23.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 434/1


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/2189 VAN DE RAAD

van 18 december 2020

waarbij Nederland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffen het recht op aftrek van een belastingplichtige ter zake van de belasting over de toegevoegde waarde (“btw”) op goederen en diensten die hij ten behoeve van zijn belaste activiteiten heeft gebruikt.

(2)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 30 juli 2020, heeft Nederland verzocht om machtiging tot invoering van een bijzondere maatregel die afwijkt van de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG (“de bijzondere maatregel”), teneinde de btw op goederen en diensten van het recht op aftrek uit te sluiten wanneer die goederen en diensten voor meer dan 90 % worden gebruikt voor de privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn werknemers, dan wel in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden of niet-economische activiteiten.

(3)

Krachtens de tweede alinea van artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 10 september 2020 het verzoek van Nederland toegezonden. Bij brief van 11 september 2020 heeft de Commissie Nederland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(4)

De bijzondere maatregel strekt ertoe de procedure voor de inning van de btw te vereenvoudigen en bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking te voorkomen. Er is geen noemenswaardig effect op de in het stadium van het eindverbruik verschuldigde belasting.

(5)

Volgens de door Nederland verstrekte informatie wordt de toepassing van de bijzondere maatregel gerechtvaardigd door de juridische en feitelijke omstandigheden. Nederland moet daarom worden gemachtigd de bijzondere maatregel in te voeren gedurende een beperkte periode, namelijk tot en met 31 december 2023. Deze termijn moet voldoende zijn om een evaluatie te verrichten van de noodzaak en de doeltreffendheid van de bijzondere maatregel, evenals van de opsplitsing tussen gebruik voor bedrijfsdoeleinden en gebruik voor andere dan bedrijfsdoeleinden, die de grondslag voor de maatregel vormt.

(6)

Indien Nederland een verlenging van de bijzondere maatregel na 2023 nodig acht, moet het de Commissie uiterlijk 31 maart 2023, samen met het verzoek om verlenging, een verslag over de toepassing van de bijzondere maatregel voorleggen met daarin ook een evaluatie van de toegepaste procentuele opsplitsing.

(7)

De bijzondere maatregel zal geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

(8)

Het is derhalve passend Nederland toe te staan deze bijzondere maatregel toe te passen tot en met 31 december 2023,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt Nederland gemachtigd de btw op goederen en diensten van het recht op aftrek uit te sluiten, wanneer deze goederen en diensten voor meer dan 90 % voor de privédoeleinden van een belastingplichtige of diens werknemers, dan wel in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden of niet-economische activiteiten worden gebruikt.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan.

Het is van toepassing van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023.

Een verzoek om machtiging tot verlenging van de in dit besluit vervatte bijzondere maatregel dient de Commissie uiterlijk op 31 maart 2023 te worden voorgelegd.

Bij een dergelijk verzoek wordt een verslag over de toepassing van de bijzondere maatregel gevoegd, dat ook een evaluatie omvat van de op basis van dit besluit gehanteerde procentuele opsplitsing ter zake van het recht op aftrek van de btw.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 18 december 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)   PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.