om de voordelen van de groene transitie te benutten. |
6. |
In de mededeling van de Commissie over een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities (4) wordt gewezen op de noodzaak om vaardigheden, inzetbaarheid en menselijk kapitaal centraal te stellen via de Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (5), vergezeld van een voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en ‐opleiding. Er werden ook verdere werkzaamheden aan de Europese onderwijsruimte en een nieuw kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met de lidstaten aangekondigd. |
7. |
In de mededeling van de Commissie over een nieuwe industriestrategie voor Europa (6) wordt aangedrongen op doortastende maatregelen om een leven lang leren voor iedereen werkelijkheid te maken en ervoor te zorgen dat onderwijs en opleiding gelijke tred houden met de duale transitie. Ook wordt erop aangedrongen dat hoger onderwijs en beroepsonderwijs en ‐opleiding meer wetenschappers, ingenieurs en technici voor de arbeidsmarkt zouden afleveren. Het nieuwe actieplan voor een circulaire economie (7) en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 (8) benadrukken de belangrijke rol die vaardigheden spelen bij de transitie naar een groene en schone economie. |
8. |
In de mededeling van de Commissie over een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa (9) wordt benadrukt dat de beschikbaarheid van geschoold personeel of ervaren managers voor een kwart van de kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kmo's) in de EU het belangrijkste probleem is geworden en dat het gebrek aan geschoolde werknemers het belangrijkste obstakel is voor nieuwe investeringen overal in de EU. Beroepsonderwijs en ‐opleiding zijn bijzonder relevant voor kmo's om ervoor te zorgen dat hun personeel over de nodige vaardigheden beschikt. |
9. |
In de mededeling van de Commissie over “een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020‐2025” (10) wordt gewezen op het belang van beroepsonderwijs en ‐opleiding voor vrouwen en mannen om te zorgen voor een genderevenwicht in beroepen die traditioneel door mannen of door vrouwen worden gedomineerd, en om genderstereotypen aan te pakken. |
10. |
De mededeling van de Commissie over de EU-begroting als drijvende kracht achter het herstelplan voor Europa (11) schetst een ambitieus en uitgebreid plan voor Europees herstel, op basis van een noodinstrument voor Europees herstel (“NextGenerationEU”) en een versterkt meerjarig financieel kader voor 2021‐2027. Dit plan is gebaseerd op solidariteit en rechtvaardigheid, en is diep verankerd in de gedeelde beginselen en waarden van de Unie. Het plan beschrijft hoe een nieuwe impuls kan worden gegeven aan de groene en de digitale transitie en aan de Europese economie en hoe deze rechtvaardiger, veerkrachtiger en duurzamer kan worden gemaakt voor de komende generaties. |
11. |
Sinds 2013 helpt de jongerengarantie (12) jongeren de arbeidsmarkt te betreden door hun binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of de school hebben verlaten, een kwalitatief aanbod te doen voor werk, voortgezet onderwijs, een leerlingplaats of een stage. Beroepsonderwijs en ‐opleiding zijn doeltreffend gebleken om de overgang naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken voor jongeren die met uitsluiting worden bedreigd. In de toekomst kunnen aantrekkelijke en arbeidsmarktrelevante voorzieningen voor beroepsonderwijs en ‐opleiding, en met name leerlingplaatsen, een nog sterkere rol spelen bij de jongerengarantie door te voorkomen dat jongeren werkloos worden en hen voor te bereiden op de toekomstige mogelijkheden op de arbeidsmarkt, met name in het kader van de groene en de digitale transitie. |
12. |
Het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+) is erop gericht onderwijs- en opleidingsstelsels relevanter voor de arbeidsmarkt te maken en te zorgen voor gelijke toegang tot mogelijkheden voor een leven lang leren voor iedereen, via om- en bijscholingstrajecten. |
13. |
Het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van “Erasmus: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport”, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013 strekt ertoe het geïntegreerde karakter van het programma 2014‐2020, dat leren in alle soorten omgevingen — formeel, niet-formeel en informeel leren — en in alle levensfasen bestrijkt, te handhaven ter bevordering van flexibele leertrajecten die mensen in staat stellen de bekwaamheden te ontwikkelen die nodig zijn om de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw aan te gaan. |
14. |
Deze aanbeveling bouwt voort op een aantal op Europees niveau ontwikkelde initiatieven op het gebied van onderwijs en opleiding en vaardigheden, die zijn samengevat in bijlage I, en zal bijdragen aan de Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht, het geactualiseerde actieplan voor digitaal onderwijs, de Europese onderwijsruimte en het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding. |
15. |
Het doel van deze aanbeveling is de doelstelling van de Europese onderwijsruimte te realiseren, namelijk om een echte Europese leerruimte te ontwikkelen waarin hoogwaardig en inclusief onderwijs en hoogwaardige en inclusieve opleiding niet worden belemmerd door grenzen, en die gericht is op het wegnemen van obstakels voor de erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hogere voortgezette/secundaire onderwijs- en opleidingsvormen en leerperioden in het buitenland, en op het toewerken naar een vlottere grensoverschrijdende validatie van leerresultaten voor opleiding en een leven lang leren. |
16. |
Voortbouwend op de prioriteiten van een versterkte Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en ‐opleiding (het proces van Kopenhagen), die op 19 december 2002 als een resolutie van de Raad zijn aangenomen (13), zijn de doelstellingen van hoogwaardig en flexibel beroepsonderwijs en hoogwaardige en flexibele beroepsopleiding en van transnationale mobiliteit centraal blijven staan in de algemene visie op de modernisering van beroepsonderwijs en ‐opleiding die de bevoegde ministers in 2010 in het communiqué van Brugge hebben gedefinieerd. |
17. |
In de conclusies van Riga van 22 juni 2015 hebben de ministers die bevoegd waren voor beroepsonderwijs en –opleiding, overeenstemming bereikt over een reeks prioriteiten ter verwezenlijking van die visie, die zijn opgenomen in het gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) (14) en in de nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa uit 2016 (15) die het beleid van de Unie op het gebied van beroepsonderwijs en ‐opleiding een sterke impuls heeft gegeven met een sterkere nadruk op aantrekkelijkheid en kwaliteit. |
18. |
De aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en –opleiding (16) (“Eqavet”) biedt een referentiekader om de lidstaten te ondersteunen bij het verbeteren van de kwaliteit van hun stelsels voor beroepsonderwijs en ‐opleiding en om bij te dragen tot meer transparantie tussen de lidstaten in verband met de beleidsontwikkelingen op het gebied van beroepsonderwijs en ‐opleiding. Gedurende de tien jaar van de implementatie heeft Eqavet hervormingen van nationale kwaliteitsborgingssystemen gestimuleerd, maar niet in aanzienlijke mate bijgedragen tot de verbetering van de transparantie van de kwaliteitsborgingsregelingen. Daarenboven werd het meestal toegepast in initieel beroepsonderwijs en ‐opleiding op scholen. Daarom moet het Eqavet-kader 2009 in deze aanbeveling worden geïntegreerd en moeten elementen worden toegevoegd die oplossingen bieden voor de tekortkomingen van de implementatie ervan in verband met de kwaliteit van de leerresultaten, certificering en beoordeling, raadpleging van belanghebbenden, de rol van leerkrachten en opleiders, werkplekleren en de flexibiliteit van beroepsonderwijs en ‐opleiding. Om wederzijds leren te verbeteren, de regelingen voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en ‐opleiding transparanter en consistenter te maken en het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te versterken, moeten op EU-niveau collegiale toetsingen van kwaliteitsborging op het niveau van de stelsels worden ingevoerd. |
19. |
De aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de invoering van het Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en ‐opleiding (17) (Ecvet) heeft als doel de erkenning, accumulatie en overdracht van leerresultaten te verbeteren, mobiliteit en een leven lang leren evenals de invoering van een systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en ‐opleiding te ondersteunen. Gedurende de tien jaar van de uitvoering, heeft Ecvet een brede bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een kwalitatief betere mobiliteitservaring door het gebruik en de documentatie van eenheden van leerresultaten. Het concept van Ecvet-punten werd echter niet algemeen toegepast en Ecvet heeft niet geleid tot de ontwikkeling van een Europees studiepuntenoverdrachtsysteem in beroepsonderwijs en ‐opleiding. Daarom moet deze aanbeveling van de Raad de belangrijkste Ecvet-beginselen (bv. eenheden van leerresultaten) in verband met de flexibiliteit omvatten. De Ecvet-instrumenten (bv. leerovereenkomsten en intentieverklaringen) die de mobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en ‐opleiding ondersteunen, moeten verder worden ontwikkeld in het kader van andere EU-instrumenten zoals die met steun van het Erasmus+-programma. Voor beroepskwalificaties op postsecundair en tertiair niveau kan het Europees systeem voor het overdragen en verzamelen van studiepunten, dat al in gebruik is, worden toegepast. |
20. |
In de aanbeveling van de Raad van 15 maart 2018 voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen (18) worden 14 belangrijke criteria genoemd die de lidstaten en belanghebbenden moeten gebruiken om hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen te ontwikkelen en te zorgen voor de ontwikkeling van werkgerelateerde vaardigheden en voor de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen. |
21. |
Uit de monitoring door Cedefop van de in de conclusies van Riga op 22 juni 2015 overeengekomen prioriteiten komen een aantal gebieden naar voren waar de landen vooruitgang hebben geboekt met de moderniseringsagenda van beroepsonderwijs en ‐opleiding, met name met betrekking tot leerlingplaatsen en werkplekleren, kwaliteitsborging, het opzetten van mechanismen voor het anticiperen op vaardigheden en van adviesorganen waarbij de sociale partners betrokken zijn, het vergroten van doorstroommogelijkheden en flexibiliteit en recent meer aandacht voor digitale vaardigheden. In het licht van de groene en de digitale transitie is het echter noodzakelijk het aanbod voor beroepsonderwijs en ‐opleiding zowel voor jongeren als voor volwassenen aanzienlijk uit te breiden en te verbeteren, en tegelijkertijd het initieel beroepsonderwijs en de initiële beroepsopleiding aantrekkelijker en beter te maken. |
22. |
Vele landen beschikken over initiatieven om excellentie in beroepsonderwijs en ‐opleiding te bevorderen en beroepsonderwijs en ‐opleiding beter te koppelen aan innovatie- en vaardighedenecosystemen. Voortbouwend op deze voorbeelden wordt het concept van de kenniscentra voor beroepsopleiding momenteel getest met de bedoeling deze centra referentiepunten van wereldklasse te laten worden voor opleiding op specifieke gebieden, zowel voor initiële opleiding als voor voortgezette om- en bijscholing. |
23. |
In zijn advies over de toekomst van beroepsonderwijs en ‐opleiding, aangenomen in december 2018, heeft het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding de visie vastgesteld voor uitstekende, inclusieve en levenslange voorzieningen voor beroepsonderwijs en ‐opleiding die voldoen aan de eisen van de toekomst die door economische, technologische en maatschappelijke veranderingen ontstaan. In dit advies werd de Commissie verzocht een voorstel voor te bereiden om het EU-beleidskader voor beroepsonderwijs en ‐opleiding, de governance en bestaande instrumenten ervan te stroomlijnen en te consolideren in de vorm van een overkoepelende aanbeveling van de Raad. |
24. |
Aangezien deze aanbeveling niet bindend is, is zij in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en moet zij worden toegepast overeenkomstig het Europees recht en de nationale wetgeving en praktijk. Deze aanbeveling doet met name geen afbreuk aan Richtlijn 2005/36/EG (19) als gewijzigd bij Richtlijn 2013/55/EU (20) betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, noch aan de daarin opgenomen regeling voor automatische erkenning. Rekening houdend met de volgende definitie van “beroepsonderwijs en –opleiding”: Voor de toepassing van deze aanbeveling moet onder beroepsonderwijs en ‐opleiding worden verstaan: onderwijs en opleiding die erop gericht zijn jongeren en volwassenen uit te rusten met de kennis, vaardigheden en bekwaamheden die in bepaalde beroepen of meer in het algemeen op de arbeidsmarkt zijn vereist (21) en die in formele en niet-formele omgevingen, op alle niveaus van het Europees kwalificatiekader (EKK), indien van toepassing ook op tertiair niveau, kunnen worden aangeboden, |
BEVEELT AAN DAT DE LIDSTATEN:
Overeenkomstig de nationale en de Uniewetgeving, naargelang de beschikbare middelen, de nationale prioriteiten en omstandigheden, waaronder de sociaal-economische situatie en de kenmerken van nationale stelsels voor beroepsonderwijs en ‐opleiding, en in nauwe samenwerking met alle relevante belanghebbenden:
a) |
werk maken van de uitvoering van een beleid op het gebied van beroepsonderwijs en ‐opleiding dat:
|
b) |
activiteiten en investeringen inzetten voor de uitvoering van dit beleid, overeenkomstig de in de punten 1 tot en met 21 omschreven beginselen, en |
c) |
toewerken naar de verwezenlijking in 2025 van de volgende doelstellingen op EU-niveau (22), die deel uitmaken van de relevante Europese monitoringkaders, onder meer op het gebied van onderwijs en opleiding en sociaal en werkgelegenheidsbeleid:
|
Beroepsonderwijs en ‐opleiding passen zich flexibel aan veranderingen op de arbeidsmarkt aan
1. |
De programma's voor beroepsonderwijs en ‐opleiding bieden een evenwichtige mix van beroepsvaardigheden, technische vaardigheden inbegrepen, die is afgestemd op alle economische cycli, voortdurend evoluerende banen en werkmethoden en sleutelcompetenties (26), waaronder stevige basisvaardigheden, digitale, transversale, groene en andere levensvaardigheden die een stevige basis vormen voor veerkracht, een leven lang leren, levenslange inzetbaarheid, sociale inclusie, actief burgerschap en persoonlijke ontwikkeling. |
2. |
De leerplannen van beroepsonderwijs en ‐opleiding, de aangeboden programma's en kwalificaties worden regelmatig geactualiseerd, voor zover toepasselijk, door voort te bouwen op inzicht in vaardigheden (d.w.z. systemen voor het volgen van afgestudeerden en mechanismen voor het anticiperen op vaardigheden, ook op sectoraal en op regionaal niveau). |
3. |
Aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding hebben, naargelang de nationale context, een passende mate van autonomie, flexibiliteit, ondersteuning en financiering om zich te kunnen aanpassen aan de veranderende behoeften aan vaardigheden, aan de groene en de digitale transitie en economische cycli, en waarborgen tegelijk kwaliteit. |
4. |
Programma's voor beroepsonderwijs en ‐opleiding op alle niveaus omvatten elementen van werkplekleren die ook in het voortgezet beroepsonderwijs en de voortgezette beroepsopleiding worden uitgebreid; stelsels voor leerlingplaatsen (27) worden verder ontwikkeld om jongerengarantie-aanbiedingen te verbeteren (28) en worden aangevuld met passende steun (29) en maatregelen om het aanbod van leerlingplaatsen te stabiliseren en de specifieke problemen van kleine ondernemingen aan te pakken; om mogelijkheden voor werkplekleren in verschillende sectoren van de economie te creëren, zou kunnen worden voorzien in stimulansen voor werkgevers naargelang de nationale context. |
Flexibiliteits- en progressiemogelijkheden vormen de kern van beroepsonderwijs en ‐opleiding
5. |
De programma's voor beroepsonderwijs en ‐opleiding stellen lerenden centraal, bieden toegang tot contactonderwijs en digitaal of blended leren, flexibele en modulaire trajecten op basis van de erkenning van de resultaten van niet-formeel en informeel leren, en maken de weg vrij voor loopbaan- en leerprogressie; de programma's voor voortgezette beroepsopleiding zijn zo opgezet dat zij kunnen worden aangepast aan de arbeidsmarkt-, sectorale of persoonlijke behoeften voor bij- en omscholing. |
6. |
De programma's voor beroepsonderwijs en ‐opleiding zijn gebaseerd op modules of eenheden van leerresultaten en er zijn validatiemechanismen die het mogelijk maken de leerresultaten van individuen over te dragen, te erkennen en te accumuleren met het oog op het behalen van een kwalificatie, een gedeeltelijke kwalificatie, al naargelang de nationale context (30). In initieel beroepsonderwijs en initiële beroepsopleiding is het primaire doel stappen te zetten naar een volwaardige kwalificatie. |
Beroepsonderwijs en ‐opleiding zijn een motor voor innovatie en groei en bereiden voor op de digitale en de groene transitie en op beroepen waarnaar veel vraag is
7. |
Beroepsonderwijs en ‐opleiding worden veerkrachtig gemaakt door als onderdeel te worden opgenomen in economische, industriële en innovatiestrategieën, onder meer in verband met herstel en de groene en de digitale transitie. Daarom moet het aanbod van beroepsonderwijs en ‐opleiding aanzienlijk worden aangepast en/of uitgebreid, met name voor volwassenen, door het bevorderen van de verwerving van ondernemersvaardigheden, digitale en groene vaardigheden. |
8. |
Kenniscentra voor beroepsopleiding fungeren als katalysatoren voor lokale bedrijfsinvesteringen, de ondersteuning van het herstel, van de groene en de digitale transitie, Europese en regionale innovatie en strategieën voor slimme specialisatie, de ontwikkeling van beroepsonderwijs en ‐opleiding, ook op hogere kwalificatieniveaus (EKK-niveaus 5‐8) naargelang de nationale context, en bieden innovatieve diensten zoals clusters en centra voor startende ondernemingen en technologische innovatie voor kmo's, alsook innovatieve omscholingsoplossingen voor met ontslag bedreigde werknemers. |
9. |
Beroepsonderwijs en ‐opleiding hebben toegang tot de allernieuwste infrastructuur, hebben digitaliseringsstrategieën (31) naargelang de nationale context en bedden ecologische en sociale duurzaamheid in hun programma's en organisatorisch beheer in. Zo dragen ze bij tot de uitvoering van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de VN. |
Beroepsonderwijs en ‐opleiding zijn een aantrekkelijke keuze die gebaseerd is op moderne en gedigitaliseerde verstrekking van opleiding/vaardigheden
10. |
Initieel en voortgezet beroepsonderwijs en initiële en voortgezette beroepsopleiding maken deel uit van een leven lang leren. Er zijn flexibele trajecten met doorstroommogelijkheden tussen initieel en voortgezet beroepsonderwijs en initiële en voortgezette beroepsopleiding, algemeen onderwijs en hoger onderwijs. |
11. |
Programma's voor beroepsonderwijs en ‐opleiding op de EKK-niveaus 5 tot en met 8 worden verder ontwikkeld om de toenemende behoefte aan hogere beroepsvaardigheden te ondersteunen naargelang de nationale context. |
12. |
De programma's voor beroepsonderwijs en ‐opleiding worden aangeboden via een passende mix van open, digitale en participatieve leeromgevingen, waaronder werkomgevingen die bevorderlijk zijn voor leren en worden ondersteund door geavanceerde en toegankelijke infrastructuur, uitrusting en technologie, en veelzijdige didactische methoden en hulpmiddelen, bijvoorbeeld op ICT gebaseerde simulators, virtuele en verhoogde realiteit die de toegankelijkheid en efficiëntie van het opleidingsaanbod vergroten, ook voor kleine ondernemingen (32). |
13. |
Leerkrachten, opleiders en ander personeel in beroepsonderwijs en ‐opleiding werken aan hun initiële en voortgezette professionele ontwikkeling om: een opleiding van hoge kwaliteit te kunnen geven; technische en digitale vaardigheden en doeltreffende innovatieve opleidingsmethoden, waaronder lesgeven in een virtuele omgeving, te bevorderen; te kunnen werken met digitale leermiddelen in lijn met geavanceerde beroeps- en digitale didactiek, en in diverse en multiculturele omgevingen. Hun loopbaantrajecten worden aantrekkelijker door bredere wervingsprocedures, betere loopbaanmogelijkheden (33) en versterkte samenwerking tussen leerkrachten/opleiders en bedrijven en andere werkplekken. |
14. |
Strategieën voor internationalisering ondersteunen een strategische benadering van internationale samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en ‐opleiding, onder meer in de grensregio's van de EU; zulke strategieën bevorderen wereldwijd succesvolle nationale praktijken en kunnen op verschillende manieren worden uitgevoerd, onder meer via mobiliteit van lerenden en leerkrachten/opleiders, en via deelname aan en gezamenlijke voorbereiding op internationale vaardighedenwedstrijden. |
15. |
Er zijn mogelijkheden voor leermobiliteit van lerenden en personeel in beroepsonderwijs en ‐opleiding, waaronder virtuele mobiliteit, mobiliteit van lange duur en mobiliteit naar derde landen. Ze worden bevorderd door het gebruik en de erkenning van eenheden van leerresultaten en van relevante Europese instrumenten (34). |
16. |
In de hele EU wordt gezorgd voor duidelijke en gebruikersvriendelijke informatie over leer- en loopbaanmogelijkheden en validatiemogelijkheden door een leven lang leren van hoge kwaliteit en loopbaanbegeleidingsdiensten, waarbij ten volle gebruik wordt gemaakt van Europass en andere digitale diensten. |
Beroepsonderwijs en ‐opleiding bevorderen gelijke kansen
17. |
Programma's voor beroepsonderwijs en ‐opleiding zijn inclusief en toegankelijk voor kwetsbare groepen, zoals mensen met een handicap, laaggekwalificeerde/-geschoolde personen, minderheden, mensen met een migratieachtergrond en kansarmen vanwege hun geografische situatie en/of hun sociaal-economische achterstand; Gerichte maatregelen en flexibele opleidingsvormen voorkomen voortijdige uitval en ondersteunen de overgang van school naar werk. |
18. |
De programma's voor beroepsonderwijs en ‐opleiding zijn toegankelijk via platforms voor digitaal leren die worden ondersteund met instrumenten, apparaten en een internetverbinding, met name voor kwetsbare groepen en mensen in afgelegen of landelijke gebieden. |
19. |
Gerichte maatregelen bevorderen het genderevenwicht in traditioneel “mannelijke” of “vrouwelijke” beroepen en gaan gendergerelateerde en andere soorten stereotypen tegen. |
Beroepsonderwijs en ‐opleiding worden ondersteund door een cultuur van kwaliteitsborging
20. |
Het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en ‐opleiding (het Eqavet-kader), zoals beschreven in bijlage II, wordt gebruikt in de nationale kwaliteitsborgingssystemen, zowel voor initieel beroepsonderwijs en initiële beroepsopleiding als voor voortgezet beroepsonderwijs en voortgezette beroepsopleiding; het bestrijkt beroepsonderwijs en ‐opleiding in alle leeromgevingen (in scholen en op de werkplek, onder meer leerlingplaatsen) en alle soorten leren (digitaal, contactonderwijs of blended leren) die worden aangeboden door zowel publieke als particuliere aanbieders, en wordt geschraagd door een reeks indicatieve descriptoren en gemeenschappelijke referentie-indicatoren voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en ‐opleiding die naargelang de nationale context zowel op het niveau van de stelsels als op het niveau van de aanbieders worden toegepast, zoals vermeld in bijlage II. |
21. |
Een nationaal referentiepunt voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en ‐opleiding blijft alle relevante belanghebbenden op nationaal en regionaal niveau samenbrengen om:
|
Uitvoering op nationaal niveau
Het verdient aanbeveling dat de lidstaten maatregelen nemen om dit beleid op nationaal niveau uit te voeren, samen met de sociale partners en andere relevante belanghebbenden. Daarbij zouden zij:
22. |
duurzame partnerschappen voor de governance van beroepsonderwijs en ‐opleiding moeten steunen naargelang de nationale context en, waar relevant, via publiek-private partnerschappen; sociale partners en alle relevante belanghebbenden moeten betrekken, waaronder instellingen voor beroepsonderwijs en ‐opleiding, bedrijfstakken en ondernemingen ongeacht hun omvang, publieke en particuliere diensten voor arbeidsvoorziening, leerkrachten en opleiders uit beroepsonderwijs en ‐opleiding en hun vertegenwoordigers, intermediaire instanties zoals de kamers van koophandel, industrie en ambachten, beroeps- en brancheorganisaties, nationale coördinatoren voor de jongerengarantie, het ESF en andere EU-initiatieven, de informatietechnologiesector, kenniscentra voor beroepsonderwijs, clusters, leerling- en ouderverenigingen, en lokale, regionale en nationale autoriteiten; dergelijke partnerschappen op regionaal en sectoraal niveau moeten bevorderen; |
23. |
optimaal gebruik moeten maken van de Europese transparantie-instrumenten, zoals het Europees kwalificatiekader, het Europees systeem voor het overdragen en verzamelen van studiepunten (ECTS), Europass en de Europese classificatie van vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen (ESCO), de automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties en de resultaten van leerperioden in het buitenland moeten faciliteren (36) en lerenden in staat moeten stellen gebruik te maken van verschillende mogelijkheden van Europass (bv. Hun ervaring, vaardigheden en kwalificaties in een onlineprofiel registreren dat kan worden gebruikt voor loopbaanbegeleiding en mobiliteitservaring, het ontvangen van digitaal ondertekende credentials, het krijgen van tips en het zoeken naar leer- en werkgelegenheidskansen, kwalificaties, validatie, erkenning enz.); |
24. |
optimaal gebruik moeten maken van fondsen en instrumenten van de Europese Unie die hervormingen en/of investeringen in beroepsonderwijs en ‐opleiding ondersteunen, onder meer op het gebied van digitalisering en ecologische duurzaamheid, zoals NextGenerationEU (faciliteit voor herstel en veerkracht, React-EU), het Europees Sociaal Fonds +, SURE, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, InvestEU, Erasmus+, Horizon Europa, Interreg, Digitaal Europa, het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het moderniseringsfonds; verdere investeringen in beroepsonderwijs en ‐opleiding zowel van de publieke als de private sector moeten stimuleren; |
25. |
op basis van relevante nationale regelingen en financieringskaders maatregelen moeten uitstippelen voor de uitvoering van deze aanbeveling op nationaal niveau binnen 18 maanden na de aanneming ervan en voor de follow-up van de uitvoering moeten zorgen, onder meer met toewijzingen van nationale middelen voor zover passend op nationaal niveau, en met veel aandacht voor het mainstreamen van digitalisering en ecologische duurzaamheid in de hele beroepsonderwijs- en beroepsopleidingssector, met inachtneming van de bevoegdheden/autonomie van onderwijs- en opleidingsinstellingen naargelang de nationale context. |
IS VERHEUGD OVER HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM, MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:
het beleid van de Unie op het gebied van beroepsonderwijs en ‐opleiding uit te voeren, en het optreden van de lidstaten te ondersteunen, onder meer door:
26. |
te zorgen voor een doeltreffende governance van het EU-beleid op het gebied van beroepsonderwijs en ‐opleiding via het tripartiete Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding, op basis van een voortschrijdend werkprogramma en in samenwerking met de directeuren-generaal voor beroepsonderwijs en –opleiding (37), vertegenwoordigers van lerenden en aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding; |
27. |
ervoor te zorgen dat het EU-beleid inzake beroepsonderwijs en ‐opleiding volledig tot uiting komt in de verdere ontwikkeling van het herstelplan van de EU, de Europese Green Deal, de nieuwe industriestrategie voor Europa en de kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa, en consistent en coherent deel uitmaakt van de Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht, het actieplan voor digitaal onderwijs, het algemene Europese samenwerkingskader voor onderwijs en opleiding en de Europese onderwijsruimte; |
28. |
verder steun te verlenen voor structurele hervormingen op het gebied van leerlingplaatsen via de ondersteunende dienst voor leerlingplaatsen en de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen een nieuwe impuls te geven in synergie met de jongerengarantie; de ondersteunende diensten voor beroepsonderwijs en ‐opleiding geleidelijk uit te breiden in samenwerking met Cedefop; |
29. |
het concept en het gebruik van microcredentials te onderzoeken, ook in beroepsonderwijs en ‐opleiding, in samenwerking met de lidstaten en relevante belanghebbenden, onder meer in het kader van de EKK-adviesgroep, zoals voorgesteld in de Europese vaardighedenagenda; |
30. |
het doel van de geleidelijke totstandbrenging en ontwikkeling van Europese platforms voor kenniscentra voor beroepsopleiding te ondersteunen en, in samenwerking met de lidstaten en relevante belanghebbenden, Europese beroepskernprofielen te onderzoeken als onderdeel van het Europass-platform en waar mogelijk aangevuld met digitale inhoud voor beroepsopleiding die is ontwikkeld in het kader van Europese transparantie-instrumenten, met het doel de mobiliteit van lerenden en werknemers en de transparantie en erkenning van kwalificaties te faciliteren; |
31. |
de kwalitatieve en doeltreffende digitalisering van het aanbod van beroepsonderwijs en ‐opleiding te ondersteunen in het leren op school en op de werkplek via de aanmoediging van het gebruik van Europese competentiekaders (38) en zelfbeoordelingsinstrumenten (39), en de haalbaarheid te onderzoeken van een EU-brede enquête voor scholen voor beroepsonderwijs en ‐opleiding; |
32. |
de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen en de coalities voor digitale vaardigheden en banen te versterken, zoals aangekondigd in de Europese vaardighedenagenda; |
33. |
Europese beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsstelsels te propageren in een internationale context zodat ze wereldwijd worden erkend als een referentiepunt voor lerenden in beroepsonderwijs en ‐opleiding, onder meer door de internationalisering van beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsstelsels te ondersteunen, ook ten aanzien van kandidaat-lidstaten van de EU en landen van het Europees nabuurschap in samenwerking met de Europese Stichting voor opleiding, vaardighedenwedstrijden en voorlichtingscampagnes om de aantrekkelijkheid en het imago van beroepsonderwijs en ‐opleiding te verbeteren en gebruikersvriendelijke toegang te bieden tot informatie over beroepsonderwijs en ‐opleiding en daarmee verband houdende loopbaanmogelijkheden, en de mogelijkheden van Europass verder uit te bouwen en te ontwikkelen; |
34. |
samen te werken met internationale organisaties, met name de OESO, de IAO, Unesco en de Wereldbank, op het gebied van beroepsonderwijs en ‐opleiding; |
35. |
de inspanningen van de lidstaten voor de uitvoering van deze aanbeveling te ondersteunen, de capaciteit van instellingen voor beroepsonderwijs en ‐opleiding te versterken, onder meer op het gebied van digitalisering en ecologische duurzaamheid, en onderzoek in beroepsonderwijs en ‐opleiding zowel op nationaal als op EU-niveau te bevorderen via financiering uit de relevante fondsen en programma's van de Unie (NextGenerationEU (faciliteit voor herstel en veerkracht en React‐EU), het Europees Sociaal Fonds +, SURE, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, InvestEU, Erasmus+, Horizon Europa, Interreg, Digitaal Europa, het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het moderniseringsfonds); |
36. |
te zorgen voor kwalitatieve en kwantitatieve monitoring in overeenstemming met de in deze aanbeveling omschreven doelstellingen en met andere relevante gegevens, onder meer in verband met investeringen, en deze gegevens in het Europees Semester en de relevante Europese kaders voor monitoring en rapportage te verwerken en om de vijf jaar verslag uit te brengen bij de Raad over de uitvoering van de aanbeveling op basis van de op nationaal en Europees niveau beschikbare gegevens en de jaarlijkse monitoring door Cedefop. |
Deze aanbeveling vervangt de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en ‐opleiding (Eqavet) en de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de invoering van het Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en ‐opleiding (Ecvet).
Gedaan te Brussel, 24 november 2020.
Voor de Raad
De voorzitter
M. ROTH
(1) PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391.
(2) Doc. 13129/17.
(3) COM(2019) 640 final.
(4) COM(2020) 14 final.
(5) COM(2020) 274 final.
(6) COM(2020) 102 final.
(7) COM(2020) 98 final.
(8) COM(2020) 380 final.
(9) COM(2020) 103 final.
(10) COM(2020) 152 final.
(11) COM(2020) 442 final.
(12) Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1).
(13) PB C 13 van 18.1.2003, blz. 2.
(14) PB C 417 van 15.12.2015, blz. 25.
(15) COM(2016) 381 final.
(16) PB C 155 van 8.7.2009, blz. 1.
(17) PB C 155 van 8.7.2009, blz. 11.
(18) PB C 153 van 2.5.2018, blz. 1.
(19) Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).
(20) Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (“de IMI-verordening”) (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 132).
(21) Gebaseerd op de definitie van Cedefop: Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding: “Terminology of European Education and Training Policy”, 2014.
(22) De doelstellingen worden geformuleerd als gemiddelde EU-waarden die collectief door de lidstaten moeten worden verwezenlijkt. Bij de voortgangsrapportage over deze doelstellingen, onder meer waar relevant in het kader van het Europees Semester, zou de Commissie rekening moeten houden met de kenmerken van de verschillende nationale stelsels en omstandigheden. De lidstaten zouden, afhankelijk van hun nationale omstandigheden, prioriteiten en uitdagingen, ten volle gebruik moeten maken van de Uniefinancieringsmogelijkheden. De drie kwantitatieve doelstellingen lopen niet vooruit op besluiten over de wijze van uitvoering van financieringsinstrumenten van de Unie in de context van het meerjarig financieel kader 2021‐2027 en NextGenerationEU.
(23) Hierbij gaat het om de leeftijdsgroep 20‐34 jaar die 1‐3 jaar geleden zijn afgestudeerd in beroepsonderwijs en ‐opleiding in het hoger secundair/voortgezet of postsecundair niet-tertiair onderwijs.
(24) Hierbij gaat het om de leeftijdsgroep van 20‐34 jaar die 1‐3 jaar geleden is afgestudeerd. De indicator zal worden gebaseerd op gegevens die vanaf 2021 in het kader van de arbeidskrachtenquête van de Europese Unie (EU AKE) worden verzameld, als gedefinieerd onder de identificatiecode “HATWORK” in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2240 van de Commissie. Hierbij gaat het om gegevens over werkervaring op een werkplek in een markt- of niet-markteenheid (d.w.z. in een bedrijf, een overheidsinstantie of een non-profitorganisatie) die deel uitmaakte van het leerplan van het formele programma dat heeft geleid tot het hoogste met succes voltooide onderwijsniveau. Indien een respondent meerdere werkervaringen had, wordt de cumulatieve duur van alle werkervaringen in aanmerking genomen. De werkervaringen moeten worden uitgedrukt in voltijdequivalenten.
(25) Dit zal worden gemeten als het aandeel mobiele lerenden in een kalenderjaar, als percentage van een cohort afgestudeerden van beroepsonderwijs en ‐opleiding in hetzelfde jaar. De indicator wordt gebaseerd op de mobiliteitsgegevens afkomstig van Erasmus+-gegevens en gegevens over afgestudeerden van beroepsonderwijs en ‐opleiding afkomstig van Unesco-OESO-Eurostat. Indien beschikbaar en uitsluitend indien de geleverde gegevens vergelijkbaar zijn met Erasmus+-gegevens, met inbegrip van de mobiliteitsduur, kunnen gegevens van mobiliteitsprogramma's van nationale overheden ook worden gebruikt ter aanvulling van de Erasmus+-gegevens. Indien gegevens van nationale overheden worden gebruikt, moeten die transparant worden weergegeven.
(26) De aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren vermeldt de volgende sleutelcompetenties: geletterdheid; meertaligheid; wiskundige competentie en competentie in wetenschap, technologie en techniek; digitale competentie; persoonlijke, sociale en leren-om-te-lerencompetentie; burgerschapscompetentie; ondernemerscompetentie en competentie inzake cultureel bewustzijn en culturele expressie.
(27) Zoals omschreven in de aanbeveling van de Raad van 15 maart 2018 voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen.
(28) Zoals omschreven in de aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie.
(29) Het kan hierbij gaan om centra voor interbedrijfsopleiding.
(30) Overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren.
(31) Bijvoorbeeld het Selfie-instrument voor zelfreflectie ondersteunt instellingen voor beroepsonderwijs en ‐opleiding bij het doeltreffend gebruik van digitale onderwijs- en leertechnologieën en bij het vergroten van hun samenwerking met werkgevers op het gebied van werkgebaseerde leerprogramma's.
(32) Dit kan verder ook omvatten: gezamenlijk lesgeven, interdisciplinair en projectmatig leren, nieuwe organisatiemethoden in opleidingsinstellingen en bedrijven en artificiële intelligentie.
(33) Hieronder vallen meerdere loopbaantrajecten, erkenning van eerdere beroepservaring, hybride leerkrachten/opleiders, al naargelang de nationale context.
(34) Bijvoorbeeld modellen voor de intentieverklaring en de leerovereenkomst.
(35) Een collegiale toetsing is een soort vrijwillige wederzijdse leeractiviteit ter ondersteuning van de verbetering en de transparantie van kwaliteitsborgingsregelingen op systeemniveau die niet leidt tot accreditatieprocedures, op basis van een specifieke methode die door het Europees netwerk voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en ‐opleiding moet worden ontwikkeld.
(36) Overeenkomstig de aanbeveling van de Raad van 26 november 2018 betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs, hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland.
(37) De directeuren-generaal voor beroepsonderwijs en ‐opleiding worden aangewezen door de lidstaten.
(38) Zoals het digitalecompetentiekader voor burgers (DigComp), het digitalecompetentiekader voor leerkrachten (DigCompEdu) en het digitalecompetentiekader voor organisaties (DigCompO).
(39) Zoals Selfie.
BIJLAGE I
Relevante Uniehandelingen op het gebied van vaardigheden, onderwijs en opleiding
1.
Aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten (1)
2.
Aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (2)
3.
Gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) — Nieuwe prioriteiten voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (3)
4.
Aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen (4)
5.
Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017 inzake het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren en tot intrekking van de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (5)
6.
Aanbeveling van de Raad van 20 november 2017 over het volgen van afgestudeerden (6)
7.
Besluit (EU) 2018/646 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verstrekken van betere diensten voor vaardigheden en kwalificaties (Europass) en houdende intrekking van Beschikking nr. 2241/2004/EG (7)
8.
Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (8)
9.
Conclusies van de Raad over toewerken naar een visie op een Europese onderwijsruimte (9)
10.
Aanbeveling van de Raad van 26 november 2018 betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland (10)
11.
Conclusies van de Raad over de uitvoering van de aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen (11)
12.
Resolutie van de Raad over het verder ontwikkelen van de Europese onderwijsruimte ter ondersteuning van toekomstgerichte onderwijs- en opleidingsstelsels (12)
13.
Conclusies van de Raad over de economie van het welzijn (13)
14.
Mededeling van de Commissie over de “jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2020” (14).
(1) PB C 191 van 1.7.2011, blz. 1.
(2) PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1.
(3) PB C 417 van 15.12.2015, blz. 25.
(4) PB C 484 van 24.12.2016, blz. 1.
(5) PB C 189 van 15.6.2017, blz. 15.
(6) PB C 423 van 9.12.2017, blz. 1.
(7) PB L 112 van 2.5.2018, blz. 42.
(8) PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1.
(9) PB C 195 van 7.6.2018, blz. 7.
(10) PB C 444 van 10.12.2018, blz. 1.
(11) PB C 189 van 5.6.2019, blz. 23.
(12) PB C 389 van 18.11.2019, blz. 1.
(13) Doc. 13432/19.
(14) COM(2019) 650 final.
BIJLAGE II
Het Eqavet-kader
Deel A. Indicatieve descriptoren van het Eqavet-kader
Deze bijlage stelt indicatieve descriptoren voor om lidstaten en aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding te ondersteunen, voor zover zij dit passend achten, bij de implementatie van het Eqavet-kader. Zij zijn gestructureerd in de volgende fasen van de kwaliteitscyclus: Planning — Implementatie — Evaluatie — Herziening. Zij kunnen zowel op initieel beroepsonderwijs en initiële beroepsopleiding als op voortgezet beroepsonderwijs en voortgezette beroepsopleiding worden toegepast en gelden voor alle leeromgevingen: schoolonderwijs en werkplekleren, met inbegrip van leerlingstelsels.
Kwaliteitscriteria |
Indicatieve descriptoren op het niveau van de beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsstelsels |
Indicatieve descriptoren op het niveau van de aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding |
De planning is gebaseerd op een gemeenschappelijke strategische visie van de belanghebbenden en omvat expliciete doelstellingen, maatregelen en indicatoren. |
De doelstellingen van beroepsonderwijs en ‐opleiding worden voor de middellange en lange termijn gedefinieerd en gekoppeld aan Europese en duurzameontwikkelingsdoelstellingen, rekening houdend met overwegingen inzake milieuduurzaamheid. De sociale partners en alle andere betrokken belanghebbenden nemen op de verschillende niveaus deel aan de vaststelling van de doelstellingen van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding. Door middel van specifieke indicatoren (succescriteria) worden streefcijfers vastgesteld en gemonitord. Er zijn mechanismen en procedures vastgesteld om de opleidingsbehoeften van de arbeidsmarkt en de samenleving in kaart te brengen. |
De Europese, nationale en regionale doelstellingen van het beroepsopleidingsbeleid zijn terug te vinden in de lokale doelstellingen van de aanbieders van beroepsonderwijs en –opleiding. Er worden expliciete doelstellingen en streefcijfers vastgesteld en gemonitord, en de programma's strekken ertoe die te halen. Er vindt doorlopend overleg met de sociale partners en alle andere betrokken belanghebbenden plaats om specifieke lokale/individuele behoeften in kaart te brengen. De verantwoordelijkheden voor kwaliteitsbeheer en ‐ontwikkeling zijn expliciet toegewezen. Het personeel wordt in een vroeg stadium bij de planning, ook ten aanzien van kwaliteitsverbetering, betrokken. |
|
Er is een informatiestrategie opgesteld om in overeenstemming met de nationale/regionale gegevensbeschermingsbepalingen een optimale verspreiding van de kwaliteitsresultaten te garanderen. Er zijn normen en richtsnoeren vastgesteld voor de erkenning, validatie en certificering van competenties van individuele personen. De beroepsonderwijs- en beroepsopleidingskwalificaties worden beschreven aan de hand van leerresultaten. Er zijn mechanismen ingesteld voor de kwaliteitsborging van het ontwerp, de beoordeling en de herziening van kwalificaties. De programma's voor beroepsonderwijs en ‐opleiding zijn bedoeld om flexibele leertrajecten mogelijk te maken en snel te reageren op veranderende behoeften van de arbeidsmarkt. |
De aanbieders plannen samenwerkingsinitiatieven met de betrokken belanghebbenden. De betrokken belanghebbenden nemen deel aan de analyse van lokale behoeften. De aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding beschikken over een expliciet en transparant kwaliteitsborgingssysteem. De maatregelen zijn erop gericht de naleving van de regels inzake gegevensbescherming te waarborgen. |
In overleg met de belanghebbenden worden uitvoeringsplannen opgesteld met expliciete beginselen. |
De uitvoeringsplannen worden opgesteld in samenwerking met de sociale partners, de aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding en andere betrokken belanghebbenden op de verschillende niveaus. In de uitvoeringsplannen wordt rekening gehouden met de vereiste middelen, de capaciteiten van de gebruikers en de benodigde instrumenten en richtsnoeren voor ondersteuning. Er zijn richtsnoeren en normen vastgesteld voor de toepassing op verschillende niveaus. Deze richtsnoeren en normen omvatten de beoordeling, validatie en certificering van kwalificaties. De uitvoeringsplannen voorzien in specifieke ondersteuning voor de opleiding van leraren en opleiders, onder meer voor digitale vaardigheden en milieuduurzaamheid. |
De middelen worden intern zo verdeeld/toegewezen dat de doelstellingen van de uitvoeringsplannen worden gehaald. Relevante en inclusieve partnerschappen, met name tussen leraren en opleiders, worden expliciet gesteund om de geplande maatregelen uit te voeren. Het strategisch plan voor de ontwikkeling van de competenties van het personeel vermeldt de opleidingsbehoeften voor leraren en opleiders. Het personeel volgt regelmatig opleidingen en werkt samen met externe belanghebbenden om de capaciteitsopbouw en kwaliteitsverbetering te ondersteunen en de prestaties te verbeteren. |
|
De verantwoordelijkheden van de aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding voor de uitvoering zijn expliciet beschreven en transparant. Er is een nationaal en/of regionaal kader voor kwaliteitsborging opgesteld met richtsnoeren en kwaliteitsnormen op het niveau van de aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding om permanente verbetering en zelfregulering te bevorderen. |
De programma's van aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding stellen lerenden in staat de verwachte leerresultaten te behalen en bij het leerproces betrokken te worden. De aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding beantwoorden aan de leerbehoeften van de individuele personen door een leerdergerichte aanpak te hanteren, die de leerders in staat stelt de verwachte leerresultaten te behalen. De aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding bevorderen innovatie in onderwijs- en leermethoden, op school en op de werkplek, waarbij gebruik wordt gemaakt van digitale technologieën en onlineleermiddelen. De aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding gebruiken geldige, nauwkeurige en betrouwbare methoden om de leerresultaten van de individuele personen te beoordelen. |
De resultaten en procedures worden regelmatig aan de hand van metingen geëvalueerd. |
Er is een methode voor interne en externe evaluatie ontwikkeld. Er worden duidelijke afspraken gemaakt over de deelname van belanghebbenden aan het controle- en evaluatieproces. De nationale/regionale normen en procedures voor kwaliteitsverbetering en ‐borging zijn relevant en afgestemd op de behoeften van de sector. De systemen worden aan zelfevaluatie en aan interne en externe toetsing onderworpen, naargelang het geval. |
Overeenkomstig de nationale en regionale regelingen/kaders of op initiatief van de aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleidingen vindt op gezette tijden een zelfevaluatie plaats, ook wat digitale paraatheid en de milieuduurzaamheid van de instellingen voor beroepsonderwijs en ‐opleiding betreft. De evaluatie en het onderzoek hebben betrekking op de procedures en resultaten van het onderwijs en de opleidingen, alsook op de tevredenheid van de lerenden en de prestaties en de tevredenheid van het personeel. |
|
Er worden systemen voor vroegtijdige waarschuwing ingevoerd. Er worden prestatie-indicatoren toegepast. Er worden regelmatig relevante en coherente gegevens verzameld om het succes te meten en voor verbetering vatbare gebieden aan te wijzen. Voor de gegevensverzameling zijn passende methoden ontwikkeld, bv. vragenlijsten en indicatoren/meetbare grootheden. |
De evaluatie en herziening omvatten het verzamelen en gebruik van gegevens en adequate en doeltreffende mechanismen om interne en externe belanghebbenden erbij te betrekken. Er worden systemen voor vroegtijdige waarschuwing ingevoerd. |
Herziening |
Procedures, mechanismen en instrumenten voor de herziening worden gedefinieerd en gebruikt om de kwaliteit van de verstrekking van onderwijs en opleiding op alle niveaus te verbeteren. De procedures worden regelmatig herzien en er worden actieplannen voor veranderingen opgesteld. De systemen worden dienovereenkomstig aangepast. De evaluatieresultaten worden openbaar gemaakt. |
Van de lerenden wordt feedback over hun individuele leerervaringen en over de leer- en onderwijsomgeving verzameld. Samen met de feedback van de leerkrachten, opleiders en andere betrokken belanghebbenden wordt deze voor andere maatregelen gebruikt. De herzieningsresultaten worden op ruime schaal openbaar gemaakt. De procedures voor feedback en herziening maken deel uit van een strategisch leerproces binnen de organisatie, ondersteunen de ontwikkeling van hoogwaardige verstrekking van onderwijs en opleiding en verbeteren de kansen voor de lerenden. De evaluatieresultaten worden met de betrokken belanghebbenden besproken en er worden passende actieplannen opgesteld. |
Deel B. De referentiereeks van indicatoren van het Eqavet-kader
Dit deel stelt een reeks van geselecteerde referentie-indicatoren voor ter ondersteuning van de evaluatie en verbetering van de kwaliteit van nationale/regionale beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsstelsels en/of aanbieders van beroepsonderwijs of ‐opleiding bij de uitvoering van het Eqavet-kader.
Indicator |
Type indicator |
Doel van het beleid |
||||
Overkoepelende indicatoren voor kwaliteitsborging |
||||||
Getal 1 |
||||||
Relevantie van kwaliteitsborgingsystemen voor aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding:
|
Context-/inputindicator |
Bevordering van een cultuur van kwaliteitsverbetering bij de aanbieders van beroepsonderwijs en ‐opleiding Vergroting van de transparantie van de opleidingskwaliteit Verbetering van het wederzijds vertrouwen in het opleidingsaanbod |
||||
Getal 2 |
||||||
Investeringen in de opleiding van leraren en opleiders:
|
Input-/procesindicator |
Ervoor zorgen dat het proces van kwaliteitsverbetering in beroepsonderwijs en ‐opleiding door de leraren en opleiders zelf gedragen wordt Beroepsonderwijs en ‐opleiding beter laten inspelen op de veranderende vraag van de arbeidsmarkt Individuele leercapaciteiten vergroten De prestaties van de lerenden verbeteren |
||||
Indicatoren ter ondersteuning van de kwaliteitsdoelstellingen voor het beroepsonderwijs en ‐opleidingsbeleid |
||||||
Getal 3 |
||||||
Participatie in beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsprogramma's: aantal deelnemers aan beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsprogramma's (1) naar soort programma en individuele criteria (2). |
Input-/proces-/outputindicator |
Op systeem- en aanbiedersniveau basisinformatie verkrijgen over de aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en ‐opleiding Gerichte ondersteuning ter verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en ‐opleidingen, ook voor kansarme groepen |
||||
Getal 4 |
||||||
Aantal leerlingen dat beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsprogramma's afmaakt: aantal personen dat beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsprogramma's met succes heeft voltooid/heeft afgebroken, naar soort programma en individuele criteria. |
Proces-/output-/resultaatsindicator |
Basisinformatie verkrijgen over de opleidingsniveaus en de kwaliteit van opleidingsmethoden Berekening van het percentage voortijdige schoolverlaters ten opzichte van het aantal deelnemers Ondersteuning van een succesvolle voltooiing als een van de hoofddoelstellingen voor kwaliteit in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod, ook voor kansarme groepen |
||||
Getal 5 |
||||||
Plaatsingspercentage na afronding van een beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsprogramma:
|
Resultaatsindicator |
Ondersteuning van de inzetbaarheid Verbetering van het aanpassingsvermogen van het beroepsonderwijs of de beroepsopleiding aan de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod, ook voor kansarme groepen |
||||
Getal 6 |
||||||
Gebruik van verworven vaardigheden op het werk:
|
Resultaatsindicator (combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens) |
Vergroting van de inzetbaarheid Verbetering van het aanpassingsvermogen van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding aan de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod, ook voor kansarme groepen |
||||
Contextinformatie |
||||||
Getal 7 |
||||||
Werkloosheidspercentage (4) naar individuele criteria |
Contextindicator |
Achtergrondinformatie voor besluitvorming op het niveau van de beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsstelsels |
||||
Getal 8 |
||||||
Prevalentie van kwetsbare groepen:
|
Contextindicator |
Achtergrondinformatie voor besluitvorming op het niveau van de beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsstelsels Ondersteuning van de toegang tot beroepsonderwijs en ‐opleiding voor kansarme groepen Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod voor kansarme groepen |
||||
Getal 9 |
||||||
Mechanismen om de opleidingsbehoeften op de arbeidsmarkt in kaart te brengen:
|
Context-/inputindicator (kwalitatieve informatie) |
Verbetering van het aanpassingsvermogen van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding aan de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt Ondersteuning van de inzetbaarheid |
||||
Getal 10 |
||||||
Regelingen die worden gebruikt om een betere toegang tot beroepsonderwijs en ‐opleiding te bevorderen en begeleiding te bieden aan (potentiële) lerenden van beroepsonderwijs en ‐opleiding:
|
Procesindicator (kwalitatieve informatie) |
Verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en ‐opleiding, ook voor kansarme groepen Begeleiding bieden aan (potentiële) lerenden van beroepsonderwijs en ‐opleiding Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod |
(1) Initiële beroepsopleiding: een lerende wordt pas na zes weken opleiding als deelnemer aangemerkt. Een leven lang leren: percentage van de bevolking dat tot formele beroepsonderwijs- en beroepsopleidingsprogramma's is toegelaten.
(2) Naast algemene informatie over geslacht en leeftijd kunnen ook andere sociale criteria worden gehanteerd, zoals voortijdige schoolverlaters, hoogste opleidingsniveau, migranten, personen met een handicap, duur van de werkloosheid.
(3) Initiële beroepsopleiding: inclusief informatie over de situatie van voortijdige schoolverlaters.
(4) Definitie volgens IAO: personen tussen 15 en 74 jaar die geen werk hebben, actief werk zoeken en direct aan het werk kunnen.