17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/1


BESLUIT (EU) 2020/33 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 januari 2020

tot toekenning van verdere macrofinanciële bijstand aan het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De betrekkingen tussen de Unie en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië (Jordanië) ontwikkelen zich in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid. Op 24 november 1997 heeft Jordanië de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië, anderzijds (2), (de “associatieovereenkomst”) ondertekend, die op 1 mei 2002 in werking is getreden. Op grond van de associatieovereenkomst hebben de Unie en Jordanië geleidelijk een vrijhandelszone tot stand gebracht gedurende een overgangsperiode van twaalf jaar. Bovendien is een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië betreffende liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en houdende wijziging van de associatieovereenkomst EG-Jordanië, alsmede de vervanging van de bijlagen I, II, III en IV en de protocollen nrs. 1 en 2 bij de overeenkomst (3), in 2007 in werking getreden. In 2010 is overeenstemming bereikt over een “geavanceerde status”-partnerschap tussen de Unie en Jordanië, dat ertoe strekt de samenwerkingsterreinen uit te breiden. Een Protocol tussen de Europese Unie en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië tot vaststelling van een regeling inzake de beslechting van geschillen in verband met de handelsbepalingen van de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds (4), is geparafeerd in december 2009 en in werking getreden op 1 juli 2011. De bilaterale politieke dialoog en de economische samenwerking zijn verder ontwikkeld in het kader van de associatieovereenkomst, de partnerschapsprioriteiten EU-Jordanië en het integrale steunkader dat voor de periode 2017-2020 is aangenomen.

(2)

In 2011 heeft Jordanië een aanvang gemaakt met een reeks politieke hervormingen ter versterking van de parlementaire democratie en de rechtsstaat. Het land heeft een grondwettelijk hof en een onafhankelijke verkiezingscommissie opgericht, en het Jordaanse parlement heeft een aantal belangrijke wetten, waaronder de kieswet en de wet op de politieke partijen, alsook wetten inzake decentralisatie en gemeenten, aangenomen. Bovendien zijn er verbeteringen aangenomen van de wetgeving op het gebied van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en vrouwenrechten.

(3)

De Jordaanse economie heeft sterk geleden onder aanslepende conflicten in de regio, met name in de buurlanden Irak en Syrië. Die regionale onrust heeft een zware tol geëist in de vorm van lagere externe ontvangsten, en heeft de overheidsfinanciën onder druk gezet. Het toerisme en de instroom van buitenlandse directe investeringen zijn getroffen en handelsroutes zijn gedurende lange perioden geblokkeerd gebleven. Daarnaast was de toevoer van aardgas uit Egypte gedurende meerdere jaren verstoord, waardoor energie uit duurdere alternatieve bronnen moest worden aangekocht. Daarnaast is de Jordaanse economie getroffen door een grote instroom van Syrische vluchtelingen, waardoor er nog meer druk op de begrotingssituatie, openbare diensten en infrastructuur van Jordanië is ontstaan.

(4)

In augustus 2016 hebben de Jordaanse autoriteiten en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) overeenstemming bereikt over een tweede economisch aanpassingsprogramma dat wordt ondersteund door een driejarige uitgebreide financieringsfaciliteit (Extended Fund Facility, EFF) ten belope van 723 miljoen USD, die volgde op een driejarige stand-by-overeenkomst ten belope van 2 miljard USD die liep van 2012 tot 2015. In mei 2019 werd het EFF-programma verlengd tot maart 2020.

(5)

In december 2016 heeft de Unie een tweede programma van macrofinanciële bijstand (5) (MFB-II) van 200 miljoen EUR in de vorm van leningen aangenomen, in antwoord op een verzoek van Jordanië in maart 2016, nadat een eerste programma van macrofinanciële bijstand van 180 miljoen EUR dat in 2015 was uitgevoerd, was afgelopen. MFB-II kwam er na de toezegging die was geformuleerd tijdens de conferentie “Supporting Syria and the Region”, die op 4 februari 2016 in Londen was gehouden, waar de Unie voor de landen die het zwaarst zijn getroffen door de vluchtelingencrisis, waaronder Jordanië, 2 390 miljoen EUR aan financiële steun in 2016-2017 had beloofd. Het memorandum van overeenstemming waarin de beleidsvoorwaarden voor MFB-II werden vastgelegd, trad in werking op 19 september 2017. De eerste tranche van MFB-II werd vrijgegeven op 17 oktober 2017 en de tweede tranche op 21 juni 2019, nadat de overeengekomen beleidsmaatregelen waren uitgevoerd.

(6)

Besluit (EU) 2016/2371 omvatte een gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie; daarin verklaarde de Commissie dat zij, in het licht van de budgettaire uitdagingen en uitzonderlijke omstandigheden waarmee Jordanië wordt geconfronteerd door de aanwezigheid van grote aantallen Syriërs op zijn grondgebied (1,3 miljoen volgens de Jordaanse autoriteiten), indien passend, een nieuw voorstel tot uitbreiding en verhoging van de macrofinanciële bijstand aan Jordanië zou voorleggen, na succesvolle afronding van de tweede macrofinanciële bijstand, en mits aan de gebruikelijke randvoorwaarden voor dat type bijstand is voldaan, met inbegrip van een bijgestelde beoordeling door de Commissie van de externe financieringsbehoeften van Jordanië.

(7)

Tussen 2017 en 2019 bleven de aanslepende regionale instabiliteit, de grote blootstelling aan schommelingen van de olieprijzen en de stijging van de leningskosten voor opkomende markten wereldwijd wegen op de Jordaanse economie. Daardoor vertraagde de economische groei opnieuw, steeg de werkloosheid fors, daalden de belastinginkomsten en ontstonden er nieuwe budgettaire en externe financieringsbehoeften.

(8)

In deze moeilijke omstandigheden hebben de Unie en de internationale gemeenschap bij verschillende volgende gelegenheden opnieuw toegezegd dat zij Jordanië zouden steunen, met name in april 2017 tijdens de conferentie over de toekomst van Syrië en de regio in Brussel, in juli 2017 op de Associatieraad EU-Jordanië en in april 2018 op de tweede conferentie in Brussel over de toekomst van Syrië en de regio. Op de conferentie “London Initiative”, die in februari 2019 plaatsvond, en op de derde conferentie in Brussel, die in maart 2019 plaatsvond, heeft de internationale en regionale donorgemeenschap, waaronder de Unie, haar intentie herbevestigd om de inspanningen van Jordanië om de macro-economische stabiliteit te vrijwaren en de groeivooruitzichten te verbeteren, te ondersteunen.

(9)

Sinds het begin van de Syrische crisis in 2011 heeft de Unie Jordanië meer dan 2 100 miljoen EUR beschikbaar gesteld in het kader van verschillende instrumenten, waaronder 380 miljoen EUR in het kader van beide programma’s van macrofinanciële bijstand, om het land te helpen de economische stabiliteit te vrijwaren, de politieke en economische hervorming door te zetten en te voorzien in de leniging van de noden van Jordanië op humanitair, ontwikkelings- en veiligheidsgebied. Daarnaast heeft de Europese Investeringsbank ongeveer 486 miljoen EUR aan projectleningen aan Jordanië toegewezen.

(10)

In juli 2019 heeft Jordanië, gelet op de nog altijd moeilijke economische situatie en vooruitzichten, de Unie om aanvullende macrofinanciële bijstand verzocht.

(11)

Na de succesvolle voltooiing van de tweede evaluatie van het IMF-programma op 6 mei 2019 hebben het IMF en Jordanië besprekingen aangevat over een vervolgprogramma van het IMF na maart 2020, wanneer de regeling in het kader van de uitgebreide financieringsfaciliteit naar verwachting zal worden afgerond.

(12)

Omdat Jordanië onder het Europees nabuurschapsbeleid valt, moet het worden beschouwd als een land dat voor macrofinanciële bijstand van de Unie in aanmerking komt.

(13)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een uitzonderlijk financieringsinstrument zijn van ongebonden en niet-toegewezen betalingsbalanssteun, dat gericht is op het lenigen van de onmiddellijke externe financieringsbehoeften van de begunstigde, en moet dienen ter ondersteuning van de uitvoering van een beleidsprogramma met krachtige directe aanpassingsmaatregelen en maatregelen voor structurele hervorming die gericht zijn op het verbeteren van de betalingsbalanspositie op korte termijn.

(14)

Aangezien er nog steeds sprake is van een resterend extern financieringstekort op de betalingsbalans van Jordanië dat de door het IMF en andere multilaterale instellingen verstrekte middelen te boven gaat, wordt de toekenning van macrofinanciële bijstand door de Unie aan Jordanië, onder de huidige uitzonderlijke omstandigheden, beschouwd als een passende reactie op het verzoek van Jordanië aan de Unie om de economische stabilisatie van Jordanië te ondersteunen, in samenhang met het IMF-programma. De macrofinanciële bijstand van de Unie zou de economische stabilisatie en de agenda voor structurele hervorming van Jordanië ondersteunen en een aanvulling vormen op de middelen die in het kader van de financiële overeenkomst met het IMF beschikbaar worden gesteld.

(15)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet gericht zijn op het helpen herstellen van een houdbare externe financieringspositie voor Jordanië en aldus de economische en sociale ontwikkeling van het land ondersteunen.

(16)

Het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie is gebaseerd op een volledige kwantitatieve beoordeling van de resterende externe financieringsbehoeften van Jordanië, en bij de bepaling ervan is rekening gehouden met het vermogen van het land zichzelf te financieren met eigen middelen, in het bijzonder de internationale reserves die het ter beschikking heeft. De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een aanvulling vormen op de programma’s van het IMF en de Wereldbank en de door hen verstrekte middelen. Bij de vaststelling van het bijstandsbedrag wordt ook rekening gehouden met verwachte financiële bijdragen van bilaterale en multilaterale donoren, met het gegeven dat de lasten billijk tussen de Unie en andere donoren moeten worden verdeeld, met de reeds bestaande inzet van andere externe financieringsinstrumenten van de Unie in Jordanië, en met de meerwaarde van de totale inbreng van de Unie.

(17)

De Commissie moet ervoor zorgen dat de macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en materieel verenigbaar is met de voornaamste beginselen en doelstellingen van de verschillende onderdelen van het extern optreden, met de in het kader daarvan genomen maatregelen, en met het relevante beleid van de Unie op andere terreinen.

(18)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet haar externe beleid ten aanzien van Jordanië ondersteunen. De diensten van de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) moeten gedurende de hele MFB-operatie nauw samenwerken om het externe beleid van de Unie te coördineren en de samenhang ervan te waarborgen.

(19)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet ondersteuning bieden voor de inspanningen van Jordanië om met de Unie gedeelde waarden, zoals de democratie, de rechtsstaat, goed bestuur, eerbiediging van de mensenrechten, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, na te leven, en om het beginsel van open, op regels gebaseerde en eerlijke handel toe te passen.

(20)

Het moet een basisvoorwaarde voor de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie zijn dat Jordanië doeltreffende democratische mechanismen, waaronder een parlementair meerpartijenstelsel en de rechtsstaat, in acht neemt en de naleving van de mensenrechten waarborgt. Bovendien moeten de specifieke doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie de efficiëntie, de transparantie en de verantwoording inzake de beheersystemen voor de overheidsfinanciën in Jordanië bevorderen en bijdragen aan structurele hervormingen die gericht zijn op de bevordering van duurzame en inclusieve groei, het scheppen van werkgelegenheid en begrotingsconsolidatie. De Commissie en de EDEO moeten er regelmatig op toezien dat aan de basisvoorwaarden is voldaan en dat de specifieke doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden verwezenlijkt.

(21)

Met het oog op een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie in het kader van de macrofinanciële bijstand van de Unie, moet Jordanië passende maatregelen nemen voor de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot deze bijstand. Daarnaast moet een af te sluiten leningsovereenkomst tussen de Commissie en Jordanië bepalingen bevatten tot machtiging van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) over te gaan tot uitvoering van onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (7), en van de Commissie en de Rekenkamer om audits uit te voeren om tijdens en na de periode dat de macrofinanciële bijstand van de Unie beschikbaar is gesteld.

(22)

De uitkering van de macrofinanciële bijstand van de Unie laat de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad als begrotingsautoriteit onverlet.

(23)

De bedragen van de voorziening voor de macrofinanciële bijstand van de Unie moeten stroken met de in het meerjarig financieel kader vastgestelde begrotingskredieten.

(24)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet door de Commissie worden beheerd. Om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en de Raad de uitvoering van dit besluit kunnen volgen, moet de Commissie hen regelmatig inlichten over ontwikkelingen met betrekking tot die bijstand en hun de relevante documenten daarover verstrekken.

(25)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van dit besluit, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8).

(26)

De macrofinanciële bijstand van de Unie moet onderworpen zijn aan economischebeleidsvoorwaarden, die in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgelegd. Omwille van de efficiëntie en om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering te waarborgen, moet de Commissie worden gemachtigd om met de Jordaanse autoriteiten onderhandelingen over deze voorwaarden te voeren onder toezicht van het comité van vertegenwoordigers van de lidstaten waarin Verordening (EU) nr. 182/2011 voorziet. Krachtens Verordening (EU) nr. 182/2011 moet in alle andere gevallen dan die waarin die verordening voorziet, in de regel de raadplegingsprocedure worden gebruikt. Gezien de mogelijk belangrijke gevolgen van bijstand van meer dan 90 miljoen EUR, is het passend dat de onderzoeksprocedure als gespecificeerd in Verordening (EU) nr. 182/2011 wordt gebruikt voor verrichtingen boven die drempel. Gezien het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie aan Jordanië moet die onderzoeksprocedure worden toegepast op de vaststelling van het memorandum van overeenstemming, of voor het verlagen, opschorten of annuleren van die bijstand,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De Unie stelt voor een maximumbedrag van 500 miljoen EUR macrofinanciële bijstand ter beschikking van Jordanië (“de macrofinanciële bijstand van de Unie”), teneinde de economische stabilisatie van Jordanië en een substantiële hervormingsagenda te ondersteunen. De bijstand draagt bij aan het lenigen van de betalingsbalansbehoeften van Jordanië die in het IMF-programma zijn vastgesteld.

2.   Het volledige bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt in de vorm van leningen aan Jordanië verstrekt. De Commissie is bevoegd om namens de Unie de nodige financiële middelen te lenen op de kapitaalmarkten of van financiële instellingen teneinde de middelen vervolgens aan Jordanië door te lenen. De leningen hebben een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.

3.   De uitkering van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt door de Commissie beheerd op een wijze die strookt met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en Jordanië en met de hoofdbeginselen en -doelstellingen van de economische hervormingen die in de associatieovereenkomst zijn uiteengezet.

De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad regelmatig in over de ontwikkelingen met betrekking tot de macrofinanciële bijstand van de Unie, met inbegrip van de uitbetalingen daarvan, en verstrekt die instellingen tijdig de relevante documenten.

4.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt beschikbaar gesteld voor een periode van tweeënhalf jaar, die ingaat op de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 3, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming.

5.   Indien de financieringsbehoeften van Jordanië tijdens de periode van uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie aanzienlijk verminderen ten opzichte van de oorspronkelijke prognoses, gaat de Commissie, handelend overeenkomstig artikel 7, lid 2, over tot vermindering, schorsing of annulering van het bedrag van de bijstand.

Artikel 2

1.   De toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie is onderworpen aan de basisvoorwaarde dat Jordanië doeltreffende democratische mechanismen, waaronder een parlementair meerpartijenstelsel en de rechtsstaat, eerbiedigt en de naleving van de mensenrechten waarborgt.

2.   De Commissie en de EDEO zien tijdens de volledige duur van de macrofinanciële bijstand van de Unie erop toe dat aan de in lid 1 gestelde randvoorwaarde is voldaan.

3.   De leden 1 en 2 worden toegepast overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad (9).

Artikel 3

1.   De Commissie stelt, overeenkomstig artikel 7, lid 2, in overeenstemming met de Jordaanse autoriteiten duidelijk gedefinieerde economischebeleids- en financiële voorwaarden, gericht op structurele hervormingen en gezonde overheidsfinanciën, waaraan de macrofinanciële bijstand van de Unie onderworpen is. Deze economischebeleids- en financiële voorwaarden worden vastgelegd in een memorandum van overeenstemming (het “memorandum van overeenstemming”), dat een tijdschema bevat voor het vervullen van die voorwaarden. De in het memorandum van overeenstemming vastgelegde economischebeleids- en financiële voorwaarden stroken met de in artikel 1, lid 3, bedoelde overeenkomsten of afspraken, met inbegrip van de programma’s voor macro-economische aanpassing en structurele hervorming die door Jordanië met steun van het IMF worden uitgevoerd.

2.   De in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn in het bijzonder gericht op het bevorderen van de efficiëntie, de transparantie en de verantwoording inzake de beheerssystemen voor de overheidsfinanciën in Jordanië, met inbegrip van de systemen voor het gebruik van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Bij het vaststellen van de beleidsmaatregelen wordt ook naar behoren rekening gehouden met vooruitgang op het gebied van het wederzijds openstellen van markten, de ontwikkeling van op regels gebaseerde en eerlijke handel, en andere prioriteiten in het kader van het externe Uniebeleid. De Commissie ziet regelmatig toe op de vooruitgang die bij het bereiken van die doelstellingen is geboekt.

3.   De financiële voorwaarden van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden in detail vastgelegd in een tussen de Commissie en de Jordaanse autoriteiten te sluiten leningsovereenkomst (de “leningsovereenkomst”).

4.   De Commissie onderzoekt op gezette tijden of de in artikel 4, lid 3, bedoelde voorwaarden vervuld blijven, onder meer of het economische beleid van Jordanië verenigbaar is met de doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Hierbij werkt de Commissie nauw samen met het IMF en de Wereldbank en, indien nodig, met het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 4

1.   De Commissie stelt de macrofinanciële bijstand van de Unie onder de in lid 3 bedoelde voorwaarden beschikbaar in drie leningstranches. De omvang van elke van deze tranches wordt in het memorandum van overeenstemming vastgelegd.

2.   Voor de bedragen van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden, indien nodig, voorzieningen aangelegd overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (10).

3.   De Commissie besluit tot uitkering van de tranches mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de in artikel 2, lid 1, gestelde basisvoorwaarde;

b)

constante bevredigende vorderingen bij de uitvoering van een beleidsprogramma met krachtige maatregelen voor aanpassing en structurele hervorming, ondersteund door een niet uit voorzorg getroffen kredietregeling met het IMF, en

c)

de bevredigende uitvoering van de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde economischebeleids- en financiële voorwaarden.

De tweede tranche wordt in beginsel niet vroeger dan drie maanden na de uitkering van de eerste tranche uitgekeerd. De derde tranche wordt in beginsel niet vroeger dan drie maanden na de uitkering van de tweede tranche uitgekeerd.

4.   Indien de in lid 3, eerste alinea, bedoelde voorwaarden niet zijn vervuld, wordt de uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie tijdelijk geschorst of geannuleerd door de Commissie. In die gevallen licht zij het Europees Parlement en de Raad in over de redenen voor dergelijke schorsing of annulering.

5.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt aan de centrale bank van Jordanië uitbetaald. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, onder meer betreffende een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoeften, kunnen de middelen van de Unie aan het Jordaanse ministerie van Financiën als eindbegunstigde worden overgemaakt.

Artikel 5

1.   De op de macrofinanciële bijstand van de Unie betrekking hebbende transacties tot het opnemen en verstrekken van leningen worden uitgevoerd in euro, worden met dezelfde valutadatum afgesloten, en mogen de Unie niet betrekken bij enige looptijdtransformatie, of haar blootstellen aan enig valuta- of renterisico, of enig ander commercieel risico.

2.   Indien de omstandigheden dit mogelijk maken en indien Jordanië daarom verzoekt, kan de Commissie de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat in de leningsvoorwaarden een clausule inzake vervroegde aflossing wordt opgenomen en dat in de voorwaarden verbonden aan de opgenomen leningen een overeenkomstige clausule voorkomt.

3.   Indien de omstandigheden een gunstigere rente op de verstrekte lening mogelijk maken en indien Jordanië daarom verzoekt, kan de Commissie besluiten de oorspronkelijk door haar opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk te herfinancieren of de overeenkomstige financiële voorwaarden te herstructureren. De herfinancieringen of herstructureringen gebeuren onder de in de leden 1 en 4 vastgestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de looptijd van de betrokken opgenomen leningen en evenmin tot een verhoging van het op de datum van deze herfinancieringen of herstructureringen nog uitstaande bedrag.

4.   Alle kosten die de Unie met betrekking tot de uit hoofde van dit besluit opgenomen of verstrekte leningen maakt, komen ten laste van Jordanië.

5.   De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad in over alle ontwikkelingen met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde verrichtingen.

Artikel 6

1.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (11).

2.   De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt in direct beheer uitgevoerd.

3.   De leningsovereenkomst bevat bepalingen die het volgende verzekeren:

a)

Jordanië gaat regelmatig na of de uit de Uniebegroting verstrekte financiering naar behoren is gebruikt, neemt passende maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude, en onderneemt zo nodig gerechtelijke stappen om de uit hoofde van dit besluit verstrekte middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven, terug te vorderen;

b)

de financiële belangen van de Unie worden beschermd, in het bijzonder met specifieke maatregelen met het oog op de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de macrofinanciële bijstand van de Unie, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (12), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013. Daartoe wordt OLAF uitdrukkelijk gemachtigd tot het verrichten van onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse met inbegrip van digitale forensische onderzoeken en gesprekken;

c)

de Commissie (OLAF) en haar vertegenwoordigers worden uitdrukkelijk gemachtigd tot het uitvoeren van controles, waaronder controles en inspecties ter plaatse;

d)

de Commissie en de Rekenkamer worden uitdrukkelijk gemachtigd om tijdens en na de periode dat de macrofinanciële bijstand van de Unie beschikbaar is gesteld, audits uit te voeren, met inbegrip van documentaudits en audits ter plaatse, zoals operationele beoordelingen;

e)

de Unie heeft recht op vervroegde aflossing van de lening, indien is vastgesteld dat Jordanië met betrekking tot het beheer van de macrofinanciële bijstand van de Unie fraude, corruptie of enige andere onrechtmatige activiteit heeft gepleegd die de financiële belangen van de Unie schaadt;

f)

alle kosten die de Unie met betrekking tot de uit hoofde van dit besluit opgenomen en verstrekte leningen maakt, komen ten laste van Jordanië.

4.   Vóór de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie beoordeelt de Commissie, door middel van een operationele beoordeling, de deugdelijkheid van de voor deze bijstand geldende financiële regelingen, van de administratieve procedures en van de interne en externe controlemechanismen van Jordanië.

Artikel 7

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 8

1.   De Commissie dient jaarlijks, uiterlijk op 30 juni, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar, met inbegrip van een evaluatie van die uitvoering. In dit verslag:

a)

wordt de bij de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie geboekte vooruitgang onderzocht;

b)

worden de economische situatie en vooruitzichten van Jordanië, alsook de bij de uitvoering van de in artikel 3, lid 1, bedoelde beleidsmaatregelen geboekte vooruitgang beoordeeld;

c)

wordt het verband gespecificeerd tussen de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde economischebeleidsvoorwaarden, de actuele economische en budgettaire prestaties van Jordanië en de besluiten van de Commissie tot uitkering van de tranches van de macrofinanciële bijstand van de Unie.

2.   Uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de in artikel 1, lid 4, vastgestelde beschikbaarheidsperiode dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een ex-postevaluatieverslag in met een beoordeling van de resultaten en de efficiëntie van de voltooide macrofinanciële bijstand van de Unie en van de mate waarin die tot de doelstellingen van de bijstand heeft bijgedragen.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 15 januari 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitster

N. BRNJAC


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 17 december 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 19 december 2019.

(2)   PB L 129 van 15.5.2002, blz. 3.

(3)   PB L 41 van 13.2.2006, blz. 3.

(4)   PB L 177 van 6.7.2011, blz. 3.

(5)  Besluit (EU) 2016/2371 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot toekenning van verdere macrofinanciële bijstand aan het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië (PB L 352 van 23.12.2016, blz. 18).

(6)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(7)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(8)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(9)  Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).

(10)  Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 10).

(11)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(12)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).